NEDERLANDSE OMROEP STICHTING
WORDT NU GROOTSTE ORGANISATIE
Rumoer om Gysbreght
Het Duitse presentje
De Trotsky van China
SERVICE VAN RIJKSINSTITUUT VOOR V.H.M.O.
geuffcfc* IXhdjtnbiatt 5«*m urn •ttJaijrljcif
Me Subtil ten MuMMifg 9entu Stek btjtvmtgen $»iitfd>font fm «nf-
fdjeiMtngtfamgfe mi» Ulljuba
i
De „samenwerking" is
ongelukkig geregeld
Versnippering van
de programma's
Garantie voor verschil
in program ontbreekt
Wat moet Kamer nocj
in Omroepwet zetten?
t*
I
ZATERDAG 14 JANUARI 1967
DOOR PROF. DR. J. A. STALPERS
In de periode na de oorlog is het radio-
en televisie-bestel geregeld geweest in be
sluiten en beschikkingen met een tijdelijk
karakter. Dat gaat nu veranderen. Maan
dag komt het voorstel Omroepwet voor
een laatste bespreking in de Kamer. De
regering wil in deze Omroepwet nu
meteen tegemoetkomen aan enkele tekor
ten in de bestaande regelingen. Een laat
ste kans is er nog voor een kritische be
schouwing.
Professor Stalpers is hoogleraar in de
sociale pedagogiek aan de Katholieke
Hogeschool te Tilburg. Hij houdt zich
vooral bezig met de sociaal-culturele
vorming en het maatschappelijk werk.
(Van onze onderwijsredacteur)
AMSTERDAM, 14 jan. Het
Rijksinstituut voor Oorlogsdocu
mentatie is vorige week begonnen
met de distributie van een aantal
cassettes met documentatiemate
riaal voor VHMO-scholen. De
cassettes bevatten ruim vijftig
originele documenten, reproduc
ties van documenten en foto's,
die betrekking hebben op de ge
schiedenis van (voornamelijk)
Nederland in de Tweede Wereld
oorlog.
HERAUSOEBER 3UUUS STREICHER
Tlütnbttjj, im puguft 1938
De vunzige anti-Joodse propaganda van „Der Stürmer"
Foto's
Ook andere scholen
'ke6ïeb hè
Wen56b
L>0
°Ve
Niet alleen in Rotterdam doet zich
rumoer voor, als Gijsbreght er op
treedt voor de middelbare school
jeugd. In Amsterdam bleef de zaal
rumoerig, toen André van den Heu
vel buiten de poort trad om Gijs-
breght te laten beginnen. Hij wacht
te op stilte en bleef wachten. Ver
geefs. Hij liet het doek dicht doen
en trad ervoor. De zaal zweeg nu.
Hij zei: „U bent gekomen om de
Gijsb reght te zien. Wij willen die
ook graag voor u spelen en wij wil
len dat zo goed mogelijk doen. Maar
als er zo n lawaai is, dan gaat het
niet. Dan kunnen wij gewoon niet
•pelen."
Er is daarna voor een blijvend ge
boeide zaal gespeeld en er was een
geestdriftig applaus. De tweede
voorstelling in Rotterdam, op de
avond na de afgebroken matinee,
was ook een succes. Meer dan de
helft .van het publiek bestond ook
toen uit jongeren. Lo van Hensber-
gen kwam daar voor het nog geslo
ten doek.
Deze ervaringen weerleggen één*
van de opmerkingen, die een Rotter
damse Ieraar doet in een brief aan
de Nederlandse Comedie. Hij Iaat
verstaan, dat het jonge publiek rus
tiger geweest zou zijn als de spelers
het maar beter hadden gedaan en
hij zegt dan, dat een jonger publiek
nu eenmaal openhartiger is dan een
ouder. Het is niet een kwestie van
openhartigheid. Schooljeugd, die in
grote groepen ergens naar toe komt,
heeft veel meer van een vat buskruit
dan een ouder publiek. De vlam
•chiet er in als één belhamel iets
geks uithaalt.
