Kott ontdekt Shakespeare „Andermans huid" van Anton Koolhaas BOEKEN WERELD Óffer Prachtuitgave van dertien verhalen Portretten van Karsh Bestseller in Amerika Spitsvondigheden Hoe lang zoenen? van ce ibaat Zuid-Arabië DE TIJD ZATERDAG 30 DECEMBER 1967 z HET AMERIKAANSE WEEKBLAD „The Saturday Evening Post" heeft een pagina, getiteld „Speaking Out", welke opeastaat voor vrije meningsuiting. Op 12 maart van het vorig jaar verscheen op deze pagina een opzienbarend artikel van een katholiek priester onder de kop: „Ik ben priester; ik wil trouwen". Het artikel was ondertekend met de naam „Father Stephen Nash". Het artikel wek te groot opzien en het aantal brieven van lezers dat binnenstroomde bij de redactie was het grootste in de geschiedenis van „The Saturday Evening Post". Een groot aantal brieven waren kritisch en verwer pend, maar meer dan negentig procent juichten de schrijver toe. Deze brieven kwamen van zowel katholieken als niet- katholieken en vanuit de gehele wereld. Dr. D. VAN DER VAT JAN KOTT SCHRIJFT over Shakespeare zoals Pierre Jansen over beeldende kunst praat. Jan Kott heeft het over iets, dat hem hevig bezig houdt en waar hij opgetogen over is. Hij heeft het over een Shakespeare, die meer is dan groot en geniaal, die op het toneel ook méér laat zien dan boeiende verbeeldingen van men sen, waar men in de schouwburg of onder de leeslamp in zijn vrije tijd rustig van kan genieten. ANDL RUTTEN De dieren van A.Koolhaas zijn teruggeëvolueerd, wat overi gens voor bibliologen interessan ter is dan voor biologen. De acht boeken waarin hun levensverha len verteld worden „het eer ste, „Poging tot instinct", ver scheen in 1956 kwamen alle uit in gebonden vorm met om slagen van Nicolaas Wijnberg, die er een hele fantastische die rentuin voor ontworpen heeft. Wereldrecord Olympische Spelen John O'Hara Peter Bichsel Rona Jaffe Joan Fleming Lindsay Barrett Dr James Kavanaugh KERK BEVRIJDEN VAN DE LETTER De grote reactie bewoog de schrijver tot het schrijven van een boek „Een Moderne Priester Kijkt naar zijn Verouderde Kerk". De naam onder het in The Saturday Evening Post verschenen artikel was een pseudoniem. Het werk verscheen onder schrijvers werkelijke naam „Father James Kavanaugh". De Ameri kaanse titel van het boek luidt: „A Modern Priest Looks at his Outdated Church". De schrijver is Dr. James Kavanaugh, priester gewijd in 1954, gedurende'negen jaren kapelaan, gepromoveerd in de theologie aan de Katholieke Universiteit van Amerika in 1966. Hij doceerde aan middelbare scholen in Michigan en aan de Katholieke Universiteit, waar hij eveneens lid was van het bureau voor huwelijksraadgeving. Na het verschijnen van zijn boek werd hij door zijn superieuren met verlof gezonden. Hij besloot toen uit het ambt èn uit de kerk te treden. Het boek van Father Kavanaugh heeft furqre gemaakt in Amerika en is een bestseller zowel in katholieke als niet-katholieke kringen. Het is begroet met felle verwensingen en met uitbun dige vreugde. Het Amerikaanse katholicisme is zeer behoudzaam en heeft, in een vijandige wereld, een uitgesproken getto-mentaliteit ont wikkeld. Tot voor kort waren Amerikaanse katholieken, die zich ongerust begonnen te maken over de mentaliteit van hun kerk en die zich bewust werden van de krachtige ecumenische stromingen, aangewezen op de werken van Europese theologen. Het huidige werk van Dr. Kavanaugh is het eerste in Amerika verschenen werk dat de ontwikkeling van de katholieke Kerk onder de loep neemt tegen een louter Ameri kaanse achtergrond. Zijn hoofdstelling is dat de door Christus gepredikte liefdesleer in -de Joop der eeuwen' Is- overwoekerd door het legalisme van de institu tionele Kerk; dat de gelovigën hun gewetens hebben overgeleverd aan bisschoppen en pas toors en dat zij grotendeels leven en sterven in de ban van de vrees, vrees voor de zonde, vrees voor de hel, vrees voor een zelfstandig oordeel. In