%lfS II ISrr pi' ZZZZ ws22 33 d h ^5?§zs0 Z s -*• az Uei^i o^p3na - fc r1 3/ ?&•-" X» T2 ^§- P s 3 a-w ?«3?< n. j2 og'a g og«S 53 2s I ff3 "S-^s.3- s:^> si?TOg.|s~s,s-s-s-s^°ns-3„2 3° •v»E»gB<,;o« °,s o 2 h - J,S. n b. a?fssg 3 c °^o z 3 I 3 crS S-S sr&g <5>3S s 1 - as gewigt is, en dac de Tvvccde Kamer aan de behandeling de dato 24 October 1829, gcfioemdstordngeti, ohver- daarvan al hare aandacht moet wijden. Hij geloofc eehter, bonden met de opbrengsten van 's Rijks middelen." Aan Jtl M 53 P P tt J> 1 1 -1 -I crJ2 5Z?52q 3- cr* CV 5^, re ,3: =*- =-3- rp <-> re ro S t«X n n C^s a.S-2 If -O 3-a to -h r/a O o vT rsa GCC irt fc-r re o c„ 2 Pi P3- H-j a SS 3 =S fo c/> 3- 3-* cr n> o a1 o <3g ^S2re:0 o, pi _j re 5e3 Pl re Z Z cj *0 ^3 3-> - M 2 S 3 pi w ■ZS' n m 3 /5 ro Q 3r* t-J N 5.2.^5B^:«3 ,<53 zr c/> c/> 3 O nsw '3 M: C3 C/2 o 1—3 »o o ?r 4 •-- C tfl o O o r> o 2.o Q y S 2 y rt 3 3 to P3 $o C/J W tii C/J 0 w? b)3D^».3 ,0 1/1 w-l o. <2.7$ T>=r -U *S ^4 _L CGgre ^5->Sre g.-~- 'i. S g^o - Jv-S? ^f'" as rfc as SVtf ^crcj a' rv re 0 -3 3 53 ✓N J3 m ex fO 3**" tj **4 d »-t Q- W Oq NO cu o IN 53 Js 064 5j crq w o 3 g Si *T3 «-v 5S 3 OSi 6 2 3 3 -3 W3 ?5- 3 TJ d* h-* «-■ rt> ia 3' 9? pa ^at 5^ 3 cn ro 5'^ S) ?J- 5" "H.3* 0 sQ «h3* s»< 1 S-"3 G.a 5; 55 Jaw 3 b 5: *2. 3 53 c:"3 TO 2 P 8-s f-of 3 S-Hrt PV W s. 2 2 3' co O rj^ B3 a c 2" i;^ - C3«St" O m >H<* CR pc; ^1 Sf 2 Wig re Z^§ g N v. C-,^ 2 Ho J3 pa- -3 3 Q. C g D-O STPJ-3 »B c re - 3 «3: 2 re n, 5 to W 2 r 3. S* 2^0 OO 4-^"0 -t o O V3 cu 9 p. 2 r4 a «d. cj o 00^3 ^l^ref f^?3- g-r\. 0«<g S <inCB3 1 fii PfB P «ti ^1 rt 3 Oq S O tfl S> fftri W 3 1 m fil n a £3- o *w T3 3 o a crci w r - r°;ga K§.3 sZ:s5jSZ§ SoSc-Q-S-o3<jre£?n,oM_ 3 c s g. P3 o r-» WC 2, a^c^gE^arere^ W«'o\re 3 ^n,< re 5-"-^^_reo<l»_ g re u - fl 0» 3- _1 re o „.CqOS-l 3 e- ^-SsS ss- - ort h-» ^2 £"- ?S.i re 2 2 n. rt> W <T> 2 tr 2 a. jj. rj *2 w crq aq o 2.. *-» fD - 3 ?r~" d i n> cr -1 2.SS gSps" 2 M« d- o O re ~S 5 3 f"D fT» 2 ^3__ ro u -» r-. H. W TO o 3 if »-d 3 to ro t J ^TO^ZTO^drt-,^, o hm S 3 3* 3. en 3 q-3'8 s.>^3 2 ri»S 3 ^c3 Q-. T3 ■5>3 6., 2 3 P o reJS S s pa TO 3 3 - CTQ TO -®N jjjotLi, pa 'JQ 9* !7 CJ§ ®3 5 o TO -, Q to CL d K> TO r* C- 9 00 S 5 - -"crq O 3 3 a S 3* rt- c 0>f5\| O.M O- C/> TO 3 3 2. ^[/>CL<v o rt 9 n *13, TO 21 2 M a. re <y. S"if 0 To J! M M 73 >!5§.-n pa Q- TO TO' -1 co-'^ TOre^' 3 o re W cre^ ">a-,2.Q)_<go-gre-o„ •-1 TO t*l rt re- r-r-: 73 TO ~fc« TO 5 o- Ci S U 3" TO rt G. —J 5!w 0,3 g re 2. re a. jj' TO TO rt. m t> O "i pa r! w - f £5 O pa cr.-o pa to rt 9- B- g »-» n f O cr i4 crq TO rr a. TO O --« a N a' 3 W rt Sj 2!. rt ro co W 3 q m<. pa 3 S3 C-. pa rt q p> O 3 r\ y» re O re 3 zr re Q- 3 cr re 3 w U o 3-5 2 G- re a, re Cl. 53 K 2; B 3 So. -1 c a m 2 q. re 9 3 n a. 3 O Wcr, 2- 2 □- W o 2. <2^rej« 1 re re -, ra 2< g.