liopens de gevraagde opgaven aan de Commissarissen des Kcmings, om statistieke bijzonderheden bij de omliggende burgemeesters te vragen en waarbij zelfs sommige burge- meesters zouden zijn voorbijgegaanis den Minister ten eenen male onbekend dat dit van Gouvernements wege zou zijn uitgegaan. De veeartsenijschool is ook ter sprake gebragt. Wat is er gedaan tot wering der longziekte; vvat is er gedaan oindeempirici te weren en de uitoefening der veeartsenij- kundige praktijk? Wat het eerste betreft, de wetsvoor- dragt is sedert lang bij den Raad van State; nog v66r -Kersmis ban die wet bij deze Kamer inkomen. Wat het tweede aangaaterisgeene wet om die empiricite weren; maar gesteld zij ware er, was men dan geholpen? geens- zins. Men moet hen nog eenigen tijd laten in het be- lang van het platte land waar zich niet altoos veeartsen bevinden.; later, als dat getal is toegenomen zal men de empirici daardoor weren door hen aan examina te onderwerpen. Maar de Regering moest zich de zaak der longziekte in het groot aantrekken. Er zalzoo als gezegd isspoedig eene politiewet aangeboden worden, maar in alien geval bevat de wet op de onteigening daaromtrent reeds voorzieningen. Met betrekking tot het onderwijs is niet gehandeld in den geest des sprekers. Maar die spreker heeft' zijne gedachten daaromtrent niet ontwikkeld; doet bij dat, de Minister z;tl zich gaarne door overtuiging laten leiden als hij overtuigd is dat de zijne voor den geest des sprekers zal moeten onder- doen. De voordragt omtrent de landbouwschool is zoek geraakt. Waaruit leidt de spreker dat af? De stand der zaak is deze: de Regering heeft nog niet geantwoord op het verslag, omdat zij daartoe den tijd nog niet heeft gehad dat is alles. De Regering zal antwoorden en de discussie afwachten. Er wordt te weinig subsidie aan bibliotheken gege- ven.Maar is dan het hooge cijfer een kenraerk van hetgeen te dien aanzien gedaan of niet gedaan is? Er zijn geen inspecteurs voor de seholen meer. De Minister gelooft niet dat deze vele resultaten binnen een jaar zouden hebben kunnen leveren en hij is hierin met beleid en beradenheid te werk gegaan. Over het Instituut, waarvan ook de hebr van Bam gewaagd heeft, zal nog wel meer gesproken worden. De Minister zal zijn antwoord bewaren tot dat de overige sprekers daaromtrent zullen uitgesproken hebben. Misschien zal zijn antwoord de gronden van aanval in gronden van loftuiting veranderen. De Aljademie van Delft wordt bedreigd in haar be- staan. De beslissing ten deze kan nog niet genomen worden, maar dat daarom het onderwijs minder goed zou zijn, daarvan is den Minister geen enkel spoor be- kend. De premien voor de visscherij waren verminderd; wederom een bewijs van achteruitgang bij den Minister tot bevordering en ondersteuning van nijverheid. Dat verwijt hangt geheel zamen met een verschil dattusschen dien spreker en den Minister bestaat. De spreker is een voorstander van bescherming de Minister nieten dat verklaart geheel de verscheidenheid van maatregelen. De Minister wil vrije, zelfstandige krachts-ontwikkeling gelijkheid van regten geen monopoiie, geen privilegie, en hij geeft den spreker de verzekering dat hij in dat steisel voort zal gaan door afschaffing van bescherming zoo niet op eenmaaldan langzamerhandgelijk in deze zaak ook het geval is. Een laatste verwijt aan den Minister door den heer Gevers gerigt, hij mag wel zeggen een vuurpijl door dien spreker ten slotte afgestoken, was het gezegde omtrent de Londensche tentoonstelling. Daar was niets voor gedaan. Dat is onjuist. Er is dezerzijds gezorgd voor eene commissie; die is in het bezit van gelden gesteld; werklieden en werkbazen zijn onder behoorlijk geleide daarheen gezondenwaaraan zich particulieren hebben aangesloten. Maar de spreker had verlangd dat de Mi nister van Binnenlandsche Zaken had te weeg moeten brengen dat onze nijverheid niet een hoekje maar eene ruime plaats had ingenomen. Die eisch is eene ontno- gelijkheid. Meent die