De geruchten wegens een opstand in het Lorabar- disch Venetiaansch Koningrijk zijn tot hiertoe nict nader bevestigd. sGRAVEVHAGE den 7 maart. In de zitting van de Tvveede Kamer der Staten-Generaal van heden geeft de Voorzitter kennis, dat bij de Kamer zijn ingekomen onderscheiden Koninklijke boodschappen, ten geleide van een aantal ontwerpen van wetmet daarbij behoorende memorien van toelichting of staten, zijndei°, tot regeling der kostenaangewend tot verdere voltooijing van den weg van 's Hertogenbosch naar Kuilenbnrg; 2°, tot aanvulling van art. 32 der instructie voor de Algemeene Rekenkamer; 30, tot ver- hooging van hoofdstuk IV der Staatsbegrooting over 1847 (departement van justitie), wegens de kosten der gevangenissen4°, tot regeling van het gebruik van het koloniaal batig slot over 1846; 5°, tot vasrstelling van stralfen in de reglementen en keuren der heemraad- schappen en andere dergelijke collegien; 6°, betrekkelijk de aflossing van schuld over 1847; 70, tot het verleenen aan de directie der Aken-Maastrichtsche spoorweg-maat- schappij van eene dispensatie van art. 12 en 13 der wet van 16 november 1814 {Staatsblad n.° 6); 8°, tot aan vulling der middclen over 1846en 1847; 90, totopheffing van het verbod op den doorvoer naar Suriname, waarbij zal worden ingetrokken het 2de lid van art. 57 der alge meene wet op den in-, uit- en doorvoer enz. van den 26 augustus 1822 Staatsblad n.° 38) en io°, tot nadere regeling van fondsenvereischt tot herstel van het Nederlandsche muntwezen. A1 deze ontwerpen worden verzonden naar de Af- deelingen. Voorts is ingekomen eene Koninklijke boodschap, ten geleide van het verslag der Algemeene Rekenkamer over 1846, in verband met art. 14 der wet van 5 October 1845. Drukken en ronddeelen en verzending aan eene commissie, bestaande uit de heeren de Kempenaer, van Rijckevorsel, Borski Duymaer van Twist en Star Busmann. Ingekomen vijf Koninklijke besluiten. Bij het eerste wordt, op zijn gedaan verzoek, eervol ontslag verleend aan den heer mr. F. A. van Hallals minister van finan- tienonder dankbetuiging voor de vele en uitstekende dienstendoor hem aan den Lande bewezen. Ilet tweede hottdt in het eervol ontslag, insgelijks op het daartoe gedaan verzoek, van den luitenant-generaal A. H. de la Sarraz, als minister van buitenlandsche zaken onder dankbetuiging voor de door hem bewezen vele en goede diensten. Het derde de benoeming van LN. graaf van Randwijck tot dusver minister van binnen landsche zaken, tot minister van buitenlandsche zaken. Het vierde die van jonkh. mr. J. A. ridder van der Heim van Duyvendijkc, tot dusver gouverneur van Zuid-Holland, tot minister van binnenlandsche zaken. Het laatste die van jonkh. mr. IV. L. F. C. ridder van Rappardtot dusver president van het provinciaal geregtshof van Gelderland, tot minister van finantien. A1 deze besluiten worden voor kennisgeving aangenomen. Is ingekomen eene missive van den Minister van Bui tenlandsche Zaken, daarbij aanbiedende een afschrift van het verdrag van handel en scheepvaart, tusschen Neder- land en Zweden en Noorwegen gesloten. Drukken en ronddeelen en verzending aan eene fcommissie be staande uit de heeren van Dam van Isselt, C'orver Hooft, de Moncliyvan Iiaersolte en de IVeichs de IVenne. Is ingekomen eene missive van den Minister van Finantienten geleide van het algemeen verslag van het gebruik der geldmiddelen gedurende het jaar 1846. Gelijk besluit en verzending aan eene commissie be