Nieuwjaar I968 Een nieuwe gouverneur MENSHEID DIENT SNEL TE HANDELEN i Samenwerking Enkele feiten Landbouw Voor de keuze Plannen genoeg Mon DE TIJD ZATERDAG 30 DECEMBER 1967 Hoe bereiken wij dat de wereld van het jaar 2000 nog „leefbaar" zal zijn? Wie een overzicht wil geven van de belang rijkste problemen waarmee de mens in de toekomst te kampen zal hebben, moet vragen wat de eerste helft van de twintigste eeuw ons heeft opgeleverd: 'mmm Alleen een onafhankelijk uitvoerend orgaan is in staat het werk van de ge specialiseerde VN-organisaties te coördi neren en eveneens om de politieke bereid willigheid in krachtige hulpacties om te zetten. Dit is geen utopie. Men behoeft slechts de ideeën toe te passen die al heb ben geleid tot de organisaties van Europa. "Wie aan het nieuwe jaar denkt, en aan alles wat in dat jaar kan gebeu ren, denkt aan Vietnam. Dat is onvermijdelijk. De oorlog in dat ongeluk kige land heeft het wereldnieuws in 1967 bijna volledig beheerst en zal dat ook in 1968 doen. In november worden in de Verenigde Staten presi dentsverkiezingen gehouden. Wij kunnen er zeker van zijn dat er vóór die tijd niet zal worden onderhandeld over vrede. En daarna? Er is weinig reden tot optimisme. Het is bitter te moeten vaststellen dat de wereld, die heelhuids door twintig jaar koude oorlog was ge komen, uitgerekend op het moment dat zij de overwinning dacht binnen te halen, de boot heeft gemist. Sinds de Cuba-crisis van oktober 1962 was het leven een stuk veiliger gewor den. President Kennedy won zijn duel met premier Khroesjtsjev, maar hij was zelf de eerste om te zeggen dat er geen overwinnaar was. dat alleen de mensheid had gewonnen. De Cuba-crisis was zoiets als de finale van de koude oorlog, die de twee rivalen definitief tot de conclu sie bracht dat kernwapens niet ge bruikt kunnen worden en dat het ook geen zin heeft de tegenstander ermee te chanteren. Dit is. para doxaal genoeg, een stuk veiligheid die „de bom die verder als een levensgevaarlijk Zwaard van Damo cles boven ons aller hoofden blijft hangen, ons heeft bezorgd. Natuurlijk zal de wereld moeten ontwapenen en zich moeten ontdoen van zijn kernwapens. De paradox van een vrede, die wordt verkregen door de ,,bal ance of terrorhet evenwicht van de verschrikking, kan niet blijven bestaan. Ontwapening is een harde noodzaak, maar zij kan pas komen aan het einde van de weg naar ontspanning, niet aan het begin. Eerst moet het wederzijdse wantrouwen steen voor steen worden afgebroken. Daarom is het zo be langrijk, dat de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie consulaire ver dragen sloten, dat er een directe luchtlijn Moskou-Washington kwam, dat Amerika graan verkocht aan Rusland, dat er een „hot line" tussen het Kremlin en het Witte Huis kwam en bovenal dat het kernstopverdrag van Moskou werd gesloten. In 1963, toen Kennedy nog leefde en veel van deze dingen gebeurden, begon de wereld er voor het eerst een beetje aantrekkelijk uit te zien. Elet begon er werkelijk op te lijken dat de mensen hun les hadden ge leerd. Toen kwam, in 1964. Vietnam: eerst de marineslag in de Colf van Tonkin, daarna de massale inzet van Amerikaanse troepen op het vaste land van Zuidoost-Azië. Sinds die fatale augustusmaand is de situatie steeds grimmiger geworden. Wie op dit moment praat over het „winnen van de vrede" moet het gevoeJ heb ben, dat hij zich bezighoudt met dingen die zeer onwezenlijk zijn. De bedoelingen van president Johnson zijn ongetwijfeld oprecht, alle geschreeuw van ..Johnson moor denaar! ten spijt. Maar de gewe tensvraag rijst of de middelen, waarvan de president zich bedient, juist en moreel gerechtvaardigd zijn. En het feit dat de bedoelingen op recht zijn houdt evenmin in, dat de uitgangspunten van de Amerikaanse politiek in Vietnam kritiekloos kun nen worden onderschreven. De