making van den IJssel en van eene betere waterlozing,
zoo dienstig voor de otnliggende polders en gemeenten.
Ofschoon zij nu niet kan instemmen, dat de provincien,
in deze betrokken tot de bijdrage moeten verpligt ge-
rekend worden en dat wel uit hoofde het hier eene
rivier van den Staat geldtis zij echter, uit aanmerkirfg
van het groot belang der zaak, voor wat deze proyincie
betreft, zeer het voorstel toegedaan. Naeene becijferende
opgave van de kosten van het werk en van het aandeel,
van verschillende zijden daarin te dragetiwaaronder
door de provincie Utrecht mede voor io,ooo, stelt zij
de goedkeuring van het voorstel voor, in de hoop, dat
de stad Gouda die daarbij ook groot belang heeft
insgelijks tot de kosten zal bijdragen.
De heer Montijn heeft met bijzonder genoegen verno-
roen dat dn bij de Hooge Regering dn bij de provinciale
autoriteit het voornemen bestaat om in den eliendigen
toestand van den Ilollandschen IJssel eene verbetering
daar te stellen hij betuigt dan ook aan heeren Gedep.
Staten dezer provincie zijnen dank voor de door hen
aanvankelijk aangewende loffelijke pogingen tot die ver
betering. Van nabij met den toestand van die rivier be-
kend en sedert jaren lid der commissie tot het beramen
van middelen tot verbetering van het riviervak, loopende
van de stad Gouda tot boven IJsselstein, gaat hij het
belangrijke van deze thans in eenen nagenoeg onbruik-
baren staat verkeerende rivier van meer nabij na en
doet het belang dat ecu groot deel dezer provincie bij
hare verbetering heeftuitkomen. De Hollandsche IJssel,
ook boven Gouda, voor vier a vijf eeuwen eene rivier van
belangrijke breedteis vooral uit gebrek aan behoorlijk
toezigtdoor aanslibbing en indijking van boven Gouda
afdoor Oudewater, sedert de laatste twee eeuwen, zoo-
danig in vernaauwing en ondiepte toegenomen, dat deze
weldra geheel onbevaarbaar zal zijn. Reeds in de eerste
helft der i7de eeuw klaagden daarover de aan de rivier
liggende steden en hadden er tusschen de inagistraat van
Gouda, Oudewater en anderen, onderhandelingen tot ver
betering van den toestand dier rivier plaats. Die en alie
latere pogingen tot zelfs nog kortelings zijn vruchteloos
gebleven als stuitende altijd op de geldvraag. Intusschen
worden de bezwaren van de rivier van jaar tot jaar meer-
der en nemen de aanwassen en aanslibbingen toe, tot groot
nadeel van landbouwhandel en scheepvaartvooral voor
Zuidholland. 16,000 bunders land moeten hun ove-rtollicr
water, met molens op die rivier uitmalen hetwelk doo*r
de aanslibbing van hare bedding niet zelden onmogelijk
wordt; terwijl de scheepvaart op Gouda, Rotterdam,
Vlaardingen en JVlaassluis en andere plaatsen in Zuid
holland, in het vervoer van eenige millioenen ponden
kaas en de uitrusting voor de haringvloot (om hier maar
alleen van Oudewater te spreken) niet zelden geheel be-
lemmerd wordttot groot nadeel van den handel. De
spreker gewaagt van de vroegere verbeteringsplannen van
1809 en 1841en acht het een gelukkig verschijnsel
dat eindelijk tot eene voor zoo vele duizende inge-
zetenen nuttige verbetering iets zal worden gedaan.
Van de twee door den waterstaat opgemaakte ontwerpen,
heeft een den meesten bijval gevonden, te weten, tot
afsluiting van de rivier een kwart uur boven Gouda (dat
is-ttrSschen die ^tad en Moordrecht). De kosten daarvoor
worden op ongeveer 250,000 begroot. Bij het heffen
van redelijke sluis- en jaagpad-gelden zou die onderneming
ruim hare renten kunnen opbrengen en zou men eene
radicale verbetering tot stand hebben gebragt. Het Rijk
zal alsnu voor een aanmerkelijk gedeelte in het geldelijke
voorzien en wanneer nu ieder der provincien Zuidhdlland
en Utrecht daaraan voor 10,000 contribueren zal het
tekort komende (betrekkelijk van weinig beteekenis) door
de tielanghebbende drie kleine steden, Oudewater, IJssel
stein en Montfoort, en de omliggende polders wel worden
bijgedragen. De spreker durft', wat de plaats zijrier in-
woning betreftwel de verzekering te geven dat zij
niet achterlijk zal blijven daarvoor eene aanzienlijke som
als bijdrage, zoodra men zulks verlangtbeschikbaar te
doen stellen. Hij eindigt met de overtuiging uit te drukken,
dat deze vergadering, door het toestaan van de aange-
vraagde som voor 1852, van hare bezorgdheid en belang-
stelling in den voorspoed dezer provincie ook door
medewerking tot verbetering van de rivier den Ilolland
schen IJsselzal doen blijken.