Het centrum Wikor, dat de mees
te voorstellingen voor middelbare
scholen organiseert, veel meer dan
alleen de Gijsbreght, heeft weinig
slechte ervaringen met zijn publiek.
De Nieuwe Komedie, die veel voor
dezelfde scholen speelt, heeft nau
welijks klachten. De Nederlandse
Comedie heeft met de drie school
voorstellingen, uit het gewone re
pertoire gekozen, die zij per seizoen
geeft, alleen maar goede ervaringen:
Misschien lokt de Gijsbreght zelf
het rumoer uit. Jonge toneelspelers
zeggen soms, dat het stuk geschikt
is om elke beginnende belangstelling
voor toneel voorgoed te doden. Maar
voor geen andere voorstelling komen
zoveel aanvragen binnen als voor
de Gijsbreght. In beginsel komen
alle leerlingen vrijwillig, niet gratis
en dikwijls van ver.
In gewone omstandigheden boeit
een voorstelling op eigen kracht.
Als zij het niet doet is zij niet goed.
De Rotterdamse leraar, die de ge
noemde brief schreef, stelt dan ook,
dat de spelers er maar iets van maak
ten, de alexandrijnen afraffelden en
gauw naar huis leken te willen. Hij
is in tegenspraak met collega's, die
de voorstelling bijwoonden. Maar
dat is de zaak niet. Elke toneelspeler
weet, dat hij in het begin van de
voorstelling een natuurlijke weer
stand moet overwinnen bij het pu
bliek, alhoewel het gekomen is om
die voorstelling te zien en zijn be
langstelling daar op is gericht. Bij
een jonger publiek is die gerichtheid
er niet, en eigenlijk niet eens die
weerstand. Hun belangstelling is ge
spreid. Maar als André van den
Heuvel en Lo van Hensbergen de
ervaring opdoen, dat zij met een paar
woorden rechtstreeks tot de zaal de
aandacht op het toneel richten, dan
zou men van die kleine inleidinkjes
wellicht een gewoonte kunnen ma
ken.
Er woedt weer mond- en klauwzeer.
Er dreigt 'n schade van miljoenen gul
dens voor onze economie. Voorzover
het varkensvlees niet in blik geëx
porteerd wordt, krijgt het geen kans
meer over de zuidergrens te komen,
omdat Frankrijk bij het minste ge
rucht over mond- en klauwzeer de
slagboom neerlaat.
We hebben de ziekte deze keer aan
Duitsland te danken. Men schijnt
niet gewetensvol te werk te gaan bij
de bestrijding van deze ziekte.
De boeren zwijgen vaak, omdat
zij niet als eerste er voor willen uit
komen dat de ziekte onder hun die
ren heerst.
In ons land wordt de zaak wel
grondig aangepakt. Sinds vorig jaar
ii er een zeer degelijk systeem van
bestrijding, maar het heeft niet kun
nen verhinderen dat de besmetting
vanuit Duitsland ons nu onze Fran
se uitvoer kost. De reden is voor
namelijk dat het nu voorkomende
type mond- en klauwzeer, het type
0 1, in ons land nog nooit is voor
gekomen. Het ministerie van land
bouw was in oktober nog van me
ning dat het bij inenting van rundvee
tegen deze vorm van mond- en
klauwzeer zeer onwaarschijnlijk was
dat de varkens door 01 zouden worden
aangetast. Maar het onwaarschijn
lijke is helaas werkelijkheid gewor
den.
Men kan de regering hier niet
te hard om vallen. Zij was er vroeg
bij met de Tunder-inenting. Toen toch
onder de varkens een geval van
mond- en klauwzeer werd geconsta
teerd, is terstond met de systema
tische bestrijding begonnen. Niet
alleen werd de ring-inenting uitge
voerd, waarbij de varkens in een
gebied van drie kilometer rondom
de betroffen boerderij werden inge
ënt, maar begin januari zijn de var-
kens in geheel Overijssel ingeënt.
