0 xxiii. Er if cen geregtshof voor eene of meer provincien. Bij eene voorgevallen vacature wordt door de Provinciale Stateii eene nominatie van drie personen ler vervulling van dezelve den Koning aangeboden ten einde daaruit eene kens te doen. Ten "aanzien der geregtshoven over meer dan eene provincie, wordt de wijze van zamenstclling en aanbieding van dit drietal bij de wet geregeld." Art. 3. Ilet i8tste artikel der Grondwet wordt ver- anderd als volgt Ilet beleid der criminele justitie wordt aan de pro vinciale geregtshovenof aan de daartoe bij de wet aan te wijzen regtbankentoevertrouwd." Ontwerp n. 0 XVIII. Art. 1. Er bestaat noodzakelijkheid tot verandering van het i84Ste artikel der Grondwet. Art. 2. Het iS+ste artikel der Grondwet wordt ver vangen door de drie navolgende artikelen: Art. a. De lcden van en de proeureur-generaal bij den hoogen randde leden van de provinciale geregts- hoven en van de regtbanken worden voor hun leven aangesteld. De overige ambtenaren van bet openbaar ministerie en de griliters bij deze collegien worden benoemd tot wederopzeggens toe. Voor die regters en regterlijke ambtenaren, welke voor ecu bepaalden tijd worden aangesteld regelt de wet den tijd hunner bediening. Art. b. Geen regter of rcgterlijk ambtenaar mag gedurende den tijd zijner bediening van zijnen post worden ontslagcn dan op eigen verzoek of bij regter- lijk vonnis. Art. c. De wet regelt de wijze waarop zij, die voor hun leven of voor ecnen bepaalden tijd zijn aangesteld, van hunne ambtsbediening kunnen worden ontslagen, wanneer zij, wegens ouderdom ziels- of ligchaams- gebrekpn daartoe ongeschikt zijn geworden." Untwerp 11.0 XIX. Art. r. Er bestaat noodzakelijkheid tot toevoeging van een +de lid aan het i86ste artikel der Grondwet. Art. 2. Aan het i86ste artikel der Grondwet wordt een 41H lid tocgevoegd Op den president en de leden van dit geregtshof is toepasselijk wat ten aanzien van de regterlijke ambte naren die voor hun leven worden aangesteld, is be- p a a I u Ontwerp n.° XX. Art. 1. Er bestaat noodzakelijkheid tot verandering van het 2COSte artikel der Grondwet. Art. 2. Tussehen het 2de en 3de lid van art. 200 der Grondwet wordt de volgende bepaling ingelascht De wet regelt dS wijze waarop zij van de waar- neming hunner ambtsbediening kunnen worden ont- slagcn wanneer zij, wegens ouderdom, ziels- of ligchaamsgebreken, daartoe ongeschikt zijn geworden." Ontwerp n.° XXI. Art. I. Er bestaat noodzakelijkheid tot verandering van het 2de lid van het 205de artikel, en van het 2o6de artikel der Grondwet. Art. 2. Het 2de lid van het 205de artikel wordt ver- anderd als volgt Bij gebrek van genoegzame vrij willigers wordt de militie voltallig gemaakt bij loting uit de ingezetenen, die op den 1 januarij van elk jaar ongehuwd zijn, hun rpde jaar ingetreden zijn en hun 23ste jaar nog niet hebben volbragtzij, die hun .ontslag bekomen hebben kunnen under geen voorwendsel tot eenige andere krijgsdienstdan die der hierna te melden schutterijen en landstorm worden opgeroepen." Art. 3. ilet 2o6de artikel der Grondwet wordt ver-j anderd als volgtj De militie komt in gewone tijden, jaarlijks, geheel: of gedeeltelijk, eenmaal te zamen, om, gedurende eene! maand of daaromtrentin den wapenhandcl te worden geoefend; blijvende het nogtaus aan den Koning voor- behouden om wanneer hij zulks voor 'sRijks be- langen mogt geraden oordeelen de helft van het ge- heel g.etal te doen zamenblijven." Ontwerp n.° XXII. Art. 1. Er bestaat noodzakelijkheid tot de invoeging van een nieuw artikel na het aopde artikel der Grondwet. Art. 2. Na het 209d'e artikel der Grondwet wordt in- gevoegd een nieuw artikel van den volgenden inhoud Een gedeelte der dienstpligtigen kan voor de dienst ter zee worden bestemd, op de wijze bij speciale wetten te bepalen. Op dat gedeelte der dienstpligtigen zijn de artikelen 204, 206, 208 en 209 niet van toepassing Ontwerp n. Art. 1. Er van het.2iode artikel der Grondwet. Art. 2. Het 2de lid van artikel 210 der Grondwet wordt veranderd als volgt De ingezetenen en gemeenten zijn volgens de bij de wet vast te stellen bepalingen, en behoudens schade- loosstelling verpligt tot het ontvangen van inkwar- tiering het verstrekken van onderhoud aan krijgsvolk te water en te land en het doen van transporten en leverantien van welken aard 00k ten behoeve van de legers en de vestingen. „De hoegrootheid der schadeloosstelling wordt bi de reglementen geregeld." Ontwerp n.