- W re W 3 2. re PI rr O 3 to n 3 - 2. w TO TO CO Q. P° a rr to -P» to CO 3 rt (-»> 4^ 3 to a v. aQ *-* 75 00' TO pa TO rt --.pa pa TO To pa a q a »-. ex ^oa 9 CO"** 3 Cyr TQ 0 -» a <t> r" w a» o 3 rt 3 K> c 3 crq rt 2 rt o. (D TO ?r d S ET TO, TO CfQ o a o o ?Tn sSf? a rt a- TO O 2 C2J TO 'S t3 pa to Cfq q 4* 9-2 •O So ^3 CTQ r to 4^ o ^r 2^1 2.W" Po t3 "5a TO ET n TO a f—EX o ra EX in O W 3 o re W W re re - 0 re !D 3 ?S.3 w o 5- S W a, p 2 3 O EX t*3 a 00 tp* -n a «-» EX to rt 0" cL N 2. =>-X o5?»2. rt 9 "a- 3 O- r-r rt cs, TO pa t7^ 3 B3 r 3- q 0> n ft> o dac de Kamer aan hare roeping ten deze voikomen heefc beantwoorddat immers het oncwerp nopens de Ileken- kamervan april dezes jaars at', door de Tweede Kamer met de grootste naauwgezecheid is onderzochc en in over- weging genomendat zij daaraan alle mogelijke aandacht heefc geschonken; dat de tegenwoordige voordragt sle'chts zeer wainige veranderingcn behelst, gerekend naar die welke door de Kamer reeds is aangeriomen, en dac men zeer goed in staat isdie veranderingen te beoordeelen. Na al hecgene er reeds over dit wetsontwerp is voor- gevallen heefc de Kamer alleen te ondcrzoeken of de bezwaren, vroeger daartegen ingebragt, zijn wcggenomcn, of wel dat de voordragtdoor de daarin gebragte wijzi- gingen v onaannemelijk is geworden. IIij vermeerrt dat de Kamer de zaak met naauwkenrigheid en naauwgezec heid heefc overvvogen, en dat zij alzoo zeer wel aan- staanden maandag over het ontwerp kan beraadslagen. De heer Luzaa onderstennt het ger^oelen van den heer Bruce. Zijdie vroeger de voordragt hebben bestreden, kunncn thans zeer goed nagaan, of de in het ontwerp gebragte veranderingen het alsnu aannemelijker inaken. De Kamer is immers zeker nu niec minder ingelichf dan op 15 September jongstleden, waartoc zou dan dat uitstel dienen? Daar de beraad.slagingen bij de Eerste Kamer officieel onbekend zijn, en wel zulien blijven, zal men, 00k bij uitstel de redenen niet vernemen, welke haar tot de verwerping der voordragt hebben geleid. Het vragen van uitstel zou -hij alleen kumien begrijpeti van de zijde van hen, die het ontwerp hebben aangenomenen die nu wel den tijd ltonden vorderenoifl te onderzoeken, of de wet, die zij aannemelijk votiden, thans 00k bedor- ven is, en of zij haar 00k thans nog kumien aannemen. Hij verlangt 00k dat de beraadslagingen op aanstaanden maandag bepaald worden. Van verschrllende zijden wordc die gevoelcn ondersteund. De Voorzitter zegc dat, daar de meerderheid der Kamer zijn gevoelen onderstennt, de discussien op maandag morgen bepaald blijven. De heer IVarin doct den Voorzitter opmerken, dat hij al zeer snel tot het doen vallen van den hamer besiitlt daar de heer van Rechteren reeds opstond, om het woord te vragen, ten einde te antwoorden op hetgene door de heeren Bruse err Luzac was aangevoerd. De gelegenheid daartoe was hem benomen geworden. Dienaangaande ontstaat nog eene korte woordenw iiseiing tusschen den Voorziccer en de heeren van Rechteren en IVarin. De Centraie Afdeeiing doet vervolgens versing over het ontwerp ran wet, betrekkebjk de magt der lioog- en andere heemraadschappendijk- en pottferbesniren, en over dat betrekkelijk de zaken der Maatschappij van Weldadfgheid. De beraadslagingen over die ontwerpen zullen achtereenvolgende, en wel na die over de voordragt nopens de Rekenkamer, in deze week worden gehouden. Bij het verslag der Centrale Afdeeiing nopens de hoog- heemraadschappen is nog gevoegd geworden eene nota van wiizigingen in het ontwerp. De Commissie *oc de verzoekschrifceti heeft, bij mortde van de heeren van Hoorn van Burgh, van Helnma en van Banhujs, verslag gedaan op eenige in hare