10
de beoordeeling van de plaats van de „soort" arbeid en de waarde van die
plants.
En daar de belooning van den arbeid gelieel alleen afliangt van de
waardeering ervan, en juist in onzen tijd de kwestie van arbeidsloonen
een uiterst gewichtige is, is een eerste noodzakelijkbeid dat men dit zeer
nauwkeurig onderscheidt en waarneemt. Want anders komt men van alle
zijden tot gelieel verkeerde gevolgtrekkingen, die een oplossing der loon-
kwestie uiterst moeielijk maken. Men kan nu wel zeggen, dat er tocli
geen verbetering inogelijk is dan door reeksen van werkstakingen en
andere botsingen, en op grond van een dergelijke meening zich ontliouden
van een nadenken over de -oorzaken van zulke botsingen en over de
mogelijkheid van voorkoming daarvan door een ingrijpen in gedaehten en
toestanden, maar waar men tocli door denken en redeneeren tot gewijzigde
opvattingen en oordeelvellingen kan komen, en deze tocli de basis zijn van
alio zeden, gcwoonten en van vole toestanden, daar is bet werken met
bet woord een voorname zaak.
De besclicuwing van do loonkwestie in verband met bovenstaandc ge
volgtrekkingen over de arbeiderswaardeering zal bet groote gewiclit
daarvan doen uitkomen.
v. L.
De Geschiedenis bij het M. O.
Vervolg
Het gescbiedenis-onderwijs moet dus voor alles dienen om de leerlingen
hun eigen tijd goed te leeren zien en begrijpen. Een vinnig man, die het
bierin met mij oneens is, zou bier kunnen spreken van tendenz-onderwijs,
en bet op grond van dien naam kunnen veroordeelenMaar een oogenblik
nadenken zal zulk eene veroordeeling moeten inhouden. Want, zondert
men den druk, door de maatschappij uitgeoefend, als factor van de onderwijs-
metliode uit, dan kan men twee meehingen voorstaanof de geschiedenis
als een vak van wetenscliap bescbouwen en de 19e eeuw evenmin als de
18e of een andere belangrijker achten dan de overige eeuwen, en er dus
toe komen het gescbiedenis-onderwijs alleenlijk als een stuk wetenscliap-
pelijk onderwijs te nemen, waarbij het onverschillig is, welk onderdeel
ervan behandeld wordt, daar men tocli bet gelieel niet eenigszins uitvoerig
geven kan, en waarbij men hoogstens kan overgaan tot een overzichts-
behandeling van het gebeel zonder voorkeur voor een der onderdeelen
evenu -us de gescl;;--denis als wetenscliap crkenncndc, meeuen dat votvr
de levenden in onzen tijd de lib eeuw bet belangrijkste is, veel belang
rijker dan alle andere eeuwen die eraan voorafgingen, en dat voor ons
de tweede belft der 19e eeuw nog belangrijker is dan de eerste, zoodat
bij bet geschiedenisonderwijs een uitvoerige bchandeling der 19e eeuw op
den voorgrond moet staan.
Deze beide metboden vinden ieder natuurlijb verdedigers en tegenstan-
ders. Scbijnbaar is de eerstgenoemde wetenscbappelijker, en staat bet dus
hooger bet onderwijs daarnaar in te richten. Hierbij doet zicb evenwel
de vraag voor, of bet doel van bet M. 0. werkelijk is, de leerlingen een
volledig onverziclit te geven over alle vakken van wetenscliap, aan een
H. B. 8. behandeld. Er zal vermoedelijk wel niemand gevonden worden,
die zulk een stelling met ernst zou willen verdedigen. Een heel andere
kwestie is, of bet niet zeer good gezien is, zooveel mogelijk wetenscliap-
pelijk-gevormde vakmensclien voor ieder onderwijsvak aan te stellen, ten
einde zich aldus den grootst mogelijken waarborg hiervoor te verzekeren,
dat de leerling van ieder vak juist datgene zal krijgen wat bij voor zijne
door bet M. 0. bedoelde algemeene ontwikkeling" noodig beeft. Maar
wanneer nu niemand ook maar een oogenblik denkt aan de mogelijkheid,
dat bet M. 0. een opstapeling van vakkennis beoogt, dan vervalt immers
van zelf ook bet belang van een streng doorgevoerd wetenscbappelijk
onderwijs-systeein, dat met niets anders dan met „de wetenscbap" reke-
ning lioudt. En als er dan redenen zijn, om een bepaald onderdeel van
een vak op den voorgrond to stellen, waarom zou men dat dan nalaten
Xu, die redenen werden in bet vorige artikel 'genoemd, redenen van
psychologiscbe en paedagogiscbe kraclitontwikkeling, welke ook, wil ze
iets waard zijn, moet aansluiten aan de persoon van den leerling, d. i.
dus in de ^eerste plaats aan den bring, waarin bij leeft, en aan den tijd,
waarin bij opgroeit. Maar zelfs als men deze redenen niet laat gelden,
zijn er nog redenen te over voor aan te wijzen in bet geschiedenisvak
zelf. Immers de 19e eeuw bevat de laatste gevolgen van de ganscbe ge-
schiedenisontwikkeling der voorafgaande eeuwen, en is weer in de historic
een aanzienlijk eind verder gekomen dan de voorafgaande. Het zou dus
beslist onwetenschappelijk zijn, de 19e, eeuw niet of slechts ter loops te
behandelen. Zelfs zou bet onwetenschappelijk genoemd kunnen worden,
niet den koofdnadruk op de 19e eeuw te leggenwant doet men dat niet,
dan begaat. men de groote wetenscliappelijke fout, typische gebeurte-
nissen en omstandigbeden op internationaal, maatscbappelijk en economisch
gebied buiten bespreking te laten.
