GEIEMTEMAD ROTTERDAM. YAflf f ROTTERDAM den 21 november. De heden alhier gehouden openbare vergadering van den Gemeenteraad werd door 35 leden bijgevvoond daar de heeren Tavenraat en van Ourdt verhinderd vvaren aanwezig te zijn. De zitting werd ten 12 ure des middags door den Voorzitter met het gebruikelijk gebed geopend waarna i!e Secretaris de notulen der vorige vergadering voorlas. Behalve eenige aanmerkingen van ondergeschikt belang, werd door eenige leden opgemerkn dat art. 66, jaar- wedde van den directeur of de commisSarissen van politie, klerken, inspecteurs en verder opzigt, volgens de notulen, slechts met 500 was verminderd, terwijl besloten was daarvan voor bureaukosten van den directeur vaa„palitie„ 800 af te trekken. Uit de daarover gevoerde discussien bleek, dat onder die som van 800 ooic andere uitgaven begrepen waren ten gevolge waarvan besloten werd de som te doen blijven onder voorbeboud van nadere regeling. De notulen werden vervolgens gearresteerd. De Voorzitter deelde mede, dat Burgemeester en Wet- houders in gereedbeid hadden gebragt een berigt nopens het nieuwe Ziekenhuis ten gevolge van de ingekomen adressen nopens die inrigting en het aan Burgemeester en Wethouders gedar.e verzoek otn inlichtingen. Dat berigt was echter van groote uirgebreidheid zoodat de voorlezing een groot gedeelte dezer zitting zou vorderen, weshalve hij voorstelde dat ter visie te leggen waartoe besloten werd. Daarop las de Voorzitter het vroeger ingekomen adres voor van de heeren van Gend en Lous, ondernemers der diligence-dienst tusschen Amsterdam en Antwerpen, die verzoeken een vast accoord aan te gaan voor het over- voeren hunner goederen enz. aan het Katendrechtsche- veer, gedurende de maanden december 1851 en januarijen februarij 1852; vroeger hebben zij/750 voor vier maanden betaald en thans verzoeken zij dat het accoord ten minste de som van 400 niet zal te boven gaan, waarbij zij het oog vesrigen op het belang hunner dienst 00k voor den handel dezer stad. De Voorzitter deelde mede, dat de commissie voor het Katendrechtscheveer van oordeel was op grond van hetgene vroegpr door de directie van gezegde diligence-ondememing was betaald, dat zij nu voor de gezegde drie maanden 6co moest betalen en dat anders geen accoord moest worden aangegaanmaar volgens het tarief moest worden betaald met deze be- paling echter dat bij ijsgang nooit meer dan/3 per boot door de directie zou verschuldigd zijn. Langdurige woordenwisselingen hadden hierover plaats. De heeren Burger en Qbrcen vonden 600 te veel waarop de Voorzitter in het midden bragt, dat de maanden, waarvoor het accoord gevraagd is, juist die zijn in welke men doorgaans het meest met ijsgang te maken heeft. De heer Burger sloeg daarop voor in eens af/goovoor de drie maanden te laten betalen welk voorstel door de heeren Tromp, Bichon van IJsselmonde en J. Mees werd ondersteund, 00k met het oog op de belangen van den handel. De heer Thooft was van een tegenovergesteld gevoelen 00k omdat de gezegde diligence-ondernemers alleen des winters van het veer gebruik maken en des zomers stoombooten bezigen. De heer Joost van Follenhoven was gelijk gevoelen toegedaan, doch meer op grond, dat de diligence-ondernemers des winters meer geld voor den vervoer laten betalen. Dc heer van Rijckevorsel was van oordeel dat geen abonnement moest worden aangegaan, doch liever eene liberate uitleggitig aan het tarief ge- geven, en zulks omdat de onderneming van groot belang is voor den handel en hij aan den anderen kant in een accoord een privilegie ziet. Deheer Hoynck van Papendrecht was in het gegeven geval voor een abonnement omdat het adres zijn oorsprong heeft in het gebrekkige van het tarief, dat, zijns inziens, herzien zou moeten worden. Nadat de Voorzitter, in antwoord op eene vraag van den heer van Rijckevorselnog gezegd haddat het Katendrechtscheveer een veer der gemeente is, ging men tot stemming over. Met 28 tegen 7 stemmen werd be- paald een abonnement met de heeren van Gend en Loos aan te gaan en daarna met 26 tegen 9 stemmen dat zulks ten bedrage van/500 zou geschieden; mogten de diligence- ondernemers hiermede geen genoegen nemendan zouden zij zich aan het tarief moeten onderwerpen. De Voorzitter deelde nu