Het einde van de uitbarsting is
niet in zicht. De Franse grens blijkt
hermetisch gesloten, hoe gezond het
varkensvlees dat daar wordt opge
houden ook mag zijn. Het Produkt-
schap voor Vee en Vlees meent dat
er voor Frankrijk geen veterinaire
redenen zijn om dit vlees de toegang
te weigeren. Waarschijnlijk zijn er
dan ook politieke redenen in het
spel. De Franse overheid wil haar
boeren weer eens laten zien hoe
waakzaam zij voor hen op de bres
staat.
Lin Piao is de Trotsky van China.
Zoals de Russische volkscommissaris
van Oorlog, Trotsky, omstreeks 1920
de naaste medewerker was van Le
nin, zo genoot de Chinese minister
van Defensie, Lin Piao, tot nog toe
het vertrouwen van Mao Tse-toeng.
Dat feit wordt benadrukt in het
januari-nummer van Peking-Review,
het Engelstalige propagandablad van
de Chinese communistische partij.
Het nummer opent met een dubbel
portret van „Onze grote Ieraar,
grote leider, grote opperbevelhebber
iïl stuurman, Voorzitter Mao
Tse-toeng, met Kameraad Lin Piao,
zijn trc!»we wapenbroeder Berich
ten dat er nu plotseling verwijdering
zou zijn ontstaan tussen de twee
wapenbroeders zijn niet controleer
baar.
Zoals Trotsky in de Sovjet-Unie,
na de bolsjewistische revolutie van
1917 het Rode Leger opbouwde, zo
was Lin Piao, vooral sinds hij in
1959 minister van Defensie werd,
verantwoordelijk voor de snelle groei
van het Volksbevrijdingsleger in de
Chinese Volksrepubliek tot een
kolossale strijdmacht van drie mil
joen man. Lenin had Trotsky als
zijn opvolger bestempeld, maar Sta
lin wist de macht te grijpen en zijn
rivaal onschadelijk te maken. Mao
heeft herhaaldelijk de indruk gewekt,
dat hij Lin Piao als zijn opvolger
beschouwde. Of het Lin Piao na
Mao s dood even slecht zal vergaan
als het Trotsky verging na de dood
van Lenin in 1924 kan niemand voor
spellen. De parallel kan niet in de
toekomst doorgetrokken worden.
Er is overeenkomst tussen Trotsky's
leer van de Permanente Revolutie,
de onmiddellijke uitbreiding van de
revolutie over de wereld en Lin
Piao's vermaarde theorie van de om
singeling van het „kapitalistische
Westen.
Zoals Mao Tse-toeng de volksoorlog
in China gevoerd had door bases te
vestigen op het platteland om van
daaruit de steden te omsingelen en
in te nemen, zo zou dat straks ook
op wereldschaal moeten gebeuren.
Volgens Lin Piao zijn Noord-Ame-
rika en Europa de „steden van de
aardbol en Azië, Afrika en Latijns-
Amerika het „platteland", dat zich
van die steden moet en zal meester
maken in een strijd die door alle
„socialistische landen" gesteund
moet worden.
Als in de machtsstrijd die nu in
China gevoerd wordt Lin Piao wint,
weet men wat men verwachten kan,
als hij zelf de macht geheel zal heb
ben overgenomen. Hij zal alles in
het werk stellen om zijn visioen van
de omsingeling van het Westen tot
werkelijkheid te maken.
Het wetsontwerp wil vooral de volgende uit
gangspunten verwezenlijken:
„openheid" voor nieuwe zendgemachtigden,
terwille van een vrije meningsuiting;
„samenwerking en coördinatie" om een
verantwoord totaal-programma te verkrijgen;
„toelating van reklameboodschappen".
Dit zijn gezonde uitgangspunten: vrije me
ningsuiting; een bevredigend totaalprogramma,
reklame. Daar kan men gelukkig mee zijn.
De vraag is nu in hoeverre het ontworpen
nieuwe bestel recht doet aan deze uitgangs
punten. Dekt de uitwerking de bedoeling? De
toelating van reklameboodschappen lijkt in het
wetsvoorstel op bevredigende wijze geregeld.
Er is niet al te veel reklame; programma's
worden er niet door verstoord, maar niet op
zondagen.