dreiging, die uitgaat van de Vietnamese oorlog, is groot; groter wellicht dan die van de vervagende koude oorlog. Niemand heelt ooit geloofd dat een land van de ene dag op de andere de derde wereldoorlog zou beginnen of „op de knop zou drukken Altijd heeft iedereen ge steld. dat het grote gevaar schuilt in een langzaam escalerende kleine oorlog, waarbij een van de wereld machten zich manoeuvreert in een situatie waarin hij niet meer voor- of achteruit kan. Dit is precies wat de Amerikanen in Vietnam is overko men. Oe Thant heeft gelijk als hij stelt, dat de oorlog gemakkelijk uit de hand kan lopen en daarom de kansen op een derde wereldbrand aanzienlijk vergroot. Bij het begin van een nieuw jaar hoort een heilwens. Maar hoe zou het nieuwe jaar.gelukkig kunnen zijn, als niet eindelijk een einde wordt gemaakt aan het ontzaglijke lijden van het Vietnamese volk en de daar uit voortvloeiende dreiging voor alle mensen, die met elkaar deze wereld moeten bewonen? Aan het hoofd van de regering der beide rijksdelen overzee staat officieel de Koningin der Nederl an- den, die echter ter plaatse wordt vertegenwoordigd door een gouver neur. Zij benoemt die gouverneur op voordracht en onder de verant woordelijkheid van het koninkrijks kabinet. Maar omdat de benoeming van een gouverneur uiteraard een aangelegenheid is, waar de belangen van het betrokken rijksdeel hel nauwst bij betrokken zijn, laat dit in feite de keus van een kandidaat aan bet betrokken rijksdeel over. De Nederl andse ministers bemoeien zich daar niet ol nauwelijks mee en de bewindslieden in de beide rijksdelen overzee, die óók een stem in hel koninkrijks-kabinet hebben, bemoeien zich zorgvuldig alleen met hun eigen zaken en lopen elkaar zeker bij de aanwijzing van een kandidaat voor het gouverneurschap niet in de weg. Beide rijksdelen hebben de keus uit alles, wat Nederlander is. Be grijpelijkerwijs echter geven zij sinds een aan tal jaren de voorkeur aan wat zij noemen een „Landskind een geboren en getogen Surinamer ol Antilliaan. Nederland heeft dit als vanzelfsprekend aanvaard en de be noeming van een gouverneur, gebak ken in het eigen land, is allengs op weg om traditie te worden. Een dergelijke selectiemethode is niet helemaal zonder risico. In beide rijksdelen speelt de hartstocht een belangrijke rol in het politi eke clen- ken. Het politieke spel wordt daar gespeeld om de knikkers van de macht en alles wordt aan dit spel ondergeschikt gemaakt. Zonder enige twijfel ook de keus van een gouver neur. Al is zijn positie dan ook vergelijkbaar met die van een con stitutioneel monarch, al bezit hij slechts zeer beperkte bevoegdheden, én door zijn persoonlijkheid én door de omstandigheid, dat hij tegenover het volk het staatshoofd vertegen woordigt, kan hij zich tegenover zijn ministers terdege laten gelden. Legt men dus de keus van deze gezag drager in (is handen van deze minis ters dan loopt men het gevaar iemand opgeschoteld te krijgen, van wie de heren ministers aannemen, dat hij zijn vriendjes niet in de steek zal laten en een kneedbare aard bezit. Het gevaar dus van een politieke keus, waarbij een scheutje reukwater geen overbodige weelde vormt. In de praktijk nu valt het mee. De Nederl andse" AVitillen hebben een bijzonder bekwaam en ook in Nederl and algemeen gezien gou verneur gekregen in de persoon van de jurist-medicus en letterkundige wijsgeer mr. N. (Cola) Debrot. Su riname mocht bepaald niet klagen bij de benoeming van mr. Hein de Vries, die in het bedrijfsleven zijn sporen had verdiend en van wie men zeker geen nederige onderworpen heid aan welke politicus in Parama ribo ook mocht verwachten. Deze beide gouverneurs hebben echter het grootste deel van hun ambtstermijn achter de rug en beide rijksdelen komen dus binnen afzienbare tijd voor de vraag te slaan wie zij voor de opvolging