3
overeenkomend verschijnsel met wat in de 18e eeuw in Erankrijk gebenrde
toen hebben de meest volledige en meest radicale hervormingen de revolutic
niet kunnen tegenbouden. En indien men niet oppast, zullen onder gelijke
oorzaken, bok gelijke gevolgen onrtstaan, ml, in onzen tijd.
Het baat niet of men al wetten maakt tot uitbreiding van bet kiesrecbt
en dergelijke. En onverscbillig is bet,'of dat gebenrt onder eeu conser-
vatief, een liberaal, een radicaal of een clericaal bewind. Zelfs zon het
niet geven, of er al een wetgeving kwam, die den arbeider alle staat-
kundige rechten enz. gaf, welke hij verlangen kan.
Evenmin als een bongerlijder iets lieeft aan bet brood, dat hij achter
de glazen van een bakkerswinkel ziet liggen, zoolang hij geen geld beeft
om het te koopen en niet stelen wil.
Evenmin heeft de proletarier van tbans iets. aan alio stpatkundige
rechten, die men hem geeft, zoolang de reuzemnaebt die tegenover hem
staat, bet kapitasil, hem arm houdt en afbankelijk.
Middelbaar Onderwijs.
Het Middelbaar Onderwijs beeft bet tegenwo'ordig bard te verduren.
I)e tegenstanders van alle openbaar onderwijs vinden, helaassteun onder
de voorstanders, zelfs onder deelhcbbenden aan dat onderwijs. En een
spreken daarover woi'dt gewoonlijk vastgeknoopt, niet aan de werkelijke
bedoeling van alle onderwijs maar aan de eischen, die onze maatschappij
aan allerlei werkkringcn stelt. M. a. w. er wordt uitgegaan van de
meening, dat liet onderwijs dient tot africhting voor de tallooze betrek-
kingen, die er in staat en maatschappij zijn. Dit nu is een verbazende
fout, een absoluut verkeerd uitgangspunt, dat natuurlijk leidt tot geheel
foutieve gevoltrekkingen. En jammerlijk is bet, dat zelfs leeraren en
onderwijzers bicrin meegaan.
Ook bier is de grondkwestieeen niet-denkend en niet-begrijend over-
nemen van gangbaar wordende of geworden meeningen, die wel verklaard
kunnen worden uit de omstandigbeden maar desniettemin verkeerd zijn.
Yerwonderlijk is bet niet, dat bet vbortdurend moeielijker worden van
bet verkrijgen eener goede betrekking de eischen voor alle betrekkingen
gewcldig beeft opgedreven. cc dat bet onderwijs daarin wordt meegesleept.
En te minder verwonderlijk i bet, dat dit plaats beeft, omdat bet llijk
zelf voorgaat in deze verkeei'de ricbting, getuigen o. a. de admissie-examens
voor Alkr>' diep. en de regeling van die examens, Terwijl
nl. de i.p id1 i. 0. de „algemeene ontwikkeling" van den candidaaf
op t'Ci oud stelt, omvai ien ue ei&uhcn voor Alkntuaj v',vT\Letm jT
voornameiyk eene uitgebreide en gedetailleerde „kennis zoodat alleen
bizonderlijk daarop ingericbte pompscholen voor die eischen kunnen klaar-
maken. Nu is wellicbt een hoofdoorzaak bier van te vinden in de verkeerde
samenstelling van de commissies voor deze examens, waarin de aange-
wezen personen (leeraren bij bet M. O.) ongeveer niet voorkomen,
maar dat verandert niets aan de pressie in verkeerde ricbting, door bet
Itijk aldus uitgeoefend op bet Middelbaar Onderwijs.
Nu kan men wel zeggen, dat het hoofddoel van alle onderwijs moet
wezen, de jongens en meisjes op te leiden voor de praktijk, en met deze
fraze de dwaze eischen aan het onderwijs gesteld tracbten te verdedigen.
