sommige der grieven tegeh bet Openbaar Onderwijs worden veelvuldig
gehoord ook buiten den strijdtijd van thans.
Een dier grieven is deze, dat liet 0. 0. de opvoeding in bet gezin
tegenwerkt en daardoor een ramp is voor bet volk.
Wat is de opvoeding in bet gezin?" Want dat dient toch duidelijk te
wezen voor dat men er mee gaat scliermen. Verwonderlljk is, dat men zieb
juist daarvan zelden rekenschap geeft, en dat men zelfs voorstanders van
bet 0. 0. soms hoort beweren: de basis en de kracht der opvoeding ligt
in bet gezin, zonder eenige toelicbting of omscbrijving.
(tewoonlijk bestaat do opvoeding" in bet gezin in niet veel meer dan
een regeling van den tijd van opstaan en naar bed gaan, van den tijd der
maaltijden, van de godsdienstige gebruiken, van de lessen buiten de gewone
scboollessen en van de bezigheden in den vrijen tijd. Een enkele maal
bemoeit men zich nog eens met het huiswerk. En bier en daar wordt er
dan nog veel gelet op vormen en manieren. Veel meer is bet niet.
Hoe zou bet ook anders kunnen? De kinderen zijn gewoofilijk van 9 tot
4 op school, hebben dan nog een uur of meer voor bun buiswerk noodig,
moeten verder allerlei tijd aan bizondere lessen besteden, en zijn dus in
hun „vrijen tijd" gaarne buitenshuis of bezig met lezen of spelen of wat
ook, indien bet maar niets met lperen e.d. te maken heeft. Wat blijft er
nu voor zoo'n kind nog voor tijd over om in bet gezin te worden ,,opgevoed"
En de ouders? De vader is doorgaans in het belang van zijn gezin den
geheelen dag bezet. Komt hij thuis tot kalmte, dan verlangt bij ook wer-
kelijk wat rust en gezelligkeid. Waar moot bij dan tijd vinden voor opvoe
ding"? En de moeder? Die heeft bet gewaonlijk zoo druk met de huis-
bouding en de zorg voor de kleintjes, dat ook haar geen tijd voor opvoe
ding" overblijft.
Bovendien, lioe weinig ouders zijn werkelijk tot ,,opvoeden" in staat?
Er zullen er niet veel zijn, die niet veel van hun kinderen houden en ze
niet gaarne zoo good mogelijk zullen belpen vooruitkomen. Maar dat is
nog geen ,,opvoeden."
Van een werkelijke opvoeding" in bet gezin blijft dus niet veel over.
Men kan daar over nu mooi praten of leelijk, een feit is bet. Water van
over blijft, is dit: dat in de gunstigste gevallen voor bet uiterlijk leven
der kinderen gezorgd wordt in den geest, waarin de ouders dat wenschelijk
achten. Is een gezin ordelijk, zal dat bij de kinderen blijken. Zoo zal ook
bet meer of minder godsdienstige. bet meer of minder vormelijke, e. d. van
een gezin in de kinderen zijn aan te wijzen. Maar nog eens, wat beelt
dat aile< met „opv<>eden" te maken? tpvoeden is took meer dan een zekere
uiterlijke „beschaving'
Opvoeding in den zuiveren zin van het woord isvorming en ontwik-
keling van de persoonlijkheid van bet kind. Daarbij is bet eenig ware
uitgangspunt bet kind zelf met al zijn eigenaardigheden van lichaam en
geest, van lioofd en hart, physisch en psychisch, en die te ontwikkelen
tot een zoo barmonieus mogelijk gelieel is bet doel der opvoeding.
Daarvoor is in het gezin zelden plaats. Is bet gezin groot, dan zijn er
te veel kinderen, om aan ieder afzonderlijk de noodige zorg te kunnen
bestedende oudsten krijgen het leeuwendeel, de jongeren zeer weinig. En
is een gezin klein, dan zijn de bezigheden der ouders buiten het gezin
gewoonlijk te talrijk om ben tot vele opvoedingsbemoeiingen tijd te laten
of zoo zij er zich mee bomoeien, zijn de resultaten lang niet altijd gunstig.
