DEE FEESTELIJKHEDEN,
Groote Militairs Taptoe iet TerMtio!,
KoraalMtt op M Grootea of Statoren.
OPTOCHT
ILLUMINATIE,
zij bij hem in een zeer onaanzienlijke
post-herberg, en waarschijnlijk denkt onze
Koning nog wel eens aan den tijd terug,
toen hij aan de hand zijner moeder dat
nederig verblijf betrad. Later moest de
Kroonprins naar Engeland vertrekken, en
aandoenlijk was het te zien, dus ver
zekert een schrijver en ooggetuige met
welk eene hartelijkheid vader en zonen
elkander bij het wederzien omhelsden.
De Prinses van Oranje (de moeder van
onzen Koning), die haren gemaal te ge-
moet was gesneld, viel hem snikkend en
schreiend om den hals en de Erfprins
(onze Koning), die toen veertien jaren
oud was, wedijverde met Prins Alexan
der, Prins Hendrik en de Prinses Sophia,
in de betuiging hunner kinderlijke blijd
schap en liefde. Dat oogenblik zegt
de schrijver zal ik nooit vergeten.
De Prins van Oranje was zoo aangedaan,
dat de tranen langs zijne wangen biggel
den, en toen hij geleid door zijne
gemalin op een stoel plaats nam,
klom dadelijk Prinses Sophia, vaders oog
appel, op zijn schoot en streelde zijne
wangen met hare zachte handjes.
Ma geregeld onderwijs te hebben ont
vangen, vooral van zijn leermeester den
heer van der Spuy, bezocht onze Koning
de Hoogeschool te Leiden. Op zijn 18e
jaar deed hij te midden van het Koninklijk
gezin belijdenis des geloofs, vierde voor
het eerst het H. Avondmaal in de Kloos
terkerk te 's Gravenhage en vergezelde
vervolgens zijn vader en broeder Alexan
der op eene reis naar Engeland. Er was
toen sprake van een huwelijk van onzen
Erfprins met de toekomstige Koningin
van Engeland, de 17 jarige Prinses Vic
toria, maar om staatkundige redenen kwam
er van dit huwelijk niets, doch drie jaren
later werd gansch Nederland verblijd door
het bericht, dat onze Erfprins zich ver
loofd had met Sophia Frederika Mathilda,
eene dochter van den Koning van Wur-
temberg, welke verloving, 18 Juni 1.839,
door een huwelijk gevolgd werd,
Den i6n Juli kwam de Erfprins met
zijne gemalin hier te lande, en het jeugdige
paar werd met groote hartelijkheid overal
begroetniet het minst door het Koninklijk
gezin, dat zich naar het Huis ten Bosch
bij 's-Gravenhage begeven had, om daar
de jonggehuwden te ontvangen. De Erf-
prinses werd aldaar verwelkomd door
Koning Willem I, den Kroonprins en zijne
gemalin, zijne beide broeders Alexander
en Hendrik, en andere vorstelijke perso
nen. Allen, die dit tooneel aanschouwd
hebben, waren geroerd door dit echt hui
selijk en plechtig tooneel, waarbij de grijze
grootvader den wensch uitsprak, dat het
jeugdige paar onder het liefhebbend oog
van God hunne reis door het leven moch
ten voortzetten, waarbij zij zich verzekerd
konden houden, dat God hen in alle be
proevingen en smartelijke ondervindingen
des levens, die ook voor hen niet zouden
uitblijven, zou steunen en bewaren, zoo
zij hun vertrouwen op den Allerhoogste
vestigden.
In September 1839 deden de jongge
huwden hun intocht in de hoofdstad des
Rijks, en rog herinneren wij ons levendig,
hoe gansch Amsterdam jubelde en in
feestdosch gehuld was. Sedert het jaar
1813, toen Oranje weer voor 't eerst na
vele jaren van ballingschap, den vader-
landschen bodem beirad, was er niet
zooveel blijdschap in het land geweest,
en kon het Koninklijke gezin eens zien
én hooren, hoe gehecht ons volk aan
Oranje was. Het regende volksliederen,
die onder het volk verspreid en op alle
mogelijke wijze gezongen werden. Wij heb-
er een opgeraapt en herinner mij nog
de beide volgende coupletten
't Is feest in onze landen,
't Is feest in Amsterdam.
Wij wuiven met de handen,
Daar wij van geestdrift branden
Voor heel d' Oranjestam.
Zij zjn hier heen getogen,
Onze Erfprins en Prinses
Hoe glinst erden hun oogen
Zij zaten en zij bogen
Te zaftm in één kales.
