Reis rond de wereld (2)
Elke 'track' heeft zo'n eigen charme
Van olielamp en gaslantaarn tot 5.000 Volt
Verleidelijke varens
Wadlopen en zonnebaden
Magische oerkracht
Gouden Eeuw
Straatlantaarns op gas
30 SEPTEMBER 1998
DE POSTILJON EDITIE 12
PAGINA 10
Weelderig regenwoud bepaalt het beeld tijdens de Queen Charlotte Track
REGIO - Postiljon-redacteur
Sander Buijs kreeg genoeg van
het zitten achter zijn computer.
Uitgezwaaid door zijn collega's
is hij de wereld ingetrokken.
Uitgerust met rugzak, blocnote
en balpen stapte hij op het eerste
de beste vliegtuig, om te gaan
ontdekken hoe het leven is aan
de andere kant van de wereld.
Momenteel verblijft hij
Nieuw-Zeeland.
in
Het ene moment waan ik me in de
Ardennen, twee haarspeldbochten
later in de Pyreneeen, maar nog
voor de afdaling goed en wel begon-
nen is, bedenk ik me dat dit ook
Oostenrijk of Zwitserland had kun-
nen zijn. Tegelijkertijd besef ik dat
deze vergelijkingen geen hout snij-
den. De kleuren, de vegetatie, de
combinatie van zee, bossen en ber-
gen, het is allemaal net even anders.
Ik ben bezig met de Queen
Charlotte Track, mijn eerste serieuze
kennismaking met het natuurschoon
in Nieuw-Zeeland. Deze 67 km
lange wandeltocht is ook mijn eerste
kennismaking met de professionele
en klantvriendelijke organisatie
rond dergelijke 'toeristische attrac-
ties'. Vervoer naar en van de popu
late tracks is zeven dagen per week
mogelijk; met de boot, de bus en
zelfs door de lucht.
Dankzij het werk van het
Departement of Conservation
(DOC), een soort kruising tussen de
Vereniging voor Natuurmonu-
menten en Monumentenzorg, zijn
de paden doorgaans goed begaan-
baar en goed gemarkeerd. Zo goed
zelfs dat ik soms terugverlang naar
de Pyreneeen, waar ik mijn super-
gedetailleerde kaart meer dan eens
nodig had om de weg te vinden,
ondanks de markeringen. Hier heb
ik met eens een kaart.
De Queen Charlotte Track voert
door de Malborough Sounds, het
fjorden-gebied op de kop van het
Zuidereiland. Vanuit het knusse
havenstadje Picton brengt een uit de
kluiten gewassen speedboot me in
een uur tijd naar Ship Cove, het
startpunt van de tocht. De vroege
ochtendnevels die de heuvels aan het
zicht onttrekken, trekken onderweg
op en als ik bij Ship Cove arriveer is
het zicht prima.
Vanuit het diepblauwe water rijst
een heuvelrug op met een oneindige
hoeveelheid gradaties groen.
Weelderig regenwoud, waarin tien-
tallen soorten planten en bomen
(sommigen zijn meer dan 800 jaar
oud) elkaar verdringen. Tijdens deze
tocht word ik verliefd op de Nieuw-
Zeelandse varens. Het blad ken-
merkt zich door het Droste-effect;
de vorm en structuur herhaalt zich
tot in de kleinste vertakkingen.
Terecht vormt het varenblad het
logo van diverse organisaties en het
zou me niets verbazen als ook de
nationale vlag binnen een paar jaar
met het varenblad getooid zal zijn.
De Queen Charlotte Track betekent
vier dagen lang klimmen en dalen.
Behoorlijk inspannend, zeker omdat
het de eerste keer is dat ik met mijn
volledige bepakking op pad ben.
Maar net als het kKmmen zelf zijn
de uitzichten adembenemend en dat
vergoedt veel. Onderweg kampeer
ik op de DOC-campsites. Heel pri-
mitief, met alleen een kraan en een
toilet (de moderne uitvoering van de
ouderwetse poepdoos), maar wel
midden in de natuur. Elektriciteit is
er niet, dus als het om negen uur
donker is, rest er niets anders dan
slapen.
