Klare taal van Schiedamse ondernemers
Doortje
Ambacbtelijke produktie jenever in ere hersteld
Klasseproduct
Grote bedrijvigheid
•jggSsg
BHBmM
4
li
swgsi
SS5I
mm
■BBBH
Victoria!
'ft'
9 SEPTEMBER 1998
DE POSTILJON EDITIE 12
PAGINA 7
SCHIEDAM - Stelt u zich
Schiedam eens voor zoals het
geweest moet zijn zo'n vierhon-
derd jaar geleden. Door dicht-
slibbing een totaal in verval
geraakte vissershaven en daarom
geen enkele doorvoer meer naar
het achterland. Een dooie boel
dus. Maar, gelukkig doemde er
een lichtpuntje op: moutwijnje-
never.
Het in de 12e eeuw door Italiaanse
monniken voor het eerst toegepaste
distillatieproces vond langzamer-
hand navolging. Alles nog op expe-
rimentele schaal. Maar toch, het
idee was geboren. Men was erin
geslaagd een geestrijk vocht te pro-
duceren, dat niet alleen aangenaam
drinkbaar bleek te zijn, maar waar-
aan ook nog eens graag geheimzin-
nige en vaak geneeskundige krach-
ten werden toegeschreven.
Al spoedig was men er achter geko-
men dat voor het maken van
geestrijke dranken het benodigde
basisprodukt niet altijd wijn behoef-
de te zijn, maar dat zelfs beslag van
gemalen granen daarvoor kon die-
nen. Zo deed ook in de lage landen
een nieuwe industrie zijn intree.
Aanvankelijk nog op kleine schaal,
maar al gauw bleken de eerste resul-
taten van de produktie wat kwaliteit
betreft te kunnen wedijveren met
produkten die al vanuit omliggende
landen werden aangeboden.
Ook de in Schiedam gestarte experi-
menten bleken al spoedig succesvol
te verlopen. Misschien mede dank
zij het vakmanschap van de bran-
dersgezellen uit arme omliggende
gebieden. Zij hadden de overstap
gemaakt naar de lage landen in de
hoop daar fortuin te kunnen maken.
De rond het jaar 1600 gestarte bran-
dersactiviteiten hadden ongeveer
een eeuw nodig om tot een industrie
van respectabele omvang uit te
groeien. Zo was er inmiddels in elke
Nederlandse stad van betekenis wel
een distilleerderij te vinden en had
elke streek zijn eigen jenever of
daaraan verwante produkten.
Schiedam echter maakte de
Hollandse moutwijnjenever tot een
klasseproduct dat ook volgens kwa-
liteitseisen werd geproduceerd. Het
ging opeens weer goed in Schiedam!
Er waren mouterijen waar men de
gerst liet kiemen tot mout. De ver-
kregen mout, mats en rogge werden
in molens vermaald tot meel. Die
meelsoorten werden in een bepaalde
verhouding en onder toevoeging van
heet water en gist tot een beslag
gemaakt. Nadat het uitgegiste
beslag was afgeroomd, onderging
het een distillatieproces. De verkre-
gen vloeistof werd daarna nog twee-
maal 'overgehaald'. Het dan ontsta-
ne product heette moutwijn. Het
had niets met wijn van doen maar
diende als basis voor de jenever.
Het overgebleven beslag, de zoge-
naamde spoeling, werd met paard
en wagen of per schuit afgevoerd
naar de boer en vormde dus, naast
de gewonnen gist het tweede bypro
duct. Vervolgens ging de moutwijn
naar de distilleerderij om na toevoe
ging van jeneverbessen en kruiden
opnieuw te worden gedistilleerd tot
jenever.
In tegenstelling tot de jeneverindus-
trie in de overige delen van ons land,
hadden de Schiedamse ondernemers
grote interesse voor export van hun
product. Door het nastreven van een
uniforme kwaliteit wisten zij hier-
mee veel succes te boeken. Zo werd
Schiedam al spoedig een begrip en
een aanduiding voor klassejenever,
die in korte tijd grote bekendheid
verwierf over de gehele wereld. Men
zei zelfs dat het gemakkelijker was
om landen te noemen waar geen
jenever uit Schiedam werd verkocht
dan landen waar het wel werd ver
kocht.
Geleidelijk aan moesten er nieuwe
korenmolens worden bijgebouwd
wilde men de vraag naar het gema
len produkt kunnen bijhouden. Bij
de jeneverproduktie waren alle
inwoners van Schiedam min of meer
betrokken. Het vergisten, afstoken
en distilleren, de fabricage en de
handel in gist leverden vele arbeids-
plaatsen op. Verder waren actief
kuipers, mandenmakers, glasbla-
zers, kurkensnijders, kistenmakers
en koperslagers. Nodig waren ook
sleperswagens en schuiten maar
vooral de molenaars, die zelf weer
afhankelijk waren van de wind die
uiteindelijk het ritme van produktie
bepaalde. Afhankelijk van de wind-
kracht kon de produktie van een
molen varieren van enkele tientallen
kilo's tot enkele tonnen per uur!
