tijd? Dit nil zou hier uit het oog zijn verloren; van
daar dat de spreker alsnog eene wijziging aanraadt te
dien effecte.dat de wetten meer in overeenstemming
worden gebragt met den straks door hem herinnerden
geest en strekkiirg der gewijzigde Grondwet op dit punt.
De Minister van Oorlog antwoordt den eersten spre
ker, dat, wanneer de bevordering geheel en al naar
rang en ancienneteit zou moeten plaats hebbenhet
leger alsdan in een toestand van onverschilligheid en
slaperigheid zou kunnen gerakenen er geen prikkel
meer zou overblijven, ora zich toe te leggen op de
wetenschappen en kundigheden waardoor men in het mili-
taire vak kan uitmunten. Eene benoeraing alzoo van i
bij ancienneteit en bij keuze acht hij allezins heilzaam
voor de dienst en tevens in het belang der officieren.
Hij zal van dat beginsel dan ook in geenen deele kun
nen afwijkenen zich moeten verzetten tegen het door
den heer van Ameronger. voor te dragen amendement.
De tweede spreker heeft meer bepaald doen uitkomen,
dat de opperbevelhebber in tijd van oorlog meer magt
moet hebben, daar dit anders belemmerend, ja gevaarlijk
zou kunnen zijn voor de goede volvoering der operatien
tegen den vijand. Maar de spreker heeft zich daarin
blijkbaar vergist; wat hij uiteen zette faalt in de toe-
passing, want als een oflicier zich in oorlogstijd of voor
den vijand dadeti veroorloven zou die gevaarlijk voor
het leger ot deszelfs operatien mogten kunnen zijn, dan
wordt hij onmiddellijk voor den krijgsraad gebragt, die
alsdan zijn onmiddellijke regter is; dan komt geen advies
van een raad van onderzoek te pas, want deze is alleen
ingesteld bij art. 28 voor de gewone gevallen van wan-
gedrag, nalatigheid, of wat meer ook,inart.27 omschreven.
De heer Taets van Amerongen verduidelijkt zijne
meening. Hij had niets tegen de verhouding van be
vordering bij ancienniteit en J bij keuze, maar wel tegen
de wijze hoe die benoemingen bij keuze kunnen ge-
schieden. Heerscht daarbij willekeur, dan kan de geheele
bedoeling van de bevordering naar ancienneteit verijdeld
worden door die der keuze.
De Minister ontvouwt nogmaals het heilzame der be-
paling. Een officier, wil hij niet alle energie en ambitie
verliezen en wil men de discipline handhavenmoet
niet in de omstandigheid geplaatst worden, dat hij niets
meer te vvachten heeft van zijn chef of van de Regering.
De voorwetenschap van niet eerder dan op een bepaalden
tijdmaar in alien geval zeker op dien bepaalden tijd,
in rang op te volgen, doet alle ontwikkeling van geest-
vermogens, alien btiitengewonen ijver om meerdere en
uitstekende geschiktheid te erlangen insluimeren, en dat
zou zeer nadeelig werken op den geest en de waardij
van het leger.
De heer van Goltstein meent ook, dat zijne bezwaren
niet voldoende opgelost zijn. Ilij heeft niet zoo zeer
bedoeld bepaalde gevaarlijke handelingen voor den vijand,
maar in het algemeen onbehoorlijke gedragingen in
oorlogstijd. Dat bezwaar wordt door het beroep op
den gewonen militairen strafregter niet uit den weg
geruimdterwijl ook de andere bedenking niet is weg-
genomen, waarom bij dit ontwerp is afgeweken van de
bestaande reglementen ten aanzien van de verhouding der
bevorderingen bij keuze en die bij ancienneteit.
De Minister herhaalt dat de bevelhebber in oorlogstijd
in geenen deele gebonden is voor wat betreft de be-
straffing van ongeoorloofde daden der officieren. Zijn
het handelingen die eenen slechten invloed op het leger
kunnen uitoefenen, de gewone krijgswet is daar om met
den meesten spoed doelmatige straffen toepasselijk te
doeiyzijn; zijn het gewone borispelijke handelingen,
dan is er die groote haast niet mede; eene commissie
van onderzoek heeft dan geen bezwaar, terwijl van de
andere zijdede positie van den officier gewaarborgd wordt.