° XXIV. Art. 1. Er bestaat noodzakelijkheid tot verandering van het 2iide artikel der Grondwet. Art. 2. Het 2iide artikel der Grondwet wordt ver anderd als volgt Er bestaan schutterijenwelke in tijd van vrede kunnen gebezigd worden tot behoud der iiuvendige rust en in 'tijden van oorlog en gevaar, met den landstorm dienen tot verdediging des Vaderlands." Ontwerp n.° XXV. Art. 1. Er bestaat noodzakelijkheid tot verandering der Grondwet. artikel der Grondwet wordt ver- vallen verklaard en vervangen door de twee volgende Art. a. De Staten hebben het toezigt en gezag van alle binnen hunne provincien bestaande en mei 's Konings goedkeuring op te rigten besturen van des Konings onder- van bestaat noodzakelijkheid tot verandering van het 220Ste artikel Art. 2. Het 220ste hooge en andere heemraadschappen wateringen water- schappen, dijken, polders, kanalen en alle waterkeerende werken hoe 00k genaamdonverminderd nogtans het- i gene in art. 218, omtrent het onmiddellijk toezigt van de algemeene directie van den waterstaat over de daarbij genoemde werken is bepaald. De wijze van benoeming van gemelde besturen, en de bevoegdheid om tot die benoeming voordragten te doen wordt door den Koning op voorstel der Staten bepaald." Art. b. Behoudens de algemeene voorschriften der wetworden de "voor die besturen bestaande pro vinciale of bijzondere reglementen en politie-verorde- ningen in stand gehouden onverminderd het regt der I Staten, om, onder goedkeuring des Konings, op voor- dragt van of na verhoor der betrokken besturen of ingelanden, in de reglementen veranderingen te maken, of nieuwe vast te stellen. Nieuwe politic-verordeningenof wijzigingen in de bestaandeworden op de wijze bij de opgeraelde reglementen bepaald vastgesteld en door tusschenkomst der Staten aan de goedkeurin 1 .1 worpen." Ontwerp n.° XXVI. Art. r. Er bestaat noodzakelijkheid tot het vervallen verklaren van het 223ste artikel der Grondwet. Art. 2. Het 223ste artikel der Grondwet wordt ver vallen verklaard. Ontwerp n.° XXVII. Art. 1. Er bestaat noodzakelijkheid tot bij voegittg van een additionee! artikel aan het slot der Grondwet. Art. 2. Na de additionele artikelen van de Grondwet wordt gevoegd een artikel van dezen inhoud: Zoo lang de wetten niet zijn in werking gebragt, welke vereischt worden tot uitvoering der gemaakte veranderingen in de Grondwetblijveji de bestaande bepalingen van kracht. Deze wetten moeten worden voorgedragen uiterlijk in de tweede zitting der Staten- Generaal, volgende op de buitengewone zitting waarin zoodanige veranderingen zijn vastgesteld." De ontwerpen en daartoe behoorende stukken zullen worden gedrtikt en rondgedeeld en verzonden aan de Afdeelingen. Is ontvangen eene missive van den Minister van Kolonien van den 7 dezer, die daarbij ingevolge art. 59 der Grondwet, de staten van ontvangsten en uitgaven mededeelt van 's Rijks Overzeesche bezittingen over de jaren 1847 en 1848. Verzending aan eene commissie, die zamengesteld wordt uit de heeren Faber van Riemsdijk, Hoffman, van Beech Follenhoven Menso en van lleloma. Eenige ingekomen verzoekschriften zijn aan de daartoe benoemde Commissie verzonden. De Voorzitter geeft kennisdat door de Afdeelingen tot rapporteurs zijn benoemd: r°, voor het ontwerp nopens het inuntwezen, de heeren Duymaer van Twist, de Monchy, Nap, van Rijckevorsel en Cost Jor dens, en 2°, voor dat nopens de doorvoerregten naar Suriname, de'heeren Huffman, de Monchy, Nap, van Beech Vollcnhjven en Cost Jurdens. Daarna wordt de Vergadering