Nieuwjaar I968
Een nieuwe gouverneur
MENSHEID DIENT SNEL TE HANDELEN
i
Samenwerking
Enkele feiten
Landbouw
Voor de keuze
Plannen genoeg
Mon
DE TIJD
ZATERDAG 30 DECEMBER 1967
Hoe bereiken wij dat de wereld van het
jaar 2000 nog „leefbaar" zal zijn? Wie
een overzicht wil geven van de belang
rijkste problemen waarmee de mens in
de toekomst te kampen zal hebben, moet
vragen wat de eerste helft van de
twintigste eeuw ons heeft opgeleverd:
'mmm
Alleen een onafhankelijk uitvoerend
orgaan is in staat het werk van de ge
specialiseerde VN-organisaties te coördi
neren en eveneens om de politieke bereid
willigheid in krachtige hulpacties om te
zetten. Dit is geen utopie. Men behoeft
slechts de ideeën toe te passen die al heb
ben geleid tot de organisaties van Europa.
"Wie aan het nieuwe jaar denkt, en aan alles wat in dat jaar kan gebeu
ren, denkt aan Vietnam. Dat is onvermijdelijk. De oorlog in dat ongeluk
kige land heeft het wereldnieuws in 1967 bijna volledig beheerst en zal dat
ook in 1968 doen. In november worden in de Verenigde Staten presi
dentsverkiezingen gehouden. Wij kunnen er zeker van zijn dat er vóór die
tijd niet zal worden onderhandeld over vrede. En daarna? Er is weinig
reden tot optimisme.
Het is bitter te moeten vaststellen
dat de wereld, die heelhuids door
twintig jaar koude oorlog was ge
komen, uitgerekend op het moment
dat zij de overwinning dacht binnen
te halen, de boot heeft gemist. Sinds
de Cuba-crisis van oktober 1962 was
het leven een stuk veiliger gewor
den. President Kennedy won zijn
duel met premier Khroesjtsjev, maar
hij was zelf de eerste om te zeggen
dat er geen overwinnaar was. dat
alleen de mensheid had gewonnen.
De Cuba-crisis was zoiets als de
finale van de koude oorlog, die de
twee rivalen definitief tot de conclu
sie bracht dat kernwapens niet ge
bruikt kunnen worden en dat het
ook geen zin heeft de tegenstander
ermee te chanteren. Dit is. para
doxaal genoeg, een stuk veiligheid
die „de bom die verder als een
levensgevaarlijk Zwaard van Damo
cles boven ons aller hoofden blijft
hangen, ons heeft bezorgd.
Natuurlijk zal de wereld moeten
ontwapenen en zich moeten ontdoen
van zijn kernwapens. De paradox
van een vrede, die wordt verkregen
door de ,,bal ance of terrorhet
evenwicht van de verschrikking, kan
niet blijven bestaan. Ontwapening
is een harde noodzaak, maar zij kan
pas komen aan het einde van de
weg naar ontspanning, niet aan het
begin. Eerst moet het wederzijdse
wantrouwen steen voor steen worden
afgebroken. Daarom is het zo be
langrijk, dat de Verenigde Staten
en de Sovjet-Unie consulaire ver
dragen sloten, dat er een directe
luchtlijn Moskou-Washington kwam,
dat Amerika graan verkocht aan
Rusland, dat er een „hot line" tussen
het Kremlin en het Witte Huis kwam
en bovenal dat het kernstopverdrag
van Moskou werd gesloten.
In 1963, toen Kennedy nog leefde
en veel van deze dingen gebeurden,
begon de wereld er voor het eerst
een beetje aantrekkelijk uit te zien.
Elet begon er werkelijk op te lijken
dat de mensen hun les hadden ge
leerd.
