Kott ontdekt
Shakespeare
„Andermans huid" van Anton Koolhaas
BOEKEN
WERELD
Óffer
Prachtuitgave van
dertien verhalen
Portretten van Karsh
Bestseller in Amerika
Spitsvondigheden
Hoe lang zoenen?
van ce
ibaat
Zuid-Arabië
DE TIJD
ZATERDAG 30 DECEMBER 1967
z
HET AMERIKAANSE WEEKBLAD
„The Saturday Evening Post" heeft een
pagina, getiteld „Speaking Out", welke
opeastaat voor vrije meningsuiting. Op
12 maart van het vorig jaar verscheen
op deze pagina een opzienbarend artikel
van een katholiek priester onder de kop:
„Ik ben priester; ik wil trouwen". Het
artikel was ondertekend met de naam
„Father Stephen Nash". Het artikel wek
te groot opzien en het aantal brieven van
lezers dat binnenstroomde bij de redactie
was het grootste in de geschiedenis van
„The Saturday Evening Post". Een groot
aantal brieven waren kritisch en verwer
pend, maar meer dan negentig procent
juichten de schrijver toe. Deze brieven
kwamen van zowel katholieken als niet-
katholieken en vanuit de gehele wereld.
Dr. D. VAN DER VAT
JAN KOTT SCHRIJFT over
Shakespeare zoals Pierre Jansen
over beeldende kunst praat. Jan
Kott heeft het over iets, dat hem
hevig bezig houdt en waar hij
opgetogen over is. Hij heeft het
over een Shakespeare, die meer
is dan groot en geniaal, die op
het toneel ook méér laat zien dan
boeiende verbeeldingen van men
sen, waar men in de schouwburg
of onder de leeslamp in zijn vrije
tijd rustig van kan genieten.
ANDL RUTTEN
De dieren van A.Koolhaas
zijn teruggeëvolueerd, wat overi
gens voor bibliologen interessan
ter is dan voor biologen. De acht
boeken waarin hun levensverha
len verteld worden „het eer
ste, „Poging tot instinct", ver
scheen in 1956 kwamen alle
uit in gebonden vorm met om
slagen van Nicolaas Wijnberg,
die er een hele fantastische die
rentuin voor ontworpen heeft.
Wereldrecord
Olympische Spelen
John O'Hara
Peter Bichsel
Rona Jaffe
Joan Fleming
Lindsay Barrett
Dr James Kavanaugh
KERK BEVRIJDEN VAN DE LETTER
De grote reactie bewoog de schrijver tot het
schrijven van een boek „Een Moderne Priester
Kijkt naar zijn Verouderde Kerk". De naam
onder het in The Saturday Evening Post
verschenen artikel was een pseudoniem. Het
werk verscheen onder schrijvers werkelijke
naam „Father James Kavanaugh". De Ameri
kaanse titel van het boek luidt: „A Modern
Priest Looks at his Outdated Church". De
schrijver is Dr. James Kavanaugh, priester
gewijd in 1954, gedurende'negen jaren kapelaan,
gepromoveerd in de theologie aan de Katholieke
Universiteit van Amerika in 1966. Hij doceerde
aan middelbare scholen in Michigan en aan de
Katholieke Universiteit, waar hij eveneens lid
was van het bureau voor huwelijksraadgeving.
Na het verschijnen van zijn boek werd hij door
zijn superieuren met verlof gezonden. Hij besloot
toen uit het ambt èn uit de kerk te treden.
Het boek van Father Kavanaugh heeft furqre
gemaakt in Amerika en is een bestseller zowel
in katholieke als niet-katholieke kringen. Het is
begroet met felle verwensingen en met uitbun
dige vreugde. Het Amerikaanse katholicisme is
zeer behoudzaam en heeft, in een vijandige
wereld, een uitgesproken getto-mentaliteit ont
wikkeld. Tot voor kort waren Amerikaanse
katholieken, die zich ongerust begonnen te maken
over de mentaliteit van hun kerk en die zich
bewust werden van de krachtige ecumenische
stromingen, aangewezen op de werken van
Europese theologen. Het huidige werk van Dr.
Kavanaugh is het eerste in Amerika verschenen
werk dat de ontwikkeling van de katholieke Kerk
onder de loep neemt tegen een louter Ameri
kaanse achtergrond.
Zijn hoofdstelling is dat de door Christus
gepredikte liefdesleer in -de Joop der eeuwen' Is-
overwoekerd door het legalisme van de institu
tionele Kerk; dat de gelovigën hun gewetens
hebben overgeleverd aan bisschoppen en pas
toors en dat zij grotendeels leven en sterven in
de ban van de vrees, vrees voor de zonde, vrees
voor de hel, vrees voor een zelfstandig oordeel.