In de Nota over het Omroepbestel van 28
mei 1965 heeft de minister van Cultuur, Re
creatie en Maatschappelijk Werk reeds gezegd
dat allerlei interesse- en belangengroepen (van
culturele, sociale, levensbeschouwelijke, politie
ke aard enz.) kans moeten hebben om zich
voor radio en televisie te uiten. Hij wenste
naar mijn mening terecht geen onbeperkte
toelating van nieuwe zendgemachtigden, omdat
dit bij de huidige schaarste aan zendtijd tot
een onaanvaardbare verbrokkeling van het pro
gramma zou leiden.
Het is daarom aanvaardbaar, dat er tamelijk
zware toelatingseisen worden gesteld voor
nieuwe omroeporganisaties. Het is ook zeer
aanvaardbaar, dat het wetsontwerp voor groe
pen, die binnen de omroeporganisaties niet aan
bod komen een uitweg zoekt, door deze een
zekere zendtijd toe te kennen.
Het gaat om levensbeschouwelijke genoot
schappen, politieke partijen en andere groepen
die voorziening beogen in bepaalde, niet al te
uitzonderlijke culturele, godsdienstige en gees
telijke behoeften. Deze groepen kunnen zend
tijd krijgen indien in de door hen beoogde
behoeften „niet in voldoende mate wordt voor
zien door programma's van andere in tellingen,
die zendtijd hebben verkregen" (artikel 19).
Krijgt nu iedere groep kans op zendtijd, die
op een gegeven moment (nog) niet voldoende
aan bod komt bij andere zendgemachtigden?
Aan de formule zou een tekst moeten worden
toegevoegd, waarin gezegd wordt, dat gebleken
moet zijn dat de reeds aanwezige zendgemach
tigden niet bereid zijn in hun zendtijd alsnog
in de bedoelde behoeften te voorzien.
De huidige formule is een uitnodiging voor
allerhande groepen om zelfstandig zendtijd te
claimen. De minister heeft op dit moment
reeds tal van aanvragen liggen. Het gevaar is
niet denkbeeldig, dat allerhande splintergroepen
relatief veel te zwaar naar voren zullen ko
men; dat de naam van God alleen reeds
door de frekwentie daarvan aanzienlijk mis
bruikt zal worden; dat het al te hoge maximale
percentage van 10 procent zendtijd voor spe
ciale zendgemachtigden volledig opgevuld zal
worden en dat het zware gepraat in de omroep
al te zwaar gaat wegen.
De minister heeft de „samenwerking" als
uitgangspunt genomen, omdat hij er prijs op
stelt, dat in de omroep diverse stromingen el
kaar ontmoeten, om door samenwerking betere
programma's te verkrijgen en vooral om te
bewerken, dat het programma-aanbod als to
taal op een duidelijke wijze beantwoordt aan
de grote verscheidenheid van behoeften en wen
sen van het publiek.
Wat wenst het publiek? Het antwoord mag
meen ik als volgt luiden. Het publiek
wenst geen hutspot van versnipperde pro
gramma's. Het wenst niet steeds te zoeken
naar een bepaald soort van programma. De
kijkers en luisteraars willen het program van
hun gading op een vaste tijd en plaats, in
een voldoende ruime portie en van goede kwa
liteit.
Radio en televisie moeten zoveel mogelijk
een simpel te bedienen en cultureel rijk ge
schakeerde juke-box" zijn.
Het publiek als geheel, en allerhande bevol
kingsgroepen, in het bijzonder wenst een om
roepbestel dat niet tam en kleurloos is, maar
dat op geschikte momenten over opiniële vra
gen een uitgesproken geluid durft brengen èn
een confrontatie én ontmoeting van standpun
ten aandurft. Open en pregnant waar dat telt.
Krijgen we dit nu met de „samenwerking"
die de minister invoert? We zullen zien. Het
wetsontwerp roept de Nederlandse Omroep
Stichting in het leven, (de N.O.S.), een zoge
naamde samenwerkingsstichting, die tot taak
krijgt een breed opgezet gezamenlijk program
te verzorgen voor 25 tot 40 procent van de
zendtijd.
Mijn bezwaren tegen deze opzet zijn er vele.