Overigens merkt Z. Exc. op, dat over de aanvulling
van der officieren bij keuze inderdaad klagten zijn
gerezen; dat veel beter aan het doel zal beantwoorden,
schoon ook daarvan misschien voor geen gebruik zal
worden gemaakt, want niet altijd zal men bij een op de
6 officieren er stellig altijd den aantreffen die boven de
anderen in zoodanige mate uitmuntdat hij anderen
eensklaps in rang zal kunnen voorbij streven. Die ge-
vallen bestaan wel de gelegenheid om dezelve aan te
wakkeren moet zeer zeker open blijven, maar dan is
het ook genoeg, en is f bij keuze ook te veel.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten en
daarna een aanvang gemaakt met de overweging der
artikelen waarmede men tot art. 27 is gevorderd. Onder-
scheiden amendementen op sommige artikelen voorge-
steld worden door de voorsteliers toegelicht en door
den Minister van Oorlog besproken of bestreden geen
daarvan wordt aangenomen. De behandeling van art. 27
zal morgen worden voortgezet; daarbij zijn langdurige
discussien gevoerd over het al of niet huwen'der officieren;
de heer Storm van 's Gravesande acht het wenschelijk dat
geen officier trouwdeals hij in het gevaar is en zijn
leven blootstelt dan is het niet dan natuurlijk dat hij
aan zijn gezin denkthetgeen invloed op zijn moed kon
uitoefenen; komt daar nil nog armoede bij, dan is het
zaak het trouwen zoo veel mogelijk te beperken. Zulks
wordt door den heer Sloet tot Oldhuis bestreden wiens
gevoel het schoktdat het alleen aan rijke officieren
vergund is te trouwen.
De President stele voor, en de Kamer besluit de be
raadslagingen over het ontwerp van wet, houdende het
regt van vereeniging en vergaderingaan de orde te
stellen op aanstaanden vrijdagdes morgens ten 11 ure.
De zitting is daarna gescheiden tot morgen.
Pvoviucinlc Statcn van Ztiidliolland.
Zitting van dingsdag 8 julij.
In deze zitting heeft de Voorzitter kennis gegeven,
dat sedert de laatste vergadering door de Commissie van
Rapporteurs is benoemd tot haren voorzitter de heer
Thooft en tot rapporteur de heer de Rouville.
Bi; Gedeputeerde Staten zijn ontvangen de verslagen
van de Commissien, in wier handen ten fine van onder
zoek zijn gesteld de volgende voorstellen, als: i°, de
begrooting der enkel provinciale en huishoudelijke in-
komsten en uitgaven over 1852; 20, de begrooting der
kosten van het provinciaal bestuur, voor zoo veel het
Rijksbestuur is, voor 1852; 30, het verleenen van een
subsidie tot daarstelling van een grindweg van Ouddorp
naar Middelharnis, en 40, het verleenen van een subsidie
tot onderhoud en herstel der Lingewerken.
Aan de orde is de beraadslaging over de volgende
voorstellen
I. De begrooting der kosten van het provinciaal
bestuur, voor zoo veel het Rijksbestuur is.
De Commissie, in wier handen dat voorstel is gesteld,
heeft geoordeeld, dat het, wat zamenstelling en inrig-
ting betreft, geheel in overeenstemming is met artikel
105 der provinciale wet, zoodat zij in het algemeen
tegen deze begrooting geene aanmerking had te maken.
Alleen op sommige artikelen heeft zij eenige bedenkin-
gen voor te dragen. Zoo is op artikel 1 onder letter
B uitgetrokken een post van 12,000 voor jaarwedde
en presentiegelden van zes leden van Gedeputeerde
Staten. Door den Minister van Binnenlandsche Zaken
was nogtans voorgestHd die jaarwedde op f 1500 voor
elk lid van Gedeputeerde Staten te stellen, zoo als dan
ook bij Koninklijk besluit bepaald is. Gedeputeerde
Staten hadden getracht het mill juiste van des Ministers
opmerkingen ten deze aan te toonen en hadden voor-
gesteld der Regering te nopen om, met intrekking van
voornoemd besluit, op het vroeger uitgetrokken bedrag
van f 2000 voor een lid van Gedeputeerde Staten terug
te komen, wegens de belangrijke en veelvuldige werk-
zaamhedenaan die gewigtige betrekking verbonden.
De Commissie was het met die meening geheel eens, en
oordeelde insgelijks, dat zelfs het bedrag van f 2000 ter
naauwernood in evenredigheid is met de uirgebreide
werkzaamheden en de waardigheid dier betrekking. Zij
zou dan ook gaarne instemmen tot het indienen van
een vertoog aan het hooger bestuur in dien geest en
stelde inmiddels de goedkeuring van den voorgedragen
post voor, in afwachting eener gunstige beschikking.
