„GEWOON LEREN DENKEN IN FILM" In de Ardennen Vier dagen Trouw Meer adem Nieuw toneel Vak kennen DE TIJD ZATERDAG 23 DECEMBER 1967 2 ANTWERPEN, 23 december. l^UGO CLAUS heeft een speelfilm gemaakt. „Claus in de bios" iaat er in grote letters boven de Antwerpse Kinema's Savoy en ~*strid op het Koningin Astridplein, waar „De Vijanden" verleden tegelijkertijd in wereldpremière ging. Pas over twee maanden start deze Belgisch-Nederlandse copro- BdZeKu. jij ueiit ut; acte ui, in. ueu uc ^uctie in de Nederlandse bioscopen. Een beetje laat, zeker na de baas. En hij heeft zich voorbeeldig r°egtijdige verschijning van de „cinéroman" bij de Bezige Bij, beschrijver aarin Claus scenario en aantekeningen tot een collage heeft samen gevoegd. De dialogen uit de film staan er in, samen met opmerkin gen en gebeurtenissen tijdens de opnamen van de film. FONS RADEMAKERS „Der Willy" HUGO CLAUS geen gezeur Del Negro, Ida Bons en Robbe de Hert als de Amerikaanse soldaat Mike, het boerenmeisje en de Antwerpse jongen in „De Vijanden". »EE MENSEN IN DE ZAAL hebbeii er geen idee van, hoe belang- hebben. Deze boekvorm is nooit eerder rijk do rol is, die zij in een toneelvoorstelling spelen. Je voelt het als gedaan." acteur donders goed, of de zaal voor je open staat, of dat er een Voor de Belgische televisie gaat pub]jek zit van 0 ja vanavond moeten we naar de schouwburg, mak°enCDeSopnTmen'^eglnn'èn'io'f™ wat spelen ze eigenlijk?" Je zou me geblinddoekt naar welke schouw- bruari. Bijna drie weken later komt burg ook kunnen brengen, me schminken, kleden en op de planken „De vijanden" naar Nederland. Een zetten. Binnen de vijf minuten weet ik, waar ik ben." film met geweldige scènes, met aan PETER VAN BUEREN DEL NEGRO solidair PAUL STEENBERGEN Nu Anton Koolhaas benoemd is tot directeur van de Nederlandse Film- "eademie, is d,e eerste vraag hoe hij Naat tegenover de jonge Nederlandse filmers. Rob du Mee zei laatst in De Tijd dat de Filmacademie opleidt tot alles behalve de bioscoopfilm. Ziet de heer Koolhaas een toekomst in de Nederlandse film? ANDRé RUTTEN I Claus in de bios acteur nodig had. Lili Veenman, mijn assistente en de vrouw van Radema kers, sprak ik erover en zij vroeg: waarom neem je Fons niet? Dat vond ik te gek. Ik heb zorgvuldig nagedacht in twee seconden en het toch gedaan. Fons was verrukt, maar ik heb meteen gezegd: jij bent de acteur, ik ben de he Antwerpse wereldpremière was *®n feestelijke bijeenkomst met een algisch accent. "lisja Mengelberg, die de muziek ar> ,,De Vijanden" heeft gecompo- j.®erd, kwam er tot de conclusie dat "hirnuziek niet gecomponeerd, maar ®earrangeerd moet worden en Peter chat verkondigde er dat de Neder- phdse filmwereld lijdt aan een ,,É- "msyndroom." Hugo Claus was het vanzelfspreken- ,e middelpunt en Belgische journalis- eri Stonden verbaasd over Hugo's ttendelijkheid. Claus heeft bij de e}gische pers een kwalijke naam. Hij jft nogal eens weg van persconfe- ehties en prijsuitreikingen, die hem het laatste ogenblik niet bevallen. ,jri het grote nieuws in de Belgische ranten anderendaags was, dat Claus °maar iedereen te woord stond. >.De Vijanden" speelt zich af tijdens Ardennenoffensief in 1944. Een ^merikaanse soldaat, Mike (gespeeld boor de Amerikaanse Parijzenaar Del ^egro), probeert met behulp van de jmtwerpse jongen Richard (Robbe de ert) weer bij zijn linies te komen. Zij jbaken de Duitse soldaat Willy (Fons ~m<iemakers) krijgsgevangen en ge nieën zwerven zij door het land. Door e omstandigheden ontstaat er een Solidariteit tussen