Toen kwam, in 1964. Vietnam:
eerst de marineslag in de Colf van
Tonkin, daarna de massale inzet van
Amerikaanse troepen op het vaste
land van Zuidoost-Azië. Sinds die
fatale augustusmaand is de situatie
steeds grimmiger geworden. Wie op
dit moment praat over het „winnen
van de vrede" moet het gevoeJ heb
ben, dat hij zich bezighoudt met
dingen die zeer onwezenlijk zijn.
De bedoelingen van president
Johnson zijn ongetwijfeld oprecht,
alle geschreeuw van ..Johnson moor
denaar! ten spijt. Maar de gewe
tensvraag rijst of de middelen,
waarvan de president zich bedient,
juist en moreel gerechtvaardigd zijn.
En het feit dat de bedoelingen op
recht zijn houdt evenmin in, dat de
uitgangspunten van de Amerikaanse
politiek in Vietnam kritiekloos kun
nen worden onderschreven.
De dreiging, die uitgaat van de
Vietnamese oorlog, is groot; groter
wellicht dan die van de vervagende
koude oorlog. Niemand heelt ooit
geloofd dat een land van de ene dag
op de andere de derde wereldoorlog
zou beginnen of „op de knop zou
drukken Altijd heeft iedereen ge
steld. dat het grote gevaar schuilt
in een langzaam escalerende kleine
oorlog, waarbij een van de wereld
machten zich manoeuvreert in een
situatie waarin hij niet meer voor- of
achteruit kan. Dit is precies wat de
Amerikanen in Vietnam is overko
men. Oe Thant heeft gelijk als hij
stelt, dat de oorlog gemakkelijk uit
de hand kan lopen en daarom de
kansen op een derde wereldbrand
aanzienlijk vergroot.
Bij het begin van een nieuw jaar
hoort een heilwens. Maar hoe zou
het nieuwe jaar.gelukkig kunnen zijn,
als niet eindelijk een einde wordt
gemaakt aan het ontzaglijke lijden
van het Vietnamese volk en de daar
uit voortvloeiende dreiging voor alle
mensen, die met elkaar deze wereld
moeten bewonen?
Aan het hoofd van de regering
der beide rijksdelen overzee staat
officieel de Koningin der Nederl an-
den, die echter ter plaatse wordt
vertegenwoordigd door een gouver
neur. Zij benoemt die gouverneur
op voordracht en onder de verant
woordelijkheid van het koninkrijks
kabinet. Maar omdat de benoeming
van een gouverneur uiteraard een
aangelegenheid is, waar de belangen
van het betrokken rijksdeel hel
nauwst bij betrokken zijn, laat dit
in feite de keus van een kandidaat
aan bet betrokken rijksdeel over. De
Nederl andse ministers bemoeien zich
daar niet ol nauwelijks mee en de
bewindslieden in de beide rijksdelen
overzee, die óók een stem in hel
koninkrijks-kabinet hebben, bemoeien
zich zorgvuldig alleen met hun
eigen zaken en lopen elkaar zeker
bij de aanwijzing van een kandidaat
voor het gouverneurschap niet in de
weg.
Beide rijksdelen hebben de keus
uit alles, wat Nederlander is. Be
grijpelijkerwijs echter geven zij sinds
een aan tal jaren de voorkeur aan wat
zij noemen een „Landskind een
geboren en getogen Surinamer ol
Antilliaan. Nederland heeft dit als
vanzelfsprekend aanvaard en de be
noeming van een gouverneur, gebak
ken in het eigen land, is allengs op
weg om traditie te worden.