In zijn voorrede verklaart Dr. Kavanaugh dat
hij oorspronkelijk niet van plan was geweest een
boek te schrijven, maar dat de talrijke brieven
die binnenstroomden na de publicatie van zijn
eerste artikel hem hiertoe genoopt hebben. In
sommige van de brieven had men hem uitgekre
ten voor huilebalk, Judas, een gevaarlijk man,
een misleide en verloren ziel en een sentimente
le dwaas. Maar in de meeste brieven hadden de
lezers van het oorspronkelijke artikel hem
geprezen. Zij vertelden hun eigen lijdensverha
len; onder hen waren priesters, afgevallenen,
kloosterzusters, gescheiden katholieken, homo
fielen, drankzuchtigen, slachtoffers aan wie de
sacramenten geweigerd waren, allen teleurge
steld door de Kerk waarin zij oprecht geloofden.
In de inleiding schrijft Kavanaugh:
„Ik vraag om een eerlijke dialoog, een open
hiërarchie, een kerk welke niet het antwoord weet
op alle vragen of verwacht dat alle mensen zich
zullen bewegen ln het houterige ritme van
bevroren categorieën. De onlangs geoubliceerde
„Verklaring over Godsdienstige Vrijheid" doet mij
geloven dat mijn hoop niet tevergeefs is".
„Paragraaf 9 en 10 van de verklaring van dit
Vaticaans concilie over het recht van de mens op
godsdienstvrijheid is gebaseerd op de waardigheid
van de persoon, waarvan de behoeften zich meer
volledig geopenbaard hebben aan de rede, dankzij
eeuwen van ervaring. Het is een van de belangrijk
ste leerstellingen van de Katholieke leer dat de
geloofsreactie van de mens op God vrij moet
zijn...".
„Ik schrijf om te zeggen tot de man die
gedwongen is geworden het geloof van zijn vaderen
prijs te geven: u kunt slechts geloven in dezelfde
mate waarin u vrij bent. En dit geldt eveneens voor
mij".
Het eerste hoofdstuk behandelt de overwoeke
ring van de dopr Christus gepredikte liefde door
de wetten van de kerk. ,,Hoe hebben wij ooit de
legalistische kerk kunnen voortbrengen waarvan
Christus beloofde ons te zullen bevrijden? Hoe
hebben wij het bestaan om van een evangelie
van liefde en vrijheid over te gaan tot een
systeem dat mannen kan ontrukken aan hun
vrouw in de naam van de gerechtigheid? Hoe
hebben wij het klaar gespeeld om godsdienst te
vervangen door de spitsvondigheden van een
dode theologie?" Hij geeft een voorbeeld uit de
praktijk. Een eenvoudige vrome vrouw komt tot
hem om hulp. Zij is gelukkig getrouwd, maar de
man meent dat zij zich niet meer kinderen
kunnen veroorloven. Zij vraagt om toestemming
voor het gebruik van de pil. Dr. Kavanaugh
weigert en brengt de gangbare argumenten
naar voren.
,,De argumenten welke ik tegenover haar ge
bruikte kon ik zelf niet in eerlijkheid aanvaarden,
ofschoon ik deze argumenten gedurende lange tijd
had uitgeschetterd, uit trouw, uit vrees of uit
misplaatst geloof. Zij wist meer van de liefde dan
ik ooit kon hopen te weten. Onthaal mij niet op
nog meer geleerde argumenten. Ik heb ze alle
duizend keer gelezen. Vertel mij niet dat ik
geduldig moet wachten tot een Paus verschijnt op
een balkon voordat ik haar terug kan sturen naar
het bed van haar echtgenoot.' Ik heb meegeholpen
om dit vreesachtig en gekluisterde wezen voort te
brengen dat zo hulpeloos tot mij kwam." ,,Nee, wij
hebben geen paus nodig om ons te vertellen dat
Katholieken de pil mogen gebruiken. Wat wij nodig
hebben is een God die ons zegt dat wij vrij zijn.
Wat wij nodig hebben is een Kerk die ons bevrijdt
van letterknechterij. welke ons heeft bedolven
onder schuldbewustzijn en angst en ons beroofd
heeft van onze God Wij willen leren beminnen
en wij hebben slechts trouw geleerd aan rite en
voorschriften".
omdat wij de moed hebben verloren om op eigen
benen te staan". ,,I.etterknechterij heeft ons tot
slaven gemaakt". ,.Ik ben niet iemand die zijn
celibaat schonk aan God. Ik ben een misleid
letterknecht, die zich houdt aan de voorschriften
welke een systeem dienen. Ik ben niet celibatair en
speel slechts een spel dat men mij geleerd heeft te
spelen. Ik ben een egoïstisch vrijgezel, een farizeeër
die spreekt van liefde en niet anders kent dan de
wet".