Een lid der commissie meende nogtans, dat de vergade
ring, bij het eenmaal bestaan van een Koninklijk besluit
dienaangaande niet bevoegd was, eene hoogeresom voor
den onderwerpelijken post vast te stellen.
Dezelfde aanmerking gold ten aanzien der postenonder
C uitgetrokken de jaarwedde van den griffier der Staten
ten bedrage van/3500, in wed r wil dat bij Koninklijk
besluit daarvoor 300O Was bepaald. Op grond derzelfde
overweging als nopens letter B, kan de Commissie zich
vereenigen met het voorgedragene en stelt daarvan de
aanneming voor. Nadat de Commissie nog omtrent
andere posten eenige korte beschouwingen had voorge
dragen, heeft zij ten slotte van haar verslag geadviseerd
om het ontwerp der begrooting, zoo als het in hare
handen is gesteld, te bekrachtigen en voorts dat van de
zij de der Vergadering een vertoog aan het hooger bestuur
worde ingediend tot intrekking der besluiten betrekkelijk
de jaarwedden van Gedeputeerde Staten en van den griffier,
inmiddels de thans voorgestelde vermeerdering toe te
staan en eindelijk, in overeenstemming met art. 44. van
het reglement van orde, eene commissie van vijf leden
te benoemen om een ontwerp van adres aan den Koning
op te stellen en zoo spoedig mogelijk ter tafel te brengen.
De heer Mock, lid der commissie die de minderheid
uitmaakte, heeft zijne zienswijze toegelicht. Ofschoon
geheel instemmende omtrent de billijkheid en het regt-
matige, om een hooger bedrag uit te trekken voor de
zoo belangrijke betrekking van Gedeputeerde Staten
blijft hij van gevoelendat de Vergadering niet bevoegd
is af te wijken van het bepaalde bij 'een Koninklijk be
sluitdat^over het geheele Rijk is genomen volgensart.
61 der Grondwet. Art. 105 der provinciale wet is ten
deze formeel; het gewaagt van jaarwedden, zoo als die
overeenkomstig de Grondwet door den Koning worden
goedgekeurd. Dezelfde bedenking rnaakt hij met opzigt
tot den griffier. Hij is overigens volgaame bereid mede
te werken tot een adres aan den Koning ten einde de
intrekking der besproken besluiten te kunnen erlangen.
Nadat nog eenige andere leden hierover het woord had
den gevoerd is met 61 stemmen tegen 1 (die van den
heer Hoogendijk) beslistdat er termeu bestaan om in den
dikwerf gemelden zin eemadresaan den Koning aan te
bieden.
Vervolgens wordt door de Vergadering met 42 tegen 20
stemmen beslist, dat de post van 12,000 op deze be
grooting zal blijven uitgetrokken voor jaarwedden van
Gedeputeerde Staten (hebbende de tegenstemmers zich
verklaard voor een bedrag van 9000)terwijl zich vijf
ledendie tot het collegie van Gedeputeerde Staten be-
hoorettaan de stemming onthouden.
Gelijke besluiten vvorden genomen ten aanzien van de
som van 3500 als jaarwedde van den griffier.
Ten gevolge dier besluiten worden de heeren H. C.
Huyser, Mock en mr. A. van IVeel Jz. benoemd tot leden
der commissiebelast met het ontwerpen van een adres
aan den Koning.
De overige artikelen hebben tot geene bedenking aan-
leiding gegeven, met uitzondering van letter B van art. 2,
reis- en verblijfkosten van de Provinciale Statenwaar-
voor uitgetrokken is een bedrag van f 7<x>0. De heer
de Rouville heeft namelijk het verlangen eener afdeeling
kenbaar gemaakten die bij de Commissie van Rappor
teurs was overgebragt, om ten behoeve van die leden,
welke na afloop der gewone vergadering met werkzaam
heden zouden belast blijven, een hooger bedrag voor
reis- en verblijfkosten op te nemen. Nadat echter de
Voorzitter had opgemerkt, dat het thans opgenomen
bedrag op de wet berustte, en nog eenige weinige woor-
denwisseling deswege had plaats gehadis dit punt
zonder Verder gevolg gebleven.
Ten slotte zijn zoowel dit artikel als de overige goed
gekeurd en is bepaald, dat dit ontwerp der begrooting,
zoo als het is vastgesteld aan den Koning ter bekrach-
tiging zal worden gezonden, nadat het adres, hiermede
in verband, zal zijn vastgesteld.
n. Het voorstel van Gedeputeerde Staten om uit de
provinciale fondsen een snbsidie te verstrekken van
19,000, tot daarstelling van een grindweg van Ouddorp
naar Middelharnis. De Commissie, met het onderzoek
daarvan belast, heeft tot de aanneming geconcludeerd en
den aanleg van den bedoelden weg ten zeerste aanbevolen
in het belang van handel zeevaart en nijverheid, en
van de bevordering der gemeenschap tusschen debetrok-
ken gemeenten. Het voorstel wordt met algemeene
(66) stemmen aangenomen.