Een dergelijke selectiemethode is
niet helemaal zonder risico. In beide
rijksdelen speelt de hartstocht een
belangrijke rol in het politi eke clen-
ken. Het politieke spel wordt daar
gespeeld om de knikkers van de
macht en alles wordt aan dit spel
ondergeschikt gemaakt. Zonder enige
twijfel ook de keus van een gouver
neur. Al is zijn positie dan ook
vergelijkbaar met die van een con
stitutioneel monarch, al bezit hij
slechts zeer beperkte bevoegdheden,
én door zijn persoonlijkheid én door
de omstandigheid, dat hij tegenover
het volk het staatshoofd vertegen
woordigt, kan hij zich tegenover zijn
ministers terdege laten gelden. Legt
men dus de keus van deze gezag
drager in (is handen van deze minis
ters dan loopt men het gevaar iemand
opgeschoteld te krijgen, van wie de
heren ministers aannemen, dat hij
zijn vriendjes niet in de steek zal
laten en een kneedbare aard bezit.
Het gevaar dus van een politieke
keus, waarbij een scheutje reukwater
geen overbodige weelde vormt.
In de praktijk nu valt het mee. De
Nederl andse" AVitillen hebben een
bijzonder bekwaam en ook in
Nederl and algemeen gezien gou
verneur gekregen in de persoon van
de jurist-medicus en letterkundige
wijsgeer mr. N. (Cola) Debrot. Su
riname mocht bepaald niet klagen
bij de benoeming van mr. Hein de
Vries, die in het bedrijfsleven zijn
sporen had verdiend en van wie men
zeker geen nederige onderworpen
heid aan welke politicus in Parama
ribo ook mocht verwachten. Deze
beide gouverneurs hebben echter het
grootste deel van hun ambtstermijn
achter de rug en beide rijksdelen
komen dus binnen afzienbare tijd
voor de vraag te slaan wie zij voor
de opvolging zullen aanbevelen.
Premier Pengel van Suriname
heeft op deze vraag maar vast ant
woord gegeven. Zijn keus is gevallen
op dr. Johan Ferrier en ook dit
lijkt een bijzonder gelukkige keus.
Dr. Ferrier is uit het onderwijs op
gekomen, is enkele jaren minister
president in Suriname geweest, heeft
vervolgens in Nederland aan het
ministerie van onderwijs gewerkt en
zich daar in het bijzonder toegelegd
op de onderwijscontacten in het
kader van de Europese Gemeen
schap en is tenslotte enkele jaren
geleden weer naar Suriname terug
gekeerd om de leiding op zich te
nemen van de Biliton-maatschappij
aldaar. Hij behoort niet tot de Natio
nale Partij Suriname van de heer
Pengel doch tot de Surinaamse De
mocratische Partij, die na de laatste
verkiezingen in de regeringscoalitie
van de heer Pengel is opgenomen.
Hij is stellig geen man om z ich zelfs
door de heer Pengel de kaas van
het brood te laten eten. Men mag
Suriname met deze keus geluk
wensen.
Wereld moet kiezen tussen
overvloed en catastrofe
n Voortzetting van de industriële revolutie,
die in de negentiende eeuw begon.
Twee wereldoorlogen, die Europa hebben
verwoest en geen enkel probleem tot oplos
sing hebben gebracht, doch veeleer tot de
vorming van nieuwe haarden van spanning
hebben geleid.
Verbetering in het welzijn van de indus
trieel ontwikkelde landen, als gevolg waar
van een diepe kloof tussen de minder ontwik
kelde landen (van het zuiden) en het indus
triële westen en daardoor een gevaarlijke
haard van spanning is ontstaan.
Een ideologisch conflict tussen Oost en
West over het sociaal-economisch stelsel.
Een volkomen ontoereikende internationale
organisatie, zonder organen die de grote pro
blemen van de toekomst aankunnen.
Snelle vorderingen op het gebied van
wetenschap en techniek, welke spoedig zullen
leiden tot explosieve ontwikkelingen met be
trekking tot de produktiviteit en de levens
standaard en levensgewoonten, en tevens tot
een even explosieve toeneming van de bevol
king.
Een wereld vervuld van angst voor de
toekomst, waarin men schommelt tussen vrees
voor oorlog en hoop op vrede.
