M 4.
Zaterdag 3 April 1897.
Eerste Jaargang.
Arbei <1.
Dit blad verschijnt Zaterdags.
Prijs per kwartaalf 0.65.
Afzonderlijke nommers- 0.05.
Redacteur: Dr. J. VAN LEEUWEN.
TJitgever
G. ODE. SCHIEDAM.
Prijs der Advertentien per gewonen regel 15 ds.
Dezelfde Advertentie viermaal geplaatst wordt drie-
Stukken voor de Redactie aan den Redacteur, Advertentien en Abonnementen aan den Uitgever, beiden te Schiedam.
IN H 0 U DArbeid IV. Aaneensluiten
scholen. De Oranjebond van Orde. (Vervolg.
debat.
Onze Hoogere Burger-
Ben eigenaardig
IV.
Dat arbeidswaardeering, wil het goed zijn, bij de loonkwestie een groote
rol kan en moet spelen, is door een korte redeneering aan te toonen.
Giewoonlijk wordt de loonkwestie sleclits in verband gebraclit met vraag-
en-aanbod, daar arbeid alleen als koopwaar wordt bescbouwd. Algemeen
wordt dan overlegdlioe goedkoop zal ik den benoodigden arbeid kunnen
krijgen? en dan wordt niet voor f 5 een arbeidskracbt gekocht als men
er voor f 4 ook een-krijgen kan die hetzelfde werk kan doen. Zoo doet
men immers met de machines, bet vee en alle materiaal ook? Waarom
dan niet met den arbeid van menscben eveneens, die of een gelijken
arbeid of een minderen arbeid verrichten en sleclits zelden een meerderen?
En behalve dit koopmans-argument pleegt men dan ter geruststelling van
eigen geweten nog deze redeneering aan te voeren; ,,het is niet eers go-
wen sent, dat de &D)Cide?s •zooveel verdi Crieff, ze terdrinken liet toch maar,
of ze gaan er van uit en maken pleizieren al dat lezen is ook niet goed.
dat maakt ze maar ontevreden Soortgelijke beweringen dienen
ter stilling van zelfaanklacht, en ter verdediging van bet uitreiken van
een loon ver beneden de arbeidswaarde. Zelfs zijn er, die beweren
dat de meeste arbeiders en kleine ambtenaren bet nog zoo slecbt niet
bebben.
De omstandigbeden hebben evenwel reeds verzet gebracbt tegen deze
loonregeling naar vraag-en-aanbod. De lijdende partij zelve, die der
arbeiders, is er tegen in opstand gekomen. Want de organisatie der ar
beiders en bunne werkstakingen zijn alleen daarvan bet gevolg. Immers
zij sluiten zich aaneen om sterk te kunnen wezen tegen de macbt, in wier
voordeel de onevenredigbeid tusschen vraag en aanbod thans is, dat is dus
tegen bet kapitaal, dat van deze omstandigbeden gebruik maakte om den
arbeid tot koopwaar te verlagen. En voor alles gaat bun verzet uit tegen
de onzedelijke gevolgen van deze vraag-en-aanbod-tbeorie. Dat deze loon-
strijd, zooals men hem kortweg zou kunnen noemen, de twee strijdende
partijen zoo ongelijk van kracht vindt, ligt hem aan bet gemis aan vol-
doende organisatie der arbeiders ter eene zijde en aan bet gemis aan be-
lioorlijke arbeidswaardeering ter andere zijde.
Dat de arbeiders nog niet voldoende georganiseerd zijn, wordt door
bijna alle werkstakingen bewezen; want daarbij treedt telkens op nieuw
bet treurige verschijnsel op, dat er steeds nieuwe arbeid,skrachten te vin-
den zijn in de plaats der stakende, ten gevolge waarvan bet weerstands-
vermogen der arbeidweigerenden sterk vermindert. Willen de arbeiders
werkelijk tot eenige onweerstaanbaarbeid van kracht komen tegenover de
alleronzedelijkste loonregeling naar vraag-en-aanbod, dan moeten zij er
voor zorgen, dat zij alle arbeiders vereenigen, ook de werkloozen.
De fout der arbeiders bij de meeste werkstakingen is, dat zij alleen op
eigen zaken letten en gewoonlijk zich om anderer belangen weinig be-
kommeren. Gesteld een werkstaking, waarbij bet den arbeidgever onmo-
gelijk is, zich van vreemde arbeidskrachten te voorzien, daarin zullen
de arbeiders de sterkste partij zijn. Wil een werkstaking werkelijk tot
zooiets komen, dan is volledige aaneensluiting noodzakelijk, een aaneen-
sluiting die alle arbeiders omvat.