de drie vijanden. eu eenvoudig verhaal, dat zonder omslachtige zijsprqngen verteld wordt. Dat is een van de aantrekkelijkheden. van de film. Geen moeilijk gezeur, wel actie en duidelijkheid, met als eenvou dige achtergrond: de waanzin van de oorlog, zonder dat dit in moeilijke, Psychologische details wordt aange duid. Hugo Claus de schrijver is nu dus ook Hugo Claus de filmer. ?ijn belang stelling voor film is niet nieuw. ,,Op doi.in zestiende jaar trok ik van huis. heb vier jaar alleen in hotels bewoond te Oostende en wat doe je dan de hele dag? Naar de cinema en' Patatten eten. Toen heb ik veel films 5ezien. Ik woon nu op het platteland, ^oest ik in de stad wonen, ik zou ^eer naar de cinema gaan. Ik vind veel films goed, de enige die ik fd®t kan uitstaan zijn films met Melina ^ercouri." „DE VIJANDEN" is ook niet de ®orste rechtstreekse bemoeienis van paus met film. In Rome heeft hij 3aren geleden al wat aan scenario's pdokterd en omdat zijn vrouw optrad P Italiaanse films was Claus ver bouwd met het filmmilieu. Voor F ons Hademakers schreef hij de scenario s Latl ,.Het Mes" en „De Dans van de Heiger en verleden jaar maakte hij v°or de Belgische televisie een filmpje van 40 minuten over Griekse poëzie. „Ik had eerst voor de teevee een script gemaakt over poëzie en dat kreeg succes. Toen vroegen ze me nog eens én ik heb ja gezegd met de voorwaarde het zelf te mogen realise ren. Tijdens die film over 'de Grieken kwamen ook een paar oorlogsscènes voor. Ik was toen in de Ardennen. Het idee van „De Vijanden" is daar ont staan. Het materiaal was er dus eerst, vóór de gedachte. Zo gaat dat. Ik had tóen ook contact met Jan Vrijman, aan wie ik zei, dat hij eens een film moest maken samen met België. En uit dit alles is de co-próductie tot stand gekomen." Het is totaal onnodig met Claus te praten over de zwakke punten in „De Vijanden.'" Die ziet hij zelf ook wel. Hij hoeft zich in ieder geval voor de film niet te schamen en doet dat geenszins. „De opzet was niet te spelen met de perikelen van een getourmen teerde ziel. Wel een 'film maken die meer kans heeft een groter publiek te bereiken dan tot nog toe een Neder landse film kon. Daarom ook de rechtlijnige handelingen, de niet zo complexe karakters van de hoofdfigu ren en wat actie." In de film is ook de sex niet vergeten. Op een boerderij, waar Ri chard en Mike een Duitser doden en Willy gevangen nemen, ontmoet het tweetal een Belgisch gezin. In een schitterende scène volgt de korte lief desaffaire tussen Rfchard en het boe renmeisje (Ida Bons). Claus is het met ons eens, dat dit een van de mooiste stukken van' de film is. ité vraag hem dan ook, of hij niets voelt voor een volledige liefdesfilm. Claus: „Die zou ik dolgraag maken. Dat hangt niet van mij af, ik heb vijf scripts klaar liggen, waar direct mee te werken valt, als er iemand zou willen." Een interessant aspect van „De Vijanden" is het optreden van Fons Rademakers. Deze staat er zeil' be kend om zijn films tot in de puntjes te regisseren, niets aan de acteur over te laten en zijn „bazigheid" zou wel eens tot wrijvingen hebben kunnen leiden. Claus: „Rademakers was er niet van begin af bij. Eerst zou Piet Romer de rol spelen. Hij kon niet en toen zocht ik een ander. Hij mocht geen Duitser zijn, omdat de hele film fifty- fifty Nederlands-Belgisch moest wor den en ik naast Del Negro en Robbe de Hert noodzakelijk, een Nederlandse Hugo Claus zegt als filmregisseur een van de fijnste erva ringen van zijn leven beleefd te hebben. „Bij het schrijven zit