Na vier dagen zwoegen en zweten
ben ik blij als ik weer in Piction arri
veer. Maar na een stevige maaltijd
(gedroogde groenten en 'noodles'
gaan op den duur vervelen), een
koele douche en een paar dagen
rust, wordt het toch tijd voor de vol-
gende tocht: de Abel Tasman
Coastal Track in het gelijknamige
nationale park. Ik arriveer een dag
later dan gepland (bus gemist), ach-
teraf is dat maar goed ook. Het weer
is de laatste paar dagen niet best
geweest, maar er zijn verbeteringen
voorspeld. En inderdaad, na aan-
komst in het park houdt het na
anderhalf uur op met regenen en
begin ik aan de 50 km lange tocht.
Van andere wandelaars heb ik al
gehoord dat de Coastal Track min
der interessant is dan de Queen
Charlotte Track. En inderdaad, het
bos is minder overweldigend en de
uitzichten minder in getal. Maar
daar staat tegenover dat de route
een aantal prachtige baaien en
stranden aandoet. Eb en vloed spe-
len hier een belangrijke rol. Met een
verval van een paar meter zijn som-
mige delen van de tocht alleen te
doen tijdens laag water. Complete
baaien vallen droog en als een vol-
leerd wadloper probeer ik de vogels
en kleine krabbetjes niet teveel te
storen. Zonder succes overigens. De
tocht is met zwaar en per dag loop
ik niet meer dan drie tot vier uur.
Dat geeft genoeg tijd om te genieten
van zon, zee en strand.
Enige minpuntjes zijn de 'sandflies'.
Deze kleine, agressieve vliegjes hoor
je niet, zie je nauwelijks, maar je
voelt een beet nog dagenlang.
In Takaka, in het Golden Baygebied,
wacht ik op geschikt weer voor de
Heaphy Track; een 77 km lange
tocht door het Kahurangi National
Park. Na een paar dagen zien de
voorspellingen er goed genoeg uit
om het er op te wagen. Maar terwijl
het weer met de minuut beter wordt,
gaat het met mijn humeur die eerste
dag de andere kant op. Een breed
saai pad klimt vijf uur lang heel gen-
iepig omhoog. Geen afwisseling,
geen uitzichten. Als ik bij de hut
arriveer voel ik me zwaar genept.
De dagen erna word ik echter op
mijn wenken bediend. De tocht
voert de tweede dag door indruk-
wekkende, magisch-realistische,
onheilspellende laagvlaktes. Ook
kom ik in 'sprookjesbossen', waar
alles met mos begroeid is en waar ik
elk moment een Hobbit verwacht
tegen te komen. Een dag later raak
ik diep onder de indruk van de rijk-
dom aan vegetatie, de vitaliteit en de
magische oerkracht van het regen
woud.
Het laatste stuk van de Heaphy
Track voert langs de kust. Nu zijn
het golven van de Tasman Zee die
voor spektakel zorgen. Hoewel er
nauwelijks wind staat, beukt de oce-
aan met een donderend geraas op de
rotsen. Het valt me op dat het geluid
van de golven, qua karakteristiek en
opbouw, precies hetzelfde is als van
onweer. Even majestueus en zo nu
en dan even angstaanjagend.
Terwijl na een laatste venijnige klim
het eindpunt in zicht is, vraag ik me
af welke van de drie tracks het
mooiste is geweest. Een vraag die
zich niet laat beantwoorden, want
elke track heeft zo zijn eigen char
me. En dus besluit ik om na het
roken, voortaan ook te stoppen met
vergelijken.
Schiedam in het licht
Je sloft wat af op zo'n nationale
monumentendag. Je komt in
eeuwenoude gebouwen waar je
tot dan toe altijd maar aan
voorbij gelopen bent. Ik begon
me dan ook ineens af te vragen
hoe zo'n paar eeuwen geleden
het leven zijn gang ging. Dus
ben ik hier en daar eens mijn
licht gaan opsteken.
Ook vroeger al schijnt de 'stad'
grote aantrekkingskracht uitgeoe-
rend te hebben op mensen van het
platteland. In de stad, daar werd
verdiend! Toch bleek het al gauw
nodig om ambachtslieden te vereni-
gen in zogenaamde Gilden. Het
voornaamste doei daarvan was het
weren van concurrentie. Men ging
daarbij soms al zo vet, dat het de
leden verboden was om bij kunst-
licht te werken.