Het huwelijk werd, 4 Sept. 1840, ge
zegend door de geboorte van een zoon,
en Koning Willem I mocht nog getuige
zijn van dezen vernieuwden bloei van zijn
Huis, waarna hij van den troon afstand
deed aan zijn oudsten zoon, die nu als
Koning Willem II de teugels der regee
rmg aanvaardde, terwijl zijn zoon (onze
Koning) sedert dien tijd den titel van
Kroonprins der Nederlanden aannam.
Aan onzen Koning werd tijdens hij
Kroonprins was weinig gelegenheid ver
schaft zich met Staatszaken te belasten.
Wat daarvan de reden is geweest, weten
w niet, maar bekend is het, dat onze
Koning, als Kroonprins, eenmaal tot een
onzer Staatslieden de weemoedige woor
den in edele openhartigheid richtte: »Ik
kan u niet aanzien zonder te denken,
hoeveel gij voor het Vaderland gedaan
hebt, en mij te bedroeven, dat ik nog
geene gelegenheid heb gehad, er iets
voor te doen." En toch was hij geroe
pen om eenmaal den troon te beklimmen,
zelfs vroeger dan men verwacht! e, want
in het jaar 1849, tijdens hij zich in Enge
land bevend,stierf plotseling Koning Willem
11 te Tilburg, en werd nu onze Koning,
12 Mei 1849, te Amsterdam plechtig als
Koning W illem III gehuldigd.
Wanneer wij thans, in 1887, terug
zien op de jaren van zijn Koningschap;
op zijn huiselijk lief en leed op hem,
die hoewel Vorst, toch een mensch
was van gelijke bewegingen als wij,
dan zouden wij menige kolom van dit blad
kunnen vullen met treffende bewijzen, dat
een Koningskroon dikwijls zwaar het
hoofd diukt van hem die haar draagt;
dat een Vorst, hoezeer ook bevoorrecht
met aardsche goederen en zegeningen,
niet vrij blijft van de tegenspoeden en
smarten des levens.
Willem III is in waarheid een Volks
koning. Hij heeft zijn volk lief en zou
gaarne meer doen dan hij kan, om allen
om zich heen blijde en gelukkig te maken.
Gul als hij is, lenigt hij gaarne anderer
armoede, en zij die de eer genieten
's Konings handelingen te dezen opzichte
gade te slaan, kunnen u verhalen, hoe
bereid de Koning altijd is hulp te ver-
leenen, waar deze wordt ingeroepen.
Wij slaan de eerste moeilijke jaren van
's Konings regeering over, jaren, waarin
veel wijsheid van God noodig was, om
ons land voor tweedracht te bewaren.
Liever willen wij u in herinnering brengen,
wat onze Koning gedaan heeft, toen in
1861 ons land door een vreeselijken
watersnood werd geteisterd. De Koning,
vergezeld van Prins Hendrik en zijne
adjudanten, snelde naar de bedreigde
streken. Hij kon wel geen menschenle-
vens redden daar, waar de ijsschotsen,
v irtgezweept door den hoogen water
vloed, de dijken doorgebroken, huis en
hóf verzwolgen en vele slachtoffers ge
it rakt hadden, maar hij kon het leed
v.* a velen verzachten en veler verlies
tr ~hb te vergoeden. Dit deed hij dan
ck v recht jnihkiijK. Hij gat inderdaad
meer dan hij kon, en toen men hem
daarop opmerkzaam maakte, zeide hij
Welnu, dai; maar verder stoppen zooveel
en zoolang wij kunnen, en ons een jaar
behielpen.' Als de nood aan den man
is," zeide de Koning tot den Burgemees
ter van Rotteidam, szijn wij altijd bij
elkander." En toen men hem dankte
voor zijne edelmoedigheid, antwoordde
hijNiets dan het menschelijk gevoel
mij voorschreef heb ik gedaan. En is
dit de plicht van iedereen, het is inzon
derheid de plicht van den Koning, die
Koning is over een volk als het Neder-
landsche ln de liefde van dit volk vind
ik mijn grootste loon." Ter herinnering
aan dit schoone feit uit 's Konings leven
werd door de Nederlandsche vrouwen eene
som bijeenvergaard, voor welke som een
waardig monument in marmer werd ver
vaardigd, welk monument op het Loo is
gi plaatst en de Faam voorstelt, getooid
met de attributen van het Huis van Oranje.
Op dit monument staan op de eene zijde
de woorden Aan Koning Willem, ter
herinnering aan Oranjes liefde,zijn volk
betoond in de rampspoedige dagen van
de maanden Januari en Februari, aange
boden door Neêiland's vrouwen," terwijl
de andere zijde het opschrift draagt
Willem UI, Januari en Februari 1861,"
omgeven door een burgerkroon, waar om
heen als randschrift de woorden zijn ge
plaatstDoor weldadigheid ondersteunt
hij zijn troon." Spreuk XX vs. 28b.