spreker dan, dat, als er al eenige artikelen van onze nijverheid meer waren geweest, het beeld onzer industrie zich grooter en grootscher hadde vertoond? Als wij niet met hooge eer op de tentoon stelling te Londen waren vertegen woordigddan ligt dit vooreerst daarindat onze roeping voor fabriekmatige nijverheid of beter gezegd, voor eigenlijke kunstvlijt, niet zoo groot schijnt als van andere Landen maar ten tweede, en vooral.dat wij inderdaad daarin bij andere Landen ten achteren zijn in kunst en energie. Of dat nu door de betnoeijingen der Regering kan worden verholpen is zeer betwijfelbaar; veel meer waarschijnlijk komt het den Minister voor, dat de Natie zelve oplettend moet zijn op de voortschreden van het buitenland. De Minister meent hiermede de voornaamste algemeene bedenkingen van den heer Gevers beantwoord te hebben. De spreker uit Amsterdam (de heer van Hallheeft ge zegd niet te willen treden in staatkundige politiek. Als die spreker dat bedoelde in den zin dien de heer Groen daaraan gewoonlijk hecht, dan is hij hem daarvoor zeer dankbaar want die wil inderdaad een politieke cursus openen en het is meer dan te betwijfelen of daarvoor hier de plaats zij. De heer Groen heeft zich beklaagd dat men hem telkens tegenwerpt dat het nu de geschikte tijd niet is voor dergelijke polemiek bij elke gelegen- hcid voerde men hem dat nu te gemoet. Maar de Mi nister moet toch zeggen, dat als men zich herinnert wat in de laatste jaren door den heer Groen is ge sproken en gedrukt en men voegt dat zamen in uren en bladzijden, of het dan niet blijkt dat hem dat nu telkens is vergund. Den Minister is althans geen redenaar bekend zoo rijk zoo vrijgevig in politieke discussien als de heer Groen. Maar er is ook een eind van rede- kaveling; het Gouvernement moet wenschen dat er ge handeld, besloten wordt, en dat besluit van de Kamer is de handeling. Nog meer genoegen heeft de Minister gesmaakt in het geen de heer van Hall verder heeft gezegd, want het was voor hem de bevestiging van een woord, voor twee jaren reeds door den Minister gesproken. Over de wet op het onderwijs heeft de heer van Dajn gesproken gelijk mede over het Instituut. Hij wenscht aangaande het eerste eenige transitoire bepalingen. Over een en ander zal de Minister spreken als dat onderwerp door meerderen ter juiste plaatse zal zijn behandeld. Een enkel woord echter over sommige opmerkingen. In Gelderland wordt de wet van 1806 niet nageleefd en de spreker zeide dit met het oog op de bijzondere sc'nolen. Even als vroeger moet de Minister verzoeken dat men hem de gevallen aanduide en hij zal onderzoek en regt doen. Maar als de spreker de strengste naleving der wet wil in de tegenwoordige omstandigheden dan verschilt de Minister met hem van zienswijze. Hij gelooft niet dat het nu de tijd is om eene zeer strenge naleving dier wet met al de verordeningen daarop gebaseerd te ver- langen. Nu ontstaat nog eene woordenwisseling aan welke de heeren van Hall, Gevers van EsidegessLen de Minister van Binnenlandsche Zaken deel nemen waarna de alge- meene beraadslagingen gesloten en de artt. t—4 eerste Afdeeling (kosten van het Departement) zonder discussie aangenotnen worden, alsmede artt. 5 15 tweede Af deeling (kosten van het bestuur der provincien). Over art. 16 (kosten van het Pro vinciaal. bestuur van Zuidholland) ontstaat eene vrij latigdurige discussie. De heer van Zuylen oppert het detrkbeeld, en daarover liep vervolgens het geschil, om de bezoldiging of de toelage van Gedeputeerde Staten van Zuid- en Noordholiand (art. 16 j.