De nog steeds aanwezige gevels van mouterijen, branderijen en distilleerderijen getuigen van de grote omvang
die de jeneverindustrie in Schiedam heeft gehad. Rechts op de foto het Nederlands Gedistilleerd Museum. (Foto:
Ge Meijnen)
In de tweede helft van de 19e eeuw
telde men in Schiedam ongeveer 400
branderijen en distilleerderijen, circa
dertig mouterijen en negentien
gigantische windmolens. Grote
bedrijvigheid dus en dan te weten
dat de Schiedamse bevolking uit
nauwelijks meer dan 10.000 zielen
bestond. De nog steeds aanwezige
gevels van mouterijen, branderijen
en distilleerderijen getuigen van de
grote omvang die de jeneverindus
trie in Schiedam heeft gehad.
De gigantische windmolens, waar-
van er gelukkig nog vijf intact zijn
(De Walvisch hoopt eind dit jaar zijn
wieken weer te laten draaien),
waren vaak het eigendom van een
combinatie van branders. Prachtige
patriciers-woningen weerspiegelen
de verworven rijkdom. Het meren-
deel van de overige, kleine wonin-
gen was destijds met roet bedekt.
Dat kwam door de zwarte rook die
de hemel vaak verduisterde en door
de nevel boven de grachten, die
werd veroorzaakt door het opge-
warmde koelwater dat regelmatig
moest worden geloosd.
«srs
v
v
-X V 4s-'y"
- -v. X,
am am mum
-x
v-;,x
fS:
Lang heeft de op middeleeuwse
methodes gestoelde jeneverproduk
tie kunnen gedijen en aan Schiedam
veel voorspoed geschonken. Ineens
echter ontstond het besef dat mou
twijn niet de enige grondstof
behoefde te zijn voor een behoorlij-
ke borrel, zij het dan van lichtere
kwaliteit. De meer efficiente pro-
duktiemethode van melasse- en
graanspiritus maakte een onver-
wacht einde aan de welvarende
moutwijnproduktie van Schiedam.
Je bent werkelijk een ondernemer,
wanneer je ondanks dit alles begint
de ambachtelijke produktie van
moutwijnjenever nieuw leven in te
blazen. Zo'n tien jaar geleden was
'Branderij de Tweeling' de eerste die
de ambachtelijke produktie van
moutwijnjenever in ere herstelde
met zijn 'Notaris'. Inmiddels zijn nu
ook de Gezamenlijke Nederlandse
Distillateurs en de Gemeente
Schiedam begonnen met hun klas-
sieke moutwijnbranderij 'De
Gekroonde Brandersketel'.
Het groeiend aantal kenners van de
borrel zal de ondernemers zeker
behulpzaam zijn bij het voortzetten
van deze zo mooie traditie.
Piet Pensioen
Het Nederlands Gedistilleerd Museum 'De Gekroonde Brandersketel' aan de Lange Haven bezit een werkende
klassieke moutwijnbranderij en houdt hiermee een eeuwenoude traditie springlevend. (Foto: Postiljon)
Het is even zoekett. Ergens diep in
de polder bevindt zich het huis van
een mevroutv die al veertig jaar
teckels fokt. Dat geeft ons een
gevoel van veiligheid; na zoveel
jaar zal ze wel verstand van zaken
hebben.
Vanaf het moment dat ik dit
bezoek heb afgesproken zijn we
een naam aan bet verztnnen. We willen een teefje. Dat waren we
gewend. Verder zijn m de familie en vriendenkring veel honden en het
is algemeen bekend dat reutjes eerder met elkaar op de mist gaan dan
teefjes.
Avondenlang lopen we namenlijsten af en prober en we namen uit door
ze hardop te roepen, Je moet toch weten hoe het klinkt als je in het park
om je hond staat te gillen.
Na lang wikken en wegen kiezen we voor Doortje. Dat klinkt lief,
grappig en eigenwijs. Een echte teckelnaam. Teckels hebben vaak stoe-
re namen zoals Teun en Pirn of Sam. Maar voor een teefje tvillen we een
echte meisjesnaam.
Bij de ingang van het terrein van de fokster worden we toegeblaft door
blondezwarte en bruingemeleerde teckels. Ze zwaaien met hun staar-
ten als welkomsgroet. Ik zak door mijn knieen en zou het hele stelletje
zo willen meenemen, wat een snoeppies.
We worden binnengelaten, negen honden lopen juicbend door de grote
woonkeuken. Hoi, hoi, bezoek. Leak! We komen banden tekort, ze
willen allemaal geaaid worden. Even later zitten we ieder met een sta-
peltje honden op schoot. De fokster heeft in dit nest nog een teefje dot
ze voor ons zal halen. Ik ondoe mijn schoot van honden en krijg een
miniatnurtje in mijn handen gedrukt. De eerste indrttk: een bibberend
zwart ratje met grote flaporen en een dun lang staartje. Een stel don-
kere oogjes kijken me verbijsterd aan, Mijn hart heeft al de beslissing
genomen, dit wordt onze Doortje.
■t;e
"Het is een turboteckel boor", zegt de fokster. "Op de stamboom moet
haar naam met een V begmnenHet ratje bibbert niet meer en kijkt
nu vol belangstelling om haar been. Als ik haar om de grond zet begrijp
ik de fokster. Als een voetzoeker vliegt ze achter de votwassen honden
aan. Als ze weer aan komt stormen, met flapperende oren en het staar
tje triomfantelijk omhoog, komt er bij mij een toepasselijke stam-
boomnaam op: Victoria!
Edith Dudink