Ik maak er maar een lijst van zes stuks van.
De N.O.S. wordt in feite een nieuwe, zelf
standige omroep. We willen geen argument
maken van het feit dat in Bestuur, Raad van
Beheer en Programmaraden de omroeporgani
saties de kleinste helft of nog minder van de
leden inbrengen. Dat is eigenlijk nauwelijks
van belang. In de omroep komt het voor 90
procent aan op de feitelijke samenstellers van
het program. De N.O.S. krijgt een grote eigen
programmastaf toegewezen.
De feitelijke zelfstandigheid wordt nog eens
doorslaggevend versterkt door de omschrijving
van de inhoud van het gezamenlijk program
ma. Deze is zo vaag en breed, dat bijna
ieder programma daar ondergeschoven kan
worden.
Artikel 36 zegt:
„De gezamenlijke programma's zullen uitzendingen
bevatten, die zich bij uitstek voor een gezamen
lijke voorbereiding, samenstelling ot uitvoering lenen;
zij zullen voorts ontmoetingspunten zijn voor geeste
lijke en maatschappelijke stromingen in de maat
schappij. ook van die, welke niet door een gerech
tigde tot het gebruik van zendtijd zijn vertegenwoor
digd."
Wat dit betekent kan men reeds zien aan
de programma's die de N.T.S. nu, op grond
van dezelfde uitgangspunten, verzorgt: de Jo-
han en de Alverman-serie, de dokter Kildare-
serie, een Shakespeare-cyclus, eigen reisdocu-
mentaires,, de serie De Bezetting, Pipo de
Clown, de familiefilmserie Mona, speelfilms,
een jeugdjournaal, een documentair-informatie-
ve sportrubriek.
De kwaliteit van deze uitzendingen is niet
in het geding. Maar de N.O.S. wordt in feite
een omroep temeer, die concurreren kan van
uit een onaantastbare stelling en die het voor
recht krijgt de grootste omroeporganisatie te
mogen worden. Het eigen onontbeerlijke karak
ter van de N.O.S. blijft wel erg duister.
De N.O.S. wordt als pseudo-nationale omroep
verreweg de grootste omroeporganisatie. De 25
tot 40 procent toegewezen zendtijd staat bij
de huidige stand van zaken tegenover res
pectievelijk 13.5 tot 10 procent voor elke grote
omroeporganisatie. De N.O.S. heeft dus twee
tot viermaal zoveel zendtijd als K.R.O., A.V.R.O.,
V.A.R.A. of N.C.R.V.
De vrije omroeporganisaties krijgen verder
nog een tweede en derderangs positie, omdat
hun zendtijd niet gefixeerd wordt, maar afhan
kelijk is van de zendtijd N.O.S.; van het aan
tal en de omvang van overige omroeporgani
saties; van de zendtijd voor speciale zendge
machtigden. Een vrije omroeporganisatie kan
toenemen in ledental en toch op minder zend
tijd aanspraak maken.
De omvang van de N.O.S. geeft bijzonder
aanleiding tot een ernstige versnippering van
het programma. Elke omroeporganisatie is ver
plicht een volledig programma te verzorgen,
dat- in beginsel alle soorten programmastof
omvat. De N.O.S. geeft in feite ook praktisch
alle categorieën.
Hoe meer omroeporganisaties, hoe meer ver
snippering. De N.O.S. verhoogt het aantal reeds
met een. Dat is op zich nog niet het grote
probleem. Maar omdat de breed uitgemeten
N.O.S. de andere omroeporganisaties relatief
zo weinig tijd laat, kunnen deze slechts een al
zijdig spectrum van programma's bieden, door
voor iedere luisteraarscategorie en elke pro
grammasoort maar een snippertijd te geven.
Wie een omroepgids naslaat, ziet dat dit op de
televisie reeds een realiteit is.
