VERKOOPINGvmBOE™,
PILLEN van HOLLOWAY.
liheumatisehe- of Xlnkhigen en Jlchtpijneti genczen door de
Een Sergeant bij een der Regementen, in garnizoen liggende in Hobarttown,
had sedert jaren als een marrelaar aan Zinkingen en Jichtpijnen geleden
®liij was langen tijd onder behandeling geweest van de Oilicieren van Gezond-
gheid zijns Regements. doch bleef steeds in denzelfden toestand. Toen nam
^fhij eindelijk zijne toevlugt tot de Pillcn van Molloivayen thans is
,hij door dit voortreffelijk Middel geheel genezen. Om zekere redenen wordt
de naam van dezen Onderofficier, als mede van.zijn Regement, verzwegen,
docli de Majoor Walch, te Hobarttown kan de juistheid van het hierboven aangehaalde betuigen.
Zijn op franco aanvr.tag a contant te bekomen bij den Heer W. C. VAN DORT, Depothouder te 'ttsGrnvciiIiage;
aan het lioofd-Depot bij den lleer J. STRAATMAN, te 's Hca'togcwboschals rnede te Aoudeu, Strand,'244,
llolloway's Etablissement. Door het vermeerderd debiet zijn de prijssen thans de volgende
OOOSJES PI A A EN van f 0. 90, 2. 10, 3. 30, f 7. 75, 15. 50, 23. 50.
POIAES ZAAE- 0. 90, - 2. 10 - 3. 30, - 8. 15, - 15. 90, - 23. 90.
door en ten Muize van den Boekverkooper J. F. Ik.
SCJl TVA E B E in den Oppert te Rotterdam
des avonds ten half zes ure.
JPBedeu jWvonfi vervolg der BOEKEN*
JtMaandag Avond BOEKEN, PL AAT WERKEN,
BOERKNRASTEN en L lEEIl EBBE 811EN.
Door FC. M. SCHEFFER te Amsterdam, is
uitgegeven en verzonden?
Dr. jr. F. SCJtNZOITIi LEERBOEK DER
TERLOSKUNDE, uit het Hoogduitsch vertaald
door S. IV. I\ $CMEEFFEEt3 Geneesr- Heel- en
Verloskuridige te Podrtugaal, met in den Tekst gedrukte
Afbecldingcii. Iste Aflevering f 1. 30.
In 8 a 10 Afleveringen zal dit hoogst belangrijk Werk
compleet zijn.
I N G E Z O N D E N S T IT K R E N.
Eriiditio-IIusica. 1850 1851.
ZESDE EN LAATSTE CONCERT.
5* P.Le lEeihc der ToneSymphonie (n.° 4) van L. Spohrnaar
aanleiding van een gedicht van Carl Pfeijfer. 2. Ajlagio en Rondo,
van een Concert (n.° 3, G mol), voor de Pianoforte, van Moscheles
voorgedragen door den Heer Ernst Lubeckuit 's Hage. 3. Recitalief
en Aria (O^Sdume liinger nichtuit Figaro's Hochzeit van IV. A
Mozartgezongen door Mejufvrouw Bertha Johannsenuit Koppen-
hagen. 4. Concert (D dur), voor de Viool, gecomponeerd en voor
gedragen door den Heer Frans CoenenSolo-Violist van Z. M. den
Koning. i. Ouverture naar H. Heine's gedichtLoreley van F-
Duponty (onder leiding van den Componist) 2 a. Lieder ohne Worte,
(heft IV n.° 5, A mol, en helt V n.Q 6, A dur,) van F. Mendelssohn
Bartholdyb, si oiseau j'e'tais, a toi je volerais: Elude de Concert
van yj. Heuselty c, Etude de Concert van F. Chopinvoor de piano-
tortevoorgedragen door den Heer Ernst Lubeck. 3. Recitalief en
Aria uit Lucia di Lammerrnoorvan G. Donizettigezongen door
Mejufvrouw Bertha J ohannsen. 4. Concert-Fantaisie op thema's,
uit Ernani van Verdivoor de Viool, gecomponeerd en voorgedragen
door den Heer Frans Coenen. 5. Twee Liederen, a, Friihlings
Klocken, b, der Voglein Rath, van J. F. Duponty gezongen door
Mejufvrouw Bertha J ohannsen. 6. Im Hochland: Schotsche Ouverture,
van Niels JV. Gade.