° 22) weder op gelijke lijn te brengen met die der overige provincien. Voor die beide provincien is 2000, voor de overige slechts 1500 uitgetrokken. Hij zou, bij gentis aan voldoende inlichtinghet ar- tikel afstemmen. De Minister hoopt niet dat aan die bedreiging gevolg worde gegeven vvaarom? omdat de spreker het immers in zijne magt heeft een amende- ment voor te stellen. De heer van Hoevell gaat daartoe overenstelt bij amendement de vermindering van Noord- en Zuidholland en dus de gelijke bezoldiging voor alle provincien voor. De commissie van rapporteurs maakt zwarigheid die wijzigitig over te nemen op grond, gelijk later door den heer Godefroilid dier commissie, werd verklaard dat de Regeting bij het uittrekken der verhooging voor Noord- en Zuidholland (blijkens de toelichting) is afgegaan op het oordeel van hendie geacht moeten worden met de gesteldheid en behoeften der provincien bekend te zijn. Het amendement, in discussie gekomen, wordt aangeprezenbehalve door den voorsteller, door de heeren de Man en Jongstra, terwijl het op verschillende maar meerendeels op gelijke gronden (duurdere Ievenswijze en grooten omvang van werkzaamheden) wordt bestreden door de heeren van Hasseltvan Hall, Lotsy, van Dam, GodefroiDirks, Mackay en Poortman. De heeren van Hucvell en van Zuylen hebben met de voorstanders tan het amendement die gronden bestreden verklarende de heer van Zuylen echter tegen het amendement te zullen stemmenvan wege den twijfel bij hem nog bestaande, of de Kamer het regt heeft bij amendement vermindering in bezoldi gitigen te brengen, zoodat hij, wordt het amendement niet aangenomentegen het betrokken wetsartikel zal stemmen. Nadat de Minister nog verklaard had, dat de ware reden der verhooging niet was duurdere Ievenswijze of meerdere omvang van werk maar de geopenbaarde vreesdat men in sommige provincien geene geschikte personeu voor die betrekking zou kunnen vinden, eene verklaring die den heer van Hall voorkwain, wat de beide eerste gedeelten betrof, meer v66r dan tegen het amendement gerigt te zijn, werd bij stemming het amen dement verworpen met 40 tegen 26 stemmen en daarna het art. 16 aangenomen met 41 tegen 25 stemmen. De Vergadering is daarna gescheiden tot morgen ochtend ten 11 ure. Proviaaciale Staten van Znidhollatid. Avondzitting van woensdag 26 november. In deze zitting heeft de Voorzitter kennis gegeven dat een voorstel is ingekomen van drie leden strek- kende tot herziening van art. 73 van het bereids ge- arresteerde reglement op den Overwaard. Na eenige discus sie over de competentie of incompetentie van dit voorstel, is besloten het tegen den volgenden dag aan de orde te stellen. Daarna zijn de beraadslagingen over de gewijzigde redactie van sommige artikelen van het reglement van Schieland hervat waarmede men tot art. 172 is ge- vorderd welk artikel bepaalt in welker voege zal wor den gehandeld wanneer de bevelen der algemeene ver gadering niet zullen worden uirgevoerd. Na langdurige discussien deswege is het, voorstel der commissie met 21 tegen 19 stemmen aangenomen, doch aangezien dit getal onvoldoende is om een wettig besluit te nemen, is de vergadering daarop tot den volgenden ochtend verdaagd. Zitting van donderdag den 27 november. In deze zitting is beraadslaagd over het gisteren in gekomen voorstel van drie leden tot herziening van art. 73 van het bereids gearresteerde reglement op den Over waard, en strekkende om de traktementen van de heem- raden, den secretaris-penningmeester en den bode te ver- minderen. Het voorstel is ten slotte met 46 tegen 9 stemmen verworpen. Vervolgens is voortgezet en ten einde gebragt de be- handeling der gewijzigde redactie van sommige artikelen van het reglement voor het hoogheemraadschap van Schie land. Het gisteren aangenomen voorstel der commissie nopens art. 172 is heden wederom verworpen met 32 tegen 23 stemmen. Daarna heeft de commissie voor de verzoekschriften verslag uitgebragt op eenige adressen. Een van het gemeentebestuur van 's Gravesande verzoekende eene subsidie van /4500 uit de provinciate kas tot verbetering van den weg van 's Gravesande over Monster naar Maassluis wordt andermaal in handen gesteld van Ge deputeerde Staten ten einde door deze zoo spoedig mogelijk omtrent deze zaak eene nadere voordragt worde gedaan. Een adres van twee ingezetenen van Gorinchem, liefhebbers van de jagt de beslissing der vergadering inroepende over