Kan de met deze erfenis belaste mensheid
een veilige en gelukkige toekomst met een
duurzame vrede opbouwen? Het antwoord op
deze vraag hangt af van de bereidheid
echte haarden van spanning te verwijderen en
de maatschappij op doeltreffende wijze te
organiseren.
Een van de stellingen waarvan wij moeten
uitgaan is dat er geen nieuwe wereldoorlog mag
komen. De volgende ooidog zou een atoomoorlog
zijn, en dat zou ons een wereld opleveren die
haar eigen vernietiging en het einde van het
mensdom tegemoet ijlt. Willen wij echter enige
zekerheid dan zullen wij een grote taak hebben
te vervullen door het oplossen van de proble
men die onze generatie aan onze kinderen heeft
nagelaten. Wij zullen moeten komen tot het
doorbreken van de vicieuze cirkel van oorlog en
ellende, waardoor welvaart in één deel van de
wereld en blijvende armoede in andere delen is
ontstaan. Ten aanzien van het ideologisch
conflict tussen Oost en West is onze enige
redding gelegen in samenwerking op econo
misch en sociaal terrein: dit is een essentiële
voorwaarde indien wij deze problemen willen
oplossen.
Op woensdag 8 november heeft dr. SiOCO MANSHOLT, de vice-voorzitter van
de Europese Commissie (uitvoerend orgaan van de drie Europese Gemeenschap
pen) in Londen een belangrijke rede gehouden over de toekomst van het men
selijk geslacht. Hij deed dat op uitnodiging van de Koninklijke/Shell Groep, die
een hele reeks voordrachten over de futurologie, of toekomstkunde, heeft ge
organiseerd. Bijgaand artikel is een uitvoerige weergave van dr. Mansholts ge
dachten over de toekomst.
BUNDELING van krachten in nauwe samen
werking is het beste middel tegen een dogmati
sche houding op grond van bepaalde ideolo
gieën. Deze zal wellicht niet geheel en al
verdwijnen, doch men dient althans tot eerbie
diging van elkanders zienswijze te komen. In
het ideologisch conflict dat de wereldvrede
bedreigt, is het geografisch front reeds van het
IJzeren Gordijn naar de Russisch-Chinese grens
verplaatst.
Voor de toekomst is dit niet minder ernstig,
we hebben tijd nodig om dit probleem tot
oplossing te brengen. Wij hebben die nodig om
onze kapitalistische aanpak van de wereldpro
blemen te veranderen in een werkwijze geba
seerd op grotere samenwerking en ordening.
Hiervoor is een mate van progressiviteit in ons
denken en handelen vereist welke verontrustend
is voor degenen die terugblikken naar het
verleden en het oog niet willen en daarom ook
niet kunnen richten op de toekomst.
De reorganisatie van de ontwikkelingshulp, de
besprekingen in de Tweede Commissie van de.
Algemene Vergadering van de Verenigde Naties
en de voorbereidingen voor de tweede plenaire
zitting van de Wereldhandelsconferentie, wijzen
er op dat de grote problemen op wereldniveau
zullen worden aangepakt.
Laten wij hopen dat men zich dit ook onder
de communistische ideologie zal kunnen veroor
loven. Soms vrees ik dat het communisme hoe
langer hoe meer verzinkt in haar eigen dogma
tische aanpak van de zaken en dat dit leidt tot
een diepgeworteld conservatisme, dat in de
kapitalistische wereld reeds is overwonnen.
Voor over te gaan op demografische en eco
nomische problemen, nog een paar woorden over
het oorlogsvraagstuk. De economische invloed
van de huidige op uitbanning vafi de oorlog
gerichte politiek, is enorm. Wij trachten de
oorlog te voorkomen door deze onmogelijk te
maken, door een wedloop in de ontwikkeling
van zowel aanvalswapens als verdedigingsstel
sels. Dit werkt bijzonder stimulerend op de
vorderingen bij het wetenschappelijk speurwerk
en de technische vooruitgang. De wedijver bij
het wetenschappelijk onderzoek en de techni
sche toepassing was een van de drijfveren op
de achtergrond van de ontwikkeling sinds de
Tweede Wereldoorlog, doch is eveneens een van
de oorzaken van de ernstige wanverhouding
tussen armen en rijken in de gehele wereld.