Ilet laatste Concert, daarbij het vermaarde drietal Solisten en drie
belangwekkende Orchestwerken op het Programma, ziedaar redenen
genoeg voor de Directie om een talrijk auditorium te verwachten en
zich in die verwachting niet bedrogen te zien. Het deed ons regt
veel genoegen de zaal weder eens goed gevuld te zien. Of de ver-
wachtingen der hoorders en van de kritiek evenzeer zijn bevredigd?
Wij stellen ons ten doel die vraag, voor zoo ver in ons vermogen,
juist en onpartijdig te beantwoorden.
Die JVeihe der Toney wie kent niet dat meesterstuk van Spohr
waaraan eene Irischheid en helderheid van denkbeelden, een edel en
grootsch karakter eigen zijn, die het verre boven alle zijne overige ons
bekende werken verheffen. Hier worden wij onwederstaanbaar mede-
gevoerd op de vleugelen der fantaisie en verwijlen in de eenzame stilte
der naluur, weldra verbroken door de zoete natuurstemmen der vogelen,
het gemurmel van kalm vlietende beken en het suizen der zachte
zephyrs, die het geboomle der wooden tot hunne harmonische speel-
tuigeii bezigen. Beurielings zien wij ons verplaatst te midden van het
geloei der orkanen eu het gebuider der worslelende elementen en bij
de zachte tooneelen en droombeelden der moederiijkc of der jongelings
lielde, waar deze in den huppelenden dans, of onder het vensler der
aangebedene, gene bij het schommelend wiegje zich voedl, ontwik-
lcelt en uit, en waar de toovermagt van beider toonen iedere smart
en klagte weldra stilt. Ban volgen we den krachligen roep ten strijde,
deelen in het geweld en gevaar, in de overwinning van den slag en
beurtelings in de gevoelens van uitt.rekkenden, lerugblijvenden en zege-
pralend terugkeerenden. Hoe geiukkig in vele opziglen Spohr deze
schildering heelt volbragthoe voortreffelijk met name de marsch
(de schoonste dien wij kennen) te noemen is het geheel vinden wij
te breed aangelegd en het middengedeelte kan de aandacht slechts noode
onatgebroken blijven boeijen. Overheerlijk echter is het elfect van
bet slotkoraal van dit gedeelte. Wij vinden in den indruk, dicn de
gepaarde fraaije bewerking en instrumen'atie maken de uitwerking
terug van een dier onvergelijkelijk krachtige koralen van dien Vorst
der harmonie 3oh. Seb. Bachot het indrukvvekkende der toonen
van eene hymne eenstemmig aangeheven uit duizende krachtige
monden en opgewondene krijgershartenklinkende heinde en ver
in het rond over de onaizienbare tlakten van het slagveld, tereere
van den Gott der Schlachfen. Treffend volgt op de gr .fmuziek het
troostende motief(jatslechts weinig uitgesponnen het geheel in
eene weldoendc stemming doet sluiten.
Door ons onderwerp (hoezeer meermalen besproken) onwillekeurig
medegesleept, liebben wij er reeds te lang bij stilgeslaan en blijft
dus daarover slechts. te vermelden dat de uitvoering weder waardig
het werk was, en dat de door den Heer Hutschenruyter gekozene tempi
ons voorkomen ontegenzeggelijk de juiste te zijn. lietzelfde goede
(in aanmerking genomen dal zij voor het OrchevSt nieuw en slechts
eenmaal beoelend was), getuigen wij van de uitvoering der Schotsche
Ouverture van Gade. Het komt ons, na eene eersle audilie, voor,
een in vele opzigten zeer schoon werk te zijn, dat daarenboven aan
zijn titel beanlwoordl en ons in the Highlands verplaatstte midden
van hoorngeschal en jagtgeruisch. Hoezeer der directie dankbaar voor
die kennismaking, als slotnommer van cen Concert zouden wij nooit
een nieuw Orcheststuk of een zoodanig dat bestemd is bijzonder in
het oog te vallen, gebruiken. Men weet waarom niet. Er was nu
uevens het jagtgeruii-ch ook jagt en jagtgedruisch in deZaal, om
er uit te komen. W ij wenschen bij eene der eerste Orchestuitvoe-
ringen in onze stad die Ouverture nogmaals le uiogen hooren.