gescheiden_. Morgen ochtentk zullen al de Afdeelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal bijeenkomen om te derzoeken de ontwerpen van wet betrekkelijk de in- tictie voor de Rekenkamer, de verhooging der Staats- hegrooting voor 1847 voor het departement van justitie, de' dispensatie te verleenen aan de directie der Ake.11- Maastrichtsche spoorweg-maatschappij, en tot aanvulling der middelen voor 1846 en 1847. Ofschoon voor velen welke met de Grondwet bekend zijn overtollig, zal het echter anderen welligt niet onwelkom wezenhier eene opgave van den inhoud dier artikelen daarvan te vinden in welke thans ver andering, of wier vervanglng door geheel nieuwe artikelen is voorgesteld. Art. 4- der legenwoordige Grondwet, hetwelk bij Ontwerp I wordt aangevold luidt: a Allen die aieh op het grondsebied van het It ijk bevwidenhet zij ingezetenen of vrecindelingen hebben gelijkeaan- spraak op bescherming van persoon en goederen.'' Art. 7, hij Ontwerp 11 veranderdluidt: a Tot leden der Staten- Generaal, hnofden of leden van deparlementen van algemeen beslnur. leden van den Itaad van Male Commissarissen des Konings in de pro- vineien, en leden van den lloogeri Rand, kunnen alleenlijk benoemd worden Nederiandschc ingezetenen gehoren binnen het ltijkol deszelfs buitenlandsche bezittingen uit ouders aldaar gevestigd. Die uit zoo- dan;ge ouders, ter oorzake van's Lands dienst al'wezend ofanderzins op reis zijnde, huiten het Rijk gehoren zijn, worden met de vorigen gelijk gesleld." Art. 57 der Grondwet handelt over het regt des Koningsom ver- bonden en verdragen te doen slniten en te hekrachtigen. Het bde lid van dat art waarin Ontwerp 111 verandering voorslaat, luidtdus: a lngevalle de verbonden en verdragen, in tijd van vrede gesloten, mogten inhouden eenige alstand of ruiling van een gedeelte van het grondgebied des Rijks of van deszelfs bezittingen in andere werelddeelen, worden dezelve door den Koning niet bekraehtigd, dan nadat de Staten- Generaal op dezelve hunne goedkeuring hebben gegeven." (Ilet gewigt der wijziging betreft dus vooral het slot dezer zinsnede.) De ade en bde zinsneden van Art. 59, die, volgens Ontwerp IV, door andere bepalingen zouden vervangen wordenluidendus: t Aan de Staten-Generaal zullen, in den aanvang van elke gewone Zitting, worden medegedeeld de laatst ingekomen staten van ontvangsten en uit- gaven van opgemelde volkplarilingen en bezittingen [namelijk die van bet Rijk in andere wereiddeelenj. Ilet gebruik van het batig slot, beschikbaar ten behoeve jan het Moederlandwordt bij de wet ge regeld." De artikelen, in welke Ontwerp V veranderingen voorslaat, luidendus: Art. 66. De Koning heel't het regt van gralie, na ingenomen advies van den Hoogen Raad der Nederlanden, en r Art. 67. Rehalve de gevallen waarin het regt van dispensatie aan den Koning bij de wet zelve wordt Loegekend verleent dezelve 00k, wanneer de Staten Generaal niet ver- gaderd zijn, en de zaken niet gevoegelijk uitstel kunnen lijdcn, na den Raad van Stale gehoord te hebben dispensatien op bepaalde verzoeken van bijzondere personen, wier belangen, na ingenomen advies van den Hoogen Raad in malerie van justitie, en na behuorlijk onderzoek der zaken bij de overige deparlementen van algemeen besluur, welke zulks aangaal, geble.ken zijn zoodanige vrijstelling van wetlelijke bepalingen in biliijkheid te vereischen. Rij de eerstvolgende vergadering der Staten-Generaal, wordt door den Koning opening gegeven van alle de dispensatien door hem alzoo verleend." De opdragt der administrative reglsmagt aan den Raad van State, bij Ontwerp VI voorgesteld, behoort tot de belangrijke der nieuwe bepa lingen. Tot deze behoort 00k het bij Ontwerp VII, VIII en IX voor- gestelde, omtrent de leden der beide Katncrs, en de bevoegdheid Lot het voordragen van veranderingen in een voorstel des Konings, door de Tweede Kamer. Art, taC, veranderd bij Ontwerp X, luidt: a De Koning doet jaarlijks aan de Staten-Generaal een uitvoerig verslaggeven