zijn voorrede verklaart Dr. Kavanaugh dat hij oorspronkelijk niet van plan was geweest een boek te schrijven, maar dat de talrijke brieven die binnenstroomden na de publicatie van zijn eerste artikel hem hiertoe genoopt hebben. In sommige van de brieven had men hem uitgekre ten voor huilebalk, Judas, een gevaarlijk man, een misleide en verloren ziel en een sentimente le dwaas. Maar in de meeste brieven hadden de lezers van het oorspronkelijke artikel hem geprezen. Zij vertelden hun eigen lijdensverha len; onder hen waren priesters, afgevallenen, kloosterzusters, gescheiden katholieken, homo fielen, drankzuchtigen, slachtoffers aan wie de sacramenten geweigerd waren, allen teleurge steld door de Kerk waarin zij oprecht geloofden. In de inleiding schrijft Kavanaugh: „Ik vraag om een eerlijke dialoog, een open hiërarchie, een kerk welke niet het antwoord weet op alle vragen of verwacht dat alle mensen zich zullen bewegen ln het houterige ritme van bevroren categorieën. De onlangs geoubliceerde „Verklaring over Godsdienstige Vrijheid" doet mij geloven dat mijn hoop niet tevergeefs is". „Paragraaf 9 en 10 van de verklaring van dit Vaticaans concilie over het recht van de mens op godsdienstvrijheid is gebaseerd op de waardigheid van de persoon, waarvan de behoeften zich meer volledig geopenbaard hebben aan de rede, dankzij eeuwen van ervaring. Het is een van de belangrijk ste leerstellingen van de Katholieke leer dat de geloofsreactie van de mens op God vrij moet zijn...". „Ik schrijf om te zeggen tot de man die gedwongen is geworden het geloof van zijn vaderen prijs te geven: u kunt slechts geloven in dezelfde mate waarin u vrij bent. En dit geldt eveneens voor mij". Het eerste hoofdstuk behandelt de overwoeke ring van de dopr Christus gepredikte liefde door de wetten van de kerk. ,,Hoe hebben wij ooit de legalistische kerk kunnen voortbrengen waarvan Christus beloofde ons te zullen bevrijden? Hoe hebben wij het bestaan om van een evangelie van liefde en vrijheid over te gaan tot een systeem dat mannen kan ontrukken aan hun vrouw in de naam van de gerechtigheid? Hoe hebben wij het klaar gespeeld om godsdienst te vervangen door de spitsvondigheden van een dode theologie?" Hij geeft een voorbeeld uit de praktijk. Een eenvoudige vrome vrouw komt tot hem om hulp. Zij is gelukkig getrouwd, maar de man meent dat zij zich niet meer kinderen kunnen veroorloven. Zij vraagt om toestemming voor het gebruik van de pil. Dr. Kavanaugh weigert en brengt de gangbare argumenten naar voren. ,,De argumenten welke ik tegenover haar ge bruikte kon ik zelf niet in eerlijkheid aanvaarden, ofschoon ik deze argumenten gedurende lange tijd had uitgeschetterd, uit trouw, uit vrees of uit misplaatst geloof. Zij wist meer van de liefde dan ik ooit kon hopen te weten. Onthaal mij niet op nog meer geleerde argumenten. Ik heb ze alle duizend keer gelezen. Vertel mij niet dat ik geduldig moet wachten tot een Paus verschijnt op een balkon voordat ik haar terug kan sturen naar het bed van haar echtgenoot.' Ik heb meegeholpen om dit vreesachtig en gekluisterde wezen voort te brengen dat zo hulpeloos tot mij kwam." ,,Nee, wij hebben geen paus nodig om ons te vertellen dat Katholieken de pil mogen gebruiken. Wat wij nodig hebben is een God die ons zegt dat wij vrij zijn. Wat wij nodig hebben is een Kerk die ons bevrijdt van letterknechterij. welke ons heeft bedolven onder schuldbewustzijn en angst en ons beroofd heeft van onze God Wij willen leren beminnen en wij hebben slechts trouw geleerd aan rite en voorschriften". omdat wij de moed hebben verloren om op eigen benen te staan". ,,I.etterknechterij heeft ons tot slaven gemaakt". ,.Ik ben niet iemand die zijn celibaat schonk aan God. Ik ben een misleid letterknecht, die zich houdt aan de voorschriften welke een systeem dienen. Ik ben niet celibatair en speel slechts een spel dat men mij geleerd heeft te spelen. Ik ben