je heel snel in de maaksfeer van een boek opgesloten. Filmen is spelen met een mecanodoos en anderzijds zie je iets ontstaan dat je niet helemaal vatten kunt. Ik zou twee films per jaar willen maken, maar, nogmaals, dat heb ik niet zelf in de hand. In België ontbreekt de film industrie. Per jaar is er een staats subsidie van een half miljoen gulden. En er staan 30 cineasten te springen om een film te maken. Van die subsidie kun je nauwelijks één film maken. „De Vijanden" heeft nog geen 400.000 gulden gekost, minder dan zeer weineg. Ik stond erop zo snel en goedkoop mogelijk een film te maken. Ik wilde de snelste en goedkoopste filmer van Europa worden." Door de goedkope werkwijze is de film niet helemaal een tot in alle puntjes afgewerkte publieksfilm ge worden. Claus: „Dat is het moeilijkste wat er bestaat met zo'n bedrag. Kijk, ik zou best een film kunnen maken van drie mensen in een kamer, die elkaar diep aankijken en met elkaar door het bed gaan rollen. Een goede B-film is het moeilijkste wat er is. Het publiek heeft er geen notie van hoe het met haken en ogen in elkaar is gestampt. Voor de gevechtscènes hebben we een dag gebruik gemaakt van vier tanks en drie dagen van twee." Het lag in de bedoeling door iemand een reportage te laten maken over de totstandkoming van „De Vijanden". Dat lukte' niet. Claus: „Ik had het echter aan de Bezige Bij beloofd. Ik ben toen in de TEE gaan zitten om drie uur 's middags en begon te schrijven. In Amsterdam sloot ik me op in een hotel en vier dagen later had ik de tekst ingeleverd." De indruk van de cinéroman is vooral in het begin nogal verwarrend, flaus: „Het maken van de film is verweven met detailher inneringen. De bedoeling is eigenlijk het te lezen na de film gezien te PAUL STEENBERGEN als de dood voor onoprechtheid wijsbare zwakke punten. Een Belgisch- Nederlandse film, die als niet eerder tevoren gericht is op een groot pu bliek. Een heel sterk debuut van Hugo Claus, waarop we tegen die tijd nog wel eens terug komen. Voorlopig zul len de gevechten in de besneeuwde Ardennen plaats vinden in Antwerpen. Paul Steenbergen, die dat zegt, kent het Nederlandse publiek. Hij heeft meer dan wie van zijn collega's ook, overal in het land gespeeld. Sinds de jaren twintig al. „Ik vind het rot, dat ik nee moet zeggen, als ze me vragen: komen jullie nog eens een keer meer bij ons spélen. Ik vind hef fijn, dat ze ons graag willen hebben, maar als we doorgaan, zoals we bezig waren, dan willen ze ons over twee jaar misschien niet meer zien". Paul Steenbergen is dus blij, dat minister Klompé het nieuwe toneelplan heeft aanvaard. „Niet, dat we het er rustiger door zullen krijgen. Het wordt eerder moeilijker. Maar we zullen de al te veel uren, dat we in bussen van her naar der reden, vruchtbaarder kunnen invullen." Paul Steenbergen is over zijn inzin king van het vorig seizoen heen. Hij zit vol plannen, hij heeft zijn geloof in het toneel terug, als dat geen te groot woord is, wanvoor grote woorden is hij huiverig: zij lijken te zelden op recht. Vanwaar die inzinking, op het eind van "t vorig seizoen? En daarna, aan het begin van dit seizoen, opnieuw die geestdrift? „Ik was van de zomer moe, doodop, ik zag het niet meer, ik voelde me oud, een outcast. Het zijn vooral mijn niet. Zij moeten het uit zichzelf opbren gen, en dat doen ze. Daar heb ik bewondering voor. En ze zijn trouw. Er is ook aan mensen van hier getrokken. Ze zijn er niet eens over komen praten. Ze hebben niet tegen me gezegd: kijk eens, ik heb deze aanbieding, wat