In de volgende hoofdstukken behandelt Dr.
Kavanaugh de, vooral in Amerika, zo bekrom
pen opleiding voor het priesterschap in ,,mijn
arrogante Kerk". Hij spreekt over het bekrom
pen katholicisme van de Amerikaanse leek;
over ,,sex", ,,het doelwit van het katholieke
geweten". In dit verband citeer ik een passage,
welke helpt verklaren dat dit overigens goed
geschreven en eerlijke boek mij soms vervult
met weerzin. De schrijver maakt zich te vaak
schuldig aan een onaangename vorm van
rhetoriek.
,,Sex" schreeuwt mij toe uit iedere biecht en
overlaadt mij met vragen en bijzonderheden. Elke
week zwem ik in handen en dijen, de achterbanken
van auto's en slaapkamers, trillende lippen en
bevende borsten. Ik hoor de verlegen stemmen van
de zwakken en vraag mij af of de katholiek ooit
aan iets anders denkt dan ,,sex".
Deze passage illustreert tevens een tweede
bezwaar tegen het boek, het dikwijls verregaan
de simplisme. Dan volgt een benarrende be
schrijving van de Amerikaanse parochie, het
koninkrijkje van eigengereide en vaak arrogante
motto ,,Ik haat de letterknechterij van mijn
Kerk". Hoofdstuk Zeven handelt over de biecht
en de doodzonde, en over het schuldbesef en de
zondeangst van de gelovigen.
„Onze biechtstoel wordt een aanfluiting als wij
haar vergelijken met de christelijke visie van
vergiffenis. Christus beloofde vrijheid en wij
kunnen slechts straf en schuldbesef aanbieden". „Ik
kan niet langer dergelijke biechten horen. Ik kan
mij niet verzetten tegen slaap en verveling als de
mannen in rijen langs mij heen gaan en een
formele lijst opsommen van mandenvol tekortko
mingen. Ik kan hun schuldgevoel over onbenullig
heden niet verdragen, noch hun rouwmoedige
verslagen over de „zonden" die slechts het verhaal
zijn van een rijpende ziel". „Ik ben het beu zonden
weg te nemen waarvan ik niet eens zeker ben dat
ze bestaan, om beloften uit te lokken welke niet
nageleefd kunnen worden, om een God te vertegen
woordigen die zo gemakkelijk mensen veroordeelt
tot de hel".
In het achtste hoofdstuk doet voor het eerst
de humor zijn intrede als de schrijver terecht
komt op het onderwerp van de voorschriften
voor nette Katholieke vrijage, en over de
afstand tussen de zoen en de doodzonde. Hoe
lang mag een zoen duren voordat de zonde
begint?
„Sommigen zeggen dat twintig seconden te lang
ls. Anderen, meer praktisch, menen dat gepassion-
neerder zoenen worden gekenmerkt door dc gelei
delijke overgang van minnegespin tot het gegrom
van een beer. Men heeft geen effectieve formule
kunnen ontwerpen om de morele hoedanigheid van
een omhelzing te kunnen bepalen".
3
KAVANAUGH" HAD GEIEND dal' hij fiet
offer van het celibaat had gebracht, alleen
maar om op een goede dag te ontdekken dat hij
helemaal niet celibatair was, dat hij niet meer
was geweest ,,dan een zelfzuchtige en beangstig
de man die gevochten had om een zinloze wet te
gehoorzamen."
„Wij zijn angstige mannen die zich ophouden aan
een regel welke wij in werkelijkheid niet begrijpen.
Wij zijn de slachtoffers van een stelsel ciat onze
jeugdige onafhankelijkheid heeft vernietigd en ons
gevormd heeft tegen onze eerlijke wil. Men heeft
ons geleerd elk facet van ons geloof te verdedigen,
wat ook onze persoonlijke gevoelens mogen zijn, en
een dergelijke opleiding heeft ons gemaakt tot
meesters in het verdedigen van de dwaasheid van
ons legalistisch leven. Wij zijn gevangenen, buiten
gesloten uit de wereld van vrij en onalhankelijk
denken, mannen zonder een werkelijke keuze. Wij
aanvaardden een levenswijze welke wij niet begre
pen, en blijven ons vastklampen aan zijn wetten,
James Kavanaugh, auteur van „Een mo
derne priester kijkt naar zijn verpuderde
kerk". Inmiddels uit ambt en kerk
getreden.
en veeleisende priesters, met hun slechte preken
en hun g^ldjacht. Het vijfde hoofdstuk is een
pleidooi voor gewetensvrijheid voor zowel pries
ter als leek en is een veroordeling van de pracht
en praal welke de Kerk nodig meent te hebben,
waarin een Paus zich schaapherder kan noemen
terwijl mannen hem ronddragen op een troon en
bisschoppen hun ringen voorhouden aan ge
dweeë lippen".