een egoïstisch vrijgezel, een farizeeër die spreekt van liefde en niet anders kent dan de wet". In de volgende hoofdstukken behandelt Dr. Kavanaugh de, vooral in Amerika, zo bekrom pen opleiding voor het priesterschap in ,,mijn arrogante Kerk". Hij spreekt over het bekrom pen katholicisme van de Amerikaanse leek; over ,,sex", ,,het doelwit van het katholieke geweten". In dit verband citeer ik een passage, welke helpt verklaren dat dit overigens goed geschreven en eerlijke boek mij soms vervult met weerzin. De schrijver maakt zich te vaak schuldig aan een onaangename vorm van rhetoriek. ,,Sex" schreeuwt mij toe uit iedere biecht en overlaadt mij met vragen en bijzonderheden. Elke week zwem ik in handen en dijen, de achterbanken van auto's en slaapkamers, trillende lippen en bevende borsten. Ik hoor de verlegen stemmen van de zwakken en vraag mij af of de katholiek ooit aan iets anders denkt dan ,,sex". Deze passage illustreert tevens een tweede bezwaar tegen het boek, het dikwijls verregaan de simplisme. Dan volgt een benarrende be schrijving van de Amerikaanse parochie, het koninkrijkje van eigengereide en vaak arrogante motto ,,Ik haat de letterknechterij van mijn Kerk". Hoofdstuk Zeven handelt over de biecht en de doodzonde, en over het schuldbesef en de zondeangst van de gelovigen. „Onze biechtstoel wordt een aanfluiting als wij haar vergelijken met de christelijke visie van vergiffenis. Christus beloofde vrijheid en wij kunnen slechts straf en schuldbesef aanbieden". „Ik kan niet langer dergelijke biechten horen. Ik kan mij niet verzetten tegen slaap en verveling als de mannen in rijen langs mij heen gaan en een formele lijst opsommen van mandenvol tekortko mingen. Ik kan hun schuldgevoel over onbenullig heden niet verdragen, noch hun rouwmoedige verslagen over de „zonden" die slechts het verhaal zijn van een rijpende ziel". „Ik ben het beu zonden weg te nemen waarvan ik niet eens zeker ben dat ze bestaan, om beloften uit te lokken welke niet nageleefd kunnen worden, om een God te vertegen woordigen die zo gemakkelijk mensen veroordeelt tot de hel". In het achtste hoofdstuk doet voor het eerst de humor zijn intrede als de schrijver terecht komt op het onderwerp van de voorschriften voor nette Katholieke vrijage, en over de afstand tussen de zoen en de doodzonde. Hoe lang mag een zoen duren voordat de zonde begint? „Sommigen zeggen dat twintig seconden te lang ls. Anderen, meer praktisch, menen dat gepassion- neerder zoenen worden gekenmerkt door dc gelei delijke overgang van minnegespin tot het gegrom van een beer. Men heeft geen effectieve formule kunnen ontwerpen om de morele hoedanigheid van een omhelzing te kunnen bepalen". 3 KAVANAUGH" HAD GEIEND dal' hij fiet offer van het celibaat had gebracht, alleen maar om op een goede dag te ontdekken dat hij helemaal niet celibatair was, dat hij niet meer was geweest ,,dan een zelfzuchtige en beangstig de man die gevochten had om een zinloze wet te gehoorzamen." „Wij zijn angstige mannen die zich ophouden aan een regel welke wij in werkelijkheid niet begrijpen. Wij zijn de slachtoffers van een stelsel ciat onze jeugdige onafhankelijkheid heeft vernietigd en ons gevormd heeft tegen onze eerlijke wil. Men heeft ons geleerd elk facet van ons geloof te verdedigen, wat ook onze persoonlijke gevoelens mogen zijn, en een dergelijke opleiding heeft ons gemaakt tot meesters in het verdedigen van de dwaasheid van ons legalistisch leven. Wij zijn gevangenen, buiten gesloten uit de wereld van vrij en onalhankelijk denken, mannen zonder een werkelijke keuze. Wij aanvaardden een levenswijze welke wij niet begre pen, en blijven ons vastklampen aan zijn wetten, James Kavanaugh, auteur van „Een mo derne priester kijkt naar zijn verpuderde kerk". Inmiddels uit ambt en kerk getreden. en veeleisende priesters, met hun slechte preken en hun g^ldjacht. Het vijfde hoofdstuk is een pleidooi voor