fantastiesche y Irissche levendige Loreley van Duponty wien
we bij zijne leiding (hoe verdienstelijk) steeds twee dezer eigen-
schappen in icts mindcre mate mogten toewenschen, werden liks en
met vulir uitgevoerd. Ilet is eene Compositie die men iedere maal
met meer genoegen hoort. Voor wij tot de Solisten overgaan, rest
ons nog dene aanmerking, namelijk. de slechtc stemming van den
jsten Clarinettist, dienietlegenstaande zijne soms zoo fraaije voor-
dragt, vooral in de Symphonie, daar hij voorldurend te hong was,
eene zeer nadeelige uitwerking op het geheel maakte. Wij wen
schen bij zdd groote bekwaamhedendaaraan geevenredigde zorg en
iiaauwkeurigheid bij hem op te merken.
Van de Solisten vroeg de Heer Lubeckdie eerst optrad in de
eerste plaats de a »ndachlen hij genoot die natuurlijk algeraeen en
in dezelfde onverdcelde en hooge mate als vroeger.
Welk een aan volmaaktheid grenzend spel!
Wij wenschen sprekende over zijne uitnetnende uitvoering van
het bevallige concert-fragment van Moscheles of over de onverge-
lijkclijke virtuositeit in al de overige stukken door hem ten toon
gespreid niet weder in afge.^letene phrasen en herhalingen tc ver-
valleninaar voistaau met de bctuiging, dat zijn spel ons nog
nooit z66 stout, z66 wegslepend voorkwam als nu. De uit ongesteld-
heid voortvloeijende koortsachtige opgewondenheid en overspanning,
die wij niet zonder bezorgdheid bij den Ileer Lubeck hebben gade-
geslagen, deelde zich later aan zijn spel mede, en dit mag wel de
oorzaak geweest zijn dat het volkslied van Mendelssohnhoe be-
wonderenswaardig overigens, ons echter wat te wild en le gejaagd voor
het karakter werd vertoikt. Het niet minder schoone Fruhlingslied
gaf den spelcr gelegenheid kaimte te herwinnen en werd eenvoudig
en waar w^ergegeven. In de Etudes had zijne stemming echter
weder op zijne werkzaamh'eid de overhand, maar juist door den
koortsachtigen aandrift en gloed die hem bezielde en die zich nu
onbedwongen in zijn spel uiltewerd eene uitvoering geboren, waarbij,
geniaal als zij was, verbazing genot en vrees zich underling bij ons
mengdenmaar die bij den speler ook volslagen afgemalheid ten
gevolge had en de ontnogelijkheid om op de algemeene terugroeping
meer dan korte wederverschijning te doen volgen. Wij hopen den
Heer Lubeck spoedig volkomen hersteld weder te zien en te hooren.