Hoe gaarne zouden wij u veel vertellenvan
de jaren uit 's Konings regeering, van
de vele moeilijkheden, waarmede Willem
III te worstelen had ten einde getrouw
te blijven aan de bezworen Grondwet.
Menigmaal heeft hij persoonlijke gevoelens
ten offer gebracht, waar het gold aan
een besluit der Staten-Generaal te voldoen,
waarbij wij vooral denken aan den strijd
over de wet op het Onderwijs, een strijd,
dien wij hier niet nader beschrijven kunnen.
Wel ziet ons volk zijn Koning weinig,
maar het kan zich overtuigd houden, dat
hij van alles wat het wenscht kennis draagt
en hij er even zoo gaarne aan zou vol
doen, alsof het zijne eigene begeerte ware.
Immers, de Koning heeft gezegd Oranje
en Nederland zijn één. Toch heeft de
Koning menigmaal onze provincieën be
zocht, deelgenomen aan de feesten ter
herinnering aan de gedenkwaardige daden
onzer voorvaderen in den Briel, te Alk
maar en elders, en dus het bewijs gege
ven dat hij de geschiedenis van het Vader
land eerbiedigt en niet terug blijft, waar
het geldt God te loven voor Zijne goe
dertierenheid aan Nederland bewezen.
Koning Willem III heeft óók zijn ruim
aandeel ontvangen van de zorgen en
smarten, die dit leven medebrengen.
Ontzaglijk zwaar zijn de verliezen, die
het Stamhuis van Oranje heeft ondergaan.
Onze Koning zag achtereenvolgens zijne
meestgeliefde betrekk ngen wegsterven.
Een zoon je, 15 Sept. 1843 geboren, en
Maurits genaamd, overleed op ruim zes
jarigen leeftijd, na welk verlies het Ko
ninklijk Echtpaar echter vertroost werd
door de geboorte van Prins Alexander,
25 Aug. 185'. In 186; stierf de door
luchtige moeder van onzen Koning, eene
Vorstin, aan wie Nederland veel te dan
ken heeft wegens haar weldadigheidszin.
Zij stichtte uit eigen middelen een hos
pitaal voor de krijgslieden, die in onzen
strijd met Belgie verminkt waren, en on
dersteunde vooral inrichtingen voor onge
neeslijke kranken. Tot op den huidigen
dag geniet Scheveningen het voorrecht
jaarlijks een blijk van haar lust om wel
te doen. Zij werd 17 Maart.1865 te Delft
begraven en wacht aan de zijde van haren
gemaal, Koning Willem II, den heerlijken
opstandingsmorgen af. Eenige jaren later
stierf Prins Frederik, oom des Konings,
en daarna hadden de verschrikkelijke sla-
gen plaats, die Nederland met onveige-
telijke smart getroffen hebben. Wij herin
neren u slechts aan Prins Hendrik, den zoo
beminden broeder des Konings aan Neer-
lands Koningin Sophia, maar vooral aan
de beide zonen des Konings, die in de
volle kracht des mannelijken levens, de
een te Parijs, de ander in den Haag, kort
na elkander het tijdelijke met het eeuwige
verwisselden. Het waren harde slagen,
waaronder ons Vorstenhuis en het gansche
volk nog gebukt gaan, want met hen is
het Oranjehuis uitgestorven, zonder hoop
dat er ooit een mannelijke erfgenaam uit
het roemrijke geslacht der Oranjes den
troon van Nederland zal h 'dimmen.
Het is recht smartelijk maar de
Heere regeert. God is Ree. erHij ver
nedert dezen en verhoogt genen. Zijn
Koninkrijk heerscht over a];es. Hij doet
al wat Hem behaagt en er zijne
wijzé" bedoelingenTnéde. A. grielt ons de
gedachte, dat met Koning Willem III
het vorstelijk Oranje in de mannelijke
lijn zal uitsterven, het stemt ons tot oot
moed en stille berusting in den wil des
Heeren, die zeker nog iets goeds voor
ons land heeft weggelegd, dat eenmaal
aan den dag zal komen. In die hoop
willen wij voortleven en voorts bidden,
dat de Heere onzen Koning nog vele
jaren spare.
En dit gunnen wij hem van ganscher
harte, nu hij, gehuwd met onze beminne
lijke Koningin Emma en in het bezit van
een lieftallig dochtertje, ons Prinsesje,
den avond zijns levens in huiselijk
geluk wenscht door te brengen. Onze
Koning is thans het tijdperk binnen ge
treden, waarvan Mozes zegt, Psalm 90,
Aangaande de dagen onzer jaren, daarin
zij n zeventig jaren, of zoo wij zeer sterk zijn,
tachtig jaren." Welnu, wij willen van God
afbidden, dat het Hem behage moge onzen
Koning minstens tachtig jaren levens te
schenkeneen leven van genot in den
huiselijken kring, een leven van gezond
heid, rijk aan genade, sterkte en wijsheid
om de moeilijke kroon te dragen. Maar
bovenal willen wij smeeken, dat God des
Konings hart vervulle met vrede en met
die liefde, die de kennis te boven gaat.