Ook hier dient een vicieuze cirkel te worden
doorbroken.
Het streven om de vrede te bewaren door
zich tot de tanden te bewapenen leidt tot een
technische en industriële revolutie waardoor de
kloof tussen de geïndustrialiseerde en minder
ontwikkelde landen steeds wijder wordt. Indien
wij tegelijk een gezamenlijke politiek uitwerken
waarmede de haarden van spanning in de
wereld worden weggenomen en de bewape
ningswedloop wordt beëindigd, zou een veel
groter deel van onze produktiviteit kunnen
worden aangewend ten behoeve van de onder
ontwikkelde gebieden, zonder dat de volken van
het westen daardoor een extra last zouden
behoeven te dragen.
De mensheid heeft geen tijd te verliezen. Wij
staan voor de keuze tussen een goed gebruik
van onze kansen om onze stoffelijke overvloed
en welzijn te delen met de volkeren van de
wereld en een catastrofe. Laat mij thans iets
zeggen over de sociale ontwikkeling in het reeds
geïndustrialiseerde deel van de wereld, (dat wil
zeggen het westen
DR. SICCO MANSHOLT
DE FRANSE FUTUROLOOG Fourastié heeft
de volgende indrukwekkende cijfers gevonden in'
het rapport van de „werkgroep 1985" van het
Franse „Commissariat du Plan":
Tussen 1943 en 1964 is de maximumsnelheid
van de door mensen gebruikte machines
veertig maal zo groot geworden;
In de zelfde periode zijn de springladingen
•waarover de. mens beschikt tien miljoen maal
zo krachtig geworden;
lp deze periode is de nauwkeurigheid van
de elektronische apparatuur tot het tienvoudi
ge gestegen;
Binnen 20 jaar is de hoeveelheid door één
enkel apparaat hiertoe over te brengen gege
vens verduizend voudigd;
Het nuttig effect van de conventionele
krachtbronnen is enorm toegenomen; er wor
den niet alleen nieuwe prototypen ontwikkeld,
doch de standaarduitrusting is eveneens ver-
beterd;
Met de thans beschikbare vormen van
techniek zou het mogelijk zijn een wereldbe
volking van 50-80 miljard mensen te voeden.
Om een denkbeeld te geven van deze ontzag
lijke technische vooruitgang in verhouding tot
de sociale ontwikkeling diene dat: in Europa de
industriële produktie tussen 1952 en 1962 even
veel is gestegen als tussen 1900 en 1940. Door
het tempo van deze vooruitgang wordt de
maatschappij in drie jaar in aanzienlijker mate
gewijzigd dan aan het begin van deze eeuw in
dertig jaar het geval was. Dit proces verloopt
steeds sneller.
Zo staan wij aan het begin van een nieuw
tijdperk. Zijn wij gereed? Is de mens klaar om
zijn gehele levenswijze aan te passen? Is de
mensheid opgewassen tegen de grote psycholo
gische spanningen die bij het leven in een door
de techniek overheerste maatschappij voorko
men? Indien wij vooruitzien, zijn wij gedwongen
te handelen op grond van onze prognoses, de
mensen bij deze aanpassing te helpen want er is
geen andere weg. De mens forceert deze
ontwikkeling zelf zonder zich daarvan bewust te
zijn. „Meer, verder, vlugger, rijker" zijn de
wachtwoorden van de hedendaagse maatschap
pij. De mensen willen voortdurend „rijker"
worden om de mogelijkheid te scheppen sneller
en ook verder te gaan.