Na al het gezegde over den Heer Coenen en zijn spel zou men
het overbodig kunnen achten telkens ook daarointrent in bijzonder-
heden te treden. Wij zullen ons ditma'nl dan ook hoofdzakelijk be-
palen bij eene opmerking waartoe wij verpligt zijn. Zij belreft
de rigting die hij in het openbaar als kunslenaar dezen avond
weder heeft gevolgd eene rigting die wij als verre beneden zijne
waarde en waardigheid beschouwen en die wij alleen aan een bij
hem bestaand on juist denkbeeld ten Qpzigte van ons publiek
toeschrijven. Hij heelt ons ditmaal niet ee'ne enkele eenigzins de-
gelijke compositie doen hooren. Zijn concert en fantaisie be-
hooren beide lot zijne latere voortbrengselen en zijn geheel der
virtuositeit gewijd. Vinden wij in laatstgenoemdedoor de invlechting
der opera-thema's, hoe onbeduidend, althans eenige beteekenis, het
concert (dat en om zijnen vorm en om zijnen inhoud een' weidschen
titel draagl) brengt alleen moeijelijkheden, opeengestapelde moeije-
lijkheden die, wel is waar (bij eene daarover volkomen zegevie-
rende virtuositeit), ten hoogste verbazen, maar die niet tot het hart
sprekenniet treffen. De heer Coeneny wij hebben hem als vriend
dit reeds onder het oog gebragt, vergelijke ons publiek niet met
het onbeschaafdste uit andere werelddeelen en late zich evenmin
door dwaze loftrompetters mislciden. Kunstenaars als hij (wij
zeggen dit uit overtuiging, gegrond op eene langdurige en naauw-
keurige kennis aan hem), kunstenaars als hij, behooren boven het
publiek te staan en niet de slaaf daarvan te zijn, ook al deden bij -
omstandigheden het legended wenschelijk schijnen en indien de
viool de koning der instrumenten is (en menigmaal vroeger hebben
wij zulks onder zijn spel erkend), dan vernedere men den vorst niet
tot eene zijner geringste onderdanen of lot namaak: eene flageolet,
ot eene lier, of een vogel, ot wat ook. Zulke aardigheden zijn op
hunnen tijd aardig; voor een theater-publiek kan het er nog mede
doormaarFrans Coenen en Eruditio Musical
wij verwachten dan zoo veel! Wij hopen weldra onvoorwaardelijk te
kunnen prijzen en van meer dan een succes d'esti/ne te kunnen ge-
wagen, dat ook aan zijrie terugroeping bij het slot nu wel eenig
aandeel zal gehad hebben.
Wij kunnen en nioeten om de ruimte over de gebefkoosde Zangeres
kort zijn. Dat kunnen wij met te zeggen, dat zij weder den diepsten
indruk maakte, ook door de uitstekende voordragt en zang in Mozart's
eenvoudig schoon aria, dat zonder zulke verdienslen op een Concert
alien indruk zou gemist hebben, zeer schoon zong zij hetookophel
1 ooneel weinig gehoorde .\ria uit. Lucia. De bij het Orchest be-
hoorende harpbpgeleiding op de Pianoforte, a prima vista, gespeeld
(doordien de Heer Lubeck die niet meer op zich kon nemen) ver-
hoogde nu het eliect niet. De uitwerking der allerliefste Liederen,
door den Componist op de Piano begeleiden vvaarin door dezen
de naive liedertoon regt geiukkig gelroifed is, werd door de geniale
voordragt der Zangeres verdubbeld. Ilet eenige waarvoor wij Mej.
Johannsen meenen le inoeien waarschuwen, is het enkele malen on-
juist en dan meest te hoog intoneren, wat wij nu en dan in haren
zang opmerkten. J3ij zulk een talent tracht men zoo gaarne naar
volmaaktheid.
En nu zeggen wij der Directie dank voor de vele bewijzen van
ijver en goeden wil eri wcrkzaamheid in het zestal Concerlen weder
betoond en roepen wij Eruditio Musica alweder van harte toe: tot
wederziens.
Aan het slot onzer beschouwingen van deze Concerten genaderd
achten wij het hier de plaats om aan een treurigen pligt maar tevens
ware behoelte te voldoen, door in eenige eenvoudige regelen hulde te
bewijzen aan de nagedachtenis van een dilettant, die, ons onlangs on-
verwacht ontvallen, als minnaar, hevorderaar en beoefenaar der kunst,
daarop ruime aanspraak heeft. Had hij van kunstmin en bevorde-
ring in verschillende hetrekkingen gedurende vele jaren krachtige
blijken gegeven en was hij altijd even zedig minzaam en ijverig daarin
werkzaam, geen minderen lof oogstte hij teregt als kunslbeoefenaar
gedurende zijri leven in, daar waar zijn zeldzaam talent zoo menig
maal eene bijzondere en altijd gewaardeerde opluistering schonk aan
een schoon geheel. Ook Eruditio-Musica had hem vaak, en nog
onlangs, daarvoor te dankenen nu in de doffe toonen van
Spohr's lijkmuziek was het als of de naklank van het onder zijne
hand nog onlangs trillcnde speeltuig ons de woorden van Pfeifferls
gedicht als van zelf op hem moeien doen toepassen:
Heilge Tone, euer Frieden
Folgt dem MUden noch hinab
Wenn er, von der Welt geschieden
Einsam niedersank in 's Grab.