handen gestelde stukken, als: van JVaardenberghte Uffelt, nopens de oorzaken van den achteruitgang der Maatschappij van Weldadrgheiden van notarissen te Rotterdam enz.die doordrongen zijn van de noodzakelijkheid eener spoedige verandering in de bepalingen der art. 1120 tot en metii24 van het nederlandsch bnrgerlijk wetboek, voorschrijvende de regelen, die, bij boedeischeidingop straffe van nietrgheidmoeten worden in acht genomen, wanneer zicli onder de mede-erfgenamen minderjarigen of onder cutatele gestelde personen bevindenregelen welke, volgens de artikelen 1125 en 628 van gemeld wetboek, 00k in andere aldaar aangeduide gevallen van toepassing zijn. Nederlegging ter griffie. Nog wordt verslag gedaan op een adres van een ouderling der afgescheiden Gereformeerde Gemeente te Kampen, waarin onbepaalde uicdrukkingen worden gevondenen waarin geen bepaald verzoek gedaan wordt.Ter zijde gelegd. De Vergadering wordt tot aanstaanden maandag, des morgens ten elf nre, gescheiden. Bij het onderzoek van het nieuwe wets-ontwerp nopens de Rekenkamer, in de Afdeelingen van de Tweede Kamer, is in eene dier Afdeelingen opgemerkcdat, nademaal de redenen der niet aanneming van het vroeger ontwerp door de Eerste Kamer haar geheel onbekend zijn, het voor haar onmogelijk is te beoordeelen, in hoe verre de nu voorgestelde veranderingen aan de bezwaren, bij dat staatsligchaam opgekomen, zullen voldoenen de aanneming van dit gewijzigd ontwerp ten gevolge zullen hebben. Zij gevoeit, dat liier wezenlijk eene gaping in onze instellingen bescaat, welke de ernstigsce overweging der Regering verdient. Uic het verslag der Centrale Afdeeiing, nopens het ontwerp tot regeling der zaken van de Maatschappij van Weldadigheidblijktdat nog alcijd eenige leden niet bevredigd waren ten opzigte van het reeds door hen geuic bezwaardat uic de woordenin de overvvegingeti der wet voorkomende, welligt eenige gevolgtrekking zou kunnen afgeleid worden, dat de verpligting op den Staat zou rusten, om in het voorcdurend bestaan der Maat schappij te.voorzien en daartoe ondersteuning te verleenen. Zij zouden dus eene verandering in die overwegin^en ver- langd hebbenin den zinals door hen reeds is opge- geven, zoodat het voikomen bleek, dat het hier zake was om te voorzien in het onderhoud der behoeftigen aan de zorgen der Maatschappij toevertromvd. Hec zou 00kmeen'de men, piet met de Grondwet overeenkomstig geacht kunnen worden,.dac de Scaat, op wien de ver pligting ruseom voor het onderhoud der nrmen te zor gen, die zorg opdroeg aan eene Maatschappij welke geen weccig bestaan bezit, en geheel onafhankelijk is van het toezigt der Regering. Uic de memorie van beantwoording der bedenkingen, gemaakc op het nieuw ontwerp van wethoudende instmctie voor de Rekenkamer, blijkt, dat de Regering nog aan verschillende bedenkingen heeft toegegeven. Zoo heefc zij voldaan aan den in de Afdeelingen getvicen wcnschdat bij art. 39 zou worden bepaalddat d Rekenkamer 00k zou opnemen de rekening van de in 's Rijks kas gedeponecrde fondsenin art. 441 van het reglement wegens hec bcheer van 's Rijks geldiniddelen dac verlangen was door de Regering gereedelijk voldaan, daar de geheele zamensteliiiig der wet en het visum op de mandaten van zeive reeds