staande uit de heeren GouverneurNedermeijer van RosenthalVerwey Mijan, van Naamen en van Panhuys. Ingekomen eene missive van denzelfden Minister, hou- dende staten nopens de afsluiting en regeling van eenige bijzondere fondsen. Verzending aan de zoo even ge- noemde Commissie. Nog is ontvangen eene missive van den Minister van Oorlog houdende toezending eener lijst der dispensatien, door den Koning verleend. Ook die lijst zal in handen eener commissie worden gesteld welke bestaan zal uit de heeren Schoonevcld Bij lev eld, van Hiddema Jongsma, IVichers en Kniphorst. Door den Minister van Binnenlandsche Zaken zijn ingezonden: t°, verslag van den staat van het onderwijs over 1846, hetwelk in handen gesteld wordt derzelfde commissie, die over het verslag van 1845 rapport rnoet uitbrcngen, zijnde de heeren Ltiyben Scheers van Haren- carspelLuzacvan Leeuwen en Telting, en 2°, verslag van den staat van het armwezen over 1846, dat mede in handen wordt gesteld van dezelfde commissi?, die over het verslag van 1845 rapport moet doen zijnde de heeren de Jong de Man Uytwerf Sterling van Heemstra en Cost Jor dens. Een aantal ingekomen verzoekschriften wordt in han den der daartoe benoemde Commissie gesteld. De beraadslaging over het ontwerp van wettot rege ling der uitgaven voor den weg van Maastricht naar de Geldersche grenzen is bepaald op aanstaanden saturdag, des morgens ten n ure. Is ingekomen een schrijven van den Minister van Binnen landsche Zaken, houdende berigt, dat de Ministers van Buiten- en van Binnenlandsche Zaken, ieder voor zoo veel hem betreft, door den Koning gelast zijn om heden aan de Kamer eene mededeeling te doen. Mitsdien wordt het eerst het woord verleend aan Z. Exc. den Minister van Buitenlandsche Zaken, die zegt Ed. Mog. Heeren deeven gewigtige als onverwachte gebeurtenissenwelke in de jongst verloopen dagen te Parijs zijn voorgevallen, hebben alom, en voorzeker ook bij U Edel Mogenden, eenen diepen indruk te weeg gebragt. Onder deze omstandigheden heeft de Koning mij den last opgedragen, om aan U Edel Mogenden de verhotiding te doen kennen, welke, sedert de optreding van hetnieuw bestuur in Frankrijk, tusschen Nederland en dien Staat plaats vindt. Dien overeenkomstig moet ik UEdel Mogenden mede- deelendat de Regering van die optreding kennis heeft bekomen door een brief aan 'sKonings Gezant te Parijs, geschreven door den heer Lamartinc als minister van buitenlandsche zaken, zijnde deze brief van denvolgenden inhoud M. le Baron J'ai I'honneur de vous informer que le Gouvernement provisoirc de la Ripubtiquc Fran false m'a confii le porte- feuille des affaires itrangires. La forme ripublicainc da nouveau Gouvernement n'a cliangi ni la place de la France en Europe, ni ses dispositions loyales et sincires, de main- tenir ses rapports de bonne liarmonie avec les puissances qui voudront comme elle I'indipendance des nations et la paix du monde. Ce sera un bonheur pour moi, Mle baron, de concourir par tons les moyens en mon pouvoir a eel accord des peuples dans leur digniti riciproqueet derappeler a I'Europe que le principe de paix et le principe de liberti sont nis le mime jour en France. Recevez M. le Baron etc. SigniLamartine. Paris le 27 fivrier 1848. Op dezen brief, welke voor het behoud van den vrede geruststellende betuigingen bevat, is terstond door den Gezant geantwoord, in overeenstemming met hetgene ook door vele andere Gezantschappen op gelijke mede- deelingen is geschied. Die