1<>\ Hot aandeel. dat een mensclienkind zelf heeft, is doorgaans zee: 1 giving. "Want in g< »v<««e. ijdeu komt er zelden _tegen de door „ojrvoeding vcrkregen overtuigingen een htmgo reaetie voor. En in 99 van de 10* gevallen is een geerfde overtuiging in wcrkelijkheid gefn overtuiging. Zoo is hot ook met de maatschappij. leder regeerend of onder geslacht voedt liet jongere op naar eigen inzichten, en dit neemt doorgaans die inzichten over, daarin sleckts die wijzigingen brengende, die de voort- durende ontwikkeling der toestanden noodzakelijk maakt. Ook de opvattingen over arbeid zijn door de omstandigbeden gevormd en worden nu ook gaandeweg weer door de omstandigbeden veranderd. Het was een goede tijd, toen met veel energie en een betrekkelijk klein; kapitaal mooie zaken konden worden gemaakt, zoodat aan liet kapitaal een goede rente en aan den arbeid een goede betaling kon worden verscliaft. Maar de drie factoren, energie, kapitaal en arbeid ontwikkelden zicb in den loop der tijden onevenredig. Het overwicht kwam aan bet kapitaal, dat energie en arbeid aan zicb ondergescbikt maakte, zoodat toen slecbt kapitaal noodig was om de beide anderen, die zonder kapitaal niet meer konden leven, te regeeren en te koopen. Aldus werd arbeid een koopwaar, en met arbeid ook kennis, intellect, verstand, zelfs gemoed. Deze verandering bracbt nit den aard der zaak ook verandering in de onderlinge waardeering dezer factoren, voornamelijk van kapitaal en. arbeid. Het eerste bescbouwde den laatsten als een dienstbare machf. waarover bet ten alien tijde de vrije bescliikking hadimmers, het gevoebf fen voile zijn eigen meerderbeid en de afbankelijkbeid van den anderen En de arbeid? groot was bet veld zijner werkzaainbeid, onbeperkt geworden door de macbt van bet kapitaal. En ruim was bet loon voor' zijn diensten. Hij voeldc dus geen binderlijken druk en was tevreden in zijn wijden werkkring. De veranderde onderlinge waardeering bracbt wel verwijdering maar nog geen strijd. Intusscben ontwikkelden zieh toen in voile zelfgenoegzaambeid de almachtsideeen van kapitaal en kapitalist, die niets stellen boven zicb zelf en geen anderen maatstaf kennen dan bet geld. „Wat geeft bet?" en „wat beeft hij?" zijn de voornaamste overleggingen, en vermeerderim van kapitaal bet opperste doel, van de zoodanigen. Die absurde ideeen zijn niet slechts door de kapitalisten aangenomen maar ook door deniet-® bezittenden. Zoo beeft de over beer selling van bet kapitaal de menscben gebracbt tot de aaribiddiug van bet geld en het algemeen najagen Jmpitaalbezil. En zoo .>terk is deze idee era an o^erheersehen. dat ondai den tegenwoordigen strijd tusscben kapitaal en arbeid tocb de arbeid; van nu een streven beeft naar geldbezit en zijn heil zoekt in ..kapitaal Treuriger product zijner heerschappij dan dit kon bet kapitaal niet aan brengen. Maar liet meeste van alien lecd de arbeid onder deze ideeenverandermg, want hij verloor alle zelfstandigheid en werd voor bet kapitaal niet^s clan marktwaar, zijn waarde regelende naar vraag en aanbod. Tot zoover daalde ten slotte zijn waarde, dat arbeid een noodzakelijk kwaad is ge- worden in veler voorstelling en rentenieren een ideaal. Hoe dikwijls kan men tegenwoordig lfcioren„niemand is geboren om te werken", een brutale formuleering van een absurde idee! Hit groote nadeel voor den arbeid bleek vooral duidelijk, toen vraag en aanbod geen evenwicht meer kielden en bet laatste bet overwicht