DICHTER BIJ EEN VERRE CULTUUR Vorm van zandloper Scheppen van ruimte DE TIJD ZATERDAG 23 DECEMBER 1967 11 KEIZER AKBAR, die in de tweede helft v&n de zestiende eeuw over India regeerde, ontving juzuïeten in zijn paleis en hij bezat oen collectie Europese schilderijen. In zijn bibliotheek hingen Hollandse landschappen en Werken van Vlaamse meesters. De kunstenaars ®an zfjn hof werden aangemoedigd zich door die Westerse kunst te laten inspireren. Hij zorgde °ok dat zijn tekenaars en schilders goed papier kregen, fijne penselen en kostbare verfstoffen, als lampzwart, gemalen lazuursteen en goud- Poeder. Akbar, een Moslem, trouwde met een Kindoe-prinses en hij stelde zich tot ideaal de Mohammedaanse, de Hindoese en de Christe lijke gódsdiensten en levensopvattingen met elkaar te verzoenen. De grote kwaliteit van dit indrukwekkende kijk- en leesboek is, dat het ons dichter bij een kunst brengt, die geografisch en historisch zo ver van ons af staat. Het boek kan mensen die tot nog toe slechts in Europese kunst belang stelden enthousiast maken voor de kunst van Azië. Het kan de horizon van onze culturele interesse verschuiven. De verzorging van de uitgave, met papiersoort, band, zwart-wit foto's en kleurenreproductiees is voortreffelijk. HANS BRONKHORST '~Ai iXumacni Voor de ontwikkeling van de boeddhistische kunst in India heeft vooral grote betekenis gehad: keizer Ashoka, die omstreeks 250 voor Christus leefde. Toen deze vorst zich tot de leer van Boeddah had bekeerd, liet hij herdenkingszuilen oprichten op de plaatsen van de grote gebeurtenissen in het leven van de verlichte leraar. Boeddhaeen Nepalese prins die -in de zesde eeuw voor Christus leefde, predikte zijn boodschap in het hertenkamp van Benares aan de oever van de Ganges. Men heeft dat boeddhistisch evangelie wel vergeleken met de Bergrede van Christus. De mens moest zich volgens Boeddha ontworstelen aan het Wiel van het bestaan, door onthechting, overpeinzing en goede werken. Het boeddhisme van het Kleine Voertuig (Hinayana) verbreidde zich over Ceylon, Birma en Thailand. Uit dit primitieve boeddhisme, dat in India ontstaan was, ontwikkelde zich een meer uitgewerkt filosofisch stelsel, hetGrote Voertuig (Mahayana), dat tot in China, Japan, Cambodja en Indonesië doordrong. Maar die verbreiding van de boeoddhistische cultuur begon pas ruim twee eeuwen na Boeddha's dood, toen Ashoka het boeddhisme tot staatsgodsdienst in zijn imperium maakte. Een van de mooiste monumenten van Ashoka werd opgegraven in Sarnath, ten noorden van de Ganges niet ver van Benares. Het zogenaamde Leeuwenkapitaal van de Ashoka-zuil in het Archeologisch Museum in Sarnath is een symbolische uitbeelding van elementen van Boeddha's leer. Vier leeuwen, als tekenen van koningschapstaan rug aan rug op een schijf die versierd is met het ,,wiel van het bestaan" en met enige dierfiguren, die wellicht de vier windstreken aanduiden. Een gestyleerde tekening van dit leeuwen kapiteel van Sarnath is nu het nationale symbool van de Republiek India. Oude oosterse kunst voorde westerse mens Vroeg zeventiende eeuwse Indische tekening uit het tijdperk van de Moghul-keizers. Voorstelling van het sterfbed van een hoveling van keizer Jahangir. Het portret werd in opdracht van de vorst gemaakt door een van de schilders van het hof. (Museum van Schone Kunsten in Boston.) Akbar is de meest legendarische vorst uit het huis van de Mughals (of Moghuls), die in de zestiende en *®ventiende eeuw in het noorden van India regeerden *n die de kunst van Perzië naar Voor-Indië brachten. In het boek De kunst van het Verre Oosten door ^herman E. Lee is een schilderij uit 1564 afgebeeld, getiteld is: Akbar bekijkt een wilde olifant die bij Malwa is gevangen. De Perzische invloed spreekt uit "et sierlijke al te ranke paard van de keizer met het fraai opgedoste zadel. Maar veel tneer naturalistisch Beschilderd is de vervaarlijke olifant, wiens achterpo len met dikke touwen aan een boom zijn vastgebon den. en bewegen. Dat kunstwerk ontstond al in de tweede eeuw na Christus. In een tijd dat onze vooronders in West-Europa, nog een primitief bestaan leidden, had Indië al een zeer verfijnde kunst. Als we nu spreken over ontwikkelings landen in Azië, mogen we wel bedenken dat veel van die landen eeuwen eerder dan wij tot de hoogste culturele ontwikkeling