De N.O.S. moet een program geven, dat bre
de lagen van de bevolking aanspreekt. Veelal
dus een populair program. De omroeporgani
saties moeten door hun uitzendingen leden win
nen en binden. Zij zullen de beperkte zendtijd
allereerst gebruiken voor programma's, die de
grootste groep van leden weet te boeien: dat
zullen dus breed aansprekende programma's
zijn. Er is in de ontworpen structuur heel wei
nig aanleiding om specifieke programma's te
maken voor allerlei kleinere groepen uit de
bevolking met een speciale behoefte of inte
resse. Programma's voor minderheden en
schaars zijn of geheel ontbreken.
Het gezamenlijk program zou nodig zijn, al
dus de Memorie van Toelichting, om recht te
doen aan de ontmoeting tussen geestelijke stro
mingen.
De ontwerpers van Wet geven nergens blijk
van het feit en houden daarmee blijkbaar geen
rekening, dat de K.R.O. (en de meeste andere
omroeporganisaties) in een groot aantal pro
gramma's stelselmatig zelf reeds een ontmoe
ting en gedachtenwisseling tussen onderschei
den groepen brengen. Dit open beleid is niet
gebaseerd op tactische overwegingen, maar op
de eigen overtuigde opvatting omtrent de taak
van een katholieke omroeporganisatie. De ont
moeting tussen groepen met een klemmende
opinie kan zoals de ervaring in omliggende
landen met een nationaal omroepbestel laat
zien alleen maar gestalte krijgen binnen een
vrije omroeporganisatie of in een programma
dat telkens uit vrije samenwerking van om
roeporganisaties tot stand komt. Binnen de
N.O.S., waarin iedereen het met iedereen eens
moet blijven, is dat moeilijk, zo niet onmo
gelijk.
Indien men meent dat de toekomst juist ge
diend is met een positieve pluraliteit en niet
met (een opgedrongen) algemeenheid, dient
men ook een overtuigde voorkeur te hebben
voor een progressief bestel van concurrentie
en ontmoeting in vrijheid. S.
Het voorliggend bestel neigt naar een ove
maat van programma's voor het brede publie
Het zou in het belang van het publiek
geweest, indien juist condities waren vastge^
legd ter bevordering van een werkelijke P'°t
gramma-differentiatie, bijvoorbeeld door b
B.B.C.-systeem in te voeren met drie zende1^
(Light Home Third) of door de gezame®^
lijke omroepen te verplichten een raam-rege'
ling voor een totaal programma op te stellen'
waarin voor onderscheiden soorten van Prd*
gramma's en voor alle soorten luisteraars e
kijkers een duidelijke en ruime plaats wor®
gemaakt. t
Met enig optimisme kunnen we zeggen, ®a
althans de laatstgenoemde vorm binnen de
voorgelegde programma-coördinatieregeling be'
reikbaar is.
Het publiek heeft behoefte aan een bestelf
dat een programma-aanbod garandeert zonde
versnippering, met bepaalde soorten van Pr°'
gramma's op een vaste tijd en zender, me
ruimte voor opiniële pregnantie en voor Weir'
kelijke ontmoeting tussen geestelijke stromi'1'
gen. In dit opzicht brengt het nieuwe beste
geen winst, met uitzondering van de openh®1
voor nieuwe zendgemachtigden, maar het ze
de situatie wel achteruit. De N.O.S. kan, van'
wege zijn omvang en structuur niet brenge®
wat de minister daarmee beoogde.
t
Om zonder al te veel rompslomp er nu toch
uit te komen dient het Wetsvoorstel gewijzig®
of aangevuld te worden. En wel in deze zin'
De Ned. Omroep Stichting krijgt maximaal
15 procent zendtijd toegewezen;
deze zendtijd wordt bestemd voor zakelijk'
algemene programma's en voor programma'9
die om technische en financiële redenen sa'
menwerking vereisen;
van de radiozenders wordt een gereserveerd
voor een verstrooiend programma en eed
voor uitzending op bepaalde tijden van eed
„third program" ofwel de omroeporga*
■nisaties worden verplicht tot opstelling vad
een programma-raamregeling gericht op eed
duidelijke programma-differentiatie
aanvragen om zendtijd door specifieke groe
pen worden eerst door de N.O.S. voorgelegd
aan de gezamenlijke omroeporganisaties, ten
einde alsnog een eventuele oplossing te zoe
ken binnen reeds toegekende zendtijd.