zullen aanbevelen. Premier Pengel van Suriname heeft op deze vraag maar vast ant woord gegeven. Zijn keus is gevallen op dr. Johan Ferrier en ook dit lijkt een bijzonder gelukkige keus. Dr. Ferrier is uit het onderwijs op gekomen, is enkele jaren minister president in Suriname geweest, heeft vervolgens in Nederland aan het ministerie van onderwijs gewerkt en zich daar in het bijzonder toegelegd op de onderwijscontacten in het kader van de Europese Gemeen schap en is tenslotte enkele jaren geleden weer naar Suriname terug gekeerd om de leiding op zich te nemen van de Biliton-maatschappij aldaar. Hij behoort niet tot de Natio nale Partij Suriname van de heer Pengel doch tot de Surinaamse De mocratische Partij, die na de laatste verkiezingen in de regeringscoalitie van de heer Pengel is opgenomen. Hij is stellig geen man om z ich zelfs door de heer Pengel de kaas van het brood te laten eten. Men mag Suriname met deze keus geluk wensen. Wereld moet kiezen tussen overvloed en catastrofe n Voortzetting van de industriële revolutie, die in de negentiende eeuw begon. Twee wereldoorlogen, die Europa hebben verwoest en geen enkel probleem tot oplos sing hebben gebracht, doch veeleer tot de vorming van nieuwe haarden van spanning hebben geleid. Verbetering in het welzijn van de indus trieel ontwikkelde landen, als gevolg waar van een diepe kloof tussen de minder ontwik kelde landen (van het zuiden) en het indus triële westen en daardoor een gevaarlijke haard van spanning is ontstaan. Een ideologisch conflict tussen Oost en West over het sociaal-economisch stelsel. Een volkomen ontoereikende internationale organisatie, zonder organen die de grote pro blemen van de toekomst aankunnen. Snelle vorderingen op het gebied van wetenschap en techniek, welke spoedig zullen leiden tot explosieve ontwikkelingen met be trekking tot de produktiviteit en de levens standaard en levensgewoonten, en tevens tot een even explosieve toeneming van de bevol king. Een wereld vervuld van angst voor de toekomst, waarin men schommelt tussen vrees voor oorlog en hoop op vrede. Kan de met deze erfenis belaste mensheid een veilige en gelukkige toekomst met een duurzame vrede opbouwen? Het antwoord op deze vraag hangt af van de bereidheid echte haarden van spanning te verwijderen en de maatschappij op doeltreffende wijze te organiseren. Een van de stellingen waarvan wij moeten uitgaan is dat er geen nieuwe wereldoorlog mag komen. De volgende ooidog zou een atoomoorlog zijn, en dat zou ons een wereld opleveren die haar eigen vernietiging en het einde van het mensdom tegemoet ijlt. Willen wij echter enige zekerheid dan zullen wij een grote taak hebben te vervullen door het oplossen van de proble men die onze generatie aan onze kinderen heeft nagelaten. Wij zullen moeten komen tot het doorbreken van de vicieuze cirkel van oorlog en ellende, waardoor welvaart in één deel van de wereld en blijvende armoede in andere delen is ontstaan. Ten aanzien van het ideologisch conflict tussen Oost en West is onze enige redding gelegen in samenwerking op econo misch en sociaal terrein: dit is een essentiële voorwaarde indien wij deze problemen willen oplossen. Op woensdag 8 november heeft dr. SiOCO MANSHOLT, de vice-voorzitter van de Europese Commissie (uitvoerend orgaan van de drie Europese Gemeenschap pen) in Londen een belangrijke rede gehouden over de toekomst van het men selijk geslacht. Hij deed dat op uitnodiging van de Koninklijke/Shell Groep, die een hele reeks voordrachten over de futurologie, of toekomstkunde, heeft ge organiseerd. Bijgaand artikel is een uitvoerige weergave van dr. Mansholts ge dachten over de toekomst. BUNDELING van krachten in nauwe samen werking is het beste middel tegen een dogmati sche houding op grond van bepaalde ideolo gieën. Deze zal wellicht niet geheel en al verdwijnen, doch