heb jij me te bieden? Ze hebben nee gezegd en zijn gebleven. En denk nu niet, dat we hier zo'n idyllische samenleving vormen. Harde woorc^n genoeg." jongere collega's, die me daar over heen geholpen hebben. Ik zag ook hoe zij werkten: gedisciplineerd en vol interesse, en dat zonder de greep in de nek, die wij in ons jeugd voelden. Toen had de acteur het hard, en dat bracht je tot dingen, die er anders nooit uitgekomen zouden zijn. Die harde materiële noodzaak heeft de jeugd nu „De meesten heb ik op school gehad. Al tien Jaar ben ik daar docent (scenario-schrijven). Ik Kta er positief tegenover. Het is overtrokken dat ïe allemaal meteen al meesterwerken zouden Iïlaken, maar dat is het puntniet. Zij hebben heel belangrijke doorbraak geforceerd. Wat zo goedkoop mogelijk produceren kon vroe- 5ar allemaal niet. Dat is een grote verdienste. hebben vaak echt filmgevoel. De producten Zl)n nog niet gaaf, behalve „Body and Soul I". r°aar wie het hééft, die komt er wel. Renee Daalder lijkt me het grootste talent, de la Parra en Wim Verstappen zijn thoniers en hun Katüs is een ontzettend boeiend ®*Periment. Soms kleunen ze er vreselijk naast, jlaar dat geeft niets. Ditvoorst heeft een vltgesproken regie-talent, maar kan nog niet ^ftellen. Weisz is een beetje een beeldenmaker n van der Heyde maakte op de academie zeer soede scenario's, maar zijn eerste speelfilm „Qnd ik niets; je moet je publiek nooit vervelen. ve „Sad Movies" van Wim van der Linden? Die lri(l ik erg grappig. Jazeker. Er zit een mooie nSelin," KOOLHAAS: „Wij geven gewoon jonge men sen een opleiding in het denken in film. Ze moeten zich daarna zo snel mogelijk zelf ontwikkelen. Geen enkele kunstopleiding heeft de pretentie meer te doen dan,de leerlingen aan een basis te helpen. Verder gaan zou onjuist zijn, omdat je dan een stempel drukt op de richting van hun creativiteit. Het bezwaar dat er in Nederland bijna geen producenten zijn, is juist. Mogelijk dat daar op de academie zwaar der aan getild kan worden. Trouwens, het bracht bij de jongens de noodzaak de traditione le produktie te doorbreken. Ik vind het alleen een gruwel dat bij subsidiefilmpjes het honora rium van de filmers doorgaans erbij inschiet. Er moet een verandering komen in de subsidie regeling die daarop gericht is." „Een makke van de Filmacademie is, dat het gewoon nijverheidsonderwijs is, terwij] het in strumentarium en materiaal veel kostbaarder is dan dat van een gewone nijverheidsschool. De nu scheidende directeur prof. Peters heeft dat met grote volharding opgevijzeld, maar we komen nog veel te kort. We kunnen wel een beroep gaan doen op de subsidiepot van CRM, maar dat is niet billijk voor de jongens die net zijn afgestudeerd. Wat wij zouden krijgen, zou dan van hun mogelijke subsidie af gaan." „Voor de buitenstaander is de Filmacademie het instituut waar die jonge filmers vandaan komep. Je kunt ivel romantisch doen over die nieuwe filmers, maar het is een realiteit, dat je onmogelijk veertien talenten per jaar kunt afleveren, voor wie er geen boterham is.'Als er een een film af heeft na zijn opleiding, zijn er alweer een a twee klassen afgestudeerd, die ook van de grond moeten. Dat is zeer duidelijke realiteit. We moeten met die opleiding dus ook de richting op van de educatieve film, daar is een grote vraag naar in de komende jaren; mensen die kunnen visualiseren. Het gaat niet aan de school te beschouwen als opleiding alleen vooi het kleine percentage, dat in de speelfilm iets kan doen. Er is het grote gevaar dat de