46
bel^ngen uit het oog verliezen door veel te veel te letten op de politieke
kwesties, die de oxide partijen opwerpen. Voor lien gaat het alleen om de rech-
ten van den arbeid. I )aarom is een volledigo aaneensluiting van alle hoofdar-
beiders en handarbeiders voor hen van het allergrootste belang en moet
bun voornaamste streven daarop uitgaan. Dan alleen is er kans op een
werkelijk afdoende verbetering hunner belangen, verkoudingen entoestanden.
Maar dan moeten zij niet zelf op alle mogelijke wijze bun eigen zaak
bederven en o. a. zoo spoedig mogelijk den band met de onde partijen
verbreken, gaande bun eigen weg met kracbtigen vasten gang, onwrik-
baar afgaande reclit op bun doel en zoekende daartoe de grootst mogelijke
solidariteit en de meest volkomene organisatie.
Geen politiek maar ook geen pessimisme.
Bood de Redactie van dit tijdscbrift mij onlangs liaar gastvrijbeid aan,
thans waag ik bet verzoek mij even zelf te billetteeren. Ik zal geen mis-
bruik van plaatsruimte maken.
Er is voor mij alle aanleiding de welwillendbeid vis a vis den 0 ran je
ll ond van Orde te waardeeren, die uit het artikel in no. 9 van 8Mei
1897 sprak. Wat ik echter niet beamen kan, is de pessimistische strek-
king van dat artikel. Erkend wordt: „De idee van een algemeene sociale
liefde is ontegenzeggelijk zeer mooi en zeer lioog. En wie de tooverkracht
uitvindt, die aan deze idee een macbt van beteekenis weet te bezorgen,
zal ongetwijfeld zich veel hooren zegenen." Maar als dit zoo is, watligt
dan op den weg van hen, die deze idee ,,zeer mooi en zeer bpog" vinden
Wat meer dan liaar vlag te hijschen, liaar aanbangers ter zijde te staan
Geen schepsel ter wereld kan de tooverkracht uitvinden, die baar eenige
macbt van beteekenis weet te bezorgen. Maar vele schepselen te zamen
kunnen het. Begint men nu van buis uit ,,de algeheele onwezenlijkheid,
gedoemd tot eeuwige onvervulbaarheid" der idee van den 0. v. 0. te
stellen, wat wonder dan als die tooverkracht geen voedsel vindt'Mk raad
aan de omgekeerde methode te volgen en met den 0. v. 0. te gelooven
in de bestaanbaarheid, als eersten grondslag van de verwezenlijking der idee.
I)e Redactie vraagt hoe bet mogelijk is „de ver uit elkaar gedreven klassen
onderling te verzoenen. En dan laat zij aan liaar pessimisme den vrijen
teugel, dan scbetst zij den onverzoenlijken liaat der mensclien onderling,
de onverdraagzaamlieid, de onverbiddelijke vijandschap der partijen. ,,Heel
onze maatschappij, zegt ze, ,,leeft van onderlinge verguizing en tegen-
werking. Haat tegen andersdenkenden draagt onze gebeele maat-
happij in a! liaar verboudingen.De aanbangers van Jezus leven
het meest van haatZulke feiten doen een mensch zich troos-
teloos atwenden van alle pogingen tot verzoening der menschen. Zij doen
hem al den bitteren gruwelijken menschenstrijd aanvaarden als een onver-
mijdelijk, onafwendbaar kwaad. En wil hij werkelijk iets goeds tot stand
brengen, dan moet bij zich geen illusies maken over den adel of de hoog-
heid der menschen, maar in de omstandigbeden naar wapenen zoeken, die
hem daartoe in staat zullen stellen. De menscben veranderen bun inzicliten
en denkbeelden slechts, indien hun eigenbelang dat niet ongewenscbt maakt
anders niet. Wil men dus de klassenverhouding verbeteren, laat men zich
dan bezighouden met het zoeken naar maatregelen. die de menscben kunnen
dwingen daarin verandering te brengen. Missckien zullen zij daarna dan
wel komen tot eenige maximen over sociale liefde."