men dient althans tot eerbie diging van elkanders zienswijze te komen. In het ideologisch conflict dat de wereldvrede bedreigt, is het geografisch front reeds van het IJzeren Gordijn naar de Russisch-Chinese grens verplaatst. Voor de toekomst is dit niet minder ernstig, we hebben tijd nodig om dit probleem tot oplossing te brengen. Wij hebben die nodig om onze kapitalistische aanpak van de wereldpro blemen te veranderen in een werkwijze geba seerd op grotere samenwerking en ordening. Hiervoor is een mate van progressiviteit in ons denken en handelen vereist welke verontrustend is voor degenen die terugblikken naar het verleden en het oog niet willen en daarom ook niet kunnen richten op de toekomst. De reorganisatie van de ontwikkelingshulp, de besprekingen in de Tweede Commissie van de. Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en de voorbereidingen voor de tweede plenaire zitting van de Wereldhandelsconferentie, wijzen er op dat de grote problemen op wereldniveau zullen worden aangepakt. Laten wij hopen dat men zich dit ook onder de communistische ideologie zal kunnen veroor loven. Soms vrees ik dat het communisme hoe langer hoe meer verzinkt in haar eigen dogma tische aanpak van de zaken en dat dit leidt tot een diepgeworteld conservatisme, dat in de kapitalistische wereld reeds is overwonnen. Voor over te gaan op demografische en eco nomische problemen, nog een paar woorden over het oorlogsvraagstuk. De economische invloed van de huidige op uitbanning vafi de oorlog gerichte politiek, is enorm. Wij trachten de oorlog te voorkomen door deze onmogelijk te maken, door een wedloop in de ontwikkeling van zowel aanvalswapens als verdedigingsstel sels. Dit werkt bijzonder stimulerend op de vorderingen bij het wetenschappelijk speurwerk en de technische vooruitgang. De wedijver bij het wetenschappelijk onderzoek en de techni sche toepassing was een van de drijfveren op de achtergrond van de ontwikkeling sinds de Tweede Wereldoorlog, doch is eveneens een van de oorzaken van de ernstige wanverhouding tussen armen en rijken in de gehele wereld. Ook hier dient een vicieuze cirkel te worden doorbroken. Het streven om de vrede te bewaren door zich tot de tanden te bewapenen leidt tot een technische en industriële revolutie waardoor de kloof tussen de geïndustrialiseerde en minder ontwikkelde landen steeds wijder wordt. Indien wij tegelijk een gezamenlijke politiek uitwerken waarmede de haarden van spanning in de wereld worden weggenomen en de bewape ningswedloop wordt beëindigd, zou een veel groter deel van onze produktiviteit kunnen worden aangewend ten behoeve van de onder ontwikkelde gebieden, zonder dat de volken van het westen daardoor een extra last zouden behoeven te dragen. De mensheid heeft geen tijd te verliezen. Wij staan voor de keuze tussen een goed gebruik van onze kansen om onze stoffelijke overvloed en welzijn te delen met de volkeren van de wereld en een catastrofe. Laat mij thans iets zeggen over de sociale ontwikkeling in het reeds geïndustrialiseerde deel van de wereld, (dat wil zeggen het westen DR. SICCO MANSHOLT DE FRANSE FUTUROLOOG Fourastié heeft de volgende indrukwekkende cijfers gevonden in' het rapport van de „werkgroep 1985" van het Franse „Commissariat du Plan": Tussen 1943 en 1964 is de maximumsnelheid van de door mensen gebruikte machines veertig maal zo groot geworden; In de zelfde periode zijn de springladingen •waarover de. mens beschikt tien miljoen maal zo krachtig geworden; lp deze periode is de nauwkeurigheid van de elektronische apparatuur tot het tienvoudi ge gestegen; Binnen 20 jaar is de hoeveelheid door één enkel apparaat hiertoe over te brengen gege vens verduizend voudigd; Het nuttig effect van de conventionele krachtbronnen is enorm toegenomen; er wor den niet alleen nieuwe prototypen ontwikkeld, doch