kreeg. Toen brackten de eenmaal gevormde en overheerschende denkbeelden en Opvattingen over kapitaal -en arbeid als noodzakelijk gevolg medeeen de Ung in de loonen van den arbeid. Want arbeid was marktwaar geworden en - oelde zijn eigen waarde niet meer En hoe grooter het aanbod werd, hoe lager bet loon, zeer ten gerieve van bet kapitaal, dat op deze wijze zonder moeite een grootere rente kon maken. Tegenstand was niet mogelijk, door de overmacbt van het kapitaal en de zelfgeringsehatting van den arbeid. En nog is tegenstand niet mogelijk. de tallooze mislukte werkstakingen bewijzen bet, omdat de waardeering van den arbeid door kapitaal en arbeid beiden dat belet. Het ligt hem waarlijk niet in het egoi'sme of eigenbelang der beide partijen, dat de arbeiders zelfs bun meestbillijkc verlangens niet vervuld zien. Sprekencler bewijs dan de firma Regout in haar bandelingen leverde is niet aan te halen. Slecbts een middel tot verbetering is er, nl. de verandering van de beerscbende opvatting over de waarde van kapitaal en arbeid. En die verandering moet uitgaan van beide partijen. Of meent men werkelijk, dat de toestanden nog zoo slecbt niet zijn? Of durft men nog beweren, dat al de arbeidersbewegingen en al bet vooropstellen van sociale kwesties niets zijn dan een politick ageeren? De noodzakelijkheid wijst dat anders aan. Ook nu weer is de zoo vaak in de gescbiedenis optredende tegenstelling tusscben rijk en arm vragende om liervorming. Dit wordt overal geboord en is oorzaak geworden van veel bemoeiingen tot verbetering, van armcffizorg en toynbeewerk af tot gemeente- en rijkswetten toe. Maar door al dat getob worden de toestanden tmdanks dat alles gaan zij regelmatig acbteruit. ligt hierin, dat men wel misstanden wil wegnemen ion. maar dat men de oorsprongen daarvan laat bestaan. 'it is gelijk aan bet handelen van een tuinman, die bet onkruid afsnijdt en de wortels onaangetast laat. Afdoende verbeteringen zijn niet mogelijk, zoolang de maatscbappelijke en politieke opvattingen niet naar de omstandigbeden zijn gewijzigd. v. L. De nieuwe Kieswet. Zonder kans voor tegenspraak kan men beweren, dat de nieuwe kieswet in bet minst niet bewezen heeft, te „volcloen aan een langgevoelde belioefte." Met veel moeite en door veel arbeid zijn de nieuwe kiezers tot aangifte moeten overgehaald en aangezet worden. En nog heeft slecbts een klein deel zieh onder een dergelijke pressie laten opdrijven. Welnu, zoo wordt veclal geredeneerd, is dat niet bet beste bewijs, dat al dat gezanik om uitbreiding van bet kiesrecht een politieke manoevre was van personen en partijen, die naar een aandeel in de regeering verlangden? Het is wel treurig, dat over bet algemeen bet historiscli inzicht in de gebeurtenissen van den d&g zoo klein en gering is. Met grooten ijver rang- -•bikken de vele partijen en partijblaclen alles onder hunne partijinzicbten eu partijmeeningen, zooals een boekbouder in het grootboek. En als maat staf voor critiek wordt doorgaans een of ander daartoe gescbikt partij- |>i ineipe aangelegd. Dan plaatst men zicb op een partijstandpunt en keurt goed of af, al naar gelang van den stand der partijzon, die de uerkwaardige eigenseliap bezit van steeds bet werk der tegenpartij in be schaduw te laten. Alsof do gescbiedenis zicb stoort aan een dergelijken partijarbeid! En hoe zelden leest of hoort men daartegenover eens eene beboorlijke bescbouwing van toestanden en gebeurtenissen in verband met bun