„Maar als ik mijn hoofd moet buigen voor de
majesteit van priesters en bisschoppen en mijn
mond moet houden, wat zij ook mogen doen. weet
ik dat mijn Kerk haar geboorterecht heeft verkocht
voor een koningsscepter. En een uitgebreid denk
stelsel, de decadente theologie van de katholieke
Kerk, heeft haar verteld dat zij gelijk heeft.
De katholieke theologie, welke stierf ergens
tussen Thomas en Tarzan, staat de Paus toe even
onaantastbaar te zijn als een keizer, staat de
bisschop toe een onafhankelijk heerser te zijn, en
staat zelfs de pastoor toe' te heersen zonder
rekening te houden met de persoon van de mens.
Zolang de katholieke theologie niet ophoudt een
verouderde verdediging te vormen van versleten
vormen, kunnen er geen personen zijn ln de Kerk.
Er kunnen slechts onderhorigen zijn die gehoorza
men aan de bevelen van een koning. Er kan geen
sprake zijn van protesten, van revoluties, van
werkelijke hevorming. De jaren van Vaticaan II
zullen niet meer blijven dan een oppervlakkig
gebaar van een beangstigende Kerk, totdat de
theologie ontdekt dat zij dood is".
Hoofdstuk Zes bevat een scherpe en vinnig^
veroordeling van het canoniek recht onder het
DE REST VAN HET BOEK gaat over het
christelijk huwelijk en echtscheiding, over ge
boortebeperking, over katholieke scholen, waar
van de schrijver het einde voorspelt omdat zij in
onze dagen een nodeloze geldverspilling zijn
geworden. Een ander hoofdstuk handelt over de
wantoestand en tyrannie in zusterkloosters, een
grimmig verhaal, en het slothoofdstuk over de
eerbied waarop andersdenkenden recht hebben
van (Ie kant van de katholieken, die zich te lang
hoogmoedig hebben opgesloten in hun getto.
Het werk eindigt met een epiloog, waarvan dit
het einde is:
„Ik zal een eerlijk en uitgesproken katholiek zijn,
zelfs indien mijn oversten mij verbieden priester te
zijn. Ik zal een katholiek zijn die zijn geweten
volgt, die van zijn kerk een zinvolle betekenis
verlangt en die niet wil toestaan dat zijn God
teruggebracht wordt tot leeg ritueel en een
alverslindende wet. Ik zal katholiek blijven tot lk op
zekere dag, misschien eerder dan ik denk, terug zal
keren tot as en tot God. Hij zal mij oordelen zoals
Hij moet. maar ik kan tot Hem zeggen, ever. eerlijk
als ik dit tot u zeg: „Ik heb geprobeerd mens te
zijn!". u
Het is niet moeilijk het eens te zijn met het
oordeel van de Augustijn Dr. G. 'Baum van het
centrum voor ecumenische studies van het St.
Michaels College in Amerika: dat men hier te
doen heeft met een vernietigend maar diep
ontroerend verhaal over wat de farizeeën en
hogepriesters hebben uitgericht in de Kerk van
onze generatie en dat duizenden katholieken in
dit werk hun eigen teleurstellingen bekrachtigd
zuilen zien.
Maar men kan begrijpen dat er mensen zijn
die het een gevaarlijk boek vinden, gevaarlijk
voör de' eenvoudige zielen die zich plotseling en
verbijsterd geplaatst zien voor de afbraak in
korte tijd van misvattingen enwaanvoorstellin
gen die het produkt zijn van eeuwen van
theologische nijverheid. Wat ik op het boek
tegen heb is het veelvuldig vervallen in nodeloze
herhalingen, hier en daar al te weke en bijna
sentimentele plekken, neigingen tot mooischrij
verij en rhetoriek, welke wanklanken vormen in
dit werk dat zonder twijfel is geschreven door
een eerlijk en diepbewogen priester. Eerder
paardemidde] dan medicijn, maar men kan deze
arts zijn moed niet ontzeggen.
„A modern, priest looks at hls outdated Church"
door Father dr. James Kavanaugh uitgave Trident
Press New York. Prijs 4.95 dollar.