gewetensvrijheid voor zowel pries ter als leek en is een veroordeling van de pracht en praal welke de Kerk nodig meent te hebben, waarin een Paus zich schaapherder kan noemen terwijl mannen hem ronddragen op een troon en bisschoppen hun ringen voorhouden aan ge dweeë lippen". „Maar als ik mijn hoofd moet buigen voor de majesteit van priesters en bisschoppen en mijn mond moet houden, wat zij ook mogen doen. weet ik dat mijn Kerk haar geboorterecht heeft verkocht voor een koningsscepter. En een uitgebreid denk stelsel, de decadente theologie van de katholieke Kerk, heeft haar verteld dat zij gelijk heeft. De katholieke theologie, welke stierf ergens tussen Thomas en Tarzan, staat de Paus toe even onaantastbaar te zijn als een keizer, staat de bisschop toe een onafhankelijk heerser te zijn, en staat zelfs de pastoor toe' te heersen zonder rekening te houden met de persoon van de mens. Zolang de katholieke theologie niet ophoudt een verouderde verdediging te vormen van versleten vormen, kunnen er geen personen zijn ln de Kerk. Er kunnen slechts onderhorigen zijn die gehoorza men aan de bevelen van een koning. Er kan geen sprake zijn van protesten, van revoluties, van werkelijke hevorming. De jaren van Vaticaan II zullen niet meer blijven dan een oppervlakkig gebaar van een beangstigende Kerk, totdat de theologie ontdekt dat zij dood is". Hoofdstuk Zes bevat een scherpe en vinnig^ veroordeling van het canoniek recht onder het DE REST VAN HET BOEK gaat over het christelijk huwelijk en echtscheiding, over ge boortebeperking, over katholieke scholen, waar van de schrijver het einde voorspelt omdat zij in onze dagen een nodeloze geldverspilling zijn geworden. Een ander hoofdstuk handelt over de wantoestand en tyrannie in zusterkloosters, een grimmig verhaal, en het slothoofdstuk over de eerbied waarop andersdenkenden recht hebben van (Ie kant van de katholieken, die zich te lang hoogmoedig hebben opgesloten in hun getto. Het werk eindigt met een epiloog, waarvan dit het einde is: „Ik zal een eerlijk en uitgesproken katholiek zijn, zelfs indien mijn oversten mij verbieden priester te zijn. Ik zal een katholiek zijn die zijn geweten volgt, die van zijn kerk een zinvolle betekenis verlangt en die niet wil toestaan dat zijn God teruggebracht wordt tot leeg ritueel en een alverslindende wet. Ik zal katholiek blijven tot lk op zekere dag, misschien eerder dan ik denk, terug zal keren tot as en tot God. Hij zal mij oordelen zoals Hij moet. maar ik kan tot Hem zeggen, ever. eerlijk als ik dit tot u zeg: „Ik heb geprobeerd mens te zijn!". u Het is niet moeilijk het eens te zijn met het oordeel van de Augustijn Dr. G. 'Baum van het centrum voor ecumenische studies van het St. Michaels College in Amerika: dat men hier te doen heeft met een vernietigend maar diep ontroerend verhaal over wat de farizeeën en hogepriesters hebben uitgericht in de Kerk van onze generatie en dat duizenden katholieken in dit werk hun eigen teleurstellingen bekrachtigd zuilen zien. Maar men kan begrijpen dat er mensen zijn die het een gevaarlijk boek vinden, gevaarlijk voör de' eenvoudige zielen die zich plotseling en verbijsterd geplaatst zien voor de afbraak in korte tijd van misvattingen enwaanvoorstellin gen die het produkt zijn van eeuwen van theologische nijverheid. Wat ik op het boek tegen heb is het veelvuldig vervallen in nodeloze herhalingen, hier en daar al te weke en bijna sentimentele plekken, neigingen tot mooischrij verij en rhetoriek, welke wanklanken vormen in dit werk dat zonder twijfel is geschreven door een eerlijk en diepbewogen priester. Eerder paardemidde] dan medicijn, maar men kan deze arts zijn moed niet ontzeggen. „A modern, priest looks at hls outdated Church" door Father dr. James Kavanaugh uitgave Trident Press New York. Prijs 4.95 dollar. DIEREN IN VERHEERLIJKTE STAAT Voor Jan Kott is Shakespeare's toneel niet iets, dat men als toevoegsel op