Maar iedereen zal tocb erkennen, dat eenige beredeneering van deze be-
wering de onboudbaarbeid ervan duidelijk aantoont. 1 miners, iedere be
trekking beeft liaar eigen eischen, dikwijls, meestal, in den grond afwijkend
van de eischen voor andere betrekkingen. Zelfs indien men een boofd-
verdeeling maakt in wetenscbappelijke en niet-wetenscbappelijkc of in
tecbnische, letterkundige en bandels-werkkringen, of welke andere men
nemen wil, zelfs dan al komt bet dwaze uit van den eisch om „voor
de practijk" de kinderen klaar te maken door het onderwijs. Men kan
tocb niet een eindelooze reeks van vakscholen gaan opricbten, zooals
reeds voor den liandenarbeid wordt geeisclit? Nog de kosten en de een-
zijdiglieid van een dergelijke regeling glaargclaten, bet kan iminers niet
anders of onze maatschappij moet bard acbteruitgaan onder de heerschappij
van zulk een stelsel, omdat de vorming van krachtige flinke persoonlijk-
beden daarbij uitgesloten is.
Daarom moet het onderwijs in deze ricbting niet meewerken, en niet
zooals nu veel gebeurt tracbten bet met de praktijk op een accoordje te
gooien, of, wat anderen willen, bet geheele M. 0. liervormen in deze zoo-
genaamde ricbting der praktijk.
Laat men dan eons letten op de resultateii der vakinricbtingen, van de
academies af tot de normaal- en ambacbtsscbolen toe. Daar bloeit bet
vakonderwijs. Maar zal iemand durven beweren, dat de praktijk daarmee
is gediend? Neen, niet waar? Het tegendeel geldt. En alleen een enkele
zal zicb kunnen ontdoen van bet brandmerk van eenzijdiglieid, dat zulk
een vakonderwijs op hem drukte, en zicb vrij en hoog opbeffen boven zijn
eigen kleine studieveld. Is bet dan niet dwaas em met zulke ondervindingen
het M. 0. te willen maken tot een drilschool voor practiscbe werkzaam-
beden? Dan krijgt men hetzelfde, wat men nu beeft bijv. met de leerlingen
an een ambacbtsscbooldezulke hebben wel veel (beoretische kennis en
ook wel eenige practiscbe en tecbnische ontwikkeling, maar die juist
maken hen ongescbikt voor den dienst der praktijk, die alleen vraagt
naar zoo goedkoop en vlug mogelijk werk. Wanneer men door een
dergelijke inricbting de werkelijkbeid nog verbeterde, wanneer men daar-
door een krachtigen invloed ten goede in maatschappij kon uitoefenen,
dan was Het nog wat anders, maar juist het tegenovergestelde is de wer
kelijkbeid. I>e maatschappij verandert bare eischen niet ter willevanbet
onderwijs. En de halfheid van een zoodanig vaksysteem werkt nadeelig
terug op de maatschappij.
Zonder nevenbedoelingen en zonder zich onder allerlei vreemde invloeden
te stellen, moet g)ok bet M. 0. zicb duidelijk zijn doel en karakter om-
scbrijven, en dan onwrikbaar daaraan vastbouden. Eerst dan kan bet
werkelijk kracbt ontwikkelen. Al dat gescbipper en gebalanceer verzwakt.
En dit is bet doel, zoo bolder en mooi omscbreven en doorgevoerd in
de wet op bet M. 0.de algemeene ontwikkeling der persoonlijklieid van
den leerling. Dat wil dus zeggenbet M. 0. moet flinke goedontwikkelde
ruimziende menscben vormen, in staat om een „kcrel" te zijn in de maat
schappij en ieder zijn eigen kleineren werkkring 'gobd te vervullen, zonder
bet verband daarvan met de wereld om hem uit bet oog te verliezen.
Onze maatschappij leidt juist aan te veel kennis maar te weinig ontwik
keling, aan to veel detailgeest maar te weinig ruimbeid van verstand en
ziel. Ziel ontbreekt bijna geheel in onze maatschappij, zoo is alles in beslag
genomen door de ellendige overheerschende begrippen van geldverdienen
en praktijk. Wat is onze tijd niet arm aan krachtige persoonlijkbedcn
Zeuren, klagen en onverscbillig zijn, daarin heeft men bet ver gebracht.