Naarmate deze ontwikkeling zich in de parti
culiere sfeer voltrekt, zal de mens te kampen
krijgen met de dreigende tekorten en met óe
dwang die van de gemeenschap als geheel zal
uitgaan. Fourastié heeft berekend dat in 20 jaar
de produktie zal zijn verdrievoudigd en de
levensstandaard tweemaal zo hoog zal zijn,
doch dat de gemeenschap dan vijfmaal zoveel
zal moeten besteden. Hier ligt de bron van een
aanzienlijke spanning tussen de wensen van de
enkeling en de eisen van de maatschappij. Een
politiek spanningsveld dat thans reeds leidt tot
de val van regeringen. Er kan geen sprake zijn
van verlaging van de belastingen, maar even
min kunnen de mensen aan alle hun door
de gemeenschap gestelde eisen voldoen. Het
woord „regeren" zal terecht kiezen gaan bete
kenen. Daarom evolueren wij van de eeuw van
de levensstandaard, van de „homo economlcus"
naar de eeuw van de levensstijl van de
mens.
Kortere werktijden, langere vakantie, meer
vrije tijd. Want er zijn veel meer mensen, di»
allen meer ruimte nodig hebben, zich meer
willen kunnen bewegen en over het algemeen
langer leven. Dit betekent dat wij trachten onze
particuliere rijkdom om te zetten in een nieuwe
evenswijze welke binnen zeer korte tijd (want
wat is 20 jaar?) onze maatschappij nagenoeg
onmogelijk zal maken. Tenzij wij in de nabij»
toekomst de maatschappij zodanig organiseren
dat het leven daarin de moeite waard is.
Op grond van ervaring die ik als lid van d»
Europese Commissie heb opgedaan, noem ik
een paar problemen die wij weldra moeten
aanpakken.
De snelle toeneming van de welvaart in
Europa schept problemen voor de betrekkingen
tussen verschillende lagen van de bevolking, en
problemen voortkomend uit de noodzaak onze
westelijke geïndustrialiseerde en technische
maatschappij leefbaar te maken.
ER IS EEN GROEP die nog steeds niet d»
snelle veranderingen in de maatschappij heeft
begrepen de landbouwers. In deze eeuw heeft
de landbouw zich aangepast aan onze indus
triële maatschappij. Modernisering en rationali
satie leiden snei tot inkrimping van het aantal
landbouwers. Vijftien jaar geleden vormden
dezen nog 25 pet. van de bevolking, en tegeri 1980
zal dit cijfer waarschijnlijk nog slechts 4 pet.
bedragen. Hierdoor kan de landbouwer delen in
de toenemende welvaart.
Maar voor het gezinslandbouwbedrijf bestaat
er een minimuum: het kan niet werken met
minder dan één man. En het grote probleem is
dat het sociaal gezien onmogelijk is een een-
manslandbouwbedrijf te handhaven. De buren
in het dorp fabrieksarbeiders, bouwvakker»
en administratief personeel hebben reeds een
vijfdaagse werkweek en twee weken jaarlijks»
vakantie. Spoedig werken zij misschien wel vier
dagen per week en hebben zij vier weken
vakantie per jaar. Maar de landbouwer is
gedwongen zeven dagen per week te werken,
omdat de vijfdaagse koe nog niet is uitgevon
den, en hij krijgt in het geheel geen vakantie.
Zo ontwikkelt zich een aanzienlijke spanning. D»
jongeren, en veelal de vrouwen, nemen met
deze toestand niet langer genoegen. Wij zullen
naar een nieuw patroon voor de gezinslandbouw-
bedrijfsvoering moeten omzien. Kan onze gene
ratie, de maatschappij zo organiseren dat er
een gerede kans bestaat dat onze kinderen de
techniek en haar halsbrekend tempo niet zullen
vervloeken?