het echto leven kan bewonderen: de meest wezenlijke ervaringen van zijn eigen bestaan en van het bestaan van zijn tijdgenoten vindt hij er in terug. Jan Kott ls een van de Poolse intellectue len, die, westers georiënteerd en kri tisch opgesteld tegenover de officiële cultuurpolitiek van hun land, voort durend op scherp staan om hun onaf hankelijkheid te bewaren- De bekende Engelse regisseur Peter Brook ontmoette Jan Kott voor het eerst in een nachtclub in Warschau, platgedrukt door een groep hevig opgewonden studenten. Voor hun ogen werd bij vergissing een mooi meisje gearresteerd. Jan Kott sprong haar meteen bij. Het werd een avontuurlijka tocht, die 's nachts om vier uur eindigde op het hoofdbureau van de Poolse politie. Dit is maar een flits uit het leven van Jan Kott in Polen. Hierbij past een flits uit het boek van Jan Kott over Shakespeare, een stukje commentaar bij een scène uit Richard III. „Het is vier uur ln de morgen. Voor het eerst in deze tragedie geeft Shakespeare het juiste uur aan. Op slag van vier. Het ls het uur tussen nacht en morgenschemering, het uur waarin daarboven de besluiten al genomen zijn, waarin al gebeurd ls wat gebeuren moest; maar het is ook het uur, waarin men zich nog kan redden, het uur, waarop men het huis nog kan verlaten. Het laatste uur voor de vrije keuze. De telefoon gaat. Iemand klopt gejaagd op de deur. Wie ls het. Men weet het niet." WAT GEBEURT er in die ene scène? Er wordt inderdaad op de deur geklopt, 's nachts tegen vier uur. De ene vriend waarschuwt de andere, dat hij moet vluchten: de hertog, die de koning gevangen heeft, baant zich een weg naar de kroon en talrijk zijn de edelen, die hij uit de weg ruimt. Maar de gewaarschuwde vriend vlucht niet. Hij is dapper. Weinige uren later was hij dapper. Twee flitsen. Wat er 's nachts in de nachtclub van Warschau gebeurde is niet precies hetzelfde als wat er in de scène bij Shakespeare gebeurde, maar de twee voorvallen horen wel in een zelfde soort wereld thuis: in het detail weerspiegelen zich dezelfde ongewisse dreigingen. Dat ontdekt Jan Kott in Shakespeare. Hij is hoogleraar in Warschau professor in drama, zei hij tegen Peter Brook. Shakespeare hoort dus bij zijn vak. Maar hij kent hem niet alleen in de beslotenheid van zijn studeerkamer. Hij vindt bij hem, met verbijstering en met geestdrift, precies dezelfde wereld teriig, als waarin wij vandaag leven, en hij ontdekt, dat Shakespeare's wereld dichter bij ons staat dan de wereld van gisteren en eergisteren. Zijn opgetogenheid daarover geeft hij door en hij heeft er al duizenden mee aangestoken, ook als zij geen doorgewinterde Shakespeare-kenners waren, en dat kon, omdat zijn boek in vele talen vertaald is, nu ook in het Nederlands. WAAROM RAAKT iemand opgetogen bij het herkennen van eigen onzekerheden, twijfels, spanningen en angsten in een toneelstuk of op een schilderij want heeft bijvoorbeeld de enorme toeloop naar de Jeroen Bosch tentoonstelling niet dezelfde grond als Kotts geestdrift voor Shakespeare? Waarom kan de verbeelding van een ander een bevrijding zijn? Misschien is zij in wezen dezelfde opluchting als een kind ondergaat wanneer het, diep in de nacht wakker geschrokken uit een bange droom, zijn vader naast zijn bed ziet staan. Door de aanwezigheid van de vader wordt ook in het nachtelijk donker de wereld weer herkenbaar. En Shakespeare, zoals Jeroen Bosch, maakt ook iets herkenbaar; hij legt de angsten en verschrikkingen vast, localiseert ze, plaatst ze op een afstand, waar ze herkend kunnen worden. Jan Kott, Shakespeare lezende, herkende zijn eigen beangstigende wereld, met naast zijn bed een lotgenoot, die niet bang was, maar met zekere hand liet zien. Dat werkte als een bevrijding, die opgetogen maakte. Door Shakespeare zó te ontdekken is Jan Kott een 'boeiende stap verder gekomen dan alle grote Shakespeare-kenners vóór hpm, JAN KOTT is een bescheiden man. Zijn