kwamen. Hoewel de oorspronkelijke titel luidt: ,,A History of Far Eastern Art" heeft het werk niet de pretentie een volledige geschiedenis te zijn, terwijl het ook niet als encyclopedie gebruikt wil worden, al is er een register. Het boek is, volgens Sherman E. Lee: een inleiding tot de beeldende kunsten van Oost-Azië. Het begrip Verre Oosten in de titel is ruimer genomen dan gebruikelijk is, omdat ook Voor-lndië en Zuid-Oost-Azië er onder worden gerekend. NUTTIG is de lijst achter in het boek van Nederland se en Belgische musea die een verzameling oosterse kunst bezitten. Dat 'zijn er meer dan de meeste mensen zullen weten. Kent u de collectie Chinese bronzen en ceramieken van Kröller-Müller? SHERMAN E. LEE: De kunst van het Verre Oosten. De kunstgeschiedenis van Voor-Indië, Zuldoost-Azië, Indonesië, Centraal Azië. China, Korea en Japan. Elsevier, Amsterdam- Brussel MCMLXVII, Vertaling j. a. van Beuge en mejuffrouw C. E. H. M. Quant. 528 bladzijden. 656 zwartwit foto* en 60 kleurenfoto's. Prijs: 79. Keizer Jahangir, Akbars zoon, liet zich schilderen op fen troon in de vorm van een zandloper. Van dat schilderij staat in het boek van Lee een mooie kleurenplaat. De vorst ontvangt vier hoge gasten, onder wie een Europese gezant in de kledij uit de tijd van koningin Elizabeth 1. Een frappant westers j dement in een oosters kunstwerk. Maar nog mqey T Verrassend zijn de twee figuren onpef pp de zan^Hoppr: cherubijnen of kinderlijke engelen met vleugels, die "dn een middeleeuws Westeuropees godsdienstig ta- freel gecopieerd kunnen zijn. Een zeer fijnzinnige tekening, vervaardigd in op bracht van Jahangir, stelt voor: het sterfbed van een keizerlijke dienaar. Deze schets, die meer dan drie honderd jaar geleden in Delhi gemaakt werd, zou ook van een modern kunstenaar kunnen zijn. Over deze tekening schrijft keizer Jahangir in zijn bagboek: ..Heden ontving ik het bericht van het overlijden van Hayat Khan. Hij was een van mijn vertrouwde dienaren. Aangezien hij verslaafd was aan opium en °°k aan drinken als hij daartoe de kans kreeg, werd k'i langzamerhand bezeten van de wijn. Te langen Hste werd hij waterzuchtig en raakte uitermate Uitgeput en zwak. Nog enkele dagen tevoren had hij toestemming verzocht naar Agra te mogen gaan. Ik Oaf hem opdracht in mijn aanwezigheid te verschijnen °ai verlof te verkrijgen. Ze plaatsten hem in een draagstoel en ze brachten hem bij me. Hij was zo uVgeput en verzwakt, dat ik verbaasd was. Hij was "®I over been. Of juister nog, ook zijn beenderen schenen te zijn opgelost Aangezien dit wel een zeer buitengewoon geval was, gaf ik de kunstenaars °Vdracht een portret van hem te maken. De volgende dag stierf hij." Sommige reproducties in het boek zijn niet gemak kelijk toegankelijk of genietbaar voor die liefhebbers van kunst die weinig weten van de rijke beschavings geschiedenis van de Aziatische wereld. Maar heel veel andere afbeeldingen zullen ook door iedereen die met westerse ogen kijkt onmiddellijk mooi gevonden worden; een paard van oranje geglazuurd aardewerk uit de T'ang-dynastie, dus uit een Chinese cultuur van meer dan duizend jaar geleden, kan in het twintigste eeuwse Holland zelfs door een kind bewonderd worden. Het is een schoonheid die alle grenzen van tijd en ruimte en eruditie doorkruist. INDISCHE ARCHITECTUUR was oorspronkelijk een vorm van sculptuur of beeldhouwkunst. Het is geen omsluiting van, de ruimte, het isoleren van een stuk- ruimte; maar het scheppen van een ruimte in een stuk vèn de aarde, in een rotswand van een berg. Naast de kunstmatige grot van Karle is vooral beroemd het grottencomplex van Ajanta, dat een paar honderd kilometer meer naar het noord-oosten ligt. Hier hebben van de eerste tot negende eeuw na Christus kunstenaars hun boeddhistische kathedralen geschapen met beeldhouwwerken en kleurige fresco's. Heel mooi is de sculptuur van een koning en koningin met bediende. De vorst zit in een ongedwon gen houding, met één knie opgetrokken en de voet op zijn zetel. Het is een levendig tafreel, als ren momentopname van een ontspannen situatie. De figuur van de koning zou zo van de stenen muur kunnen stappen, zó is hij los gemaakt van de achtergrond. In zijn verhandeling over de boeddhistische kunst, die zich over heel Azië heeft verbreid, spreekt Lee uiteraard ook over de Boroboedoer, het grote monu ment