eene volgens hen te ver afgepaalde eenden- kooi door den in het adres vermelden persoon wordt aan Gedeputeerde Staten verzonden ten einde daarom trent naar bevind van zaken te handelen. Op voorstel der commissie in wier handen het stuk was gesteld wordt het ontwerp eener provinciale ver- ordening omtrent het uitslaan van water op den boezem van Amstelland, aan Gedeputeerde Staten teruggezonden, om naar omstandigheden deswege te beschikken. Om trent de missive van Gedeputeerde Staten betrekkelijk den te stellen borgtogt door rekenpligtige provinciale ambtenaren wordt besloten: i°, den provincialen borg togt niet te bepalen ten aanzien van den arrondis- sements-betaalmeester in deze provincie; 2°, ten aanzien van den havenmeester te Goedereede insgelijks dien borg togt te doen vervallenen 30, omtrent den sluiswachter te Asperen wel een borgtogt te bepalen doch voor de kosten van het opmaken der notariele acte van borg- stelling ten deze Gedeputeerde Staten te magtigen het bedrag daarvoor te vinden uit den post van onvoorziene uitgaven op de begrooting van 1851. Het verzoek van het bestuur der droogmaking van de gecombineerde Huiszitten- en Meeslouwepolders onder Stompwijk, om eene subsidie van io;ooo uit de provinciale kas, wordt van de hand gewezen. Wordt besloten tot het aan- houden der vaststelling eener provinciale verordening om de besturen der waterschappen te verpligten tot de uit- voering van noodzakelijk geoordeelde werken. —.Nopens het rapport van Gedeputeerde Staten, omtrent het door hen verrigtte ter zake van de verdediging der zeewe- ringen voor het Noord- en Nieuwland, wordt besloten, deze zaak niet in behandeling te nemen, maar de gevol- ge-n daarvan ter verantwoording te laten van hen, die daarbij betrokken zijn, namelijk het hoogheemraadschap van Delfland. Van den Minister van Binnenlandsche Zaken was inge komen eene missive waatbij te kennen werd gegeven dat het reglement op de wegen en voetpaden moet ge acht worden niet voor goedkeuring vatbaar te zijn, met opgave van de noodig geachr wordende wijzigingen. Na eenige discussie wordt besloten,, de behandeling der nota van wijzigingen aan te houden tot eene volgende Zitting. Het getal leden verder onvoldoende zijnde om een besluit te nemen sluit de Voorzitter de vergadering in naam des Konings. 's GRAYENHAGE den 28 november. Bij besluit van den 26 dezer heeft Z. M. goedgevonden den heer D. Vis blokhuyzenwiens diensttijd als mede- dtrecteur van wege den handel bij het algemeen Rijks- entrepot te Rotterdam met den 31 december dezes jaars eindigt, voor die betrekking op nieuw te benoemen. In de zitting van de Tweede Kamer der Staten- Generaal van-heden is men met de behandeling van het Vde Hoofdstuk der Staatsbegrooting gevorderd tot art. 91. De liedertafel Caecilia heeft eergisteren avond eene serenade gegeven aan den heer S. L. Vervecr. ROTTERDAM den 28 november. Morgen, saturdag den 29 dezer, des namiddags ten een ure, zal de Gemeenteraad alhier weder eene openbare ver gadering houden. De volgende onderwerpen zullen al- daar ter tafel worden gebragt: mededeeling van ingekomen stukken; benoeming van leden voor de commissie van administratie voor het nieuwe ziekenhuis; verordening, vaststellende den rooster van aftreding der leden en loting ter aanwijzing dier aftreding; behandeling van het reglement van orde voor de vergadering van burgemeester en wethouders. Bij de opening der stembiljetten, eergisteren alhier ingeleverd bij de herstemming ter verkiezing van een lid der Provinciale Staten van Zuidholland voor het iste hoofdkiesdistrict dezer stad blee'k het dat de heer mr. C. D. Reels verkozen was met 141 stemmen, terwijl de heer mr. IV. S. van Reesema 131 stemmen had bekomen. Er waren 275 biljetten ingeleverd, waarbij 3 van onwaarde. Gisteren avond werd alhier, in de zaal van het Departement der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen eene talrijke vergadering van gaz-verbruikers gehouden. De heer notaris Cazaux, die