DIEREN IN VERHEERLIJKTE STAAT
Voor Jan Kott is Shakespeare's toneel
niet iets, dat men als toevoegsel op het
echto leven kan bewonderen: de meest
wezenlijke ervaringen van zijn eigen
bestaan en van het bestaan van zijn
tijdgenoten vindt hij er in terug. Jan
Kott ls een van de Poolse intellectue
len, die, westers georiënteerd en kri
tisch opgesteld tegenover de officiële
cultuurpolitiek van hun land, voort
durend op scherp staan om hun onaf
hankelijkheid te bewaren-
De bekende Engelse regisseur Peter
Brook ontmoette Jan Kott voor het
eerst in een nachtclub in Warschau,
platgedrukt door een groep hevig
opgewonden studenten. Voor hun ogen
werd bij vergissing een mooi meisje
gearresteerd. Jan Kott sprong haar
meteen bij. Het werd een avontuurlijka
tocht, die 's nachts om vier uur
eindigde op het hoofdbureau van de
Poolse politie.
Dit is maar een flits uit het leven
van Jan Kott in Polen. Hierbij past een
flits uit het boek van Jan Kott over
Shakespeare, een stukje commentaar
bij een scène uit Richard III.
„Het is vier uur ln de morgen. Voor
het eerst in deze tragedie geeft
Shakespeare het juiste uur aan. Op slag
van vier. Het ls het uur tussen nacht
en morgenschemering, het uur waarin
daarboven de besluiten al genomen
zijn, waarin al gebeurd ls wat gebeuren
moest; maar het is ook het uur, waarin
men zich nog kan redden, het uur,
waarop men het huis nog kan verlaten.
Het laatste uur voor de vrije keuze. De
telefoon gaat. Iemand klopt gejaagd op
de deur. Wie ls het. Men weet het
niet."
WAT GEBEURT er in die ene
scène? Er wordt inderdaad op de deur
geklopt, 's nachts tegen vier uur. De
ene vriend waarschuwt de andere, dat
hij moet vluchten: de hertog, die de
koning gevangen heeft, baant zich een
weg naar de kroon en talrijk zijn de
edelen, die hij uit de weg ruimt. Maar
de gewaarschuwde vriend vlucht niet.
Hij is dapper. Weinige uren later was
hij dapper.
Twee flitsen. Wat er 's nachts in de
nachtclub van Warschau gebeurde is
niet precies hetzelfde als wat er in de
scène bij Shakespeare gebeurde, maar
de twee voorvallen horen wel in een
zelfde soort wereld thuis: in het detail
weerspiegelen zich dezelfde ongewisse
dreigingen.
Dat ontdekt Jan Kott in
Shakespeare. Hij is hoogleraar in
Warschau professor in drama, zei
hij tegen Peter Brook. Shakespeare
hoort dus bij zijn vak. Maar hij kent
hem niet alleen in de beslotenheid van
zijn studeerkamer. Hij vindt bij hem,
met verbijstering en met geestdrift,
precies dezelfde wereld teriig, als
waarin wij vandaag leven, en hij
ontdekt, dat Shakespeare's wereld
dichter bij ons staat dan de wereld van
gisteren en eergisteren. Zijn
opgetogenheid daarover geeft hij door
en hij heeft er al duizenden mee
aangestoken, ook als zij geen
doorgewinterde Shakespeare-kenners
waren, en dat kon, omdat zijn boek in
vele talen vertaald is, nu ook in het
Nederlands.
WAAROM RAAKT iemand
opgetogen bij het herkennen van eigen
onzekerheden, twijfels, spanningen en
angsten in een toneelstuk of op een
schilderij want heeft bijvoorbeeld de
enorme toeloop naar de Jeroen Bosch
tentoonstelling niet dezelfde grond als
Kotts geestdrift voor Shakespeare?
Waarom kan de verbeelding van een
ander een bevrijding zijn? Misschien is
zij in wezen dezelfde opluchting als een
kind ondergaat wanneer het, diep in de
nacht wakker geschrokken uit een
bange droom, zijn vader naast zijn bed
ziet staan. Door de aanwezigheid van
de vader wordt ook in het nachtelijk
donker de wereld weer herkenbaar. En
Shakespeare, zoals Jeroen Bosch,
maakt ook iets herkenbaar; hij legt de
angsten en verschrikkingen vast,
localiseert ze, plaatst ze op een
afstand, waar ze herkend kunnen
worden. Jan Kott, Shakespeare
lezende, herkende zijn eigen
beangstigende wereld, met naast zijn
bed een lotgenoot, die niet bang was,
maar met zekere hand liet zien. Dat
werkte als een bevrijding, die
opgetogen maakte. Door Shakespeare
zó te ontdekken is Jan Kott een
'boeiende stap verder gekomen dan alle
grote Shakespeare-kenners vóór hpm,
JAN KOTT is een bescheiden man.