'Kunstlicht', wat moet je je daarbij
voorstelien in die tijd. Het zal wel
de olielamp geweest zijn, je weet
wel die scheef moest hangen als je
nog niet genoeg geld had om hem
weer bij te vullen. Als ik met mijn
modale inkomen in die tijd had
geleefd, was ik waarschiinlijk niet
als Piet Pensioen, maar als bijvoor-
beeld Pierre de Rentenier door het
leven gegaan, dus met een altijd
voile oTielamp.
Het leven was toen echt niet zo een-
voudig. Oorlogen, ook op kleine
schaal, oproer en twisten waren aan
de orde van de dag en droegen niet
bepaald bij aan een verbetering van
de leefomstandigheden.
Integendeel.
Maar, rond 1600 begon voor het
Nederlandse volk de zon door te
breken. De Gouden Eeuw was
begonnen. Dit betekende een gewel-
dige opbloei op ieder gebied. Een
periode die tot de hoogtepunten
van de Europese beschaving gere-
kend kan worden. Het Nederlandse
volk groeide in kracht en zelfbe-
wustzijn. De inmiddels gevormde
nieuwe Republiek stond in gunstige
relatie tot de rest van Europa. Dit
had zijn weerslag op een groeiende
handel. Dankzij een grotere mate
van vrijheid bloeide de cultuur op.
De schilderkunst bijvoorbeeld
beleefde geweldige hoogtepunten.
Jan van tier Heyden is een van de
bekendste meesters van toen. Hij
heeft fantastische landschappen en
stadsgezichten gemaakt.
Behalve een groot schilder werd hij
ook bekend als uitvinder. Zo bouw-
de hij de eerste Slangen-brandspuit.
Daarnaast heeft hij voor een grote
ommezwaai in onze samenleving
gezorgd. Hij was het namelijk die
net idee van de straatverlichting
lanceerde!
Het waren raapolie-lampen op
dikke vierkante houten palen. In
1676 werd Amsterdam hiermee een
lichtend voorbeeld voor de gehele
wereld. Stel je voor: straatlantaarns
systematisch en op grote schaal
geplaatst, zorgden voor een aaneen-
gesloten reeks van lichtvlekken.
Amsterdam maakte hiermee een
wereldpnmeur. Twee jaar later
volgde Den Haag In 1681
Groningen en in 1682 Utrecht en
ons eigen Schiedam. Samen dus de
eerste steden ter wereld met een
deugdelijke straatverlichting. Goed
functionerend onder alle omstan-
digheden. Door toevoeging van een
scheutje lijnzaadolie namelijk bleef
de olie ook gedurende de winter
nog goed vloeibaar. Er was weer
een meuw beroep geboren: de '1am-
penvolder'. Aaangezien ik altijd 'in'
ben geweest voor lets nieuws, zou
ik me vast en zeker voor dit baantje
hebben aangemeld.
Apetrots zal iedereen geweest zijn
op dit nieuwe staaltje van vopruit-
gang. Maar ook in Schiedam bleef
men niet op zijn lauweren rusten.
De ontwikkeling ging door en in de
tweede helft van de 19e eeuw, zo
rond 1860, brandden er in
Schiedam al weer de eerste 350
straatlantaarns op gas.
Aangestoken door het geweldige
succes dat Rotterdam boekte met
zijn havenactiviteiten zocht men
ook in Schiedam naar mogelijkhe-
den in die richting. In de scheeps-
bouw had men inmiddels al een
belangrijke positie verworven met
de werf Gusto. Enige jaren later
vestigde ook Wilton Feijenoord
zich in Schiedam en genoot al gauw
faam over de hele wereld.
Er ontstond nu grote behoefte aan
electriciteit ter vervanging van de
stoomkracht. Een 'deal' met
Rotterdam resulteerde in de ruil
van het Schiedamse waterleidingbe-
drijf tegen aansluiting op het elec-
trictteitsnet van Rotterdam. In
1913 had Schiedam zijn eerste
transformaterhuis en twee hoog-
spanningskabels van 5.000 Volt
kwamen beschikbaar.
Al vanaf 1854 probeerde men in
zowel Amerika als Europa een
bruikbare gioeilamp te ontwikke-
len. Eindelijk slaagde men erin en
direct na de Eerste Wereldoorlog
kwamen er ook voor huishoudelijk
gebruik geschikte exemplaren op de
markt.
Het was tenslotte in de jaren vijftig
dat ook in de oudere woningen aan
de rand van de stad Schiedam het
gas als lichtbron door electriciteit
vervangen kon worden.
Piet Pensioen