de standaarduitrusting is eveneens ver- beterd; Met de thans beschikbare vormen van techniek zou het mogelijk zijn een wereldbe volking van 50-80 miljard mensen te voeden. Om een denkbeeld te geven van deze ontzag lijke technische vooruitgang in verhouding tot de sociale ontwikkeling diene dat: in Europa de industriële produktie tussen 1952 en 1962 even veel is gestegen als tussen 1900 en 1940. Door het tempo van deze vooruitgang wordt de maatschappij in drie jaar in aanzienlijker mate gewijzigd dan aan het begin van deze eeuw in dertig jaar het geval was. Dit proces verloopt steeds sneller. Zo staan wij aan het begin van een nieuw tijdperk. Zijn wij gereed? Is de mens klaar om zijn gehele levenswijze aan te passen? Is de mensheid opgewassen tegen de grote psycholo gische spanningen die bij het leven in een door de techniek overheerste maatschappij voorko men? Indien wij vooruitzien, zijn wij gedwongen te handelen op grond van onze prognoses, de mensen bij deze aanpassing te helpen want er is geen andere weg. De mens forceert deze ontwikkeling zelf zonder zich daarvan bewust te zijn. „Meer, verder, vlugger, rijker" zijn de wachtwoorden van de hedendaagse maatschap pij. De mensen willen voortdurend „rijker" worden om de mogelijkheid te scheppen sneller en ook verder te gaan. Naarmate deze ontwikkeling zich in de parti culiere sfeer voltrekt, zal de mens te kampen krijgen met de dreigende tekorten en met óe dwang die van de gemeenschap als geheel zal uitgaan. Fourastié heeft berekend dat in 20 jaar de produktie zal zijn verdrievoudigd en de levensstandaard tweemaal zo hoog zal zijn, doch dat de gemeenschap dan vijfmaal zoveel zal moeten besteden. Hier ligt de bron van een aanzienlijke spanning tussen de wensen van de enkeling en de eisen van de maatschappij. Een politiek spanningsveld dat thans reeds leidt tot de val van regeringen. Er kan geen sprake zijn van verlaging van de belastingen, maar even min kunnen de mensen aan alle hun door de gemeenschap gestelde eisen voldoen. Het woord „regeren" zal terecht kiezen gaan bete kenen. Daarom evolueren wij van de eeuw van de levensstandaard, van de „homo economlcus" naar de eeuw van de levensstijl van de mens. Kortere werktijden, langere vakantie, meer vrije tijd. Want er zijn veel meer mensen, di» allen meer ruimte nodig hebben, zich meer willen kunnen bewegen en over het algemeen langer leven. Dit betekent dat wij trachten onze particuliere rijkdom om te zetten in een nieuwe evenswijze welke binnen zeer korte tijd (want wat is 20 jaar?) onze maatschappij nagenoeg onmogelijk zal maken. Tenzij wij in de nabij» toekomst de maatschappij zodanig organiseren dat het leven daarin de moeite waard is. Op grond van ervaring die ik als lid van d» Europese Commissie heb opgedaan, noem ik een paar problemen die wij weldra moeten aanpakken. De snelle toeneming van de welvaart in Europa schept problemen voor de betrekkingen tussen verschillende lagen van de bevolking, en problemen voortkomend uit de noodzaak onze westelijke geïndustrialiseerde en technische maatschappij leefbaar te maken. ER IS EEN GROEP die nog steeds niet d» snelle veranderingen in de maatschappij heeft begrepen de landbouwers. In deze eeuw heeft de landbouw zich aangepast aan onze indus triële maatschappij. Modernisering en rationali satie leiden snei tot inkrimping van het aantal landbouwers. Vijftien jaar geleden vormden dezen nog 25 pet. van de bevolking, en tegeri 1980 zal dit cijfer waarschijnlijk nog slechts 4 pet. bedragen. Hierdoor kan de landbouwer delen in de toenemende welvaart. Maar voor het gezinslandbouwbedrijf bestaat er een minimuum: het kan niet werken met minder dan één man. En het grote probleem is dat het sociaal gezien onmogelijk is een een- manslandbouwbedrijf te handhaven. De buren in het dorp fabrieksarbeiders, bouwvakker» en