De omroeporganisaties moeten:
Hun beleid van openheid voor ontmoeting tus
sen diverse stromingen voortzetten, zowel j®
het eigen programma als in programma's 1®
samenwerking met een of meer andere om
roeporganisaties;
optimaal ruimte bieden voor nieuwe zendtijd
gegadigden;
Culturele en sociale organisaties bij de opstel
ling van het eigen programmabeleid inspraak
geven;
overwegen of er fusies aangegaan kunnen
worden, om een bestel te krijgen dat vooral
gekenmerkt zal zijn door enkele flink concur
rerende, grote, opinieel onbevangen vrije om
roeporganisaties.
Echte oorlogsdocumenten op school
Circa twee jaar geleden heeft een
werkgroep van geschiedenisleraren con
tact gezocht met „Oorlogsdocumenta
tie" met de bedoeling na te gaan of
en hoe de scholen zouden kunnen pro
fiteren van de enorme schat van ge
gevens, waarover het instituut beschikt.
Dit heeft uiteindelijk- geleid tot de sa
menstelling van een aantal cassettes,
die de docenten gedurende twee we
ken gratis in bruikleen kunnen krijgen.
Een extra krediet van het Rijk heeft
het „Oorlogsdocumentatie" mogelijk
gemaakt de scholen deze service te
bieden. „Eigenlijk heeft het instituut
een zuiver wetenschappelijke taak", zo
vertelt drs. A. H. Paape, hoofd van
de afdeling Beheer. „Er wordt echter
steeds meer een beroep op het insti
tuut gedaan voor allerlei maatschappe
lijke activiteiten. De laatste jaren zijn
we zeker voor de helft met éndere
taken bezet".
Men heeft voor de scholen een in
teressante collectie documenten en fo
to's kunnen samenstellen; de docenten
ontvangen een toelichting bij de ver
schillende stukken. Er is veel authen
tiek materiaal bij, zo bijvoorbeeld: een
persoonsbewijs, een stamkaart, bon
kaarten en een Jodenster. Ook origi
nele exemplaren van verzetsbladen en
van de bovengrondse pers, affiches van
de Winterhulp, N.S.B. en W.A., Duitse
affiches betrekking hebbend op de „ar
beidsinzet" en op terechtstellingen, pro
pagandamateriaal met het V-teken,
pamfletten van de geallieerden enz.
„Men heeft er vroeger op het insti-
Ilumnttt I luplflli* Doflb*Mg<It>. Befutaül* W Uw «rfcftdfer ehrt h«t
I phAitb. UoiUnftoU. TUxUxfUQwtW «- b. BttUg. Wjl.fc b«t fl»
I „.muinataM 14 T«gt oot UltW fflt
c** I ra. n mm breit*. 1 mm f>e&« «U» im Anjrignuil SUL
Urrtag! ©n Siütmif, [luliu< Strtnfttt, Sütubetj-n,
fdjmiiMgc'Tr 19. Hcrlapolciiurig: ïïla* Jink, Ttücntwrg-fl,
ïllijnnrniAmiefc^flaRt 19. Jirnfprriftft JJ 8 SO. *DofHé*«kkoniB
flmi StmbrtB flfc 105. SAtttiltihma Uümtatg-ft. Uf<mn«.
ftfcmieMgof!» 19. J*nuDrr«f»cr?l 575. 9rf>rif!l«ilMncièffb!ufc. JtMMf
(naimitiag*). 33ti*ianf<&cifi; 3lütnb*tg 1 Ö^liifcfnifc 395.
16. Johc
Sfe €d»'iffatéfc«9e
tuut wel eens over gedacht van het
dubbele materiaal waarover men be
schikte, het een en ander weg te doen.
Gelukkig dat het er niet van gekomen
is: de stukken vinden nu een nieuwe
bestemming", aldus de heer Paape.
In de cassettes zijn ook verscheidene
uitstekende foto's van groot formaat
opgenomen: platen van de eerste raz
zia's op Joden in 1933, van de Joden
vervolging in Nederland, van de in
vasie, de hongerwinter enz.