In omvrage gebragt, is het voorstel met algemeene (69)
stcmraen aangenomen.
Vervolgens is aan de orde de beraadslaging over de
begrooting der enkel provinciale en huishoudelijke in-
komsten en uitgaven voor 1852.
Uit het verslag der commissie van rapporteurs blijkt
hoofdzakelijkdat men, wat de algemeene inrigting be
treft voor het vervolg eene splitsing van gewone en
buitengewone inkomsten en uitgaven wenschelijker achtte
dan eene vereenigde begrooting van een en ander. Wat
de bijzondere posten van uitgaven betreftwaaromtrent
verschillende bedenkingen waren gemaakt, zoo waren het
bepaaldelijk twee namelijk de afdeelingen II en IV van
hoofdstuk II, en betreftende de zee- en rivierwerken
waarvan men over het algemeen zich niet kon vereenigen
met het denkbeeld dat het provinciaal belang dadelijk
afhankelijk was. Men stelde dienvolgens vooreen
commissoriaal onderzoek te doen plaats hebben omtrent
de verpligting die er voor de provincie zou bestaan om
in het onderhoud der bedoelde werken te voorzien.
Nadat voorlezing was geschied van deze verschillende
bedenkingen en van de beantwoording door Gedeputeerde
Staten, is, daar niemand over de algemeene beschouwing
het woord verlangthet allereerst in stemming gebragt
het voorstel tot het commissoriaal onderzoek. Dit
is met algemeene stemmen goedgekeurdzullende de
benoeming daartoe plaats hebben nadat de behandeling
der begrooting zal zijn afgeloopen.
De bijzondere posten van uitgaaf, alsnu in beraad
slaging gebragtgeven tot velerlei opmerkingen aan-
leiding. Onder de voornaamste daarvan behoort in de
eerste plaats die omtrent de reis- en verblijfkosten voor
bijzondere commissien na de zitting der Staten. In eene
afdeeling wiide men daarvoor op deze begrooting een
post uitgetrokken hebben. Dienaangaande heeft de
Voorzitter alsnu opgemerkt, dat voor dat geval reeds
voorzien was en dit opgesloten ligt in de som van
7000, bij de begrooting, voor zoo veel het Rijksbestuur
is, vastgesteld. Verschillende leden dringen nogtans
aan, bij deze begrooting eene afzonderlijke som i"it te
trekken, als geene inbreuk makende op de beschouwingen
des Ministers. Dit had dan ook tot het bovengemelde
voorstel geleid. Nadat al de vorige posten waren
goedgekeurd, is ten slotte met 68 stemmen tegen 1 (die
van den heer Hartevelthet voorstel der leden van de
6de afd. aangenomen en wordt alzoo onder afd. II van
hoofdstuk II een nieuw artikel gebragt, houdende den
post: reis- en verblijfkosten ten behoeve van de leden deri
bijzondere commissienbedoeld bij art. 95 der provinciale
wet, voor een bedrag van 600.
De verdere posten, tot en met afd. I van hoofdstuk VIII,
zijn alle zonder discussie goedgekeurd, behoudens het
vastgestelde commissoriaal onderzoek omtrent de posten
van de afdeelingen II en IV van hoofdstuk II.
Twee posten van afd. II van hoofdstuk VIII geven
echter tot velerlei discussie aanleiding. Zij betreffen:
i.° Eene bijdrage in de kosten der genees-, heel- en
verloskundige school te Rotterdam, waarvoor is uitge
trokken de som van/2500.
De heer Hoffman heeft de bedenkingendie daartegen
in het verslag der commissie van rapporteurs voorko-
men1, bestreden. Hij heeft zoowel uit het besluit van
oprigting en uit den inhoud van het voor het gesticht
vastgesteld reglement als uit de verdeeling der bekostiging
van de school doen uitkomen, dat de provincie het meest
belang bij haar heeft. De stad Rotterdam heeft reeds
sedert hare oprigting jaren lang aanzienlijke kosten aan-
gewend, die niet minder dan 3/4 der benoodigde gelden
uitmaken, terwijl de verhouding der leerlingen van de
provincie tot de stad wel driemaal zoo veel is.