III. Het voorstel van Gedeputeerde Staten om een
subsidie van 19,000 uit de provinciale fondsen te ver
leenen voor het voortdttrend onderhoud en herstel der
Lingewerken. De Commissie heeft zich na een naauw-
gezet onderzoek, op wetenschappelijke proeven gegrond,
en na velerlei correspondentie, van de doelmatigheid en
nuttigheid van het voorstel overtuigd en zij is, met het
oog op den gunstigen stand van het werk en de betere
vooruitzigten nopens de vastheid en stevigheid gedurende
een zeer geruimen tijd zonder verder aanzienlijke uit
gaven te vereischen tot de slotsom gekomen dat het
gevraagde subsidie zal behooren te worden verleend.
Het voorstel wordt met algemeene (66) stemmen aange
nomen.
Ten slotte is, op voorstel van den heer Mock, besloten,
dat eene commissie zal worden benoemd om aan den Koning
namens de Vergadering hare hulde en eerbied aan te bieden
op de audientie van woensdag. Daartoe worden aan-
gewezen de heeren MockVlielander, C. Thooft, met
den Voorzitter en den Griffier.
Daarna is de Vergadering gesloten tot aanstaanden
donderdag.
's GRAYEJTHAGE den 9 junij.
Naar men verneemt zal de groote revue die gisteren
door Z. M. den Koning in de Maliebaan alhier, en wel
over de bezetting der hofstad zou zijn gehoudenin-
dien gunstig weder dit had veroorloofd, nu plaats hebben
op aanstaanden saturdag, indien het weder alsdan "misti"'
zal zijn.
Inderesidentieis aangekomen en aan het HiitelFuhri af-
gestapt de vrijheer von Marschall, komende van Carlsruhe.
Staten-ideneraal.
tweede kamer. Zitting van woensdag 9 julij.
In deze zitting zijn de discussien voortgezet over het
ontwerp A der wetten, regeiende de bevordering, het
ontslag en de pensionering van militaire officieren. Die
discussien zijn gevorderd .van art. 27 tot en met art. 4r,
welke alle, sommige eenigzitis gewijzigd, het zij door
de Regering, of bij wijze van amendement, zijn aange
nomen. Over art. 42 (tot de pensionering betrekkelijk)
zijn de bereids aangevangen discussien verdaagd tot
morgen.
In deze zitting is ook ingekomenbehalve twee
naturalisatie-wetten eene missive van den Minister van
Buitenlandsche Zakenten geleide van een protocol
gewisseld tusschen de Belgische en Nederlandsche Regering'
strekkende om den termijn der ratificatie van de over-
eenkomst tot staking der Maasvaartregten 2 maanden te
verlengen.
ROTTERDAM den 9 julij.
Ter vervulling der vacatureontstaan door het aan
ds. IVeylandpredikant te Amsterdam, verleend
emeritaat, is eergisteren door heeren predikanten en ouder-
lingen aldaar het volgende zestal predikanten gevormd
dd. A. Niermeijerth. dr., te 's Heer Arendskerke;
P. van Harencarspclte Leeuwarden; H. van Voorst, te
Almelo J. IV. Haverkamp Begeman, te Gouda; J. J.
Ptins, th. dr. te Rotterdam en J. F. h. Abresch te
Alkmaar; op het drietal zijn daarna geplaatst: dd. Nier
meijer, van Harencarspel en Abresch.
Maandag avond ten elf ure ontsrond in de Plantaadje-
Middellaan, te Amsterdambrand in een tuinhuisjetot
het afbranden waarvan zich de brand gelukkig bepaalde.
Uit het thans in het licht gegeven zevende verslag
van den toestand en de verrigtingen der Nederlandsche
Vereeniging tot afschafftng van sterken drank, en dat van
den gunstigen staat dezer Vereeniging getuigt, blijkto. a.,
dat de uitgaven ten vorigen jare, tot 31 december 1850,
bedroegen 2584, 82Izijnde 1017. 14 minder dan de
ontvangsten die eene som van/3601. 96* beliepen. Sedert
de laatste algemeene vergadering zijn, behalve de Volks-
vriendgedrtikt en gedeeltelijk verspreid 26,450exemplaren
van verschillende geschriften door de Vereeniging uit-
gegeven. Van junij 1850 tot junij 1851 zijn wederom
35 correspondenten zoo hier te Lande als in Oostindie
en. aan de Kaap de Goede Hoop, toegetreden, en 6
nieuwe afdeelingen opgerigt. Door 102 afdeelingen en
correspondenten zijn verslagen aan het hoofdbestuur
ingezonden. Het getal leden der Vereeniging is thans
6362, zijnde 339 meer dan in het vorige jaar, behalve
131 jonge lieden beneden de 18 jaar, die op afzotiderlijke
lijsten geteekend hebben.