mededat een brief was ontvangen van den Commissaris des Konings in deze provincie, tot informatie dat Z. M. de wijzigingen had goedgekeurd in het reglement voor eene genees- en heel- kundige school te Rotterdam, welke wijzigingen daarop door den Burgemeester werden voorgelezen waarna werd berigt, mede volgens de informatie van genoemden Com missaris des Konings, dat dr. J. B. Molewater door den Minister van Binnenlandsche Zaken tot lector dier school was benoemd. Werd besloten deze stukken ter visie te leggen voor de leden en daaraan een afschrift van het vroegere reglement toe te voegen. Van de heeren E. L. Jacobson en C. G. Schutze van Iiouten was eene missive ontvangenwaarbij zij eene allergelukkigst uirgevallen marmeren buste van den dichter Tollensdoor den heer Strackee vervaardigd aan de stad Rotterdam afstaanmet verzoek die in eene der zalen van het museum Boymans te plaatsen. Met dankzegging aan de gevers werd dienovereen- komstig besloten. Ook was ontvangen een adres van J. Roversdie verzocht in de eene of andere betrekking geplaatst te worden. Nog waren ingekomen drie stukken nopens de straat- verlichtingte weten: i°, van den heer Saucrbier, die verzoekt dat de Wafellaan worde verliclit en teverts teruggave verlangt van door hem betaalde gelden voor verlichting; 20, van bewoners dey Baandie de ver- plaatsing verzoeken van eenige gaz-lantarens en de op- ruiming van eenige vuilnisbakken in de Baan en 30, van bewoners van het Vasteland die ook om eene betere verlichting verzoeken. Door den Voorzitter werd voor- geslagen deze stukken wat de verlichting en de vuilnis bakken betreft te stellen in handen der commissie van beheer, en wat de teruggave van gelden aanbelangt in handen der commissie van finantien. De heer van Rijckevorsel sloeg voor terstond een besluit te nemen nopens de verzoeken tot meerdere ver lichting. De heer Dunlop bragt daarop de slechte be- strating van de Baan onder de aandacht der commissie van beheer. De Voorzitter en de heer Thooft gaven hierop eenige inlichtingen, waaruit bleek dat die be- strating zal worden voortgezet zoodra denoodige keijen daarvoor aanwezig zullen zijnterwijl de Voorzitter zich tegen het voorstel van den heer van Rijckevorsel verklaarde daar hij van oordeel was dat de zaak toch wel eerst onderzocht. r.;ogt worden. Nu werd oyereen- komstig het voorstel van den heer Voorzitter bcslotertr- Door den Voorzitter werd herinnerd, dat vroeger van stadswege aan het garnizoen fournitures, bestaande in tnatrassen, dekens enz. werden verstrekr. Aangezien zulks thans had opgehouden was men in correspon dence getreden met het armbestuur, opdat dit deze fournitures voor bedeeling zou gebruiken dien ten ge volge had van beide zijden eene taxatie plaats gehad, doch deze liepen zoo zeer uiteen, dat nu best geoor- deeld werd het nog aanwezige in het openbaar te ver- koopen, waartoe de Vergadering hare bewilliging ver- leende. De Voorzitter deelde verder mede, dat de verpachting der schouwen aan het Oude en Nieuwe Iloofd met het einde dozes jaars zal eindigenwerd besloten zulks even als vroeger weder in het openbaar te verpachten. Met van wege de commissie van administratie over het nieuwe Ziekenhuis ingekomen dubbeltal ter vervulling der vacature ontstaan dpor het aftreden van een der leden was door Burgemeester en Wethouders aangevuld met de heeren L. V. van Rossetn en L. van Kuetsveld. Op het ingekomen dubbeltal waren geplaatst de heeren H. P. van Ede van der Pals en C. Moll. Werd besloten in de volgende vergadering tot eene benoeming over te gaan. De benoeming van eenen adsistent-heelmeester in het nieuwe ziekenhuis werd tot eene volgende vergadering nitgesteld. Aan de orde was nu de verdere behandeling der be- grooting van de stad Rotterdam voor het jaar 1852, en wel in de eerste plaats V, Plaatselijke Schuld, bevat- tende de artt. 95—98. Bij de behandeling van art. 95 vroeg de heer Milders of onder de uitgetrokken som reeds begrepen was het pensioen voor den schoenmaker van hetArmhuis. Zulks werd door den Voorzitter ontkennend beantwoord waarop bepaald werd dezen man 300 pensioen toe te staan ten gevolge waarvan het art. met deze som ver- hoogd en tot een bedrag van 8218 voor pensioenen goedgekeurd werd. Art. 96, intressen van de gevestigde schuld, werd zonder discussie, ter somma van 595. 