Ook de Voorzitter heeft het groot belang voor de
provincie in de bedoelde instelling aangetoond. Hij wees
op het voorbeeld der provincie GelJerland waar men
deze aangelegenheid sints lang uit de provinciale fondsen
heeft geregelden waar men veel prijs stelt op eene
goede opleiding tot bekwame heel- en verloskundigen.
De heer Vaillant verdedigde insgelijks den voorgedragen
post. Een ander lid achtte het zelfs gevaarlijk nu
reeds dadelijk dien post weg te laten, v66r de wet op
de geneeskunde daaf is. De somdie hier gevorderd
wordt, is bovendien betrekkelijk gering,in vergelijking
van hetgeen door de stad Rotterdam wordt ten koste'
gelegd.
Het artikel is ten slotte goedgekeurd.
2.0 De bijdrage in de kosten van de muziek- en zang-
school te 's Gravenhage, waarvoor is uitgetrokken de
som van f 2000.
Nopens deze bijdrage zijn eenige bezwaren in het
midden gebragt door de heeren Hoynck van Papendrecht
en van IVeelhoofdzakelijk op grond dat deze school als
eene Rijks-instelling moet beschouwd worden. De heeren
van Hoogstraten en Lion hebben met nadruk en klem op
het behoud van het subsidie aangedrongen. Nadat
de Voorzitter nog nader uit het oogpunt van het nut
der edele kunsten en wetenschappen die geene bekrom-
periheid gedoogenmaar ondersteuning behoevenhet
subsidie had ondersteund en daarbij op de provincie
Noordholland had gewezen die steeds eene krachtige
bijdrage had verstrekt ten behoeve van het Amsterdamsch
tooneelis het artikel in stemming gebragt en aangenomen
met 38 tegen 25 stemmen.
lot afd. Ill van hoofdst. VIII genaderd, is, na eenige
woordenwisselingenbeslotenden post van 10,000
voor tegemoetkoming in de verbetering van wegen, tot
algemeene communicatie dienende, te splitsen, op dien
grond, dat daaronder stilzwijgend wasbegrepen eene meer
eigenlijke vernieuwing van wegen, onder het Westland,
voor 3000hetgene men afkeurde, zoodat nu voor de
eerstgenoemde wegen, in het algemeen, is uitgetrokken
7000. Ten gevolge' van verschillende bedenkingen,
vooral ontleend aan de verpligting der gemeentebesturen
om voor een goed onderhoud der wegen te zorgen is
echter die tweede post van 3000 voor de wegen van
het Westland verworpen.
Art. 2, behelzende een> ifut^idie tot instandhouding
van het veer van IJsselmonde, ten bedrage van 300,
's 1 °P grond dat hier sprake is van eene particuliere
onderneming en niet van een provinciaal belang, met 32
tegen 22 stemmen verworpen.
De zitting is tot morgen gescheiden.
's (i KAVERHAGE den II julij.
H. M. de Koningin is gisteren avond ongeveer ten
negen ure in goeden welstnnd van het Loo in deze resi
dence teruggekeerd. Z. K. II. de Prins van Oranje is
op het Loo gebleven.
In de residence is aangekomen en aan het hotel
de I'Europe afgestapt Z. K. H. de Kroonprins van Wur-
temberg. Z. K. H. heeft dadelijk zijne opwachting ge
maakt bij H. M. de Koningin, van waar Z. K. H. zich
naar het groot stedelijk Badhuis te Scheveningen heeft
begeven. I-loogstdezelve zal aldaat gedurende eenigen
tijd verblijven om er de baden te gebruiken.
Den 9 dezer heeft voor het Provinciaal Geregtshof
in Zuidholland, onder het voorzitterschap van.mr .J. A.
Philipse de behandeling plaats gehad van de "zaak van:
i°, E. H. Hamburg, oud 34 jaren, zich ook genoemd
hebbende A. van Praag A. Li. Hamburg A. van den
Berg, Ab. van den Bergh20, H. M. Boers, oud 26 jaren,
zich ook genoemd hebbende C. Ebelhart, J. van den Berg
H. F. H. de Man, M. Jansen en Sloos, laatstelijk zich ook
opgehouden hebbende te Rotterdam, en 3°,./. Uelenberg,
slaapsteehouder te Rotterdam. Deze beschuldigden worden
aangeklaagd in den jare 1850, het zij gezamenlijk, het zij
afzonderlijk verschillende diefstallen buiten Rotterdam
te hebben gepleegd en wel de twee eerste beschuldigden
van diefstal, gepleegd bij nacht, door meer dan ddn per-
soon op een afgesloten erf, door middel van overklimming,
alsmede door middel van uitwendige braak en inklimming,
en de derde beschuldigde van medepligtigheid aan de mis-
daden, door het des bewust helen van het gestolene.