administratief personeel hebben reeds een vijfdaagse werkweek en twee weken jaarlijks» vakantie. Spoedig werken zij misschien wel vier dagen per week en hebben zij vier weken vakantie per jaar. Maar de landbouwer is gedwongen zeven dagen per week te werken, omdat de vijfdaagse koe nog niet is uitgevon den, en hij krijgt in het geheel geen vakantie. Zo ontwikkelt zich een aanzienlijke spanning. D» jongeren, en veelal de vrouwen, nemen met deze toestand niet langer genoegen. Wij zullen naar een nieuw patroon voor de gezinslandbouw- bedrijfsvoering moeten omzien. Kan onze gene ratie, de maatschappij zo organiseren dat er een gerede kans bestaat dat onze kinderen de techniek en haar halsbrekend tempo niet zullen vervloeken? Het ontbreekt in de industrielanden niet aan plannen. Ruimtelijke ordening, de taak om van onze gemeenschappen leefbare plaatsen te ma ken is zelfs een modedenkbeeld, is „in". Maar wat wordt er gedaan? Slechts aarzelend wordt er opgetreden. Er is misschien een uitzonde ring; waar de harde economische noodzaak de drijfveer is, worden de plannen omgezet in daden. In haveninstallaties bijvoorbeeld, bij industriële bedrijven en in de energievoorzie ning gaat alles met reuzenschreden voorwaarts, en wij mogen aannemen dat maatregelen worden getroffen om de ontwikkeling tot het jaar 2000 bij te houden. Hoe zullen de mensen het stellen wanneer zij zich driemaal zoveel willen verplaatsen en driemaal zo ver willen gaan vooral daar- er veel meer mensen zullen zijn en deze zich uiteraard tegelijk zullen verplaatsen? Wij leg gen ons er nu reeds bij neer dat onze stadscentra zullen worden gereserveerd voor massavervoer. Voor de auto is geen ruimte meer. Maar als ik bedenk hoe onze steden groeien en hoe de dingen zich thans reeds ontwikkelen heb ik zo het gevoel dat wij middelen van 35 jaar vroeger gebruiken om een probleem van 30 jaar later aan te pakken. Hoe zullen onze stadskernen er over 30 jaar uitzien? Welke grenzen moeten worden gesteld? Welk soort activiteiten zal men daar nog beijveren? Het zullen zeker geen bewoonbare plaatsen zijn en evenmin bestuurscentra. Misschien zullen er inrichtingen voor culturele manifestatie» en voor recreatie zijn plaatsen waar de mensen kunnen samenkomen. En hoe staat het met de openlucht, het platteland, of wat daarvoor moet doorgaan: waar gaan de mensen voor recreatie heen? Aan massale recreatie valt niet te ontkomen. Deze problemen zijn het eerst gere zen en zijn het meest dringend in het gebied tussen de Roer, Parijs, Europoort en Londen. De samenwerkende instellingen die nodig zijn om dit gebied leefbaar te maken moeten uiteraard hier worden opgericht. Gezamenlijke studie en speurwerk zijn dringend nodig en eveneens gemeenschappelijke plannen voor het treffen van de essentiële maatregelen. Het is werkelijk beschamend dat in 1967 slechts met behulp van een particulier fonds in de Verenigde Staten een bescheiden begin kan worden gemaakt met de gezamenlijke bestude ring van deze milieuproblemen. BINNEN DE EEG (en dit is nog steeds de Gemeenschap van de Zes) wordt de regionale ordening thans op serjeuze wijze aangepakt, want ook wij gevoelen dagelijks de noodzaak van regionale ontwikkeling en van een harmoni sche afweging van belangen tussen economische inspanning en een menswaardig leven. De beslissende factor is wat de regeringen van de landen in dit belangrijke industriegebied bereid zijn te doen. Er is een keuze. Het eerste alternatief is dat wij onze persoonlijke welvaart in de eerstvol gende 20 jaar verdubbelen (en dit zal geschie den indien de huidige tendens voortduurt) en de ontwikkeling van heden 'met de gemeenschappe lijke inrichtingen bijhouden. In dat geval zullen onze kinderen constateren dat zij niet rijker, maar armer zijn gewórden. Het leven is zo schraal geworden, de maatschappij