Van welk standpunt men de Oostersche kwestie ook bekijkt, de Inter nationale Europeesche politick speelt er dit jaar weer een ellendige rol in. Zonderling is te dezen opzichte de eenstemmiglieid der pers. Zelfs de meest kalme bladen als in Nederland de N. R. k slaan een zeer lioogen toon aan tegen de „groote" mogendlieden. Maar vreemd staat daartegenover, dat men zich zelden rekenschap geeft van de boofdoorzaak dezer houding der mogend lieden. Want liet gaat toch niet aan, die eehvoudig uit een ,,strijd van belangen" te verklaren en daarmee alle verder denken overbodig te maken. Immers, ware bet alleen een „strijd van belangen", dan zonden de mogend lieden zedelijk verpliclit zijn dien belangenstrijd tijdelijk ter zijde te stellen en afdoende maatregelen te nemen ter verbetering van den door bun scliuld zoo ellendig geworden toestand in bet Oosten en ter voorkoming van een berbaling van dergelijke gebeurtenissen. Zoo groot kan een belan genstrijd niet zijn. of men kan in gevallen als waarvoor nu de mogend lieden in bet Oosten staan tijdelijk wel tot een vergelijk komen. Wat was nu de gelegenbeid mooi geweest om de Turken Europa uit te jagen en de Oosterscbe kwestie te regelen! De boofdoorzaak van alles ligt hem in de binnenlandsche toestanden der verschillende staten. Zooals de groote geld- en partij-belangen in de binnenlandsche verlioudingen overlieerschen, doen zij dit ook in de buiten- landscbe. Overal openbaart zich de ellende van bet thans geldige partij- stelsel. Het panperisme is er een even groote aanklacbt tegen als de hou ding der groote mogendlieden ten opziclite van Turkije en (triekenland. De grootste onrechtvaardigheden en de gruwelijkste ellende worden er onbe- wogen en onbewegelijk door aangezien. Hoe eerder daarom verandering in die toestanden komt, hoe beter. En bet ware te wenscben, dat er vele gebeurtenissen plaats hadden als de Turksch-Grieksche oorlog, dan zou de verandering des te eerder kunnen intreden. TVationale tentoonstelling van vrouwenarbeid. Het scbrijven van Mevrouw Goekoop-de Jong van Beek en Donk in het vorige .nummer zal ontegenzeggelijk velen allerlei bezwaren hebben uit den weg geruimd. Het groote beginsel van alles zelf te willen doen, liefst buiten de medewerking der mannen, dat in dien vorm in de bekende brochure van Mejulfrouw Jungius was te vinden, is blijkbaar door bet bestnur reeds gebeel of grootendeels opgegeven. Alleen deze zin in bet s.tuk van Mevrouw Goekoop vurraadt, dat bet nog niet gebeel en at is ierzijde gvsteld; „En nu mogen wij het betreuren dat ons land zoo ver acliter staat bij anderen, waar men ook onder vrouwen knappe rechtsge- leerden en bouwkundigen "vindt, wij waardeeren daarom toch niet minder de hulp der beide genoemde beer en." Immers daarin ligt indirekt opgesloten, dat de comitc-leden, zij bet ook om de eigenaar digheid'van bet geval, bet liefst alleen vrouwen aan de tentoonstelling liadden doen deelnemen. En dat juist lijkt mij gebeel verkeerd. Men krijgt daaruit den indruk of de dames-ontwerpers aldus hebben gere- deneerd: ,,wij zullen de wereld eens laten zien, dat ook wij wel kunnen organiseeren, en dat ook wij wel wat kunnen, zonder dat wij altijd hoeven af te bangen van de mannenen als wij dan een flink georganiseerde ten toonstelling hebben, dan zullen de mannen dat moeten zien, en erkennen dat zij rekening met ons hebben te lioudenop die manier zullen wij onze zaak een massa goed doen." Deze redeneering nu zal de goede zaak veel schaden. De bedoeling is toch, de belangen der vrouw in de maatschappij meer algemeen bekend te doen worden en te doen gelden, de vrouw die plaats in de maatschappij te helpen bezorgen, die haar recbtens en logiscli toekomt, en de vrouw en den man beter te leeren samenwerken. Die be doeling wordt het best gediend, door bij de inrichting der tentoonstelling uit te gaan van het beginsel, dat samenwerking van vrouwen en mannen een eerste voorwaarde moet zijn. En dat doet men niet door bet te betreuren, dat sommige functies aan mannen moesten worden opgedragen. Het komt er immers niet op aan, w i e de uitvoerenden zijn, indien het doel maar wordt bereikt En indien men door de tentoonstelling begeert bet ver- langen te helpen inwilligen ,,dat in de toekomst de man en de vrouw beter zullen leeren samenwerken", dan dient men tocli ook bij de tentoon stelling van die samenwerking uit te gaan? Dit is niet betzelfde als wat Mevrouw Goekoop sclirijft, dat het comite nl. met vreugde de liulp van den man zullen aannemen, waar die n o o d i g is. Laat men zich bovendien eens verwezenlijken, wat er zal tentoongestcld worden, wat de vrouwen op de tentoonstelling zullen verricbten, en wat er georganiseerd zal moeten worden. Wat den bandarbeid betreft, bebalve de zoogenaamd nuttige en fraaie bandwerken leveren de vrouwen bijna uitsluitend zeer ondergescliikten handarbeiddoor dien in werking te zien, zal men toch waarlijk geen indruk krijgen van bet vele en hooge kunnen der vrouw? En de intellectueele arbeid der vrouw? die zal zich bepalen tot een verzameling schilderstukken