evolutie! Het gedoe der menscben is zoo klein 'en lachwekkend in veel omstandigbeden: dat gaat met een gewicht en een belangWekkend- heid, alsof de heele wereld alleen van ben afhangt, of zij tocb wel bet aliervoornaamste en nicest onmisbare bestanddeel van bet beelal zijn! Tocb moest, logisch, een uitbreiding van bet kiesrecht komen, en zal, even logisch, over korter of langer tijd een algemeen kiesrecht worden ingevoerd, onafbankelijk van alle belasting. Men beeft bier dus de vreemde samenvoeghig van een logiscbe ontwikkeling een niet-voldoen a si een langgevoelde belioefte, en een tocb ook niet ,1 prater politiek ge- ■.•'liracbt, zelfs ben. die v eel ijverden vbf>r kiesrecbtuitbreiding of ineendep dat de kieswet-an Houten nog niet ver genoeg ging; want nu moesten zij wel erkepnen, dat de nieuwe kieswet volstrekt niet begeerd werd door opgeveer alle niet-kiezers,. zooals zij tocb hadden beweerd. Met een alge- xneene traze als: „ons volk is van nature onverscbillig voor de politiek" daarmee komt men niet klaar, want daarmee is niets te verklaren, gesteld al dat de fraze waarbeid bevatte, immers waar blijft dan dat „alge- mcene verlangen" naar kiesrecht? De verklaring van dit zonderlinge verscbijnsel is dit, dat de uitbreiding van bet kiesrecht wel past in bet sfelsel der rege'erende partijen, hoe ook getint, maar dat dit beele stelsel niet meer past voor onze maatschappij. Zoo krijgt men langs bistoriscbe lijn logisch een voortdurende kiesrecht- uitbreiding, naast een absolute onverschilligheid daarvoor van de zijde van ben, die men aldus wil inlijven in de politiek van tegenwoordig maar die daarvoor bedanken. Dat een voortdurende kiesrecbtuitbreiding historiscli logisch is, zal wel niemand betwisten, die hoe weinig ook van do gescbiedenis der laatste eeuw weet, Immers, bet groote staatkundig beginsel, waaraan de Eranscbe revolutie de overwinning bezorgde, is nog lang niet ten voile meester van den toestand, maar nog voortdurend bezig tot de opperheerschappij te komen. Een der verschijnselen daarvan in ons land is de voortdurende kiesrecbtuitbreiding. Maar wellicht zullen er wel velen zijn, die niet begrijpen, dat de arbeiders niet willen opgenomen worden in het beerscbende politieke stelsel omdat zij dat stelsel onvoldoende acbten. Tocb zijn er redenen genoeg bier voor aan te wijzen. Immers de ellendige toestand voor de arbeiders- klasse is gekomen onder de heerschappij van dat stelsel, is ten deele er zelfs door veroorzaakt; boo zouden dus de arbeiders ermee kunnen dweepen of meegaan? zij moeten bet wel als bun natuurlijken vijand bescliouwen. En dit alleen is reeds voldoende om het verscbijnsel te verklaren, dat de arbeiders niet willen worden opgenomen in bet vigeerende politieke stelsel. Maar daarbuiten staat nog een principieele oorzaak: dat de zicb nieuw vormende toestanden een totaal ander stelsel noodig maken, wat in dit blad onoplioudelijk zal worden aangetoond. Politieke manoeuvres als aanleiding tot of oorzaak van de kieswet-Van Houten zijn blijkens bovenstaande waarneming uit den aard der zaak buitengesloten. Maar tevens volgt daaruit, dat de nieuwe kieswet in geen enkel opzicht zal kunnen meewerken tot verbetering van den allertreurigsten politieken en socialen toestand van ons land. Wij hebben bier dus een volkomen 'V'tU-vH ,i.m\', - 2 AJ2L1 U f - —IjUftS*: Jfe. ij—J QUI I' -13fj' 43"U'-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Onze Tijd | 1897 | | pagina 2