2/ Februarj 851S.
7jie Amsterd. Handelsblad zde editie1y februarij 1851
in wells bespotteljk uitgebreid artikel de geboorteplaats van
FranS Coenen (toevallig volstrekt niet vermeld staat.
HolEandscBie Mtiziek.
Binnen eenige dagen zal bij den Uitgever JF. C. de Vletter alhier
weder een nieuw belangrijk muziekwerk het lichtzien, namelijk het
klavier-uittreksel en de zangsteinmen van de 22ste Psalm voor solo's,
koor en orchest (met Duitschen en Hollandschen tekst), gecomponeerd
en opgedragen aan den Koning, door onzen beroemden stadgenoot F. Ii.
Coenen. liet lie! hebbers-concert Crescendo zal binnen kort dit
werk op eene zijner uitvoeringen ten gehoore brengen, nadat het onder
leiding van den Componist zal zijn beoefend. Strekt het ons tot een
bijzonder genoegen de hoop te mogen voeden dat de muziekale wereld,
door de uitgave in druk hiervan, weder met een belangrijk werk zal
verrijkt worden, wij meenen bij deze gelegenheid een aangenamen pligt
te moeten vcrvullen door er op te wijzenhoe de oorspronkelijke
Nederlandsche degelijke composilien in den laatslen tijd op eene ver-
blijdende wijze vermeerderenen hoe daardoor de hoop ontstaat, dat
onze Volkstaal zich ook spoedig tot de taal van den zang in Holland zal
vcrheflen, dank zij de krachtige pogingen, vooral onzer voorname Hol-
landsche Coinponisten en Dichters. Doch zijn wij daarvoor aan deze
grooleiijks dank verschuldigd wij mogen daarbij een vak niet voorbij-
zien, dal, hoezeer nederiger van aard en wcrkzaamheid, en zonder veel
opziente baren, op den bloei der kunst niet te min veel omvattenden en uit-
gestrektcn invloed uitoefent, een vak waaraan Kunstenaars en Publiek
eveuzeer verpligting hebben, ja zonder betwelk gecn leven en dus geen
vooruitgang in de Kunst mogelijk is. Wij bedoelen dat der*Uit£evers«
Wie zal het ontkennenwaar Schrijvers of Componisten uitgevers mis-
sen, die voor een gedeelte of geheel de onzekere kans van voor- of nadeel,
aan iedere uilgaaf verbonden, op zich willen nemen, daar zal
Schrijver of Toondichter tot wcrkzaamheid van geest en pen ook
alle aanmoediging onlbreken en hoe zullen de voortbrengselen van
hunne scheppingskrachl voor het algeineen te genieten zijn? Wel
dra zou de harp aan de wilgen hangen. In Holland evenwel zijn
Uitgevers die toonen een goeden wil te bezittcn, dien wil lot werk-
zaamheid te willen brengen en, wat meer zegtwier werkzaamheid
van oordeelsrnaak en volksgeest (nationalileit) getuigt. Men ga
slechts de fondslijslen der Uitgevers Theune en Co. en Roothaan te
Amsterdam, IF. C. de Vletter te Rotterdam en iFeigand en Beuster
te 's Gravenhage na, om zich daarvan te overtuigen. Ieder weet hoe nog
voor eenigen tijd nu niet meer? een muziekstuk met Hollandsche
woorden als een hors d'oeuvre werd uitgekreten en ter zijde gelegd;
en hebben nu in de eerste plaats Componisten aanspraak op a-h-
ting en dankbaarheid, die, met de kracht hunner innige overtuiging
en van hunne rijke begaafdheden het onderslaan wilden tegen dien
algemeenen sterken stroom des vooroordeels en der dwaling op te
roeijen, niet minder verdienen de Uitgevers lof, die er stoffelijke be-
langen voor op het spel zettenen wier werkzame ondernerningsgeest
om tot het groote en schoone doel te geraken onmisbaar was. Met die
voortdurende zamenwerking van Componisten, Dichters en Uitgevers
voorspellen wij echter eenmaal eene schoone overwinning op dwaling en
modegeest. Eendragt maakt magt. Componisten mogen slechts keurig
zijn op de keuze vooral van hunne teksten. Men weet toch divaas-
heden of flaauwheden, in een Fransch, Duitsch of ander vreemd
gewaadgedoschtslikt men als vergulde pillenzonder tc bemerken
of te willen erkennen dat het pillen zijn (die intusschen bij een gezond
gestel spoedig walging veroorzaken) maar HolJandsch moet al heel
mooi diepzinnig of verheven wezen eer men er zich aan waagt!!!