Gezantschappen hebben be- hoeften gevoeld om een Bestuur, onverschillig welk, aanvankelijk te schragen, hetwelk door zijne handelingen blijken gaf, dat hetzelve het behoud of de bevestiging van rust en orde op het oog had. Inmiddels is aan 'sKonings Gezant te Parijs opge dragen, om aldaar te verblijven, ten einde de Nederlandsche belangen op eene officieuse wijze te behartigen. In weerwil van de geruststellende verzekeringen, van welke ik zoo even gewaagde, gebiedt de voorzig- tigheiddat maatregelen van voorzorg tegen mogelijke gebeurtenissen genomen worden; door mijn ambtgenoot voor het departement van binnenlandsche zaken zullen U Ed. Mog. deswege de noodige openingen worden gtdaan. Bij het beramen van die maatregelen is het eene gelukkige omstandigheid, dat tusschen de Nederlandsche Regering en die van Belgie de beste verstandhouding en overeenstemming bestaan. Aan 'sKonings Gezant te Brussel is opgedragdn, te betuigen, dat men hier hoopt en wenschtdat de zoo belangrijke onzijdige stalling van Belgie bewaard moge blijven; dat Nederland de grootste waarde hecht aan de instandhouding en bevestiging der bestaande tractaten, en niets anders verlangt of bedoelt, dan de voortduring der onafhankelijkheid van Belgie en de bevestiging der thans bestaande betrekkingen tusschen de beide Rijken. Deze openingen zijn door de Belgische Regering op hoogen prijs gesteld; meer dan ddn bewijs is hiervan ontvangen." De mededeeling, welke door Zijne Exc. den Minister van Binnenlandsche Zaken gedaan werd, luidde als volgt: Edel Mogende Heeren de Koning heeft mij gelast aan U Edel Mogenden naar aanleiding van art. 207 der Grondvvet, mede te deelen, dat de gebeurtenissen, welke in Frankrijk plaats hebben gehad, het Hoogstdenzelve noodig hebben doen oordeelen om behalve de man- schappen der nationale militie van de ligting van het jaar 1847, welke eerlang uit de reserve in activiteit zullen worden geroepen ook de verlofgangers uit de ligtingen van de jaren 1845 en 1846 onder de wapenen te doen komen. Hoezeer er geen dreigend oorlogsgevaar bestaat zijn echter de gevolgen der opgemelde gebeurtenissen nog zoo weinig te berekenendat zij de aandacht der Regering ernstig bezig houden en het nemen van maat regelen van voorzorg tot verzekering onzer grenzen ge- biedend vorderen waartoe de bevolen vermeerdering van het actieve gedeelte der lafidmagt, in verband met de middclen van defensie te water, dan ook alleen bestemd is. De voordragten tot verhooging der begrootingen van de departementen van oorlog en marine, welke de genomen maatregelen noodzakelijk maken, en der middclen om daarin te voorzien zullen onverwijld aan U Edel Mogenden worden gedaan waaromtrent ik gemagtigd ben aan U Edel Mogenden nog mede te deelen dat de toestand van 'sRijks schatkist het vooruitzigt geeft, dat deze voorshands zonder bezwaar voor de ingezetenen zullen kunnen worden gevonden." De beide redevoeringen zullen worden gedrukt en rondgedeeld. Vervolgens is men tot de zamenstelling der Afdeelingen overgegaan en zijn tot voorzitters en onder-voorzitters gekozen: iste afdeeling, de heeren Faber van Riemsdijk en de Man; 2de, de heeren Star Busmann en Corver Hooft; 3de de heeren Luzac en van Panhuys; 4de, de heeren van Goltstein en Teltingen 5de afdeeling, de heeren Verwey Mijan en Nedermeijer van Rosenthal. Daarna wordt de Vergadering gescheiden. Bijna al de leden waren tegenwoordig, en al de Ministers aanwezig. Eene talrijke menigte