Een groote waarlieid is het. dat de werkelijk vertrouwelijke omgang
tussclien ouders en kinderen zich doorgaans beperkt tot de eerste kinder-
jaren en den volwassen leeftijd der kinderen. En een andere even groote
waarlieid, dat de tijd daartusschen den vollen invloed van veel liefde en
zorg der ouders kan brengen maar bij uitzondering een werkelijke ^opvoe
ding." Een ieder weet het burners', dat juist in den tijd der grootste ont-
wikkeling zelden een groote zielsaansluiting is tusscben ouders en kinderen,
dat juist dan de kinderen bun toevluckt nemen tot leeftijdgenooten of iets
ouderen en bijna nimmer tot bun ouders-?
En nu is bier nog alleen gesproken van de gunstigste gevallen, waarin
de kinderen thuis werkelijk nog goeden invloed ondergaan. Maar wat blijft
er van dat weinige nog over, indien de invloed thuis niet goed is en niet
deugt, wat eveneens vaak voorkomt? Dan mag de „opvoeder" buiten bet
gezin ook dien invloed nog wegwerken, zoo bij kan.
Daar komt nog bij, dat vele ouders meenen, dat bet ideaal is, bun kin
deren in alle mogelijke meeningen enz. aan zicbzelf gelijk te maken. Zij
zelf zijn bet model, bun godsdienstige en andere opvattingen zijn de stan-
daardmeeningen. Kunnen zij daaraan bun kinderen doen geloovcn en er
hen aan doen beantwoorden, dan meenen zij bet boogste te hebben bereikt.
En verder achten zij het bun plicht, bun kinderen te doen opleiden voor
een werkkring, die maatschappelijk liefst hooger staat dan de hunne,
waartoe de aanleg van de kinderen veelal zich niet leent. De hoofdfout
is, dat zij van zicbzelf uitgaan en niet van bun kinderen. Zeer duidelijk
blijkt dit, indien men onderzoek doet naar de waarde van op die wijze
verkregen meeningen en opvattingen, en daarbij in de meeste gevallen tot
de ontdekking komt, dat er van een waaracbtige zelfveroverde overtuiging
daarbij in bet minst geen sprake is, dat alles uiterlijkbeid is en napraterij.
En dat is in lijnrechten strijd met de grondbeginselen van alle opvoeding.
Dit alles ontneemt niet de waarde aan het gezin, maar brengt bet begrip
opvoeding in bet gezin'' tot zijn, eigenlijke beteckenis terug. En hicrtoe
teruggebracbt, kan het in werkelijkheid veel nut doen. Hoe rainier den-
kend, boe verdraagzamer, hoe fijnervoelend, hoe liefdevoller de ouders, lioe
gunstiger de omstandigheden van leven en ontwikkeling voor de kinderen.
Door bun eigen spreken en handelen kunnen de ouders een aantrekkelijk
voorbeeld zijn voor de kinderen. En zoo voort. Hoe vaak komt dat even-
wel voor
Laat men tocb ronduit erkcifnen, dat de opvoeding in bet gezin in
werkelijkheid mcestal ontbreekt, en waar zij bestaat lang niet altijd de
gunstigste gevolgen te zien geeft (onverdraagzaamheid, eenzijdigheid, eng-
lieid van begrip, e. d. zijn daarbij veel voorkomend.)
Wat voor beteekenis heeft bet dan, het zwaartepunt der opvoe
ding te willcn leggen in het gezin, en het Openbaar Onderwijs te besckul-
digen, dat het dit belet?
Wordt vervolgd).
De Internationale Europeesche Polltiek in 1897.
De oorlog tusscben Turkije en Gfriekenland levert een uitstekend bewijs
voor den meer dan ellendigen toestand, waarin de landen van Europa leven.