en boekeip^velke niets karakteristieks aan de tentoonstelling zullen geven, en tot de eigenlijke organisatie waar- over uit den aard der zaak van te voren niets valt te zeggen. Dit tliema kan nog zeer vaak kerhaald worden, telkens een ander deel der tentoon stelling nemende, de beantwoording blijft steeds dezelfde. Het bezwaar tegen de contributie is m. i. door de commissieniet opgelieven door de ontvangst van alle inogelijke bijdragen open te stellen. Er is een groot verschil tusscben bet lid-zijn eener vereeniging en bet bijdragen aan die vereeniging. Menige vrouw voelt veel voor een lid- maatscbap en zou als lid dolgaarne volijverig meewerken, maar ziet op tegen de contributie van/'25. Het geven eener grootere of ldeinore bijdrage geeft van zelf minder band en daardoor ook minder hart voor de zaak en minder voldoening. Nu nog is bet de tijd van voorbereiding, er kan dus nog veel worden gewijzigd en aangevuld. Het bovenstaande zij in de overdenking van het dames-comite aanbevolen. De Oranjeboxid van Orde. Nu de Voorzitter van den Oranjebond van Orde zoo vriendelijk is geweest, de denkbeelden van dien Bond in het kort uiteen te zctten in dit weekblad, is het onmogelijk, dat de lezers daarvan langer een onjuist denkbeeld van de beginselen van den 0. v. 0. hebben. Tets anders is bet evenwel of zij met bet streven van den Bond zooals het daar geschetst werd zullen kunnen meegaan. Wie zou niet gaarne zien, dat de menschen alien zonder onderscheid een groot maatscbappelijk geluk genoten? en dat de eene groep niet langer ten koste van de andere zijn eigen maatschappelijk leven tracbtte te ver- heffen De idee van een algemeene sociale liefde is ontegenzeggelijk zeer mooi en zeer hoog. En wie do tooverkracht uitvindt, die aan deze idee eenige macbt van beteekenis weet te bezorgen, zal ongetwijteld zich veel hooren zegenen. Maar is deze idee, zoo opgevat als de 0. v. 0. doet, niet een algelieele onwezenlijkheid, gedoemd tot eeuwige onvervulbaarheid De Bond wil zich ten taak stellen, de ver uit elkaar gedreven klassen onderling te verzoe- nen. Hoe is dat evenwel mngelijk, waar geloovigen en ongeloovigen wed- ijveren in onderlinge onverdraagzaamheid Niet alleen katholieken en protestantcn onderling, maar ook de tallooze aldeelingen van het protes- tantisme haten eikander met een onvcrzoenlijkon haat. De politieke par- tijen, of zij voor zich bet monopolie van Christendom in beslag nemen of niet, werken eikander met de in<.--st onverbtddelijke vijandschap tegen. Zoo leeft lieel onze maatschappij van onderlinge verguizing en tegenwerking. Het zijn volstrekt niet alleen de klassen, die scberp tegenover eikander staan en elkanders leven bedreigenwelke groepeering der maatschappij men ook neemt, overal vindt men als boofdeigenscliappen verbittering en liaat. En bet Christendom, dat zich een liefdegodsdienst noemt, werkt daaraan in de voorste gelederen mee. Hoe is bet nu mogelijk, door een prediking van sociale liefde daaraan een einde te maken, daaraan, nl. aan de verbittering der klassen. Haat tegen andersdenkenden draagt onze geheele maatschappij in al bare verlioudingen. Die haat wordt door het Christendom en zijn predikers overal aangeblazen. Meent de 0. v. nu werkelijk, dat bet hem gelukken zal een algemeene liefde ingang te doen vinden? Jezus zelf zeide: hebt eikander lief; en hebt uw vijanden lief. Toch leven de aanhangers van Jezus het meest van haat. Zulke feiten doen een mensch zich troosteloos afwenden van alle pogingen tot verzoe- ning der menschen. Zij doen hem al den bitteren gruwelijken menschen- strijd aanvaarden als een onverinijdelijk onafwendbaar kwaad. En wil bij werkelijk iets goeds tot stand brengen, dan moet bij zich geen illusies maken over den adel of de boogbeid der menschen, maar in d'e omstan- standiglieden naar wapenen zoeken, die hem daartoe in staat zullen stellen. De menschen veranderen bun inziebten en denkbeelden slechts, indien bun eigenbelang dat niet ongewenscht maaktanders niet. Wil men dus de klassenverbouding verbeteren, laat men zich dan bezig- bouden met bet zoeken naar maatregelen, die de menschen kunnen dwin- gen, daarin verandering te brengen. Misschien zullen zij daarna dan wel komen tot eenige maximen over sociale liefde. Het stanpunt van den Bond tegenover de sociaal-democratie is, dunkt mij, niet te verdedigen door eenvoudig deze partij als politieke partij te schrappen en ze een economised verschijnsel te noemen. Al ontstaat een partij ten gevolge van economiscbe ontwikkelingen, daarom is zij in haar politieken vorm nog niet een louter economisch verschijnsel. De geschie- denis van de sociaal-democratie bewijst trouwens bet tegendeel. Men lette slechts op de steeds sneller toenemende macht der sociaal-democratie in bet politieke leven van Duitscbland, Belgie en Engeland. Dat Nederland nog slechts een kleine sociaal-democratische politieke partij bezit, kan lioog- stens wijzen op de alombekende eigen.scbap van Nederland, dat het. dooi

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Onze Tijd | 1897 | | pagina 3