zoodanige contrdle op de gedeponeerde fondsen medebrengt; weshalve, door eene bijvoeging der woorden: en van alle daarin gedeponeerde fondsen, van wel/cen aard 00k, in art. 39, thans hiervan nog duidelijker blijkt. Zoo 00k heefc men geene zwarig- heid gevondenin art. 40 insgelijks de gedeponeerde fondsen op te noemen onder de zoodanigen waarvan aan de Rekenkamer verantwoording zal geschiedeu. Wat aan- gaat de aanmerkingen over het onderwerp van het gebruilt der oostindische remises aan de controle der Rekenkamer, zegt de Minister, dat de wijze waarop die rekeningen aan eene speciale commissie znllen blootgelegd en door haar onderzochc worden, evenzeer als de wijze waarop die commissie zal zijn zamengesteldzonder inbreuk op het grondwetcelijk beginsel te inaken, en voor den Koning, en voor de Sraten-Generaalen voor de Natie, de meest votdoende waarborgen schijnen te Znllen opleveren. Bij de beantwoording der bedenkingen, gemaakt op de voordragt van wethoudende middelen tot dekking van 's Rijks uitgaven, in de jaren 1842 en 1843, wordt in het algemeen door de Regering opgemerkt, dat de staacsinkomstennit belastingen voortvloeijendevoor- gedragen zijn op voikomen gelijken voet als die over 1841 volgens de wet worden gehevenzonder eenige verhooging, en bij de bestaande behoefre, om de staats- nitgaven te kunnen dekfcen, was er geene mogelijkheid om verminderingen voor te stellen. De Regering wii daarom hec gevoelen niet aanklcvendat die belastingen duurzaam zoodanig zouden behooren te blijvenmaar heefc integendeel de verzekering gegeven, dac men alles doen zal wat gepast voorkomr om verbetering in te voeren. Zij heefc, zegt zij, door voorstellen van wet, hec bewiis geleverd der opregcheid van die verzekeringen, maar 00k bij de daarop gevolgde overwegingen al het zvvaar- wigttge gevoeld van groote hervorniitlgen in die opzigc^m en'van hec moeijelijke, om de onderscheiden uiteen- loopende en vaak tegen elkander overstaande belangen die zich bij zulke overwegingen voordoenop eene be- hoorlijke wijze overeen te brengen. De Regering is in- tusschen hierdoor niet afgeschrikt om meerder verbete- ringen te beproevenmaar tot behoedzaamheid geleid om alle zorgen te besteden aan de projeccen, die zij ver- mcvmt te kunnen voortbrengen; de zamensteliiiig daarvati vererscht dus meerder tijd en meerder onderzoek en be- raaddan toe hiertoe aan al de gewenschte hervormingen is kunnen worden besteed. De raining van de opbrengst der belastingen is eenigzins met het oog op de voorgenovnen verbetering opgemaakt; bij steeds toenemende bevotkmg en handeibeweging brengen de verschillende bestaande belastingen jaarifjks meer op; zijnde dfc bij de raining der middelen 00k in hec odg gehouden. In het algemeen wordt onder anderen nog aangemerkt, ten a-anzien van de inkoniende en uicgaande regten, eens- deels, dac de wijzigrngen in het tarief, bij den aanvang dezer Zitting voorgesteld, ofschoon sleclus ten deele, nader aan de Staten zullen voorgedragen worden, waarvan men eene vermeerderrng van inUomst van f 500,000 zal mogen verwachtenandenfeels, dat door de bij de wet vart 30 december 1840 gebragte wiiziging in het verleensn van premien op den uicvoer van fabricaten uit graarr, de Op brengst daardoor