PLUS MINUS KINDERPUZZEL 0P^ aoammmm R OBBIE DE en d steenbok 'Lk. 1,l\ r ZATERDAG 14 JANUARI 1967 DOOR COKS VAN EYSDEN VII ben ik niet de rijkste man van de hele wereld -Mi^W i Al snel zijn de vliegende vissen uit het gezicht ver dwenen en Robbie ziet om zich heen niets dan een eindeloze watervlakte. „Waarom ben ik hier toch heen gebracht?" vraagt hij zich radeloos af. „Zal ik hier ooit vandaan komen?" Juist als hij op het punt staat in snikken uit te barsten, hoort hij een heldere stern roepen. „Hé, een zeemeermannetje", merkt Robbie opgelucht. Het jongetje met zijn vissestaart komt op hem toezwemmen en zegt al voor hij bij de rots is gearriveerd: „Jij bent degene die ik nodig heb. De vliegende vissen zijn erop uitgestuurd om iemand te zoeken die een heel bijzondere opdracht kan vervul len. Ik heb al meer van jou gehoord pn ik ben er zeker van dat de vissen een uitstekende keus hebben gedaan". De zeemeerman klimt op de rots. „De drietand- van koning Neptunus is zoek", legt hij uit. „Het ding is aangespoeld op een eiland en niemand van de zee bewoners kan aan land gaan om zijn staf op te sporen. Daar komt bij dat er een bende piraten op het eiland woont. Ik ben ervan overtuigd, dat zij de drietand gevonden hebben. „Piraten?" vraagt Robbie. „Ver schrikkelijk! Maar wat is nu de opdracht die ik moet vervullen?" „Jij, Robbie", antwoordt de meerman plechtig, „bent uitgekozen om de drietand terug te halen." Ontsteld staart Robbie de zeemeerman aan. „En je zegt, dat er zeerovers op dat eiland zijn?" werpt hij tegen. „Hoe kan ik dan aan land gaan om koning Neptunus' drietand te vinden? Als die mannen mil zien..." „Zij mogen je ook niet zien", zegt zijn vriend- „Je zult er in het geheim arriveren, in het donkeA en de Steenbok zal je erheen brengen. Kijk, daaT komt hij al!" De meerman wijst naar iets in de verte, maar Robbie ziet niets. „Wees maar niet bang" zegt de zeemeerman, „de bevolking van de zee zal ervoor zorgen, 'dat je niets overkomt". „Wat is dat, de Steenbok?" vraagt Robbie. „Is het een schip?" Op die vraag barst de zeemeerman in lachen uit- „Wat valt daar nu om te lachen!" zegt de kleine beer een beetje boos. Vertel me dan wat die Steen bok is, als het geen schip is." Hij slikt zijn woorden in» als hij ziet dat een dier het eilandje nadert. „Daar is de Steenbok", roept de meerman uit. Hij duikt het water in om de nieuwe gast op het eilandje te verwel komen. Bewonderend kijkt Robbie toe hoe het ge hoornde dier zich een weg baant door de krachtig0 golven. „Kom maar, Robbie", zegt de meerman. Steenbok is een van de lievelingsdieren van koning Neptunus", legt hij uit, terwijl hij het dier over o® kop streelt. „Hij zal je veilig naar het eiland bre'1' gen". Gehoorzaam klautert Robbie op de rug van bok. Erg enthousiast over de hem wachtende taak is de kleine beer niet, maar hij belooft zijn uiterst best te zullen doen. „Ik zal proberen niet bang j n zijn", zegt hij met een wat benauwd stemmetje, p Steenbok blaat luid en geeft daarmee te kennen dat hij klaar voor vertrek is. „Tot ziens", roept de jongen met zijn vissestaart. „Hou je stevig vast." „Zo, en waarom denkt u dat uw rug gedraaid is?" DE RODE SOK JACOB EN ELSA waren precies vijf jaar getrouwd toen Margreet werd ge boren. „Een dochter, tante Dientje, het mooiste kado dat ik in al die jaren van Elsa op onze trouwdag heb ge kregen". Jacob sprong van vreugde heen en weer door het kleine zijka mertje, waar tante Dientje al haar spulletjes opeengepakt had. In zo'n op winding vergat hij, dat je daar altijd heel