Laat ons 19 Febr. 1887 bidden dat God
onzen Koning en zijn Huis zegene en
dan het lied aanheffen, dat wij reeds als
knaap hebben leeren zingen
De Koning leev' 1 De Koning 1667* 2
Zoo klinken stein en snaren.
Dat God hem vreê en voorspoed geey'
Nog menig tiental jaren.
Gezegend zij geen Vorst als hg,
Dat zingen en dat bidden wjj.
PROGRAMMA
Vrijdag, 13 Februari,
's Avond» 9 turen,
na het luiden der KlokkeD,
door de Muziek, de Tamboers en Hoorn
blazers der d.d. Schutterij.
Zaterdag, 19 Februari,
's V oormiddags 87x uur,
KLOK KENGELUI
Programma
1. Wie schön leuebtet der Morgenstern.
2. Nnn daiket alle Gott
Mit Herzen, Mund nnd H&uden.
GODSDIENSTIGE HERDENKING
in de Kerken van alle gezindten,
's Namiddags 1 uur,
PARADE.
Ongeveer 3 uren,
SSKOSIUMESRDS OPTOCBT
van Vereenigtngen.
's Avonds 7 uren,
van verschillende VereenigiDgen naar de Groote
Markt, ten einde aldaar het Gemeentebestuur te
verzoeken, het huldeblijk aan Z. M. den Koning
vsnwege de burgerij dezer gemeente te doen
toekomen.
Daarna OPTOCHT van de Deelnemers
met Banieren, Taandels en zelf gekozen
Terlichting door eenige wijken der ge
meente.
De regeling zal zijn als volgt
Groep A.
1. Kunstclub.
2, Schildersvereeniging »Yooriorg".
Groep B.
8. Scherm- en Gymnastiekvereniging »Palae-
stra".
4. Cricketclub »Hermes".
5. Schiedamsche Wielrijdersvereen. »Swift".
6. Gymnastiek- en Schermvereeniging »01ym-
pia".
Groep C.
7. St.-Antonius- of Zakkendragersgilde.
Groep D.
8. Kolenmeters en Wegers,
9. Korenmeters en Wegers.
Groep E.
10. Symphonic- en Harmonie-Muziekvereeni-
ging-
11. Knhiedams Mannenkoor Orpheus.
12. Onder wijzer s-Zang vereerd ging.
18. Onderlinge Zacgvereeniging.
14. Zangvereeniging »Euterpe".
Groep F.
15. Koninklijke Loodsen.
16. Roeiers, die aan den wedstrjjd deelnemen.
17. Roeiclub »8cbiedam".
Groep G,
18. Typografen-Vereeniging lAdelphismus".
Groep H.
19. Bakkersgilde.
Groep I.
20.SchiedamscheTooneetv.Vondels Streven".
21. Schiedamsche Tooneelvereeniging »Thalia."
22. Leerlingen der Hoogere Burgerschool,
letacbemeoten der dd. Schutterij en der
Koninklijke Scherpschutters, die hebben aan
geboden zich bij den optocht aan te slniten,
het korps muzikanten der dd. Schutterij en
de vereeniging »Kunstmin" zullen in den
optocht verdeeld worden.
ISJEUXIE van Deelnemers aan den
Optocht m de Zaal der Officieren-Yer-
eeniging.
De pas-illuminatie, die van gemeentewege
zal geschieden, bestaat uit het volgende
Langs denhoven- en benedenkant der leu
ningen van het bordes aan het Stadhuis loopt
eene verlichte lijn, welke op het bovenste
bordes eindigt in een gouden regen ter weers
zijden van den ingang van het gebonw. In
het midden der beide zijramen komt een lou-
wertak, waarin aan de eene zijde 1817 en
aan de andere zijde 1887, alles gekroond door
het gemeente-wapen.
Voor het front van het Beursgebouw wordt
eene eerepoort opgericht met het opsobrift
„Hulde aan Oranje", waarboven een gekroonde
W, en ter weerszijden van de poort een ver
lichte globe.
In de Korte Haven komt een fontein uit
de waterleiding, waarachter een gas-illumina-
tie zal prjjken.
Aan het eene einde van het Broersveld
(Zijltje) komt mede eene fontein der waterlei
ding, doch draaiende, waar boven heenloopt
een halve cirkel, aan de beide einden eene ster
vormende, waarlangs de cijfers 18171887,
en in het midden een gekroonde W.
Aan het andere einde van het Boer «veld,
nabij den Goitmolen, sen lauwertak, waarin
0D