op Java dat omstreeks 800 na Christus gebouwd werd. De schrijver maakt een compliment aan de Nederlandse archeologen die dit heiligdom zo zorgvul dig in stand hielden en restaureerden. De schrijver en samensteller van „De kunst van het Verre Oosten" Sherman E. Lee, is conservator van de afdeling oosterse kunst van het Cleveland Museumof Art in Ohio, Verenigde Staten. De uitgeverij Elsevier heeft voor een Nederlandse editie gezorgd. Het boek bevat meer dan 700 afbeeldingen, waarvan 60 iti kleuren. Het opent met een geografische kaart, die men bij het doorwerken steeds weer graag raadpleegt. Dan volgt een vergelijkende tijdtafel voor de kunst. Zo ziet men dat de T'ang-dynastie in China ongeveer samenvalt met de periode van Karei de Grote en met de Hindoe-Javaanse stijl in Siam. Een Yakshi, of Indische natuurgodin. Beeld houwwerk uit de eerste eeuw voor Christus aan de poort van een boeddhistisch heiligdom in Sanchi (Centraal-lndia). Het beeld heeft een architectonische functie als korbeel, of diagonale steunbalk. Vogel op een dode tak. Japans, omstreeks 1600. Een werk van de krijgsman-schilder Niten. Hangende rol, inkt op papier, hoogte 150 cm. Zo werd de stervende man getekend, liggend op een fatras en aan alle kanten gesteund door kussens. Een b'terst fragiele gestalte met een scherp profiel en een b®rustende blik in de ogen. Als we de rust nemen om te kijken naar de kunst het Verre Oosten, zullen we herhaaldelijk ontdek- eh hoe universeel die scheppingen zijn en hoe wij v d'sche sculptuur uit de tweede eeuw na Christus. Man en vrouw, afgebeeld op de voorgevel de Chaitya-hal, een soort boeddhistische kathedraal,.uitgehouwen in de rotsen in Karle. ten °sten van Bombay. De reliëfs zijn meer dan levensgroot. Een voorbeeld van Indische ideali sering van de menselijke gestalte. Dat algemeen aansprekelijke geldt ook zeer sterk voor veel beeldhouwwerken uit de vroege Voorindische èoeddhistische kunst. De Yakshi's, of godinnen, die de boeddhistische stupa's, of tempels, tooiden, zijn prach tige geïdealiseerde vrouwenfiguren, die in hun weelde rige zinnelijkheid dichter staan bij de gestalten van Rubens dan bij die van Botticelli. Maar deze Indische erotische kunst is nauwelijks te vergelijken met Europese amoureuze schilderijen. Een van de prach tigste yakshi's is die op de oostelijke toegangspoort van de Grote Stupa van Sanchi. De godin van de vruchtbaarheid houdt met één arm de tak van een boom vast, terwijl de andere arm om de stam geslagen is. Zij heeft haar linkerhiel tegen de wortel van de stam geplaatst, volgens de oude Indische legende dat een boom tot bloei komt door de aanraking met de voet van een mooie vrouw. Die rituele omhelzing, of het huwelijk van boom en vrouw, is een veel voorkomend motief in de boeddhistische kunst van omstreeks het begin van onze jaartelling. In Karle, een paar honderd kilometer ten oosten van Bombay, is een zogenaamde chaityahal, een soort boeddhistische kathedraal uit de granieten rots ge houwen. De architectuur heeft vagelijk iets van een Romaanse kerk: het schip heeft een Hbogte van bijna zestig meter. Aan de ingang staat een liefdespaar afgebeeld. Het is een jonge man en een jonge vrouw, meer dan levensgroot, van volmaakte schoonheid en levenskracht. Het is een andere pracht dan die van de Apollo van Belvedere of van de Venus van Milo. Er straalt een overvloedige gezondheid van uit en de erotische spanning wordt benadrukt door de vormge ving die de mannelijkheid van de man evenzeer doet uikomen als de vrouwelijkheid van de vrouw. Het is tegelijk een zeer zinnelijke en een zeer verheven voorstelling, die niets banaals heeft, maar integendeel zeer spiritueel is. Het is alsof de twee mensen ademen Koning en koningin, afgebeeld ongeveer 525 na Christus in de grotten van Ajanta (India). AZIATISCHE KUNST spreekt ons meer aan naar mate wij meer weten van de godsdiensten en filosofieën van dat deel van de wereld. Maar de schok van de herkenning kan ons onvoorbereid treffen bij het zien van een Japanse zestiende eeuwse inktteke- ning van een vogel op een tak. Een hangende papierrol met een sublieme compositie: een spel van enkele lijnen in een zeer leeg vlak. onmiddellijk ontroerd kunnen worden door werken waarvan wij de culturele samenhang maar gebrekkig kennen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 31