Het ontbreekt in de industrielanden niet aan
plannen. Ruimtelijke ordening, de taak om van
onze gemeenschappen leefbare plaatsen te ma
ken is zelfs een modedenkbeeld, is „in". Maar
wat wordt er gedaan? Slechts aarzelend wordt
er opgetreden. Er is misschien een uitzonde
ring; waar de harde economische noodzaak de
drijfveer is, worden de plannen omgezet in
daden. In haveninstallaties bijvoorbeeld, bij
industriële bedrijven en in de energievoorzie
ning gaat alles met reuzenschreden voorwaarts,
en wij mogen aannemen dat maatregelen
worden getroffen om de ontwikkeling tot het
jaar 2000 bij te houden.
Hoe zullen de mensen het stellen wanneer zij
zich driemaal zoveel willen verplaatsen en
driemaal zo ver willen gaan vooral daar- er
veel meer mensen zullen zijn en deze zich
uiteraard tegelijk zullen verplaatsen? Wij leg
gen ons er nu reeds bij neer dat onze
stadscentra zullen worden gereserveerd voor
massavervoer. Voor de auto is geen ruimte
meer.
Maar als ik bedenk hoe onze steden groeien
en hoe de dingen zich thans reeds ontwikkelen
heb ik zo het gevoel dat wij middelen van 35
jaar vroeger gebruiken om een probleem van 30
jaar later aan te pakken. Hoe zullen onze
stadskernen er over 30 jaar uitzien? Welke
grenzen moeten worden gesteld? Welk soort
activiteiten zal men daar nog beijveren? Het
zullen zeker geen bewoonbare plaatsen zijn en
evenmin bestuurscentra. Misschien zullen er
inrichtingen voor culturele manifestatie» en
voor recreatie zijn plaatsen waar de mensen
kunnen samenkomen. En hoe staat het met de
openlucht, het platteland, of wat daarvoor moet
doorgaan: waar gaan de mensen voor recreatie
heen? Aan massale recreatie valt niet te
ontkomen. Deze problemen zijn het eerst gere
zen en zijn het meest dringend in het gebied
tussen de Roer, Parijs, Europoort en Londen.
De samenwerkende instellingen die nodig zijn
om dit gebied leefbaar te maken moeten
uiteraard hier worden opgericht. Gezamenlijke
studie en speurwerk zijn dringend nodig en
eveneens gemeenschappelijke plannen voor het
treffen van de essentiële maatregelen.
Het is werkelijk beschamend dat in 1967
slechts met behulp van een particulier fonds in
de Verenigde Staten een bescheiden begin kan
worden gemaakt met de gezamenlijke bestude
ring van deze milieuproblemen.
BINNEN DE EEG (en dit is nog steeds de
Gemeenschap van de Zes) wordt de regionale
ordening thans op serjeuze wijze aangepakt,
want ook wij gevoelen dagelijks de noodzaak
van regionale ontwikkeling en van een harmoni
sche afweging van belangen tussen economische
inspanning en een menswaardig leven. De
beslissende factor is wat de regeringen van de
landen in dit belangrijke industriegebied bereid
zijn te doen.
Er is een keuze. Het eerste alternatief is dat
wij onze persoonlijke welvaart in de eerstvol
gende 20 jaar verdubbelen (en dit zal geschie
den indien de huidige tendens voortduurt) en de
ontwikkeling van heden 'met de gemeenschappe
lijke inrichtingen bijhouden. In dat geval zullen
onze kinderen constateren dat zij niet rijker,
maar armer zijn gewórden. Het leven is zo
schraal geworden, de maatschappij heeft zovele
nadelen dat het beangstigend wordt.