boek, dat zo druk vertaald is, noemde hij zelf „Schetsen over Shakespeare". Het is ook geen systematisch opgezet werk, maar een bundel essays. De Nederlandse vertaling bevat er drie meer dan de meest volledige eerdere vertalingen: een over Othello, een over de sonnetten en de blijspelen As you like it en Twelfth Night (Driekoningenavond) en een reeks notities van een Shakespeareliefhebber. Zijn boek is zo boeiend, omdat hij alleen maar details en aspecten bespreekt, waar hij iets wezenlijks over te zeggen heeft omdat zij het verrassendst vlak bij onze tijd staan. Het meest befaamd zijn de beschouwingen over de koningsdrama's, in het bijzonder Richard II en III, over Hamlet waarop Richard Flink en Eric Schneider zich inspireerden en over King Lear, waarin men Peter Brooks befaamde voorstelling weerspiegeld ziet en waarin parallellen getrokken worden met het toneel van Beckett, zoals trouwens ook al bij de koningsdrama's. Kotts analyse van de verhouding tussen Desdemona en Othello is even verrassend als zijn vergelijking van de sonnetten met de twee juist genoemde blijspelen met behulp van andere liefdespoëzie uit dezelfde tijd, en met het toneel van Jean Genet. Jan Kott: Shakespeare-tUdgenoot. Vertaling Berend Huising. Uitgeverij Moussault Amsterdam 1967. 16.50 De boeken hadden zich, volgens de jongste theorieën, moeten ontwikke len tot pockets of paperbacks, het geen weliswaar in sommige gevallen uitsterven van de soort verhaast. Maar dertien verhalen uit de bundels zijn nu verschenen in een kostbare pracht-editie, compleet met foedraal. En daarin leven nu varken, rat, muis, mus, haas, konijn, olifant en nog enkele in een soor,t verheerlijkte staat. „Andermans huid" heet het boek, waarvoor Peter Vos eèn aantal heel fijne tekeningen maakte en dat Helmut Salden typografisch verzorg de. Vos maakte voor de uitgave enkele pagina-grote tekeningen, wemelend van planten en dieren, fantastisch aandoend cloordat alles van zo dicht- Het varken Mort bij is waargenomen. Als Vos mussen in een boom tekent, zoals op bladzij de 73 van het boek, komt er^ een haast ondoordringbare wildernis van blaadjes te voorschijn. Op veel plaatsen in de tekst staan de indivi duele dieren, meestal zonder entou rage, wat verloren in het wit, uit een situatie van het verhaal gelicht. Bij het kijken naar die altijd heel ver fijnd getekende plaatjes kun je een merkwaardige ontdekking doen. De tekeningen van Peter Vos zijn wat men noemt naturalistisch. Elk dier is tot in kleinigheden herkenbaar, het vertegenwoordigt de soort op uitste- kende wijze. Toch zijn de tekeningen en dat is geen diskwalificatie van Vos' werk te concreet. Op bladzijde 119 staat een wat treurige, peinzende olifant met een suggestie van verla ten wereld om hem heen. Het is de gekwelde Branoul, hoofdfiguur van het meesterlijke verhaal „Het man netje in de kop en de vis," maar het is Branoul niet, zoals die met zijn.for midabele lichaam maar vooral met 't denk-gezwel in zijn kop zich aan de lezer vertoont. Het is een olifant, een heel fijn. getekende dubbende olifant! En het varken dat het varkensver- haal' „Mijnheer Tip is de dikste mijnheer" met een jolige kop opent, zal wel Tip zijn of Simon Artzt, maar het is een varken. DE ONTDEKKING nu is, dat je bij het lezen van de verhalen van Kool haas je eigenlijk niet het beest naturaliter voorstelt, ondanks de 'soms precieze beschrijving die de auteur van uiterlijk waarneembare gedragingen geeft. Koolhaas' beesten blijken, ineens personificaties of ani- malificaties van leven; zijn dieren zijn abstracties van dieren; de auteur heeft hun leven zo geïndividu aliseerd dat ze met hun soort alleen nog enkele uiterlijke gedragingen ge meen hebben. Koolhaas is een dra matisch denker over het leven, waarvoor hij in een geabstraheerde dierenwereld de ruimte en de ge- eigende levensvormen vindt. De die ren van Vos zijn concrete beesten, met een aan de