van het gebruik der geldmiddclen. De ontvangsten en uitgaven van ieder afgeloopen dienstjaar door de Algemeene Rekenkamer afgesloten zijnde, wordt de alzoo afgesloten rekening welke zoowel de ontvang sten als de uitgaven moet bevatten, jaarlijks aan de Staten-Generaal medegedeeld." De artikelen der Grondwet, wier vervanging door een nieuw artikel bij Ontwerp XI wordt voorgeslagenzijn van dezen inhoud: a Art. 6. Deoefening van het stcmregt in de steden en ten platten lande, zoowel als de bevoegdheid om deel te nemen aan de provinciale en plaatselijke besturen, wordt bij de wet geregeld." a Art. 128. Het gelal van de leden der provinciale Stalenvergadering, en de evenredighcid der ver- schillende standen wordt geregeld door den Koning, die uit elke pro vincie eene Commissie benoemt, om hem dienaangaaride te dienen van advies. Wijzigingen of veranderingen in de eenmaal bestaande regeling worden, na ingewonnen advies van de Staten der provinciendoor de wet vastgesteld." a Art. i3o. De stedelijke regeringen zijn zamen gesteld op zoodanige wijze als noodig wordt geoordeeld bij de regle menten door de bestaande regeringen of bijzondere commissien door den Koning te benoemen oniwnrpen. De alzoo ontworpen reglementen worden aan de Provinciale Staten toegeznnden die dezelve met hunpe bedenkingen aan den Koning ter bekrachliging aanbieden. Rij deze reglementen wordt bepaald de wijze, op welke de leden der Provinciale Staten, die ter benoeming van dien stand staan zullen gekozen wor den a Art. 131 - In alle steden worden ingevoerd kiezerscollegie.i. Zij worden eenmaal in het jaar door de Regering bijeengeroepen al leenlijk tot het bedoelde einde, om de raadplaatsen in dien tusschen- tijd opengevallen, door bevoegde personen te vervullen." a Art. i3x. De openvallende plaatsen in de kiezerscollegicn worden vervuld bij meerdcrheid van steinmen der gezeten burgeren eene zekere in iedcre slad bij de wet te bepalen, som betalende in de beschreven middelen, enz." a Arl. 133. Tot de verkiezing door den landelijken stand ter provinciale vergadering, wordt elke provincie veri.eeld in districien." Art. 129, nu bij art. 3 van Ontwerp XI gewijzigd, zegt: a In elke provincie maken de edelen of een ligchaam van ridderschap uit of niet, naar mate zulks het voegelijksi geoordeeld wordt. De eerste bijeen- roeping der edelen of ridde.schappen, en de eerste admissie tot dezelve, wordt door den Koning gedaan en verleend. Zij ontwerpen zoodanige reglementen als zij, behoudens deze Grondwet, noodig oordeelen, en zenden dezelve aan den Koning ter bekrachliging." De toevoeging aan het -zde lid van art. i35, bij Ontwerp XI, art. 4, voorgeslagen, hecft betrekking op de Commissarissen des Konings in de provincien. De artikelenwier verandering in art. 5 van datzelfde Ontwerp wordt voorgeslagen, zijn deze: Art. i5o. De wijze waarop het gezag en de magt aan de Provinciale Staten bij en ten grvolgc van deze Grondwet gegeven, wordt geoefend, wordt geregeld bij zoodanige reglementen, als door de Staten der provincien gemaakt en door den Koning goed- gekeurd worden." a Art. i5i. De Staten benoemen uit hun midden een collegie van Gedeputeerde Staten, aan hetwelk moet worden opgedragen, in het algemeen, alles wat lot het dagelijksch beleid der zaken en de uitvoering der algemeene wetten betrekking heeften zulks het zij de Staten zijn vergaderd of niet." Ontwerp XII slaat veranderingen voor in art i44 en 148 der Grond wet. Art. 144 luidt dus n Aan de Staten (Provinciaal) wordtgeheel en al overgelalen de bcschikking en beslissing van alles wat lot de ge wone inwendige polit'e en oeconomie behoort. Alle zoodanige regle menten en ordonn^fitien, als zij voor het algemeen provinciaal belang noodig oordeelen te maken, moeten, alvorens hadr beslag te hebben, aan de goedkeuring van den Koning worden onderworpen." En Art. 148a De Staten dragen aan den Koning voor het onderhouden en aanleggen van zoodanige werken als zij voor het belang van hunne provincie nuttig oordeelen. Zij kunnen de middelen daarbij voordragen, om daarin geheel of ten deele ten koste der p.