Stelt men aldus bij het gescbiedenis-onderwijs de 19e eeuw op den voor
grond, dan doen zicb onmiddellijk eenige zeer belangrijke vragen voor
over de inrichting eener dergelijke bebandelingswijze.
Tegenover de feitengeschiedenis en de geschiedenis van vorsten en oor-
logen zijn als reactie gekomen de beschavingsgescbiedenis en de geschie
denis der volkeren. Moet men dan, de 19e eeuw bij het onderwijs voorop
stellende, een beschavingsgeschiedenis geven of een volkerengeschiedenis
of een vereeniging van die beiden?
Xiets van dat al, dunkt mij. Het eenig logische, wil men werkelijk de
ontwikkeling aer leerlingen als einddoel zicb voorstellen, is m. i. een be-
band'elingswijze, die gebeel aansluit aan bet eigenaardig leven van onze
dagen. erscbijnselen als bet pauperisme, bet socialisme, bet landnationali-
satie-systeein, bet modernisme, de arbitrage-kwestie, de sociale wetgeving,
bet symbolisme, het mysticisme, om er slechts enkele te noemen, moeten
in de eerste plaats in bun bistoriscb verband worden verklaard en uit-
gelegd en in bun ideeen ontwikkeld. Verboudingen als in Afrika, in Indie,
Nederlandsch-Indie zoowel als Engelsch-Indie, in Turkije, enzmoeten
historisch worden nagegaan en in bun verband met de godsdienstkwestie
gesteld. I)e staatkundige toestand der verschillendelandenenhunregeerings-
vorm moeten evencens aan de band der geschiedenis worden ontvouwd
en in bun ontstaan en ontwikkeling nagegaan, en in onderlinge vorge-
lijking gebrackt, zoodat duidelijk is bijv. de noodzakelijkheid van de auto-
cratie in It us land en Duitschland, het verkapt republikanisme in Neder-
land, bet republikanisme in Frankrijk, Zwitserland en Amerika, enz. En
zoo kan men voortgaan met bet noemen van tallooze verscliijnselen aan
bet einde dezer eeuw, die bet gescbiedenis-onderwijs aan een H. B. S.
m. i. boven alles behoort te behandelen.
Er is voor deze methode nog een argument aan te voeren, dat
toch waarlijk -niet licht te tellen is. Wanneer iemand na bet verlaten
der H. II. de maatschappij iukomt of aan een academie de gelegenheid
vindt kennis te maken met de meest uiteenloopende meeningenstelsels en
theorieen en daarover te praten, wat voor liouvast beeft bij dan in zicli-
zelf? Zal bij dan niet, zooals met zoo talloos velen gebeurt, van reclits
naar links worden geslingerd en van links naar recbts, zonder eenige macht
over zicbzelf te bezitten of eenig vermogen om hem ten ininste zuiver te doen
waarnemen en denken? Er zijn er die beweren, dat zulk een strijdtijd uitmun-
tend is en dat bet te wenscben ware, dat iedereen hem bad door te maken.
Maar wie dat zegt, kent zulk een tijd niet. 0. een tijd van veel denken en
veel onzekerbeid is uitmuiitend en geeft een menscbenkind veel kracht. Maar
dat is wat anders dan een willoos speeltuig en -peelvoorwerp te worden
voor iederen meeningenstroomdat is atscbuwelijk. elen kunnen dien
strijd dan ook niet doorkomen en verongelukken. Is dit een ieder
bekend versckijusel niet een krachtig argument voor de meening, dat de
bekendheid met onzen tijd, zelfs in eenige details, een voorname opgave
is voor bet geschiedenisonderwijs aan de Hoogere Burgerscholen
v. L.
De Oranjebond van Orde.
I.
De brochure, waarin bdt werken en willen van den Oranjebond van
Orde op nieuw werd beschreven, en die in de laatste dagen kosteloos
overal werd verspreid, draagt den eenigszins vreemden titel„Hoe ver-
dwijnt bet roode spook Het is m. i. onbillijk, dat bet enthousiaste werk
van dozen bond en van den schrijver dezer brochure zooveel onbesproken
blijft; want men beeft toch in ieder geval hier te doen met-een groep
van mannen, ,die zeer ernstig en geestdriftvol met al bun beschikbare
krachten willen werken aan de verbetering der allerellendigste maat-
schappelijke toestandenen ol men bet met ben eens is of niet, men kan
toch eerbied voor bun woord en werk hebben en er de aandacht aan
schenken die ieder ernstig denker en werker waard is.
Hoe wel de brochure „hoe verdwijnt bet roode spookveel verspreid is,
is bet bij een bespreking daarvan tocli gewenscbt, nog even den inhoud
na te gaan.
Voor den eigenlijken tekst staat met'groote letters de volgende ver-
klaring van den schrijver afgedrukt:
lot reclit verstand van deze brochure wordt door den schrijver-
nadrukkelijk op den voorgrond gesteld, dat bij onder socialisme
verstaat de toepassing der sociale liefde en dus niet hetgeen bet
algemeen spraakgebruik er pricde bedoelt, als het de sociaal-democratie
gemaksbalve met bet woord socialisme aanduidt.
Wat den schrijver ertoe beweegt, in strijd met „het algemeen spraak
gebruik een nieuwe beteekenis aan een bestaand woord te geven, is niet
heel duidelijk. Hij maakt het daardoor zijne lezers niet gemakkelijk.
De inboud is dan in 't kort aldus
De ongeregeldbeden in het Oldambt in den winter van '92 op '93,
ontstaan door revolutieprediking, brachten de arbeidende klasse tot bet
Wordt vervolgcl.)