heeft zovele nadelen dat het beangstigend wordt. Wat wij winnen aan niveau van onze levens standaard verliezen wij weer aan waarde van onze levensstijl. Zou het te ver gaan te verklaren dat de jeugd van heden dit sterker beseft dan wijzelf? Dat de jeugd ln opstand komt tegen onze technische maatschappij, tegen de industriële expansie, tegen het feit dat het onmogelijk is werkelijk „vrij" te zijn en te leven? Provo's, beatniks, pop-art, hippies en dergelijke mogen allen worden beschouwd als een protest tegen de huidige maatschappij, 1 tegen haar doelloosheid, tegen de „gevestigde ideeën" in de Industrie, de regering en vooral de politiek. Het tweede alternatief is dat wij de toeneming van onze rijkdom op het persoonlijke vlak drastisch beperken en een groter, een veel groter deel van de vruchten van de toenemende produktiviteit omzetten in gemeenschappelijke waarden waardoor onze maatschappij werkelijk leefbaar kan worden. Alleen dan zal een hoog opgevoerde produktiviteit een zegen zijn. Onze politici, onze staatslieden, staan thans voor een keuze. Hier en daar zien wij dat wordt getracht de juiste weg in te slaan. Het is geen eenvoudige zaak omdat het zo gemakkelijk is de offers die thans dienen te worden gebracht, uit te stellen en zo de last op onze kinderen af te wentelen. Daarom is het de hoogste tijd dat de brede massa van het volk van deze sociale problemen wordt doordrongen. En dan zullen onze critici de moed dienen op te brengen openlijk te vragen om de offers die moeten worden gebracht door de thans werken de generatie, ten behoeve van de juist geboren generatie. In onze samenleving zijn de problemen de vraagstukken van de welvaart, in die andere wereld van minder ontwikkelde landen een veel grotere wereld zijn het de vraagstukken van de armoede en ondervoeding en die zijn heel wat ernstigst dan de onzei Ik sta geheel en al achter het Initiatief van de Nederlandse regering in de Algemene Vergade ring van de Verenigde Naties in het vorig jaar, toen zij vroeg om een „ontwikkelingshandvest" en een „ontwikkelingsstrategie". Het zou een grote stap naar een juiste internationale opzet zijn als zij concrete vorm zou krijgen. De mensheid zal er alleen in slagen de vraagstuk ken van de toekomst meester te worden als zij beter en nauwer georganiseerd wordt zowel regionaal ais wereldwijd. IN IEDER GEVAL hebben 'wij een onaf hankelijk uitvoerend orgaan nodig, met een eigen begroting en eigen bevoegdheden. Dit behoort de politieke beslissingen van de Ver enigde Naties in daden om te zetten. In het budget dat over een meerjarige periode moet lopen behoort bijgedragen te worden uit de nationale inkomens van de deelnemende landen. I Het ontbreekt thans niet aan plannen. Onze laden zijn er vol van. Onze beste koppen Tinbergen, Weisiicker, Myrdal en anderen werken al jaren aan deze problemen. Bij iedere bespreking, bijvoorbeeld in de Verenigde Naties, is iedereen het er volledig over eens dat deze plannen tot uitvoering moeten worden gebracht. Maar wie heeft er de macht voor? Op de talrijke plenaire zittingen van de Algemene Vergadering maken wij een „festival van de buitenlandse politiek" mee, met deelneming van 120 ministers van Buitenlandse Zaken. Als minister no. 37 het woord voert zijn de 36 voorgaande sprekers ai vertrokken en zijn de laatste vijftig nog niet aangekomen. Niemand leest al die teksten. Maar men kan er van verzekerd zijn dat iedereen het met elkaar eens is al» het over ontwikkelingshulp gaat. Op één onbetekenende kwestie na: Wie moet het doen? Tot dusverre lijkt het antwoord: de nationale regeringen, bilateraal te werk gaande, omdat dit de beste manier wordt geacht om nationale voordelen te bereiken. Maar de som van al die nationale voordelen komt neer op een nadeel voor iedereen. I

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 20