verhaalssituatie ontleende Individualiteit, maar niet buiten de soort komend. Branoul is niet de getekende olifant; omgekeerd heb ik in dierentuinen bij het zien van bijvoorbeeld een krokodil nooit moeten denken; daar heb je Stroenil, hoofdfiguur van het verhaal „Zonder schrik." Net zo min als je romanper sonages op straat ontmoet, kom je Koolhaas' dieren in dt natuur of in de natuurlijke tekeningen van Peter Vos tegen (ook niet in de carnavals stoeten van Nicolaas Wijnberg). De nieuwe uitgave zou je er toe kunnen brengen de term „dierenverhaal" voor het door Koolhaas beoefende genre voorgoed opzij te zetten; een normale roman noem je ook geen mensenverhaal. Het is een merk waardig resultaat, maar door de tekeningen van Vos ben ik op de dieren van Koolhaas nog meer ge steld geraakt, hetgeen waardering en bewondering voor Vos' tekeningen niet behoeft uit te sluiten. Als verbeeldingen van leven, eigenzinni ge verbeeldingen in een vlies van herkenbaarheid noodzakelijke her kenbaarheid liggen de vrije teke ningen van Peter Vos, vooral die van zijn zo verschrikkelijk gevederde vo gels, als kunstwerken dichter bij Koolhaas' werk dan deze „toegepas te" dieren. De bever Roets ontbreken waarin Koolhaas met pa rallel-situaties tussen dieren- mensenwereld werkt. Als men de verhalen dierenverhaal blijft noe men, zijn voor de bloemlezing wel de meest dierlijke gekozen. De titel schijnt te verwijzen van schrijver naar dier. Terugwijzend lijk' hij mij zinvoller. De dieren steken wel ir. hun eigen vel (dat vaak zo willig °P allerlei situaties reageert) maar zitten in andermans huid: dffe van hun schepper. Kool haas zet geen dieren uit, hij lokt ze naar zich* toe en laat ze in zijn wereld een mutatieproces ondergaan. Ook een vorm van evolutie, zij het naar een gecompliceerdere wereld, een zwartere ook dan de dierenwe reld neet te zijn. Je hoeft geen huiveraar te zijn voor de revolutie door het pocket boek om met de evolutie-terug naar een dergelijk fraai, gebonden bofek blij te zijn. KEES FENS Uitgevers hebben niet altijd een goede neus voor best-sellers. Het suc- cesboek „Gone with the wind" bijvoor beeld werd in Amerika door zestien uitgevers afgewezen, de zeventiende heeft er een klein fortuin mee ver diend.-De Amerikaanse schrijver Gor- ham Munson is een voorbeeld van bijzondere vasthoudendheid: zijn ro man „The tormented" (De gekwelden) werd gedurende vijftien jaar door vierendertig uitgevers als ongeschikt voor publicatie teruggezonden, waarna de vijfendertigste er bijna twee mil joen exemplaren van verkocht. Tussen die bedrijven door schreef hij „The white god", een studie over de oude Hokokam Indianen in Zuid-Arizona die tweeduizend jaar geleden al een dorpscultuur hadden opgebouwd. Met dit boek heeft Munson een wereldre cord gevestigd Eerst in het achtste jaar van toezenden en terug ontvan gen werd het voor uitgave geaccep teerd. In al die tijd hadden achtenzes tig uitgevers er geen brood in gezien. Hugh Atkinson heeft een langdurig onderzoek ingesteld naar de achter gronden van de Olympische Spelen en het resultaat ligt nu als een lijvige roman voor ons. „The Games" (De Spelen, uitgave Cassell) onthult Ir. verhaalvorm een massa intriges rond om dit sportgebeuren, doet een boekje open over het hoe langer hoe meer voorkomende schijn-amateurisme en doet ons de tijd betreuren toen sport nog niet zozeer aan de commercie was opgeofferd. Elk jaar verschijnt er een roman of een bundel verhalen van John O'Hara. De roman, „The instrument" (uitgave Random House), is gesitueerd in de Amerikaanse toneelwereld. De moei lijkheid een stuk op Broadway opge voerd te krijgen wordt er uitvoerig in behandeld. De hoofdfiguur is Robert Yancey Lucas, een acteur die op het moment van zijn triomf voelt te falen. Met „Die Jahreszeiten" heeft de jonge Peter Bichsel een „nouveau roman" naar Frans voorbeeld ge schreven. Een intrige 'is er nauwelijks. Bichsel beschrijft