Men zou er zich voor schamen men zou uitgelagchen worden, en
zingt intossc^ren- mei begersterung en <j. JiOiUa—tw7X~ tie ~Speise-
zettelof das ABC van Zollner ot een zoetaappig Duitsch lied
vol Sehnsuc/it maar zonder een aasje geest of bon sensof een
hoogdravend air van Qonconeof andere ellendige namaak en
nietsbeduidend prulwerk. Hollandsche kunstminnaars en kumlbc-
oefenaars! eilieve, kijkt eens even op den omslag van de bij den
Heer de Vletter onlangs uitgegevene Kindertoonen van Verhulst
daarop vindt ge een 2.5tal werken Hollandsche zangwerken van allerlei
aard vermeld. Kent gij ze wel, of zijn ze der moeite niet waard ge-
kend te worden? wij hebben Onder die reeks Composilien zoo
menig eenvoudig, leerrijk. grootsch, bevallig, verheflend, opwekkend,
stichtend, e'e'n- of meerstemmig lied gevonden dal meer, oneindig
meer waarde heeftdan die fraai getitelde flaauwigheid, met die senli-
menteele mooije plaat op den omslag, die daar op uwe Piano ligt! Zie,
de kunst heeft wel geen Vaderland maar ons Vaderland heeft toch
wel eene kunst! Bewijs toch onpartijdigheid en biilijkheidbewijs
toch het bezit van waren srnaak, gevoel en beschaving, want zijt ge waar-
lijk beschaafd dan kunt ge zoo veel vreemden klinkklank en nonsense
niet voor het eigene degelijke, gopde en uitstekende verkiezen, al deeldet
ge ook geen aasje in den geest die uitgedrukt is in het lied dal toevallig
in den bundel Kindertoonen voor ons ligt opgeslagen en waaruit we
hier en daar een regel ligten en afschrijven
Ja er zijn wel vele landcn,
Waarvan men in boeken leest
Maar wat land men ook moog roemen
'k IIou van Nederland het meest.
Land van kunst en wetenschappen,
Waar men deugd en godsdienst mint,
'k Zing van u zoo graag een iiedje,
Schoon nog maar een teeder kind.
'k Zal altoos voor Neerland bidden
b God geef 't Vaderland uw heil."
'k Heb voor Norland alles over,
Ja des noods mijn leven veil.
Gij lacht, Mejufvrouw! gij vindt zoo iets te kinderachtig. No,
wij geven u dit Kinderlied ook niet als de type van de Holland
sche liederen. Onder die bundels zijn er honderde nommers voor
groote menschen volkomen geschikt en zoo edel van vorm al§ van
inhoud. Maar och indien het mogelijk is, zing zelfs zoo iets eens
met uiv hart mede; weet wat gij zingt, zoo als gij het wist toen
ge straks met zekere opgewondenheid Jeanne Hachette hrbl uit-
gegild. Zing het nu eens biddend en met diep gevoel: God!
geef 't Vaderland uw heil!" en indien ge dan nog lacht, of
indien ge niet een traan hebt weggepinkt of bedwongen toen Vrugt
u onlangs Mijn Vaderland zoo roerend voorzongdan klopt
er geen HolJandsch hart in uwe borslzoo als in die van
18 Februar j 1851S.
Moogdiiitsclic I4cfl»k.