Iemand, die zoo denkt, die zoo onovertroffen heraclitisch is, ja, van hem
begrijp ik het dat hij vraagt: „Meent de 0. v. 0. nu werkelijk dat bet
hem gelukken zal eene algemeene liefde ingang te doen vinden?"
Ik denk anders. Zooals de Redactie ze teekent, zoo zijn de menscben
niet, zoo maken bun, zoo zijn de ellendige partijen. Dat is de vloek der
politiek, die maakt, dat de sleckten hoogtij vieren en dat de goeden af en
toe ziclizelf niet zijn. Leer den menscben niet langer bij staatkundig en
godsdienstig inzicht te zweren, in 't algemeen bij dogmatisme,
leer ben liooglieid des liarten, liefde, menschenadel na te jagen, altijd en
altijd weer en zing ben niet uw sombere jammerklachten voor maar bet
heerlijk bemoedigende
De Redactie wraakt de methode van den 0. v. 0. om de sociaal-demo-
cratie „eenvoudig als politieke partij te sclirappen en ze een economisch
verscliijnsel te noemen." Z.ij verwijst „naar de steeds sneller toenemende
macbt der sociaal-democratic in bet politieke leven van Duitscbland, Belgie
en Engeland. I )at Nederland nog slechts een kleine sociaal-democratische poli
tieke partij bezit, kan zegt zij „koogstens wijzen op de alorn be-
kende eigenscbap van Nederland, dat bet doorgaans acbteraan komt." Ik
waag bier te doen opmerken, dat het feit, dat economisch-ontevredenenzich ver-
eenigen tot een politieke partij, niets tegen de thesis van den 0. v. 0. bewijst. De
Bond ziet zeer wel in dat in Nederland een groote sociaal-democratisclie
politieke partij in opkomst is, tegelijk inziend, dat in de vier genoemde
landen de sociaal-democratische partijen elk weder eene aparte, onderling
afwijkende stelling innemen; maar ontzegt aan de sociaal-democratie in
Nederland bet reclit zich in. constitutioneelen zin een politieke partij te
noemen en hegrijpt niet dat zij als zoodanig wordt gegouteerd. De Neder-
landscke sociaal-democratie heeft in 1893 te Zwolle tot de omverwerping
onzer staatsinstellingen besloten, dit besluit nooit herroepen, op liaar
statuten geen reclitspersoonlijkbeid kunnen verkrijgen en staat bijgevolg
staatsrecbterlijk buiten bet staatsverband. Daarom kan zij wel „reeds lang
de stuwkracbt der gelieele politiek van alle partijen (zijn), die met al bun
afkeer ervan zich er tocli door laten voortjagen." Of 't waar is, moge de
Redactie verantwoorden. Ik zou er de partijen niet gaarne opcnlijk van
beschuldigen. Wij moeten bet kwade tracliten te overwinnen door bet goede,
docli niet het goede laten stuwen door het kwade. Kan men ons denkend
en gevoelend deel der natie, onze staatslieden. enz. wel sterker in mora
stellen dan met de bewering, dat zij zich sleclits" patent kunnen laten
maken door de vrees voor bet roode spook Doch al ware't zoo, de 0. v. 0.
wil de sociale liefde ingang doen vinden om liaars zelfs wil, vereenigen
alien, die in liaar kraclit ten goede gelooven, daartoe voorbijgaan alles
wat verdeelt maarslechts te doen liebben met ben, die het vaderland
liefhebben, zooals het zich uit de eeuwen ontwikkeld lieeft en die 's lands
constitutie aanvaarden. Zoo begrepen, valt er geen sociaal-domocraat te
overtuigen. 't Is ehristelijk-onmogelijk om twee polen tot elkaar te bren
gen en wel bet allerminst is dit mogelijk door redeneering. De Bond kan
zijn tijd en zijn kraclit beter gebruiken dan voor zulk oiibegonnen werk.