-ovincie te voorzieri. In geval van goedkeuring, wordt aan hen het besluur der werken en rle be- heering der penningen opgedragen, onder de verpligting lot rekening en verantwoo.ding." Art. 15a ert 153, bij Ontwerp XIII veranderd, luiden: n Be be sturen ten platten lande, het zij van heerlijkheden, districtcn of dorprn, worden ingerigt op zoodanigen voet, als met de bijzondere cmstandig- heden van elk derzelve met de belangen der ingezetenen en hctweltig verkregen regt der belanghebbenden underling bestaanbaar geoordeeld wordt alles in overeenslemming met deze Grondwet, en volgens nadere reglementen, op last der Staten te maken, welke dezelve met hunne consideratien aan de bekrachliging van den Koning onderwerpen j" en: a De plaatselijke besturen hebben, ove.cenkomstig den inhoud hunner reglementen, de vrije bcschikking over hunne huisboudelijke belangen, en maken daaromtrent de vereischle plaatselijke verordeningen, welke echter in geen geval met de algemeene wetten nl het algemeen belang strijdig mogen zijn Zij zenden afschriften van dezelve aan de Staten der Provincien blijvende het voorts den Koning onverlctoin ten alien tijde inzage te vorderen en zoodanige bevelen te gcven, als hij vermeent te behooren." Ontwerp XIV, insgelijks nog tot de 3de Afdeeling van Hoofdstuk IV der Grondwet belrekkelijk, stelt veranderingen voor in art. i5.r)eni56 dier Grondwet, welke artikelen dus luiden: a Art. i56. Voorzoo verre lotgoedmaking der plaatselijke uitgaven eenige belastingen mogten noodig zijn gedragen dezelve besturen zich sliptelijk naar helgene des- wege bij de algemeene finantiele wetten ordonnantien en bepalingen is vastgesteld. Alvorens deze belastingen in te vocren zenden zij de daaromtrent gemaakte ontwerpen tee goedkeuring aan de Staten der Provincien met overlegging tevens van eenen juislen staat hunner be- hoeften. Bij bet onderzoek daarvan linnden de Staten 00k bijkon— derlijk in het oog dat de voorgedragen belastingen niinmer bezwaren den vrijen invoer en doorvoer van producten van den grond of voorl- brengsels van nijverheid van andere provincien, steden of plaatsen, boven die van de plaats zelve waar de belasting gelegd wordt," en a Art. 136. Geene nieuwe plaatselijke belastingen kunnen worden in gevoerd zonder voorafgaande goedkeuring des Konings." [let vervolg en slot nader.) Gisteren namiddag heeft er een diner bij Z. K. H. den Prins van Oranje plaats gehadwaarbij Z. Exc. de Minister van Oorlog, Z. Exc. de Pruissische Minister bij het Nederlandsche Hof en vele aanzienlijken genoodigd waren. Bij besluit van den 1 dezer heeft Z. M. aan mr. F. L. Certonop zijn verzoek, eervol ontslag verleend alskapitein bij de dienstdoende schtttterij te 'sGravenhage, met vergunning om de uniform der schutterij en de on- derscheidingsteekenen aan den rang van kapitein ver bonden voortdttrend te mogen blijven dragen. Zijne Majesteit heeft bij onderscheiden genomen be- sluitcn goedgevondeni°, aan den kapitein der artillerie B. F. baron van Ferschuer, onder-directeur van 'sRijks gieterij van bronzen geschttt, ingevolge het daartoe door hem gedaan verzoek, het pensioen toe te leggen, onder toekenning van den rang van majoor en vergunning om de activiteits-uniform van het blijven dragen; 2°, te benoemen: tot onder-directeur bij 'sRijks schutden isten luitenant G. regemcnt artillerie, en tot isten vvapen der artillerie te bij den staf der artillerie, gieterij van bronzen ge- F. Coelet, van het iste luitenant, de 2de luite- nants R. C. L. Blaauw en F. G. Ricsz, beiden van den staf der artillerie, en 30, de iste luitenants der artillerie op non-activiteit G. M. Scherer en Al. A. H. Scherer, respectivelijk bij het iste en 2de regement artillerie, vveder in active dienst te herplaatsen. Te Rotterdam, bij JAN ARRENBERG &t Co.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamse Courant | 1848 | | pagina 6