bevond zich op de tribunes. Op den duur worden Kabinetsraden gehouden die door IIH. KK. HH. de Prinsen van Oranje en Frederik en door al de Ministers worden bijgewootid. Men wil dat aan den generaal-majoor Nepveu buitengewoon adjudant des Konings, die zich sedert een paar dagen in deze residentie bevindteene buitenland sche zending zou zijn opgedragen, en dat hij reeds op zijn vertrek staat naar Berlijn. Men verneemt dat binnen kort eene verandering in het alhier in bezetting liggend garuizoen zal plaats heb ben. Het regement grenadiers en jagers zou te Breda en Bergen op Zoom in bezetting komen en het rege ment lansiers naar Tilburg vertrekken. "s GRAVENIIAGE den 8 maart. Morgen zal de Tweede Kamer der Staten-Generaal in hare afdeelingen bijeenkomen om te onderzoeken de ontwerpen van wet wegens de uitgaven van de munt en betrekkelijk den doorvoer in Suriname. Ten drie ure zal de Kamer wederom eene zitting houden. De zeven en twintig ontwerpen betrekkelijk de Grondwet zijn heden door Z. M. den Koning aan den Voorzitter der Tweede Kamer toegezonden en worden dus waarschijnelijk reeds morgen aan die Kamer mede- gedeeld. Uit de rede des Ministers van Binnenlandsche Zaken, gisteren in de Tweede Kamer der Staten-Generaal ge- houden is gebleken dat de ligting der nationale militie van 1847 mede eerlang in dienst zal worden gesteld. Men verzekert dat dit met r april aanstaande het geval zou zijn eu dat de ligting van 1848 den 1 mei onder de wapenen zou komen. De ligtingen van 1843611 1844 zouden voorloopig tot de reserve blijven behooren. Bij besluit van den 4 dezer heeft Zijne Majesteit tot. rector-magnificus bij de Hoogeschool te Utrecht, voor het akademie-jaar 1848—1849, benoemd den hoog- leeraar P. J. I. de Fremery. Bij Zijner Majesteits besluit van den 6 dezer is aan den heer mr. C. Vollenhoven staatsraad in buitengewone diensteervol ontslag verleend als secretaris-generaal bij het ministerie van binnenlandsche zaken, en benoemd tot raad - adviseur bij hetzelve ministerie. Voorts is door Zijne Majesteit benoemd tot secretaris-generaal bij het ministerie van binnenlandsche zaken de heer mr. de Wal, thans substituut fiscaal bij het hoog militair geregtshof te Utrecht; terwijl eindelijk bij hetzelve besluit aan den heer med. dr. F. J. van Maanen eervol ontslag verleend is uit de betrekking van raad-adviseur bij het voornoemde ministerie; zijnde hij tevens, met betuiging van 'sKonings tevredenheid over de wijze waarop hij zich van zijne functien in die betrekking heeft gekweten en tot erkenning van de door hem aan den Lande bewezen dienstenbenoemd tot staatsraad in buitengewone dienst. Zoowel een deel van het garnizoen dezer residentie als van de stad Delft zal binnen kort naar de grenzen optrekken. De Commissie van Rapporteurs voor de vier en twintig ontwerpen van wet, gezamenlijk strekkende totvaststelling van het tweede en derde boek van hetwetboek van strafregtis, na kennis genomen te hebben van de memorie van beantwoording op het verslag der Commissie van den i3 november 11.ais mede van de daarbij gevoegde nota van wijzi- gingen, welke memorie van beantwoording en nota van Regerings wege den 18 december 1847 zijn ingezonden van oordeel geweest, dat te dezer zake eene nieuwe overweging in de Afdeelingen gevorderd wordtzullende dien ten gevolge het vroeger opgemaaltt verslag van den i3 november 11. als voorloopig beschouwd moeten worden. Het wetsontwerp tot regeling der kosten van den weg van's