Maar waar vindt men werkelijke waarachtige kracbt-in de menscben
Nu, dat kan veranderd worden. En een zeer groot aandeel daarin kan bet
M. 0. hebben, maar dan moet dit zichzelf bewust zijn van zijn onbetwist-
baar doel. En dan moet men niet leutercn over „betere aansluiting", over
klassenonderwijzers in de twee laagste klassen der Hoogere Burgerscbolen,
en dergelijke meer. Want al kwamen al de veranderingen, die zulke her-
vormers willen, dan zou bet onderwijs er niet beter door worden, en de
leerling niet, en de maatschappij niet, omdat de fundamenteele fouten
blijven bestaan. En dit nadeel is er nog bij, dat door al dat.praten over
nevenzaken de hoofdzaak onvcranderd blijft.
Neen, men moet broken met de traditioneel-wordende meening, dat het
M. 0- dient tot opleiding voor alle mogelijke betrekkingen. De resultaten,
met vakonderwijs ook ten onzent bereikt, geveli dat aan. En een koel
c-envoudig logiscb denken v^jjst bovendien op de nood'zakelijkheid er van.
Onderwijs. welk ook, moet dienen ter ontwikkeling van de persoonlijk
icid van "den leerling, net zuivere vakonderwijs nacuurlijk uitgesioten.
vVil het goed zijn, dan moet een j'>ngen. die de H. B. S. erlaat na bet
eindexamen, „algemeen ontwikkeld" zijn. Niet dus in hoeveelheid van
kennis in tallooze vakken en vakjes moet bij uitmunten. En evenmin moet
bij onmiddeliijk in den een of anderen maatschappelijken detailwerkkring
volkomen op de lioogte kunnen zijn. Maar hij moet een algemeen overzicbt
hebben in bet denken en doen der ganscke maatschappij, of dat van prak-
tischen, van tecbniscben of van wetenschappelijken aard is. Hij moet in staat
zijn, bet geheele leven van staat en maatschappij, hoe ook zicb openbarend,
waar te nemen en te begrijpen. En dat bereikt hij nooit door veel kennis
of door africhting voor dit of dat vak der praktijk. En boven alles
moet bij hebben leeren waarnemen, begrijpen en denken, zoodat bij, komende
in de maatschappij, in zicb zelf de factoren vindt, die hem een persoonlijk
leven kunnen vormen, waarmede bijzelf en de maatschappij gebaat zijn.
In een beschouwing over bet onderwijs in de gescbiedenis, mijn eigen
vak, zal ik nader mijn bedoelingen toelichten.
v. L.
I Ji'iovcn aan tie Koningin.
Eerste Brief.
Mevrouw,
In onzen woeligen zoekerstijd, waarin een ieder voelt, dat de oudetoe-
standen en verhoudingen niet meer voldoen, en dat de oude denkbeelden
en ideei'n bun macht hebben verloren, is do behocfte ontstaan om, zicb
losmakend van traditie en conventie, zelf te denken, zicb zelf een nieuwe
wereld te scbeppen op de bouwvallen der oude. Dat te willen, vereischt
hoogheid en kracht. Ook ik wil dat: al wat er woelt en trilt in onze
maatschappij is door mij lieengegaan en beeft er zijn teekenen achter-
gelatendaardoor ben ik sterk geworden en hoogsterk voel ik mij te
midden van de onzekerkeid rondom mij, en hSog weet ik mij in mijn
beilig verlangen naar een nieuwen grooten tijd. IT wil ik vertellen met
Hare oprechtkeid van dat heerlijke strijdleven, dat wij jongeren moeten
doormaken. Ik geef IJ dit verhaal als een kostbaar liooggewijd gescbenk
van een deel van Uw volk, een geschenk, dat U toekomt, en IT gegeven
wordt met het onvernietigbaar bewustzijn van den ernst, waarmee wij
1) Een ander maal zal ik uitvoeriger over deze kwestie schrijven, die kier slechts ter loops
kan worden aangewezen.
1) Ook hierover later uitvoeriger.