met ongeveer f 200,000 zal vermeerderen, en ten aanzien van de sttiker, dat de wet van 30 december 1840 zoo goed aan het dod en cfe gemaakte berekeringen beantwoordc, dat die accijns in de eerste zeven maanden van het loopend jatir reeds 195,662, 92 heefc opgcbragt, en zulks ondanks dac het, om redenen, bekend is, dat de verhooging eener belasting gedurende de eerste maanden van hare invoerrng zelden het voslfe effect heeft. Voorts wordt gezegddat bij de berekerrde hoofdsommen de opcenten gevoegd zijn rot een gelijk getal als' over 1841, en dit onder het bestaan der behoefte onmisbaar was zoo lang nietdoor herziening van de verordeningen op de middelen zelvenvo-Tdoende inkomsten zijn verzekerd. Geenszins is dit eehter gesehied met het oogmerk om eene als het ware doorloopende heffrng van die opcenten te wectigen, maar het verband met de hervormin'g van sommige takken van het belastingastelsef, alvorena tot afschaffing van opcenten kan worden overgegaan, is te dilidelijk, dan dat men brj het betoog daarvan zou be- hoeven stil te staan men zal aan de zijde van de Regering niets onbeproefd laten, om de zwarigbedeti, waarvanreeda is gesproken bij de daarstelling Van nieuwe verordeningen voorkomende, uic den weg te rnimencen einde daarvan 00k het verminderen van opcenten het gevolg moge zijn'. Nopens de directe belastingen wordt, onder anderen, gezegd, dat de Regering het gevoelen niet deelc, dat de tegenwoordige belascing te hoog zou zijn op-gevoerd; dac het itiderdaad gebleken isdat de wet op dc personele belasting niet in alle provincien met cfezelfde naauw gezecheid wbrdt toegepast, en er dien terr gevolge maat- regelen genomen en voorgeschreven worden', omrzoo veei mogelijk eene eenparige hefRng te verkrijgerc; dat men zich bezig houdt met hec omwerken der reeds aangebodea wet op de personele belasting, in verband met de her ziening der grondbelasting op de gebouwde eigendommen, en dac men daarbij van de door de Kamer gegeven voor- liclitingen gebruik zal maltendat het waar is dat de wet op het patentdie in het aigemeen de belasting regelczonder in alle mogelijke omstandigbedeti te kunnen creden, op welke wijze en met welk succes ieder pntent- pligtige zijn beroep uitoefenc, wel eens aanleiding tot klagten moet geven, doch dat deze de nijverheid zou drukkenmoet men ontkennen, zoo lang de omstandig- hedendie tot deze bewering aanleiding geven aan de Regering onbekend blijven; dat ten gevolge eener wet over de herziening der schatting van de gebouwde eigen dommen, welke in verband met eene wet op de personele belasting in de aanscaande vergadering aan de Scaten- Generaal zal worden voorgedragen, het beheer van het kadaster waarschijnlijk op nieuw zal moeten worden ge- organiseerd, en de provinciate bewaringen, waaraan nu de instandhouding van het kadaster, de schatting der nieuwe gebouwen en der ontgonnen en ongepolderde gronden is opgedragen, eene nieuwe inrigting zullen oncvangenen dac men in het hertogdom Eimburg voortdurend met de tot stand brenging van het kadaster bezig is, waarvan men zich vleit dat die in 1843 zal zijn afgeloopen. Ten aanzien der accijnsen wordt gezegd, dat de Rcge-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamse Courant | 1841 | | pagina 2