Hertogen bosch naar Culenborg behelst twee artikelen. Bij art. 1 wordt van de gelden, tot dat einde op art, 8 der 5de afdeeling van het Vde hoofdstuk der Staatsbegrooting over 1846 beschikbaar gcbleven afgeschreven en overgebragt: le, op art. 8 der 3de afdeeling van het Vde hoofdstuk dier begrooting van 1847, eene som van f 19,000, en 2e, op art. 10 der 5de afdeeling van het Vde hoofdstuk der Staatsbegrooting van i848, eene som van f i 35,ooo. Ten gevolge hiervan wordt, bij art. 2 van het ontwerp, art. 8 der 3de afdeeling van het Vde hoofdstuk der staatsbegrooting voor 1847 vastgesteld op f 245,000, en het totaal van het evengemeld hoofdstuk op f 4,508,274. o5i terwijl art. io der 3de afdeeling van het Vde hoofdstuk der Staatsbegrooting voor i848 wordt vastgesteld op f 33g,ooo, en het totaal van gemeld hoofdstuk op f 4,699,733. De voorgestclde aanvulling van art. 32 der instructie voor de Alge meene Rekenkamer bestaat hierin dat zij de verevening bewerkstelligcn zal der hetalingen, welke de Departementen van Algemeen Bestuur in het geval zijn te doen uit geldelijkc restitutien wegens verstrckkingen of prestatien, waarvoor nieuwe aankoopen en aanmaak van behoeflen of andere uitgaven van gelijken aard worden gedaan, en welke restitutien niet op eenig hoofdstuk der Staatsbegrooting kunnen worden verrekend. Het wetsontwerp tot verhooging van hoofdstuk IV der Staatsbe grooting over 1847 (gevangenissen), bestaat uit dit eenig arlikcl a De bij het 2de artikel der 4de afdeeling van het IVde hoofdstuk der begrooting van Staats-uitgaven over 1847, vastgesteld bij de wet van den 26 j unij 1845 Staatsbladn.° 55)voor verpleging en verdere verzor- ging der burgerlijke en militaire gevangenen met al denaankleve van dien, daaronder begrepen de kleeding- en liggingstukken der gevan genen en hewaarders, als mede de transporlkosten der vcroordeelde gevangenen, toegestane som van y42i', 000 wordt vermeerderd met een bedrag van/" 125,000en alzoo nader vastgesteld op vijfhonderd zes en veertigduizend gulden [f 546,ooo)en de bij het 4de artikel van dezelfde afdeelingen begrooting, voor arbeidsloonengrondstoffen, bercidingsmiddelen, fabricatie- en confectie-koslcn en verdere uitgaven wegens den arbeid der gevangenen, mitsgaders voor reis- en verblijf- kosten van de ambtenaren van den arbeid en van de leden der com- missien vankeuring, toegestane som vanyiig,o4o wordt verhoogd met een bedrag van/21,000, en alzoo nader vastgesteld op honderd veertig duizend veertig gulden [f 14o,o4o). Door dit een en ander wordt de gemelde 4de afdeeling gebragt op yggi,o6o, en het totaal van het hoofdstuk, laatstejijk hij de wet van den g mei 1846 Staatsblad n.° 27) bepaald op f 2,52i,36o, nader over 1847 dien ten gevolge vastgesteld op twee millioen zeshonderd zeven en zestigduizend drie- honderd zestiggulden 2,667,360)." Ook het ontwerp tot regeling van het koloniaal batig slot over i846 bestaat slechts uit e'en artikeldusluidendc: 0 IJet batig slot van de rekeningen der koloniale remises over het jaari846, ten bed rage van f is,652,000, wordt bepaaldelijk bestemd lot dekking der uitgaven, begrcpen.in deSlaatsbegrootingvoordat jaar." Het wetsontwerp, lot vaststelling van stralfen in de reglementen en keuren van heemraadschappen enz., strckt ten einde de noodige klem bij te zetten aan de keurenordonnantien en verdere politie-verorde- ningen, door hooge en andere heemraadschappen, wateringen, water- schappen, dijk- en polderbesturen