Tegen den rnensch-sociaal-democraat staat bij niet over. Is dit niet al genoeg?
De pbilosofiscbe opmerking aan bet slot van dat artikel, dat er geen
werkelijk verband van oorzaak en gevolg, zooals er tocb ligt in iedere
gedachte en liaar practisclie uitvoering, in de combinatie der Bondsidee
en der Bondsdaden zou zijn te vinden, kan ik niet onweerlegd laten. Do
drang der dingen, de nood der tijden, zij riepen de Bondsidee op. In de
oprichters manifesteerde zij zich, uit kraclit van impulsie. In een gees-
telijken en meer stoff'elijken drang splitste deze impulsie zich onder den
invloed der suggestie: Z onder de daden hebben de woor den geen waar de en
zonder de woorden komen de daden er niet. lets van werkelijk verband
tusschen oorzaak en gevolg scliijnt mij bier du- wel ter dege aanwezig,
ook al badden de woorden riog zoo weinig uitwerking en de daden i-
weinig beteekenis..
Of de Bond dan ,,met zijn practische werkzaamlieden alleen niet verder
zou komen dan nu, nu bij veel geld en arbeidskracbt besteedt aan de
prediking der sociale liefde, waarmee hij tocli nimmer slagen zal en die
welliclit velen afboudt van medewerking"Het antwoord zij dit: Zonder
die prediking waren die practische werkzaambeden er nooit geweest.
Ik eindig met bet brengen van mijn wclgemeenden dank aan de Redactie
voor de opname van dit mijn slotwoord. Moge de in dit Blad gevoerde
polemiek iets goeds voor den Bond hebben kunnen uitwerken. En moge
er voor de lezers uit overblijven het geloof, dat mij sterkte in den wel
wat te zwaren strijd, dien ik voor de Bondszaak te voeren had en lieb,
dat de sociale liefde eens baar licht door bet duister zal doen stralen,
omdat er tocb op den bodem van der menschen hart meer liefde woont
(en behoefte aan liefde) dan haatliefde, die in 's menscben beste oogen-
blikken bet loflied der bescliaving zingt en de verzoening is voor zijn onvol-
maaktheid, zijn tekortkomingen. Maar wie die liefde voeden wil en gevoed
wil zien, bij trachte zich verre te bouden van politiek, het lieil evenmin
te zoeken in de vorming van nieuwe als in de verdediging der bestaande
staatkundige partijen en ga met een lack, niet met een traan door't leven.
De Voorzitter van den Oranjebond van Orde,
HORA SICCAMA.
Rozenburg, 24 Mei 1897.
Opvociling in het gc/.iii on op school.
IV. (Slot.)
Uit al bet voorafgaande blijkt, dat het met de ,,opvoeding" der jeugd
treurig gesteld is. Indien men een klein getal ouders en onderwijzers uit-
zondert, die in de gelegenbeid zijn en de gave bezitten, de kinderen
waarlijk te, vormen. dan blijft er tocb voor het grootste deel der kinderen
weinig over.
Welliclit zijn er opentop tbeoretiscbe menscben die zeggen: ,,och, wat
komt er dat op aan? werkelijke karaktervorming, waaraclitige persoon-
lijkkeidsvorming bangt gelieel af van den licbamelijken en geestelijken
aanleg van bet kindis die aanleg als gelieel genomen goed, dan zal bet
kind zijns- ondanks en ondanks de meest nadeelige omstandigbeden niet
bedorven worden; in het tegenovergestelde geval is er evenmin iets aan
te doen." Dit zou afdoende zijn, indien de aanleg" van ieder kind zoo
Den Geest, die t brood dat zielen voedt
In steen of gif verandren doet" (de Genestet),
,.Tooh vooruit steeds streven wij en staren.
Als Columbus, t hoofd omlioog gericht,
Reizen we op de wentelende baren,
In 'tgeloof dat ginds een wereld ligt!" (de Genestet).