Vooral met het oog op het groot aantal onzer stadgenooten die
in Duitschland hunne bakermat vonden en zich nuhet zij tijdelijk
of wel als genaturaliseerdenhier gevestigd hebben zonder het nood-
wendig vreemd Laaleigen genoegzaam meesler te zijn; even zoo indach-
lig de vele honderde iandverhuizers uit alle oorden van Duitschland
aan welke onze stad tot eene pleisterplaats dienten tevens denkende
aan het taalkundig nut dat zich de Nederduitsche beoefenaar der
Hoogduitsche spraakkunst verschaffen kan, achten wij het een ver-
blijdend leeken des tijds te mogen heeteneene Hoogduitsche Kerk
ook thans in de Maasstad gevestigd te zien. De Kleine Schotsche
Kerk is daartoe, even beleefd als Christelijk lieidevoldoor eene
zuster-gemeenle aangewezen.
Niet minder verblijdend achten wij het levers, voor ons te hebben
mogen opmerken dat de waardige man, wiens dure roeping het is
daar ter plaalse zedelijk op le bouwen slechts en naluurlijker-
wijae in landtaal verschilt van elk geordende, omnaar vrije
overtuiging, de W3arheid in liefde te verkondigen. Niet zonder grnnd
meenen wij dan ook de hoop te mogen voeden, dat onze aanzienlijke
stad al mede hierdoor, bij uiterlijken bloei en vooruitgang onder
Hoogeren zegen in zedelijke waardij zal winnen. G.
ISottcrdiimsclie SchaEiwburg.
Gaarne hadden wij Mninuu nog eens van den lleer Peters gezien,
maar men is niet altijd in de gelegenheid dat te aanschouwen,
waarnaar men verlangt. Van de opvoering van Menschenhaat en
lierouiv kunnen wij dan ook alleen zeggen, dat wij Mevrouw van
Ollefen en den Heer Peters hoorden lerugroepen, de uitvoering had
dus goed vohiaan.
Ilet Na5tukje, Mejufvrouw Pangeville^ had beter vertaald kun
nen worden. Wuorden als: spoorwagenschoolopziener, maligheids-
gerontschap enz. zijn, bij vuorbeeld, hinderlijke anachronismen, in eene
Vaudeville die in de vorige eeuw speelt,
Mejulvrouw S. Sablairolles was ziglbaar vermoeid en niet bij stem,
en toch speelde zij met vuur en leven. Mademoiselle Danger ill,;
hebben wij van Dejazet niet gezien, maar onmogelijk is het als
Tschinla meer bevalligheid ten toon te spreiden of op zoeter toon
te spreken, dan Mejulvrouw Sablairolles deed. Zij was on
wederstaanbaar. Als Jacquot raden wij haar aan, haar neusje met
rust te laten. Krijgshaftig en overmoedig was haar optreden als
Markiezin de Nesle. Zij dronk en vocht en zong dat het een lust
wasen blee!' bij dat alles schalksch en gracieus. Patouillet was
van den Heer P. van der Grijp zoo zoo. Smijt de Heer Deems
zijne kinderen altijd zoo? dat ongclukkige ehargeren! Mejulvrouw
J. Cruys zag er allerliefst uit, van haar spel hopen wij dit ook
weldra te zeggen. De schuldigekan den lleer Morin niet
genoeg danken voor zijne geeslige improvisatiendie hem den tijd
gaven zijn verzuim te herslellen. Mejufvrouw 6". Sablairolles werd
teruggeroepen.
Zoo ooit iemand, bij hare lienefiet-Voorsleilingdoor eene voile
zaal verdient begroet te worden, dan is het Mevrouw Valoiseene
Kunslenares die bij onvermoeiden ijver een bescheiden maar waar-
achtig talent bezit. Haar en den lleer Peters in Richard Moor
te uewonderen, is het genoegen dat alle vrienden van ons Tooneel aan-
staanden Maandag wacht. Mevrouw Valois nog eens in de Huwbara
Dochter te zien optreden is eene aangename verrassing. De na'i've
Camille zal de pathe'tiquc Clarence de overwinning helpcn ver-
zekercn.
20 Februarij 1851.
D.
Te Rotterdam, bij AKREJMiEKG AJN REIJf.