Zijn boek, dat zo druk vertaald is,
noemde hij zelf „Schetsen over
Shakespeare". Het is ook geen
systematisch opgezet werk, maar een
bundel essays. De Nederlandse
vertaling bevat er drie meer dan de
meest volledige eerdere vertalingen:
een over Othello, een over de sonnetten
en de blijspelen As you like it en
Twelfth Night (Driekoningenavond) en
een reeks notities van een
Shakespeareliefhebber. Zijn boek is zo
boeiend, omdat hij alleen maar details
en aspecten bespreekt, waar hij iets
wezenlijks over te zeggen heeft omdat
zij het verrassendst vlak bij onze
tijd staan. Het meest befaamd
zijn de beschouwingen over de
koningsdrama's, in het bijzonder
Richard II en III, over Hamlet
waarop Richard Flink en Eric
Schneider zich inspireerden en over
King Lear, waarin men Peter Brooks
befaamde voorstelling weerspiegeld
ziet en waarin parallellen getrokken
worden met het toneel van Beckett,
zoals trouwens ook al bij de
koningsdrama's. Kotts analyse van de
verhouding tussen Desdemona en
Othello is even verrassend als zijn
vergelijking van de sonnetten met de
twee juist genoemde blijspelen met
behulp van andere liefdespoëzie uit
dezelfde tijd, en met het toneel van
Jean Genet.
Jan Kott: Shakespeare-tUdgenoot.
Vertaling Berend Huising. Uitgeverij
Moussault Amsterdam 1967. 16.50
De boeken hadden zich, volgens de
jongste theorieën, moeten ontwikke
len tot pockets of paperbacks, het
geen weliswaar in sommige gevallen
uitsterven van de soort verhaast.
Maar dertien verhalen uit de bundels
zijn nu verschenen in een kostbare
pracht-editie, compleet met foedraal.
En daarin leven nu varken, rat,
muis, mus, haas, konijn, olifant en
nog enkele in een soor,t verheerlijkte
staat. „Andermans huid" heet het
boek, waarvoor Peter Vos eèn aantal
heel fijne tekeningen maakte en dat
Helmut Salden typografisch verzorg
de.
Vos maakte voor de uitgave enkele
pagina-grote tekeningen, wemelend
van planten en dieren, fantastisch
aandoend cloordat alles van zo dicht-
Het varken Mort
bij is waargenomen. Als Vos mussen
in een boom tekent, zoals op bladzij
de 73 van het boek, komt er^ een
haast ondoordringbare wildernis van
blaadjes te voorschijn. Op veel
plaatsen in de tekst staan de indivi
duele dieren, meestal zonder entou
rage, wat verloren in het wit, uit een
situatie van het verhaal gelicht. Bij
het kijken naar die altijd heel ver
fijnd getekende plaatjes kun je een
merkwaardige ontdekking doen. De
tekeningen van Peter Vos zijn wat
men noemt naturalistisch. Elk dier is
tot in kleinigheden herkenbaar, het
vertegenwoordigt de soort op uitste-
kende wijze. Toch zijn de tekeningen
en dat is geen diskwalificatie van
Vos' werk te concreet. Op bladzijde
119 staat een wat treurige, peinzende
olifant met een suggestie van verla
ten wereld om hem heen. Het is de
gekwelde Branoul, hoofdfiguur van
het meesterlijke verhaal „Het man
netje in de kop en de vis," maar het
is Branoul niet, zoals die met zijn.for
midabele lichaam maar vooral met 't
denk-gezwel in zijn kop zich aan de
lezer vertoont. Het is een olifant, een
heel fijn. getekende dubbende olifant!
En het varken dat het varkensver-
haal' „Mijnheer Tip is de dikste
mijnheer" met een jolige kop opent,
zal wel Tip zijn of Simon Artzt, maar
het is een varken.