Wat wij winnen aan niveau van onze levens
standaard verliezen wij weer aan waarde van
onze levensstijl. Zou het te ver gaan te
verklaren dat de jeugd van heden dit sterker
beseft dan wijzelf? Dat de jeugd ln opstand
komt tegen onze technische maatschappij, tegen
de industriële expansie, tegen het feit dat het
onmogelijk is werkelijk „vrij" te zijn en te
leven? Provo's, beatniks, pop-art, hippies en
dergelijke mogen allen worden beschouwd als
een protest tegen de huidige maatschappij, 1
tegen haar doelloosheid, tegen de „gevestigde
ideeën" in de Industrie, de regering en vooral
de politiek.
Het tweede alternatief is dat wij de toeneming
van onze rijkdom op het persoonlijke vlak
drastisch beperken en een groter, een veel
groter deel van de vruchten van de toenemende
produktiviteit omzetten in gemeenschappelijke
waarden waardoor onze maatschappij werkelijk
leefbaar kan worden. Alleen dan zal een hoog
opgevoerde produktiviteit een zegen zijn.
Onze politici, onze staatslieden, staan thans
voor een keuze. Hier en daar zien wij dat wordt
getracht de juiste weg in te slaan. Het is
geen eenvoudige zaak omdat het zo gemakkelijk
is de offers die thans dienen te worden
gebracht, uit te stellen en zo de last op onze
kinderen af te wentelen. Daarom is het de
hoogste tijd dat de brede massa van het volk
van deze sociale problemen wordt doordrongen.
En dan zullen onze critici de moed dienen op te
brengen openlijk te vragen om de offers die
moeten worden gebracht door de thans werken
de generatie, ten behoeve van de juist geboren
generatie.
In onze samenleving zijn de problemen de
vraagstukken van de welvaart, in die andere
wereld van minder ontwikkelde landen een
veel grotere wereld zijn het de vraagstukken
van de armoede en ondervoeding en die zijn
heel wat ernstigst dan de onzei
Ik sta geheel en al achter het Initiatief van de
Nederlandse regering in de Algemene Vergade
ring van de Verenigde Naties in het vorig jaar,
toen zij vroeg om een „ontwikkelingshandvest"
en een „ontwikkelingsstrategie". Het zou een
grote stap naar een juiste internationale opzet
zijn als zij concrete vorm zou krijgen. De
mensheid zal er alleen in slagen de vraagstuk
ken van de toekomst meester te worden als zij
beter en nauwer georganiseerd wordt zowel
regionaal ais wereldwijd.
IN IEDER GEVAL hebben 'wij een onaf
hankelijk uitvoerend orgaan nodig, met een
eigen begroting en eigen bevoegdheden. Dit
behoort de politieke beslissingen van de Ver
enigde Naties in daden om te zetten. In het
budget dat over een meerjarige periode moet
lopen behoort bijgedragen te worden uit de
nationale inkomens van de deelnemende landen.
I
Het ontbreekt thans niet aan plannen. Onze
laden zijn er vol van. Onze beste koppen
Tinbergen, Weisiicker, Myrdal en anderen
werken al jaren aan deze problemen. Bij iedere
bespreking, bijvoorbeeld in de Verenigde Naties,
is iedereen het er volledig over eens dat deze
plannen tot uitvoering moeten worden gebracht.
Maar wie heeft er de macht voor? Op de
talrijke plenaire zittingen van de Algemene
Vergadering maken wij een „festival van de
buitenlandse politiek" mee, met deelneming van
120 ministers van Buitenlandse Zaken. Als
minister no. 37 het woord voert zijn de 36
voorgaande sprekers ai vertrokken en zijn de
laatste vijftig nog niet aangekomen. Niemand
leest al die teksten.
Maar men kan er van verzekerd zijn dat
iedereen het met elkaar eens is al» het over
ontwikkelingshulp gaat. Op één onbetekenende
kwestie na: Wie moet het doen? Tot dusverre
lijkt het antwoord: de nationale regeringen,
bilateraal te werk gaande, omdat dit de beste
manier wordt geacht om nationale voordelen te
bereiken. Maar de som van al die nationale
voordelen komt neer op een nadeel voor
iedereen.
I