met den heer Peter Borrie, burgerlijk ingenieur alhier, deze vergadering belegd had, voerde daarin het woord. Hij wees op het feitelijk monopoiie der gaz-verlichtinghetwelk eene buiten- landsche maatschappij de Imperial Continental Gaz- Association hier sedert vele jaren bezeten had. Hij vroeg hoe zij daarvan gebruik had gemaaktof zij haar gaz tot matigen prijs had geleverd'; of het dien graad van zuiverheid bezat dien men, bij de vorderingen dezer industrie, mogt verlangen; of zij de benoodigde huisselijke en winkel-inrigtingen en toestellen tot billijken prijs had verschaft Op al die vragen meende hij dat een ontkennend antwoord moest worden gegeven. Was dit inderdaad het geval dan scheen het hoog tijd de Rotterdamsche gaz-verbruikers van het bedoelde mono poiie door buitenlanders uitgeoefend te ontheffen. Hij maakte vervolgens den heer Borrie nader aan de vergadering bekend. De loffelijke getuigenissen en andere blijken van verkregene bekwaamheid en ondervin- ding door dien heer aan den spreker overgelegd had- den hem niet doen aarzelen om op aanzoek van den heer Borrie, zijne pogingen met die van dezen ingenieur te vereenigen, ten einde Rotterdam in het bezit te stellen van eene eigene gaz-fabriek. De heer Cazaux achtte zich voorts verpligt, in eenige bijzonderheden te treden, tot afwending eener mogelijke verdenking, als of hij en de heer Borrie hier, op onedele wijze, andere per^onen in den weg zouden willen staan, die ongeveer te gelijker tijd een dergelijk ontwerp hadden gevormd en aan wie hij betuigde voor zoo ver hij het genoegen had ze te kennen gaarne alle achting toe te dragen. Nadat de heer Borrie en hij besloten hadden eene voorloopige concessie te vragen hadden de heer D. A. Schretlen te Leyden, en de heeren P. en J.van Limburgfi alhier, zich bij hem aangemelden zijne diensten verzocht tot bevordering van bun ontwerp, om alhier eene nieuwe gaz-fabriek op te rigten. Hij had hun ter- stond verklaard hun daarin niet van dienst te kunnen zijn, vermits hem dergelijke openingen van eene andere zijde gedaan waren. Spoedig daarop had hij aan een dier heeren het denkbeeld eener onderlinge aansluiting geopperd. Hij had later zijne genegenheid daartoe uit- drukkelijk en schriftelijk te kennen gegeven doch het antwoord was eene weigering geweest. De heer Cazaux ging vervolgens over tot eenige ont- wikkeling van het door den heer Borrie met hem be- raamde plan. Op den voorgrond stond daarbijdat eene alhier op te rigten Maatschappij van Gazverlichting wel eene billijke maar geen woekerwitist begeeren moest. Geene hoogere uitdeelingen dan van io°/0 moest zij voor hare actiehouders verlangen. In verband hiermede meende men den prijs van het gaz aanvankelijk op/3. 60 per duizend kubiek voet te kunnen bepalen met gegrond uitzigt op vermindering van dien prijs, naar mate meerder verbruik dit mogelijk maken zou. DoeltrefFende bepalingen zouden in de statuten van zulk eene Maatschappij ge maakt dienen te worden om aan verbruikers de zeker- heid datrrvan te verschaffen. Ilet oogmerk was het bedrag van ieder aandeel der wijze te beperken of splitsbaar te maken dat niet alleen meer gegoede stadgenooten, maar ook de minder vefmogende burger deel zou kunnen nemen in de Maatschappijwaardoor verbruikers in het algemeen zich te beteren invloed op den gang der onder- neming zouden kunnen verzekeren en bovendien deel hebben aan de winsten die zij mogt afwerpen. Deze mededeelingen waarvan wij hier slechts den hoofdinhoud vermelden met luiden bijval ontvangen zijnde, noodigde de heer Cazaux de aanwezigen uit, voor zoo ver zij consideratien in 't midden te brengen mogten hebben, zulks wel te willen doen. Een hunner opperde daarop fen paar bedenkingen welke door den heer Cazaux ten genoege van de vergadering werden opgelost. Op zijn verlangen werd eene commissie benoemd, om met hem en den heer Borrie in nader overleg te

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamse Courant | 1851 | | pagina 2