De beide eerste beschuldigden hebben de hun ten laste
gelegde misdaden beleden de derde beschuldigde heeft
de hem ten laste gelegde feiten ontkend, verklarende hij,
dat hij met geweten heeft, dat de voorwerpen, hem ter
hand gesteldvan diefstal afkomstig waren. De heer
advocaat generaal uir. Gefken heeft, wat de beide eerste
beschuldigden betreft de hun ten laste gelegde daden
volgehouden en gerequireerd, daar de beschuldigden reeds
bij verschillende vonnissen waren veroordeeld, voor den
eersten beschuldigde de straf van het zwaaijen met het
zwaard over het hoofd en tuchthuisstraf van 5 tot 20 jaren;
voor den tweeden beschuldigde 5 jaren tuchthuisstraf en
voor den derden beschuldigde eerloosverklaring en 5 jaren
tuchthuisstraf.
De heer mr. Beaujon, die als verdediger voor den rsten
en 2den beschuldigde is opgetreden, heeft, uit hoofde van
volledige bekentenis der beschuldigden, hen aan de goeder-
tierenheid van het Hof aanbevolen. De heer mr. Zilcken
heeft voor den derden beschuldigde getracht aan te toonen,
dat zijne schuld niet voldoende regtens was bewezen en
mitsdien geconcludeerd tot zijne vrijspraak.
Ileden heeft het Geregtshof uitspraak gedaan in deze
zaak. Het Hof heeft, wat de beide eerste beschuldigden
betreft, hen schuldig verklaard aan de hun te laste gelegde
misdaden, doch ten aanzien van den derden beschuldigde
overwogen dat het regtens niet overtuigend was bewezen
dat hij zich zou hebben schuldig gemaakt aan de feiten,
door de twee eerste beschuldigde bedreven. Het Hof
heeft dienvolgens den eersten beschuldigde veroordeeld
tot de straf van het zwaaijen met het zwaard over het
hoofd en tien jaren tuchthuisstraf, en den tweeden beschul
digde tot twee jaren tuchthuisstraf. Het Hof heeft
ten opzigte van dien tweeden beschuldigde gelet op
de laatstelijk tegen hem uitgesproken straffen waardoor
het Hof de bevoegdheid had eene mindere straf op te
leggen. Eindelijk is de derde beschuldigde vrijgesproken
en onmiddellijk op vrije voeten gesteld.
Men verneemt, dat H. M. Boers eerlang wederom voor
het Provinciaal Hof alhier zal teregt staan wegens ge-
pleegden diefstal met meerderen begaan in het arron-
dissement Leyden en daarna nog voor de Regtbank
ter zake van eenvoudigen diefstal.
Staten-fd eneraut
tweede kX mer Zitting van vrijdag n julij.
In deze zitting is kennis gegeven dat de beraadsla-
gingen over het ontwerp betrekkelijk het regt van ver-
eeniging en vergadering uitgesteld zijn tot aanstaandeu
maandag.
In dezelfde zitting heeft de Minister van Finantien
eenige inlichtingen gegeven op het rapport der commissie,
in wier handen was gesteld de rekening van het fonds
voor de nationale nijverheid.
Daarna zijn de discussien voortgezet over ontwerp B,
tot regeling van de pensioenen bij de landmagt. Bijna
geen der nog overgebleven artikelen heeft aanleiding tot
discussie gegeven. Vervolgens wordt de geheele wet B
met algemeene stemmen aangenomen.
Daarop komtz-in discussie wqt C (regeling van de be-
vordering het ontslag en het op pensioen stellen der
officieren van de zeemagt). De Minister stelt, in ver-
band met de amendementen welke in wet A voor de
landmagt zijn gebragt, eenige wijzigingen voor, ten einde
deze bepalingen in overeenstemming te brengen met de
gelijkluidende verordeningen in de wet A. Over ont
werp C zijn geene algemeene beraadslagingen gehouden.
Op deze wet worden onderscheidene amendementen aan
genomen voorgesteld en verdedigd door den heer
Hugenholtz, ondersteund door de heeren Schooneveld en
de Frcmeryherhaaldelijk bestreden door den Minister
en ondoelmatig gekeurd door den heer van Goltstein.
Al die amendementen hebben de strekking om aan de
zeeofficieren meerdere waarborgen te verleenen met be-
trekking tot het onderzoek dat volgens de wet plaats
zal hebben in geval van beschuldigiug van overtredin-
gen waarop het verlies van den officiersrang als straf
is eesteld.