Sinds de Turken Mabomedaan werden, heeft de Islam in ben krachtige
bestrijders van het Christendom geliad. Het uiteenvallende Byzantijnschb
rijk maakte bet bun mogelijk, in 13(11 naar Europa over te steken en in
1453 door de verovering van Konstantinopel een einde te maken aan bet
bestaan van bet Oost-Romeinscbe rijk. Na dien tijd zijn de Turken in
Europa voortdurende aanvallers der »Christenstaten gebleven. En nimmer
kwam er een verbond tusscben dezen tot stand, om aan de heerschappij
van den Islam in bet Zuid-Oosten van Europa een einde te maken. Zoo
komt bet, dat nog in dit jaar een oorlog door Turkije kan worden
gevoerd, die in zijn diepste wezen een der vele worstelingen tusscben
Islam en Christendom is. Het pleit niet voor de kracht van bet Chris
tendom, dat na de mislukking der kruistocbten nu reeds voile 5 eeuwen
lang bet Turksche rijk in Europa zich kon bandbaven als een voortdu
rende bedreiger van den christelijken godsdienst en van den vrede in
Europa. De Islam maakt een eeuwigdurenden strijd tegen bet Christendom
onvermijdelijk. Waju 4ten de bristemnogend heden. wien dit aan-
gaat, dan niet met ide -kraehten dezen principieelen onruststoker
Europa uit? Wet wordt algemeen tegen anarchisten. socialisten e. d.
geweld gebruikt, die zich nog slecbts tegen de bestaande inrichting der
maatschappij vcczetten. Maar tegen den Islam, die voor iedere maatscbap-
pelijke en staatkundige inrichting der Europeesche staten een voortdurend
gevaar is, wordt in bet minst geen geweld gebruikt. Integendeel, op alle
mogelijke wijzen wordt door de groote mogendheden in de kaart van den
Sultan gespeeld. De beweringen, dat bet tocb niet aangaat, om die eeuwige
vijandschap tusscben Islam en Christendom aan bet 'I urksche rijk een
einde te maken, en dat in tijden van nood de mogendheden wcl band in
band zullen gaan, worden door de gescbiedenis volledig weerlegd; de voor-
beelden liggen voor bet grijpen. Waarom zou men ook niet in het belang
van de rust en den vrede van gelieel Europa mogen overgaan tot zulk
een maatregel I hit is zelfs de plicht van ben, die zicli met de bandhaving
van den vrede kunnen belasten.
Intusschen is bet zeer zeker, dat de Turken voorloopig niet zullen
worden verjaagd en dat de Islam ook in de 20e eeuw naar vrije verkie-
zing kan blijven loeren op de gelegenbeid om het Christendom af'breuk te
doen en van dezen of genen cbristenstaat een nieuw stuk buit te maken.
Nu kan men wel zeggen, dat de Turksche macht in onze eeuw niet is
vooruitgegaan. Maar dat de Turken nog tot groote kracbtsinspanning
in staat zijn en voortreffelijke leiders bezitten, is tocb weer in den tegen-
woordigen Grieksch-Turkschen oorlog gebleken. En wie is er van over-
tuigd, dat er mettertijd niet een nieuwe verheffing zal komen in Turkije,
wellicht in een tijd waarin Europa geen gelegenheid heeft zich met Turkije
te bemoeien?
Maar dat is den ,,grooten" mogendheden onverscliillig. Liever een hand-
having van Turkije, liever een allerverachtelijkste politiek en een aller-
treurigst optreden, dan iets van eigen liebzucht te laten varen en iets
aan een ander te gunnen. Door deze hebzuchtspolitiek liouden zij elkander
zoo machteloos en dwingen zij elkander tot zoo volkomen werkeloosheid,
dat zelfs de krachtigst-uitgespoken afkeer van deze politiek in tijdscbriften
en dagbladen, in parlementen en protest-vergaderingen, zelfs indien daar
door kennelijk de meening van bet grootste deel van bet volk wordt
weergegeven, ben niet tot een wijziging in bun liouding kan brengen.
I laarbij komt nog, dat in vele christenstaten groote financieele belangen
ten opziclite van (iriekenland en Turkije bestaan, en dat het daarom de
groote" mogendheden minder wenschelijk voorkomt, afdoende maatregelen
in het Oosten te nemen. Hoe zou het anders mogelijk zijn, dat een land
met zulke financieele toestanden als Griekenland een oorlog kan beginnen
en voortzetten?