DE ONTDEKKING nu is, dat je bij
het lezen van de verhalen van Kool
haas je eigenlijk niet het beest
naturaliter voorstelt, ondanks de
'soms precieze beschrijving die de
auteur van uiterlijk waarneembare
gedragingen geeft. Koolhaas' beesten
blijken, ineens personificaties of ani-
malificaties van leven; zijn dieren
zijn abstracties van dieren; de
auteur heeft hun leven zo geïndividu
aliseerd dat ze met hun soort alleen
nog enkele uiterlijke gedragingen ge
meen hebben. Koolhaas is een dra
matisch denker over het leven,
waarvoor hij in een geabstraheerde
dierenwereld de ruimte en de ge-
eigende levensvormen vindt. De die
ren van Vos zijn concrete beesten,
met een aan de verhaalssituatie
ontleende Individualiteit, maar niet
buiten de soort komend. Branoul is
niet de getekende olifant; omgekeerd
heb ik in dierentuinen bij het zien
van bijvoorbeeld een krokodil nooit
moeten denken; daar heb je Stroenil,
hoofdfiguur van het verhaal „Zonder
schrik." Net zo min als je romanper
sonages op straat ontmoet, kom je
Koolhaas' dieren in dt natuur of in
de natuurlijke tekeningen van Peter
Vos tegen (ook niet in de carnavals
stoeten van Nicolaas Wijnberg). De
nieuwe uitgave zou je er toe kunnen
brengen de term „dierenverhaal"
voor het door Koolhaas beoefende
genre voorgoed opzij te zetten; een
normale roman noem je ook geen
mensenverhaal. Het is een merk
waardig resultaat, maar door de
tekeningen van Vos ben ik op de
dieren van Koolhaas nog meer ge
steld geraakt, hetgeen waardering en
bewondering voor Vos' tekeningen
niet behoeft uit te sluiten. Als
verbeeldingen van leven, eigenzinni
ge verbeeldingen in een vlies van
herkenbaarheid noodzakelijke her
kenbaarheid liggen de vrije teke
ningen van Peter Vos, vooral die van
zijn zo verschrikkelijk gevederde vo
gels, als kunstwerken dichter bij
Koolhaas' werk dan deze „toegepas
te" dieren.
De bever Roets
ontbreken waarin Koolhaas met pa
rallel-situaties tussen dieren-
mensenwereld werkt. Als men de
verhalen dierenverhaal blijft noe
men, zijn voor de bloemlezing wel de
meest dierlijke gekozen.
De titel schijnt te verwijzen van
schrijver naar dier. Terugwijzend
lijk' hij mij zinvoller. De dieren
steken wel ir. hun eigen vel (dat
vaak zo willig °P allerlei situaties
reageert) maar zitten in andermans
huid: dffe van hun schepper. Kool
haas zet geen dieren uit, hij lokt ze
naar zich* toe en laat ze in zijn
wereld een mutatieproces ondergaan.
Ook een vorm van evolutie, zij het
naar een gecompliceerdere wereld,
een zwartere ook dan de dierenwe
reld neet te zijn.
Je hoeft geen huiveraar te zijn
voor de revolutie door het pocket
boek om met de evolutie-terug naar
een dergelijk fraai, gebonden bofek
blij te zijn.
KEES FENS
Uitgevers hebben niet altijd een
goede neus voor best-sellers. Het suc-
cesboek „Gone with the wind" bijvoor
beeld werd in Amerika door zestien
uitgevers afgewezen, de zeventiende
heeft er een klein fortuin mee ver
diend.-De Amerikaanse schrijver Gor-
ham Munson is een voorbeeld van
bijzondere vasthoudendheid: zijn ro
man „The tormented" (De gekwelden)
werd gedurende vijftien jaar door
vierendertig uitgevers als ongeschikt
voor publicatie teruggezonden, waarna
de vijfendertigste er bijna twee mil
joen exemplaren van verkocht. Tussen
die bedrijven door schreef hij „The
white god", een studie over de oude
Hokokam Indianen in Zuid-Arizona die
tweeduizend jaar geleden al een
dorpscultuur hadden opgebouwd. Met
dit boek heeft Munson een wereldre
cord gevestigd Eerst in het achtste
jaar van toezenden en terug ontvan
gen werd het voor uitgave geaccep
teerd. In al die tijd hadden achtenzes
tig uitgevers er geen brood in gezien.
Hugh Atkinson heeft een langdurig
onderzoek ingesteld naar de achter
gronden van de Olympische Spelen en
het resultaat ligt nu als een lijvige
roman voor ons. „The Games" (De
Spelen, uitgave Cassell) onthult Ir.
verhaalvorm een massa intriges rond
om dit sportgebeuren, doet een boekje
open over het hoe langer hoe meer
voorkomende schijn-amateurisme en
doet ons de tijd betreuren toen sport
nog niet zozeer aan de commercie was
opgeofferd.
Elk jaar verschijnt er een roman of
een bundel verhalen van John O'Hara.
De roman, „The instrument" (uitgave
Random House), is gesitueerd in de
Amerikaanse toneelwereld. De moei
lijkheid een stuk op Broadway opge
voerd te krijgen wordt er uitvoerig in
behandeld. De hoofdfiguur is Robert
Yancey Lucas, een acteur die op het
moment van zijn triomf voelt te falen.
Met „Die Jahreszeiten" heeft de
jonge Peter Bichsel een „nouveau
roman" naar Frans voorbeeld ge
schreven. Een intrige 'is er nauwelijks.