een door drie gezin nen bewoond 'huis en hij bespaart ons geen detail van inrichting en uiterlijk. Het motief is het onpersoonlijke karak ter van ons leven in deze tijd, elk mens leeft op zijn eigen eilandje. Dit motief lag ook al ten grondslag aan zijn verzameling korte verhalen, getiteld „Eigentlich möchte Frau Blum den Milchmann kennenlernen" (Mevrouw Blum zou eigenlijk wel eens met de melkboer willen kennismaken). De auteur kreeg in 1965 voor deze bundel de Groep 47 Prijs. Na haar roman „The best of every thing" (Van alles het beste) heeft de internationale kritiek Rona Jaffe als een enfant terrible gekenschetst. Er werden een miljoen exemplaren van het boek verkocht. Komende maand verschijnt „The cherry in the Martini" (De kers. in de Martini, uitgave Hodder and Stoughton) over haar eigen tienerfantasieën en herinneringen. De nieuwe psychologische thriller van Joan Fleming heeft een maat schappelijke inslag en speelt in een milieu dat door te veel geld, verveling en overmatig drankgebruik grondig is bedorven. „Kill or cure" (Doden of genezen, uitgave Collins) behandelt de verwikkelingen die ontstaan nadat een meisje als gevolg van een abortus overlijdt. Een arts probeert het schan daal in de doofpot te stoppen, maar de onvermijdelijke chanteur verschijnt ten tu'nele waarna de vader van het meisje lastige vragen begint te stellen. Een met humor geschreven roman, die helaas een stuk werkelijkheid ver beeldt. Sir Kennedy Travaskis heeft een verhelderend geschiedenisoverzicht geschreven over Aden, getiteld „Shades of amber" (Schakeringen van amber, uitgave Hutchinson). De schrijver was in de periode 1963-1964 Brits Hoge Commissaris in Aden, heeft de gebeurtenissen op de voet gevolgd en weet waarover hij het heeft. Een West-Indische auteur, veel be reisd, getrouwd met een Nigeriaanse actrice, moet sterk geëngageerd zijn over het vraagstuk van het neger zijn. Lindsay Barrett doet dat in „Song for Mumu" (Lied voor Mumu, uitgave Longmans), waarin de titelfiguur, dochter van Meela en de krankzinnig gestorven Skully, op haar levensweg wordt vergezeld door geweld en cor ruptie. Zij vindt vrijwillig de dood onder het offermes van de Prediker, de volgende minnaar van haar moe der. Op Mumu's begrafenis haalt Mee la de man over ook haar te doden. Een vreemd en wreed verhaal dat echter door de poëtische taal en het diepe inzicht van de schrijver in het gods dienstig fanatisme van de Caraïbische neger een geslaagde eersteling is S worden. De 27-jarige Lindsay Barrett debuteerde eerder met een Parti®e gedichtenbundel. DE VERHALEN uit „Andermans huid" zijn gekozen uit zeven bundels; de verhalen uit de dit jaar versche nen bundel „Vleugels voor een rat" bleven terecht, gezien hun recent heid buiten de bloemlezing. Uit „Poging tot instinct" werd het rat- tenverhaal „Gif aan de overkant" opgenomen, het beste verhaal uit die bundel. Ik wijs hierop, want velen zullen het verhaal niet kennen; Kool haas' eerste bundel is nooit herdrukt. Welk kriterium bij de keuze is aan gelegd, wordt niet zo duidelijk; ook de volgorde ls willekeurig, ir» elk geval niet chronologisch. De verha len zijn alle van heel goede kwaliteit; even goede en enkele betere bleven buiten de bloemlezing. Eén kriterium lijkt mij wel duidelijk: opvallend is, dat dl# verhalen uit het latere werk „Andermans huid" van Anton Koolhaas is verschenen bij G. A. van Oorschot te Amsterdam. Achtenveertig prachtige portretten door de beroemde fotograaf Yousuf Karsh (gebor°n Armeniër, thans Ca nadees) zijn in „Portfolio" (uitgave Nelson) verzameld. Aantekeningen, vaak meesterwerkjes van korte bio grafieën, geven bijzonderheden over de manier van fotograferen en het con tact tussen Karsh en zijn onderwerpen. Tot de opmerkelijkste fotostudies re kenen wij die van Steinbeck, Picasso, Shaw, Oppenheimer, Miró, Johnson, Hilary en Epstein.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 16