50 goedgekeurd. Omtretx art. 97, intressen van bijzondere geldleenin- gen had de commissie voorgesteld met de crediteuren in overleg te treden ten einde deze posten van de be grooting te doen verdwijnen. De heer J. van der Hoop Jac. Zn. vroeg of de aard der posten wel toeliet dus te handelen, daar hij van onlosbare renten had gclezen. De Voorzitter meende, dat later eene geschikte gelcgen- heid zou komen om de zaak te regelen. Nog andere leden voerden het woord waarna op voorstel van den heer Gevers Deynootbesloten werd het punt in handen te stellen van de commissie van finantien ten einde deswege een volgend jaar beter ingelicht te zijn, en nu het art. tot een bedrag van 731 goed te keuren. Art. 98, intressen van 100,cco aan de spaarbank. De meerderheid der commissie van rapporteurs was van oor deel geweest deze som af te lossen. De heer R. A. Mees voerde hierover in het breede het woord; hij wilde dezen post behouden zientrad daarbij in beschouwin- gen over de zoo hoogst nuttige inrigting der spaarbank en over hare geschiedeniswaarbij hij aanwees dat deze leening van 100,000 haren oorsprong had in de ge- beurtenissen van 1830, toen de Staatspapieren zoo plotseling daalden, waardoor de spaarbank in verlegenheid geraakte, doch door de stad werd geholpen. Ook de heer J.b Mees wilde den post behouden zien en was van oordeel dat de spaarbank wel aanspraak had op eenige ondersteuing van de stad. De heer Ledebocr was van een ander gevoelen, hoofdzakelijk met het oog- merk om vereenvoudiging te brengen in de finantiele aangelegenheden der stad terwijl hij niet inzag dat de aflossing ten nadeele der spaarbank zou verstrekker. mogt eene gebeurtenis als in 1830 plaats grijpen dan zou de stad wel weder ter hulp komen. De heeren Tromp, van Rijckevorselde Critter en Hoynck van Papendrecht voerden achtereenvolgens nog het woord en wilden den post doen vervallen. Ook de heeren Dunlop en Obreen voerden het woord doch in tegenovergestelden zin. De heer/. van der Hoop Jac. Zn. wilde het kapitaal terug- geven, doch eerst met het einde van het jaar 1852. De heer Dunlop achtte het gevaarlijk zoo lang vooruit te bepalen. De heer Gevers Deynoot sloeg voor den post te behouden en het bestuur der spaarbank daarna te hooren waarin hij door den heer J. van Vullenhoven werd ondersteund. De heer Lnhnis wilde de som dadelijk aflossen en het daardoor ontstaande renteverlies aan de spaarbank vergoeden. De Burgemeester verklaarde ten slotte den post te willen behouden, daar veel geld noodig zoude zijn voor groote te ondernemen werkeft en men dan welligt zou moeten leenen. Nadat nu beslist was dat de leden van het bestuur der spaarbank zoo zij zulks verkozendeel aan dd stemming konden nemen werd met 26 tegen 9 stemmen besloten, art. 98, ter somma van/4000, op de begrooting te behouden; de heeren R. A. Mees en Gevers Deynoot hadden verzocht buiten stemming te blijven. Ten 3 ure werd de zitting tot des avonds ten 6 ure opgeheven. In de ten zes ure aangevangen avondzitting werden de beraadslagingen over de Plaatselijke begrooting voort gezet, en wel eerst over VI, Onvoorziene uitgaven. Art. 99100. De heer Fcder wilde eene werk- en bewaarplaats voor vuurwerken en het buskruid zien daargesteld, uit hoofdd van het groote gevaar dat er bestaatdoordien de ver- koopers van buskruid om bij onverwachte orders voor vertrekkende schepen, aan de vraag te Itunnen voldoen doorgaans veel meer buskruid voorhanden hebben dan de wet h'un toestaat. De Burgemeester antwoordde, dat zulks hier op dezen post niet kon gebragt worden, en tot toelichting zeide hij, dat het buskruid nabij Delft "bBwaard en van daar naar de hier liggende schepen ge bragt wordt. De heer Feder hernam hoe niet zelden veel buskruid te gelijk, ook uit Amsterdam, herwaarts vervoerd wordt. De Burgemeester herinnerde hoe vroeger het bestaan eener buskruidplaats nabij Rotterdam voor eene groote som is afgekocht en zeide hoe in de stad geen buskruid verwerkt wordt. Hij zou den heer Fcder verzoeken een nader voorstel nopens deze zaak te doen. De heer van Rijckevorsel ondersteunde den heer Feder, omdat hij bij informatie wist, dat het gevaar veelgrooter is dan bc-kend