filmwereld zo'n klein wereldje vormt. Die neiging om de film als dé wereld te beschou wen. Ook de filmcritici zijn te duidelijk een sekte." i „Je kunt alleen hopen. Er is te weinig geld. De enige mogelijkheid vormen films van men sen die zelf iets voorstellen, een persoonlijkheid zijn, die iets maken wat ze menen te moeten maken. De kreet: je moet naar het publiek komen, daar kun je geweldige rommel mee krijgen. Maar het is even gevaarlijk je van hei publiek niets aan te trekken. Hoe lang het nog duurt voordat wij een behoorlijke Nederlandse produktie hebben? Dat is niet te zeggen. Een land als Denemarken, dat al jaren bezig is, stelt nog steeds weinig voor. In Zweden heeft de komst van Bergman weei een'grote opgang veroorzaakt. Wij zijn nog lang niet zover. Er zijn vijf, zes jonge talenten, maar er is nog weinig tekening." „Het is jammer dat iemand als Rob Houwer geen contact met je heeft. Die man heeft het in Duitsland bereikt en er zou een verbinding moeten zijn. Verder zie ik het nog niet zo. De subsidies zijn klein, de financiële successen erg gering. En dat komt niet door een vermeend anti-chauvinisme van het Nederlandse publiek. Als er een film is die de mensen raakt, dan komen ze. Het is de kwaliteit van de gevoels overdracht." Is Anton Koolhaas, als toneelcriticus, niet een beetje te veel theaterman geworden in plaats van een bioscooploper? „Mijn interesse voor film is nooit verdwenen. Ik vind het heerlijk les te geven op de Filmacademie. Ik geef wel toe de laatste jaren te weinig films gezien te hebben. Dat verandert, ik ga veel meer films zien." g Dat is één van de redenen, die Paul Steenbergen doen zeggen, dat het toneel in Nederland springlevend is. Er zijn er meer. „Het toneelbezoek in Nederland is nog niet zo bedonderd. We hebben hier zelfs een unieke situatie. In Duitsland is het door al die hoftheatertjes heel anders gegroeid, maar het toneel in Frankrijk, dat is alleen Parijs, het toneel in Engeland, bijna alleen Lon den. Hier ligt het overal. We moeten het nu alleen anders gaan doen, omdat we vastliepen. Er is in het toneel veel meer aan de hand dan wij konden laten zien. Niet dat elk gezelschap élles moet doen, maar wij willen het publiek toch meer ruimte, meer adem geven dan in de Koninklijke Schouwburg met zijn gouden lijst mogelijk is. Er is veel toneel, dat daar niet in past, en dat wij toch erg de moeite waard vinden om te doen". Ook aan het nieuwetoneel zijn grenzen te stellen, want, spelend voor het publiek, moet men ook met dat publiek rekening houden. „Het Haagse publiek wil, geloof ik, meer gecharmeerd worden. Het wordt niet graag in het gezicht geslagen. Ik hou daar ook niet van. Je moet niet willen schokken om te schokken, wel als het de moeite waard is, als je overtuigd bent dat het om een belang rijke ervaring gaat. 'Ik houd niet van drek op het toneel. Meedoen om eigentijds te lijken, om te kunnen zeggen: kijk ik nou eens effetjes, dat is een groot gevaar. Als je weet, wat een goddelijke pornografie er in de loop der tijden geschreven is, dan kun je Jan Cremer een alleraardigste jon gen, ik heb hem pas nog in Amerika ontmoet toch niet alleenzaligma kend vinden. En wat er in Vietnam gebeurt vind ik allerrampzaligst, maar daarom durf ik nog niet roepen: John son moordenaar. Ik voél me veel te beschroomd om daar een standpunt over te verkondigen, want wat voor een mannetje ben ik dan eigenlijk wel. Ik zou op het toneel ook niet Oppenhei- mer durven zijn, voor mij zou dat een vorm van hoogmoed zijn, die ik niet van mezelf