Bichsel beschrijft een door drie gezin
nen bewoond 'huis en hij bespaart ons
geen detail van inrichting en uiterlijk.
Het motief is het onpersoonlijke karak
ter van ons leven in deze tijd, elk mens
leeft op zijn eigen eilandje. Dit motief
lag ook al ten grondslag aan zijn
verzameling korte verhalen, getiteld
„Eigentlich möchte Frau Blum den
Milchmann kennenlernen" (Mevrouw
Blum zou eigenlijk wel eens met de
melkboer willen kennismaken). De
auteur kreeg in 1965 voor deze bundel
de Groep 47 Prijs.
Na haar roman „The best of every
thing" (Van alles het beste) heeft de
internationale kritiek Rona Jaffe als
een enfant terrible gekenschetst. Er
werden een miljoen exemplaren van
het boek verkocht. Komende maand
verschijnt „The cherry in the Martini"
(De kers. in de Martini, uitgave
Hodder and Stoughton) over haar eigen
tienerfantasieën en herinneringen.
De nieuwe psychologische thriller
van Joan Fleming heeft een maat
schappelijke inslag en speelt in een
milieu dat door te veel geld, verveling
en overmatig drankgebruik grondig is
bedorven. „Kill or cure" (Doden of
genezen, uitgave Collins) behandelt de
verwikkelingen die ontstaan nadat een
meisje als gevolg van een abortus
overlijdt. Een arts probeert het schan
daal in de doofpot te stoppen, maar de
onvermijdelijke chanteur verschijnt
ten tu'nele waarna de vader van het
meisje lastige vragen begint te stellen.
Een met humor geschreven roman, die
helaas een stuk werkelijkheid ver
beeldt.
Sir Kennedy Travaskis heeft een
verhelderend geschiedenisoverzicht
geschreven over Aden, getiteld
„Shades of amber" (Schakeringen van
amber, uitgave Hutchinson). De
schrijver was in de periode 1963-1964
Brits Hoge Commissaris in Aden, heeft
de gebeurtenissen op de voet gevolgd
en weet waarover hij het heeft.
Een West-Indische auteur, veel be
reisd, getrouwd met een Nigeriaanse
actrice, moet sterk geëngageerd zijn
over het vraagstuk van het neger zijn.
Lindsay Barrett doet dat in „Song for
Mumu" (Lied voor Mumu, uitgave
Longmans), waarin de titelfiguur,
dochter van Meela en de krankzinnig
gestorven Skully, op haar levensweg
wordt vergezeld door geweld en cor
ruptie. Zij vindt vrijwillig de dood
onder het offermes van de Prediker,
de volgende minnaar van haar moe
der. Op Mumu's begrafenis haalt Mee
la de man over ook haar te doden. Een
vreemd en wreed verhaal dat echter
door de poëtische taal en het diepe
inzicht van de schrijver in het gods
dienstig fanatisme van de Caraïbische
neger een geslaagde eersteling is S
worden. De 27-jarige Lindsay Barrett
debuteerde eerder met een Parti®e
gedichtenbundel.
DE VERHALEN uit „Andermans
huid" zijn gekozen uit zeven bundels;
de verhalen uit de dit jaar versche
nen bundel „Vleugels voor een rat"
bleven terecht, gezien hun recent
heid buiten de bloemlezing. Uit
„Poging tot instinct" werd het rat-
tenverhaal „Gif aan de overkant"
opgenomen, het beste verhaal uit die
bundel. Ik wijs hierop, want velen
zullen het verhaal niet kennen; Kool
haas' eerste bundel is nooit herdrukt.
Welk kriterium bij de keuze is aan
gelegd, wordt niet zo duidelijk; ook
de volgorde ls willekeurig, ir» elk
geval niet chronologisch. De verha
len zijn alle van heel goede kwaliteit;
even goede en enkele betere bleven
buiten de bloemlezing. Eén kriterium
lijkt mij wel duidelijk: opvallend is,
dat dl# verhalen uit het latere werk
„Andermans huid" van Anton
Koolhaas is verschenen bij G. A.
van Oorschot te Amsterdam.
Achtenveertig prachtige portretten
door de beroemde fotograaf Yousuf
Karsh (gebor°n Armeniër, thans Ca
nadees) zijn in „Portfolio" (uitgave
Nelson) verzameld. Aantekeningen,
vaak meesterwerkjes van korte bio
grafieën, geven bijzonderheden over de
manier van fotograferen en het con
tact tussen Karsh en zijn onderwerpen.
Tot de opmerkelijkste fotostudies re
kenen wij die van Steinbeck, Picasso,
Shaw, Oppenheimer, Miró, Johnson,
Hilary en Epstein.