Over het geoorloofde of aanbevelenswaardige van werkstakingen koeft
toch in dezen tijd niet veel meer te worden geredeneerd. Het ellendige
ervan voor beide partijen in letterlijk alle opzicbten, niet het minst wat
de onderlinge verhouding betreft, dringt zich telkens het eerst naar voren.
Maar niet ei'n weldenkende zal toch den arbeiders bet recbt ontzeggen
zich te verzetten tegen een loonregeling naar vraag-en-aanbod, die alle
arbeidswaarde buiten rekening laat? Er zijn ontegenzeggelijk gevallen,
waarin loonsverhooging onmogelijk is zonder faillissement voor den werk-
gever. Maar de meeste gevallen zijn toch anders. Eu bovendien, een toe-
stand, waarbij het mogelijk is dat een zaak alleen gaande kan worden
gebouden door de goedkoopte van den arbeid, is zoo doorendoor ongezond,
dat een vcrandering koogst gewenscbt is. De vraag blijft daarenboven
nog open, waarom juist de arbeiders de dupe moeten zijn van zulke toe-
standen. En daar nu het eenige middel van verzet voor de arbeiders
in dezen een werkstaking is, heeft men die eenvoudig te aanvaarden als
een noodzakelijk kwaad.
Zonderling in menig opzicht is de bouding, die de werkgevers doorgaans
tegenover de werkstakers aannemen. Dat zij bun standpunt in zake de
loonkwestie trachten te handhaven en kortweg booger loon weigeren zoo-
lang zij nog arbeid kunnen koopen tegen den prijs door ben betaald, is
zeer begrijpelijk, al is bet ook geheel verkeerd. Maar dat zij den arbeider
het recbt ontzeggen om over de waarde van zijn eigen arbeid te oordeelen
en I om zicli te verzetten tegen een loonregeling naar vraag-en-aanbod,
dat is toch zeer vreemd. En dat is ook zeer dom. Want ten slotte zijn
z'j even afliankelijk van den arbeid.
l, als deze van ben. En hoe -cherper
beider stellen, des te meer noodzaken zij dezen zijn verzet tegen de
meergenoomde loonregeling te doen veranderen in een strijd tegen de
personen der werkgeverswaardoor de kwestie weer zeer onzuiver
wordt.
Deze bouding der werkgevers vindt voornamelijk hare verklaring in
een verkeerde arbeidswaardeering. Door nl. den arbeid niet te nemen in
bet verband, waarin bij blijkens bet aangevoerde in bet vorige artikel
thuishoort, komen zij van zelf tot de beoordeeling van bet loon naar de
marktkoersen.
Nu de zaak er evenwel toe ligt, dat in zake loonkwestie de eene partij
bet principe van regeling naar vraag-en-aanbod aanvaardt en de andere
zich tegen dat principe verzet, wordt het de vraag hoe daarbij tot een
oplossing te komen.
Een afdoende oplossing is natuurlijk alleen mogelijk, indien de arbeid-
gevers willen komen tot een verandering in bunne denkbeelden te dezen
opzichte, lietzij door redeneering, hetzij door den dwang der omstan
digbeden. Zoodra zij den arbeid als compagnon van het kapitaal
gaan beschouwen, is de zaak gezond. Want dan vervalt de groote be-
doeling van zoogroot mogelijken winst te maken mee ten koste van
den arbeid, en dan wordt de arbeid belangbebbende in plaats van slaaf
of machine.
Deze verandering in de denkbeelden zou nog bet groote voordeel beb
ben, alle bloedige en verbitterde botsingen te voorkomen, en de leiding
der zaken in lianden te laten der werkgevers, wat in elk geval aanvan-
kelijk tocb zeer gewenscbt is. Komt die denkbeeldenverandering niet, dan
zijn botsingen en verwijdering onvermijdelijk en dan zullen cle arbeiders
vanzelf de overmacht voor zich nemenimmers dan zullen zij door dwang
van werkstaking enz. bet kapitaal geheel kunnen overheeren.
Tot deze denkbeeldenverandering nu kan men komen door de dubbele
werking van werkgevers en werknemers beiden. ledere partij kan daar-
toe bet bare bijbrengen, de arbeiderspartij niet bet minst.
v. L.
Onze Vet.
m a a 1 berekend.
Abonnementen op zeer billijke voorwaarden.
*."f pilino* Iron
on Eoa vIidT)4ipat* >711 y*rh iiD*_onnxtw rjpn ar
Over (le arbeidersorganisatie later.