Het aantal vrouwelijke leden bedraagt genoegzaam ddn
zevende van het geheele ledental waarvan opgaveisge-
daan. De verhouding der mannen- tot de vrouwen-leden
is te Rotterdam en Zwolle ongeveer 1/3 -te Haarlem 2/5,
te U trecht ruirn 1/4, te Arnhem, Groningen en Zutphen 1/4,
op sommige andere plaatsen 1/10 en nog minder, en te
Leeuwarden wordt onder 138 leden niet ddne vrottw
aangetroffen. Onder de bijzonderheden in genoemd
verslag voorkomende, verdient vermelding dat het nieuwe
Akademiegebouw_ voltooid is, zonder dat hij het bouwen
een enkele drop jenever mogt worden geschonken.
Het heeft H. M. de Koningin behaagd aan den
heer Goedb/oed, heel- en vroedmeester te Beekbergen,
te vereeren een fraai gouden horlogie als een blijk van
I-Ioogstderzelver erkentelijkheid voor de hulp aan H. M.
bewezen, gedurende Iloogstderzelver jongste ongesteld-
heid.
Den 5 dezer is te Utrecht, in den ouderdom van ruim
51 jaren, overleden de wel ed. geboren heermr./. IV. II.
Bosch, lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
r Het onderstaand adres aan de Synode der Hervormde
kerk in Nederland over de zaak der verwacht wordende
armenwet, in verband tot de onafhankelijkheid der Kerk
en hare diakonien, is eergisteren door den Breeden Kerke-
raad der Nederduitsche Hervormde Gemeente van Utrecht
aan een der leden van de Synode, den heer mr. J. G. J.
baron van Ittersum, toegezonden met verzoek om het
bij de verwachte behandeling dier gewigtige zaak in de
Synode ter tafel te brengen. De Breede Kerkeraad was
genoodzaakt dezen weg in te slaan omdat voor hem
als kerkelijk collegie de tijd verstreken was om zich
regelregt aan de Synode te wenden.
Hoog Eerwaarde Heeren! Het mag, gelooven wij, zonde r
aanmatiging gezegd worden dat de Nederlandsche Her
vormde Kerk met blijdschap de pogingen heeft gade-
geslagen, die door uwe hooge Vergadering ten vorigen
jare tot handhaving van de regten der Kerk op het stuk
der diakonien in het vooruitzigt eener nieuwe armen
wet, bij de Regering des Lands zijn in het werk gesteld.
Ook de Utrechtsche gemeente bekend als zij is bij
ondervinding met de moeijelijkheden waarin eene de
heiligs regten der Kerk op een vrij beheer barer diakonale
belangen te na komende burgeriijke armenwet de diakonale
collegien wikkelt had dubbele reden om zich over de
door de hoogste kerkelijke Vergadering betoonde belang-
stelhng in die aangelegene zaak te vcrblijden.
Bij dezen zoo gewenschten stand van zaken kwam het
velen aanvankelijk minder noodzakelijk voor, datookeen
afzonderlijke Kerkeraad openlijk getuigenis aflegde van
zijne instemming met de door de Synode geuite wenschen
De overtuiging echter, dat een zoodanig blijk van over
eenstemming aan uwe hooge Vergadering niet onwelge-
vallig kon zijnbewoog den Breeden Kerkeraad der
Nederduitsche Hervormde Gemeente alhier dezen brief
tot U Hoog Eerwaarden te rigten.
Wat de Utrechtsche Kerkeraad wenschteiscbt aller-
minst voor uwe Vergadering eenig betoog. De zaak der
diakonien is in de laatste jaren hier te Lande zoo veel-
zijdig besproken dat enkele woorden als tolken van
het verlangde voldoende mogen geacht worden.
Ons verlangen is dat van alien wien de zelfstandiir-
heid en vrijheid der Kerk ter harte gaan.
Geene armenwet, waarbij de diakonale kerkoliike
goederen als goed der armen worden gekwalificeerd en
aan de burgeriijke overheid het oppertoezigt over d*
uitdeeling van dat artnengoed wordt opgedrag?n.