is, uit hoofde bijnaalle buskruid-winkeliers smokkelen en buskruid bij vrienden knechts enz. ber- gen waartoe zij zich floor de bestaande bepalingen gc- noodzaakt rekenen. Heeren hoofdlieden der brandwder willen, zeide hij verder, ook maatregelen beraamd hebben, in eene geheel afgezonderde plaats voor het buskruid bestaande. Bij herhaling zeide de Voorzitter niet tegen de zaak te zijn maar dat de vraag bij dit artikel niet te pas kwam en eene wijziging in de bestaande wet daartoe noodig is. Hij achtte den man die geweten heeft dat zoo vele ponden buskruid heimelijk verborgen zijn geweest en van wien de heer van Rijckevorsel gewag had gfiinaakt geen waar burger te zijn, omdat hij zulks niet aan de bevoegde autorireiten had bekend gemaakt. Dien persoon, hervatte de heer van Rijckevorselwas de zaak eerst later ter kennis gekomen. Nadat de heer Burger aan de orde der werkzaamheden herinnerd had werden Artt. 99—ico goedgekeurd, te zamen tot een bedrag van 25,000. De Vergadering ging nu over tot de behandeling Van Hoofdstuk II der Eerste Afdeeling: gewonc plaatselijke inkomsten. Ten opzigte van den omslag voor het onder- houd van lantarens enz. zou de heer J.b Mees liever 4 per cent behouden hebben dan dit op 3 per cent ge bragt te zien maar niet instemmen met een gedeelte der commissie van rapporteurs, welke dit meerdere gebragt wilde hebben ten voordeele der meerdere lig- en losplaatsen van schepen; daar hij liever de eetwaren outlast, vooral de belasting op de varkens verminderd wilde zien. De Voorzitter zeide hieropdat Burgemeester en Wethouders de belasting weder op 3 per cent gebragt hadden om dat de gewone uitgaven door de middelen gedekt konden geacht worden maar de loop der discussien heeft hen van denkbeell doen veranderen naardien meerdere gelden voor verlichting als anderzins noodig zullen zijn, wes halve het goed zou wezen 4 per cent voor lainarens enz. op de begrooting te brengen, zonder de stellige bepaling der bestemming van die gelden. De heer .van der Hoop Jac. Z11. wenschte de heeren Mees en Hoffman te onder- stcunen maar heeft bezwaar tegen de benaming, die hij veranderd wenschte te zien in: gemeente-belasting volgens de huurwaarde op den kadastraleh aanslag. Nadat de Voorzitter zich hiertegen had verklaard is besloten den omslag op 4 per cent, in plaats van 3 per cent, te brengen, en Art. 14 met die wijziging aangenomen terwijl Artt. 10—13, additionele cents op 's Lands mid delen, zonder discussie, werden goedgekeurd. De heer van der Pot maakte eenige aanmerking tegen de havengelden voor stoombooten, daar de berekening voor zeilschepen gemaakt is. Hij verlangde herzienin" van het havenreglement en gunstige bepalingen voor de stoombooten, welke zulk een gunstigen invloed op den handel en tot vermindering van het pauperisme uitoefe- nen door de betaling van zoo veel arbeidsloon. De Voorzitter herinnerde hierop, dat alle ordonnantiep herzien zullen worden, en wederlegde den heer van der Pol eenigermate door op te merken dat de stoombooten vvanneer zij zoo veel meer varen mogen dan 90k wel meer dan de zeilschepen zullen verdienen. De heer Schadee wees hierbij ook op de aanstaande herziening van her haven-reglement. Na de wederlegging door den het van der Pot van eenige der gedane beweringen waarbt hij vooral zeide dat de stoombooten njet zoo veel ver dienen als beweerd wasen nadat de Voorzitter gezegc had dat later gelegenheid zou zijn daarop terug te komen. werden Artt. 15—23, plaatselijke middelen, goedgekeurd. Bij de behandeling van art. 25, verhuring van huizen en andere gebouwen, zeide de Voorzitter, dat het magazijn van fournitures kon worden verkocht, en stelde voor, de commissie van finantien uit te noodigen een rapport in het volgend jaar uit te brengen nopens eenige huizen welke verkocht zouden .kunnen worden. Op de vraag van den heer J. van der Hoop Jac. Zn.,'of de woningen bij de Beurs niet verkocht zouden kunnen worden, ant woordde de Voorzitter dat dit dan tevens behandel'd lean worden. De heer R. A. Mees opperde de vraag, of de potten- schepen aan de Iloutbrug niet weggeruimd zouden kunnen worden waartegen de heer van Rijckevorsel zich ver-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamse Courant | 1851 | | pagina 3