Ten slotte is de geheele geamendeerde wet C aange
nomen met 48 tegen 3 stemmen. Tegen de heeren Groen,
HoffmaTt en van Lynden.
Over wet D (regeling der pensioenen bij de zeemagt)
is bijna geene discussie gevoerd. Ten slotte is de ge
heele wet met algemeene stemmen aangenomen op ddne
na (die van den heer Hugenholtz).
De Vergadering is daarna gescheiden tot morgen.
Pi'OTincinlc Staten van Zuidholland!,
Zitting van vrijdag 11 julij.
In deze zitting zijn de beraadslagingen over de be
grooting der enkel provinciale en huishoudelijke uitgaven
voortgezet en ten einde gebragt. Zij is met de daarin
aangebragte wijzigingen, het zij van wege de Gedeputeerde
Staten of door de Vergadering, goedgekeurd. Die be-
treffende de inkomsten is zonder beraadslaging insgelijks
aangenomen. De alzoo vastgestelde begrocuing van enkel
provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven zal
aan het Department van Binnenlandsche Zaken worden
toegezonden.
Vervolgens heeft de benoeming plaats gehad eener
commissie van vijf leden om ingevolge het gisteren
genomen besluit, een onderzoek in te stellen nopens de
al of niet verpligting der Staten om ten aanzien van
sommige posten van uitgave bijdragen te verstrekken.
Die commissie bestaat uit de heeren de Grevevan
Outeren, IVT. Gevers Deynoot en de Rouville.
Is ingekomen een schriftelijk voorstel van den heer
Lion dat ingevolge de bepalingen van het reglement
van orde als door twee leden ondersteund, een onder-
werp van behandeling mag uitmaken, mits opdenzelfden
dag van aanbieding 'of op een nader te bepalen dag door
ten minste vijf leden ondersteund wordende. Het voor
stel strekt. om voortaan de door de Vergadering vast
gestelde reglementen of verordeningen niet meer, vol
gens den tot nog toe gebruikelijken weg, aan den Minister
van Binnenlandsche Zaken te zenden ten einde door
diens tusschenkomst ze aan de goedkeuring van den
Koning te onderwerpen, maar die toezending onmiddellijk
aan Z M. te doen plaats hebben. De overweging om
trent het voorstel, zoowel als ten aanzien van een ander,
dat betrekking heeft op het ontwerp-reglement nopens
de wegen en voetpadenis aan de orde gesteld op
maandag den 21 dezer.
Daarna is aangevangen de behandeling van het
ontwerp betrekkelijk de verdeeling der provincie in kies-
districten. In overeenstemming met het gevoelen der
meerderheid van de Afdeelingen is, ten aanzien van het
hoofdbeginsel, beslist, dat de Vergadering niet den wensch
aan den Minister zou kenbaar maken omtrent eene alge
meene indeeling in kleinere districtenhetgeen door
sommige Afdeelingen of wel minderheden daarvan ver-
langd was.
Niettemin heeft de Vergadering na veelvuldige dis
cussie tot de afzonderlijke behandeling van de ver
deeling overgaande eene splitsing of vereeniging van
sommige districten wensch el ijk geoordeeld.
Voortzetting der beraadslagingen hierover op maandag
den 21 dezer.
ROTTERDAM den II julij.
Gisteren avond ten zeven ure kwain II. M. de Koningin,
met gevolg, op Hoogstderzelver reis van het Loo naar
's Gravenhageper stoomboot alhier aan, en begaf zich,
op onrvangen uitnoodiging des bestuurs der Ko'ninklijke
Nederlandsche Maatschappij tot aanmoediging van den
tuinbouw, naar de groote zaal der societeit Harmonic,
om de maandag aldaar geopende tentoonstelling van bloe-
men en gewassen te bezigtigen. H. M. werd aldaar door
den heer secretaris dier Maatschappij ontvangendie de
eer had haar, namens den heer IVitte, hortulanus alhier,
eene fraaije bloembouquet aan te bieden. Na, door den
heer Burgemeester dezer stad begeleid de tentoonstelling
in oogenschouw genomen te hebbenzette FI. M. de
reis naar de residentie voort. Bij de bezigtiging der
tentoonstelling werd de heer C. L. van der StraalWz.,
wien, zoo als gemeld is, eene gouden medaille voor de
30 schoonste en mildst bloeijende grootste planten was
toegewezen, de Koningin voorgesteld, die zich minzaam
met dien heer onderhield.