voorzichtig overal tussendoor moest zeilen. Hij zwaaide met z'n heup langs het wollen tafelkleed, dat van de gladgewreven tafel afgleed. De gla zen asbak, die daar altijd voor Jakob klaarstond, gleed mee. Jacob's vreug deklanken werden overstemd door glas gerinkel. Misschien was tante Dientje wel van plan geweest spijtig naar de scherven te kijken. Misschien ook had ze willen zeggen: ,,'t Is toch zónde van zo'n mooie asbak", maar ze kreeg er de kans niet toe. Eer het oude vrouwtje goed en wel besefte wat haar over kwam, had Jacob haar opgepakt en boven op de tafel neergezet. ,,Zo, en durf 'ns te mopperen op me om die kapotte asbak. Het is feest van daag, hoort u het goed... FEEST. En ik geef u heus niet een nieuwe asbak, want u hebt vandaag het mooiste ge schenk gekregen van het hele jaar, misschien wel van uw hele leven. Een nichtje, een lief klein achternichtje met een rond koppie, met twee oortjes, een neusje, een mond, met handjes en voetjes, met alles d'r op en d'r aan. Zó'n klein wezentje", Jacob hield z'n grote handen een klein eindje uit el kaar, „en toch al helemaal een klein mensje. Is het geen wonder?" „Och gut, och gut, Jacob m'n jongen, wat ben ik blij voor jullie. En voor mezelf, hoor", voegde tante Dientje er gauw aan toe. Jacob mocht eens den ken, dat zij niet trots zou zijn op zo'n lief klein nichtje, dat bij haar in huis zou wonen. „Maar mag ik nu van de tafel af, Jacob, anders kan ik geen bloemen bestellen voor Elsa". Toen Jacob zes jaar later weer uit het ziekenhuis naar huis kwam ge sprongen en zingend de trap opliep, re gelrecht naar tante Dientje's kamertje, had hij wel twee glazen asbakken mo gen breken. Want wat gilde Jacob door het huis? „Tante Dientje, weet u nog, hoe ik zes jaar geleden juichte, omdat we een dochter hadden gekre gen. Nu zijn het er twéé. Stel je voor, tante, twee meisjes, twee van die heel lieve kleine dochtertjes er bij. Ben ik niet de rijkste man van de hele we reld?" Tranen van ontroering biggelden over tante Dientje's gerimpelde appelwange tjes. - „Een tweeling", zei ze zachtjes voor zich heen, „een tweeling, wat zal Elsa blij zijn en wat zal Margreetje dat mooi vinden!" „Ze lijken op Margreet je, heus tante, ze lijken op hun zusje, daarom krijgen ze allebei een naam, die ook op Margreetje lijkt. Marleen en Marloes zullen ze heten, dan hebben we drie Marretjes". Marleentje en Marloesje waren er de oorzaak van, dat Jacob en Elsa naar een ander huis moesten uitkij ken. Twee wiegjes konden ze net nog wel 'n plaatsje geven. Maar hoe moest dat gaan als de kindjes groter zouden worden en in ledikantjes moesten sla pen? De meneer aan het loketje bij de woningdienst van de gemeente be greep de moeilijkheden best. Toen Mar leen en Marloes tien maanden waren kwam er een bericht, dat de familie Treurniet, bestaande uit man, vrouw en drie dochters, een vrij huisje kon huren in een nieuwe wijk aan de rand van de stad. Er was blijdschap, omdat ze nu niet meer met z'n vijven op één slaapka mer zouden hoeven te slapen. Blijd schap ook, omdat de meisjes een tuin zouden krijgen om in de zon te spe len. Maar het kostte Jacob en Elsa moeite uit de binnenstad weg te gaan. Ze waren er geboren en opgegroeid, al hun kennissen en familie hadden er al tijd gewoond. En al lagen er ook veel droevige herinneringen, omdat in de Deze visitekaart jes zijn verkeerd gedrukt. Hoe lui den de beroepen van deze mannen? Schrijf de oplos sing op een brief kaart en stuur de ze vóór 21 januari naar het bureau van deze krant te Amsterdam, N.Z. Voorburgwal 