en andere dergelijke collegien, onder 'sKonings goedkeuring vast te stellen. Bij art. 1 wordt bepaalddat door die collegien tegen de. overtrading van derzelver bepalingen voor zoo ver daaromtrenl bij de algemeene wetten niet is voorzien gevange- nisstraf van ten langste zeven dagen en geldboete van niet meer dan vijf en zeventig guldente zamen of afzonderlijk kunnen worden bedreigd. Volgens art. 3 kan aan die besturen of collegien de bevoegdheid worden verleend om het gebruik van molenssluizen en andere werken door middel van welke overtredingen zijnbegaan, teverbieden, ofomdie ten koste der overtreders te sluiten te verzegelen te stempelen of op eenige andere wijze buiten gebruik te stellen, of des noods te doen be- waken, als mede om hetgene in strijd metde genoemde verordeningen mogt zijn daargesteldten koste der overlreders, te doen wegruimen. Bij het wetsontwerp tot aflossing van schuld over 1847 wordt be paald, dat de bij art. 12 van de eenige afdeeling van het IXde hoofdstuk A der begrootiug van Staatsuitgaven over 1847 toegestane som van f 3oo,ooo voor amortisatie van schuld wordt vermeerderd met een bedrag van f 45o,ooowelke som wordt bestemd tot inkoop van nationale schuld op een of meer der grootboeken ingeschrcvcn, of van 4 per cents Oostindische obligatien. Het ontwerp van wetlot verleening eener dispensatie aan de Aken- Maastrichlsche spoorweg-maatschappij, behelst het volgcnd eenig artikel: a Aande directie van de Aken-Maastrichtsche spoorweg-maatschappij wordt, met dispensatie van de artikelen 12 en 13 der wet van den 16 november i8i4, n.°55 [Staatsblad n.° 106), vergund, omopdatge- deelte van de spoorweggronden, hetwelk te Maastricht binnen den kring op elfhonderd derlig el (3oo Rijnlandsche roeden) van de vestingwerkeft llertel, Zoutelande en de Yeije is gelegen, met overleg der militaire genie en ondergoedkeuring van den Minister van Oorlog, zoodanige wer ken tot stand te brengen, als noodig zijn tot het daarstellen en gebruiken van den spoovweg, onder voorwaarde, dat gemelde directie, in geval wij zulks in het algemeen belang des Rijks noodig oordeelen, op de eerste aanzegging door of van wege den Minister van Oorlog, de werken, naar aanleiding van deze wet gemaakt, wegruime, de bouwstoflen binnen de vesting brenge, of gedooge dat de wegruiming en de vervoer van de bouwstollen, op kosten van de maatschappij, op last van den Minister van Oorlog geschieden, en die directie nimmer wegens het een of ander eenige schadevergoeding vordere." Bij het ontwerp van wet tot aanvulling der middelen voor i346en 1847 wordt tot dekking der uitgaven, begrepen in de begrootingen over a846 en 1847, voor elk dier jaren mede bestemd en aaogewezen eene uitkeering van y3,3oo,ooo uit de geldmiddelen der Overzeesche bezit- tingen van den Staat, wegens de renten op schulden, regtstrceks ten laste van die bezittingen geloopen hebbende, welke in de schuldver- wisseling of aflossing volgens de wet van 25 junij i844 Staatsblad n." 28) zijn begrepen eu alzoo op de begrooting van het IXde hoofdstuk A der uitgaven over i846 en 1847 voorkomen. In de memorie van toelichting, behoorende bij het wetsontwerp tot ophelKng van het verbod van doorvoer naar Suriname, wordt gezegd dat thans, nu de uitsluiting van den vreemden handel uit de Kolonien bij Koninkl. besluit van den 17 december 11. is opgeheven, de handhaving

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamse Courant | 1848 | | pagina 2