kan verdragen. Wel Napo leon, in Anouilh's „Honderd dagen" bijvoorbeeld, want dat is niet de echte Napoleon, maar een duidelijke toneel verbeelding ervan". Hoe dan wel eigentijds? „Ik ben geen man van het regis seurstoneel, ook niet als ik regisseer, want dan ga: het me nog om de acteurs. Maar ik vind wel, dat je een schrijver naar je eigen tijd mag interpreteren. Niet zo, dat het publiek zelf niets meer te interpreteren heeft. Elk stuk, dat werkelijk goed toneel is, is een stuk engagement, en dat komt over, als je het met volle inzet speelt. Ik ben als de dood voor onoprechtheid. VAN EEN GESPREK met Paul Steen bergen, directeur van de Haagse Comedie, wordt hier een beknopt ver slag gegeven. Als het gaat over allee, wat er in het toneel, bij de Haagse Comedie in het bijzonder, omgaat, komt er meer ter sprake dan hier weergegeven is. „Toneelspeler zijn Ie heerlijk. Het Is een specialisme, maar van een ander soort dan waar bijvoor beeld een-professor zich in verdiept. Het houdt je levend en het houdt Je gezond, want het laat je alles afrea geren, wat je dwars zit". Ik geloof ook, dat je het publiek het beste pakt, als het merkt, dat er verdomd goed gespeeld wordt. Je moet er nooit met de pet naar gooien. Ik geloof niét in de inspiratie 'alleen: vóór alles moet je je vak kermen. Als je het vak terdege beheerst en helemaal staat achter wat je doet, dan heb je eigentijds toneel, waarvan je kunt hopen, dat het past in het levenspa troon van je toeschouwers, dat het daar een deel van wordt, waar zij niet buiten zouden kunnen. Voor Paul Steenbergen zelf moet „het vak" wel een soort tweede natuur geworden zijn. Als men hem ziet spelen lijkt elke rol hem zonder moeite af te gaan. „De techniek, ja, dit is wel met je vergroeid. Maar ik vind elke rol moeilijk, al zijn er gradaties. Het is de figuur, die je spelen moet, betrekken in je eigen geaardheid. Het vraagt verstandelijk én intuïtief begrijpen. Hoe je het tenslotte doet, hoe je het overbrengt, dat is misschien wel gro tendeels intuïtie, je vakervaring, die er bijna vanzelf inschiet. Ik vergelijk spelen wel eens met een zuurstofcylin- der, waar duizend p.k. inzit. Je laat 50 p.k. er uit komen, maar de andere 950, die moeten wel voelbaar aanwezig zijn. Ik doe elke rol wel met overtuiging, met plezier. Tenminste „Lied in de schemering", daar had ik eigenlijk de pest aan. Het is een stuk met teveel pretenties, niet oprecht. Ik heb het toch zo goed mogelijk gedaan. Ornifle vond ik ook vervelend. Macbeth had ik beter niet kunnen doen. Men vindt mij, geloof ik, een acteur die vooral van een weemoedige achtergrond houdt. Dat is misschien wel zo. Elke rol moet iets menselijks overbrengen, menselij ke ervaringen, menselijke problemen. Het hoeven niet altijd ernstige stukken te zijn, waarin dat gebeurt. Goed comedie-spelen niet in die mouw- schuddertjes, zoals Lou de Brea ze noemde dat is misschien nog moei lijker. Dat blijspel van Kopitt O pa, arme pa dat heb ik graag gedaan, want daar zit meer in dan grappigheid alleen. De ondergang van een samen leving, de vraag, of de jonge generatie wel rterk genoeg is om het te kla ren Het is ongelooflijk boeiend praten met een man, die zo wezenlijk geboeid is door alles wat er in het toneel omgaat. Hij is zich bewust, dat hij daaruit een keuze moet doen, die hem en zijn gezelschap het best ligt. Hij leeft in hét toneel én in zijn tijd, met beide meegroeiend, zonder zijn af komst en zijn- sterke ervaringen te verloochenen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 19