67. Links bovenaan moet je schrijven: Kinderpuzzel. OPLOSSING puz zel van 31 decem ber: HORIZONTAAL: 1. R.K., 3. boos, 5. reep, 6, Etna, 7. bes, 9. ram, 12. re, 13. Po, 14. merk, 15. open, 17. rats, 18. Edom, 20. Kre ta. 22. slede, 23. Osei, 24. laat, 27. reis, 28. Sara. VERTIKAAL: 1. roet, 2. koen, 3. bres, 4. spar, 7. bretel,' 8. eerst, 10. appel, 11. moeder, 14. mare, 16. node, 17. R.K.S., 19. mei, 21. als. 22. sta. 25. Aa. 26. ar. De prijzen zijn gewonnen door: Paul de Graaf, Florakade 224, Gro ningen; Bernadette Straetmans, Wel- terlaan 34, Heerlen; Bert Smiers, Meer manstraat 178, Delft; Kinderen Belt, Cavaljéplein 53. Purmerend: Frans de Jel, Bentelo 6, Rotterdam 23. oorlog van 1940-1945 velen, die hun dier baar waren, naar Duitsland waren weg gevoerd om nooit terug te komen, toch deed het Jacob en Elsa verdriet die vertrouwde plekjes prijs te geven. En dan tante Dientje. Tante Dientje vond het niet minder dan een ramp, dat Jacob en Elsa gingen verhuizen. Om van Margreet, Marleentje en Mar loesje maarniet te spreken. Als zij er aan dacht, dat ze die liefjes nu niet meer elke dag zou zien, kon ze niet meer ophouden met huilen. Hoe zou ze ooit nog smakelijk kunnen eten, als ze niet meer op haar plekje on der de koekoeksklok zat,, gezellig tus sen de twee kinderstoelen in. En hoe zou ze ooit nog vreugde beleven aan het theeuurtje, als daar niet meer Mar greet bij haar aan tafel zat met de open koekjestrommel voor zich. „Hè, lekker die biskwietjes met chocola er op, tante Dientje, jammer dat ik van moeder niet om koek of snoep mag vragen." Nee tante Dientje was beslist niet op getogen. Trouwens, de Treurnietjes zelf vonden het evenmin een leuk voor uitzicht niet meer bij tante Dientje in huis te wonen. Waar vond je zo'n op gewekt oud mensje, dat voor de kinde ren zo heerlijk de vier overleden groot ouders had vervangen? Wie moest er nu oppassen en vast de aardappels op zetten, als Elsa naar de kapper was? En het mandje met kapotte sokken en verstelgoed ging vast overlopen, als tante Dientje zich er niet meer bij het kopje koffie van elf uur over zou ont fermen. Gelukkig stopte de bus vanuit de bin nenstad op de hoek van de nieuwe straat. Dat betekende een grote troost voor beide partijen. Dagenlang dachten Jacob en Elsa na over een passend af scheidsgeschenk. Marleen bracht onbe wust de oplossing. „Nou, als u heimwee naar ons hebt, belt u gewoon op, tante Dientje. Wij halen u wel af van de bushalte, hoor". „Dat kan niet, kind", zei tante met spijt in haar stem. „De telefoon hier in huis gaat weg, die staat op je va ders naam. Ik had vroeger geen tele foon. Dat was me te duur en het was ook nergens voor nodig." Diezelfde dag nog vulde Jacob alle benodigde formulieren in en na een paar dagen kwam er bericht, dat tante Dientje's naam genoteerd stond voor een telefoonaansluiting. Mooier af- scheidskado hadden zij haar niet kun nen geven. En reken maar, dat zij er gebruik van zou maken. „En truien breien voor jullie doe ik evengoed", lachte tante, „dan heb ik mooi een smoesje om vaak te komen passen". (Wordt vervolgd) EINDELIJK HEB IK EEN HOBBy T IS niet WAAR! EZEL.JE KUNT GEEN I /KAM PAT sneeuwvlokken in] (niet:' EENDOOSBEWAREN! IK EBGIN EEN VERZAMELING SNEEUWVLOKKEN. „IN DEZE. DOOS ZITrEN EEN PAAR. AARDIGE exemplaren... /IK HEB NOG EENS NAGEDACHT' /OVER WATJE ZEI... JE WEET WE OVER HET BEWAREN VAN l SNEEUW VLOKKeN IN EEN DOC t JE ZULT BLIJ ZIJN T HOREN DAT IK ZE ALLEMAAL HEB VRIJGELATEN ----- - pj

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 24