Verder bevat de verzameling een se
rie reproducties van Duitse documen
ten: een rapport van Rauter aan
Himmler, dat in vele formuleringen
een duidelijk beeld geeft van de nazi
mentaliteit; een kwitantie voor de uit
levering van Joden; een protest-tele
gram van de gezamenlijke Kerken in
verband met de deportatie van Joden
(Christiansen tekende hierop aan, dat
de ondertekenaars ook maar gedepor
teerd moesten worden) en meer van
dergelijke stukken. Anderzijds zijn ook
verzetsdocumenten gereproduceerd.
Voor het Rijksinstituut met de dis
tributie van de cassettes begon, is het
materiaal aan een tiental scholen ter
kennismaking gezonden. Bij de defini
tieve circulatie hebben de docenten
een voorkeur op kunnen geven voor
de tijd van het jaar, waarin zij de
cassette willen ontvangen. Met een
voorkeur voor de eerste helft van mei
zal in het algemeen echter geen reke
ning kunnen worden gehouden. Het ma
teriaal is ook niet speciaal bestemd
voor een herdenking, maar als illus
tratie bij lessen over de jongste ge
schiedenis of bij de behandeling van
bepaalde aspecten van de oorlog en
bezetting.
Een niet onbelangrijk punt is, dat
de stukken in de klas kunnen circule
ren: de leerlingen krijgen het origine
le materiaal in handen. Een kennisma
king met een vooroorlogs nummer van
het schofterige anti-Joodse propaganda
blad „Der Stürmer" kan bijdragen tot
een betere kijk op het Jodendrama,
dat daarna zou volgen; het zien van
de simpele eerste illegale krantjes
geeft een idee van het primitieve be
gin van deze vorm van verzet enz-
Het Rijksinstituut heeft in eerste aam
leg een beperkt aantal cassettes in om'
loop gebracht. De belangstelling t>®®
de geschiedenisdocenten buiten de groep
die deze zaak destijds geëntameerd
heeft, is tot nu toe nogal matig 9e'
bleven. Na een aankondiging in d*
lerarenbladen, dat men zich voor to&'
zending van de cassettes kon opgevzn»
kwamen er niet meer dan 50 aanrnf""
dingen (op een totaal van 800 geschil'
denisleraren met volledige betrekking)'
Bij informatie in de kring der %e
schiedenisdocenten blijkt, dat de aan'
kondiging sommige leraren ontgaa®
schijnt te zijn, terwijl als verdere ver
klaring voor de geringe belangstelling
wordt genoemd, dat de scholen reed
overstelpt worden met papieren va®
de V.N., de E.E.G. enz., zodat er ee®
zekere vermoeidheid ten opzichte va®
deze activiteiten is ontstaan.
Ook wordt gezegd, dat het laten ciï
culeren van het materiaal in de lesse
met de nodige explicatie erbij vrij vee
tijd in beslag zou nemen. Het zou bete
zijn de stukken in de klas te exposere
of te projecteren, maar hiervoor on
breken veelal de mogelijkheden. Toe
verwacht de voorzitter van de Ver
niging van Geschiedenisleraren,
mr. C. W. van Voorst van Beest, oP
de duur wel een grotere lnteress
„Men zal eerst de kat eens uit
boom willen kijken".
Op een vraag waarom het
stituut die cassettes speciaal voor v" ctl
scholen heeft samengesteld, terwijl t0
ook andere scholen van voortgezet
derwijs van dergelijke stukken Pr°
zouden kunnen hebben, antwoordt g
heer Paape, dat wanneer van ®'lC
kanten (bijvoorbeeld ulo-scholen e.
verheidsscholen) een soortgelijks f
dewerking wordt gevraagd, het ins
geen „nee" zal zeggen. Via het
traal Projectie- en Lichtbeelden-"^..^
tuut kunnen ook de andere ondei
typen reeds van fotomateriaa
Oorlogsdocumentatieprofiteren.
Se
tit
!ot d6dat
's t
9ol„
Ui
0vBr
°Pnie
erde
sen
*«ii en
V» 8n-
e0e'
nda