kaf.4de bat., staf, aan H. G. Maathuisals maioor- kommand.; gde bat., staf, aan mr. J. Engelkens, als roaj.-komm.; iste comp., aan C. G. Plaat, als kap.' 4de comp., aan mr. H.J. Engelkens, alskap., enfidetialf- omv "rirUT mr' Poessinghals maj.-komm. In de P A r J bt-' 4de comf-' aan jonkb. mr. f r a t als kaP-> raet vergunning om de uni form der schuttery en de onderscheidingsteekenen aan den rang van kapitein verbonden voorrdurend te blijven dragen- J bat,' 4de ^rap., aan mr./. A. ten Holtealsadeluit.; lis aT b,frer h°- ,rU ig te verleenen aan K. L. Reinders, tern fn Hp r r C°mP 5<Je bat" rUStende terij in de prov. Groningen, uu lioofde van veranderine van woonplaats; 3°, bij de rustende schutterijen te benoe men: in de prov. Gelderland2de afd., 3de bat. staf //v///'.bar0n V"" Ayh'a van Pallandtvan r S Neer43"e"< lld van de Eerste Kamerder ataten-Generaaliste comp., tot isten luit. C T Koch schutter6 tTh' *den.lu*' Cochius, thans to kan AVn6 ro"lnge»- 3de bat., 2de komp., M H tf {k\ thanS ,ste luitG tot "ten luit if' Kim., thans 2de luit.; tot 2den luit. H Uteres thans schutter; 4de bat., staf, tot maj.-komm. mr. J. C. fVtellers. thans kap. bij de 4de comp. van het 3de bat thans kanSth H0t mr- C. vaif Slooten, tot kan P 3 n 3 n°mP' V3" het bat"; Iste comP- tot kap. P. de Doerthans iste luit.; tot isten luit Hamsterthans 2de luit.tot 2de luitenants G. Addens' thans sergeant-majoor, en H. F. Trip, thans schutter' tsten °luitr' p' S/nn& thans "te luit.; tot luit T I llr u"th,aPS 2de luit tot 2den stIf m/'nif t ^'aih»Vd,Utter' en 6de halfbat., tin r ,maJ-;komm- M- 11 Herniers van der LoefF, thans kap. bij de 3de comp. van het halfbat. H. M. de Koningin heeft aan den heer E. L G ocnmidt, muziekmeester te Amsterdam, een fraai goudeii lyi gle, vereerdais een bl«k van hare erken- telijkheid voor het door genoemden muziekmeester ge- componeerd en Hoogstdezelve aangeboden Album Musical. Eergisteren heeft H. M. de Koningin-Weduwe on haar Zn herSnsB£U"rust aLlhier' een Prachtigen maaltijd Iris hp. irP P °maVek geSeven- waarbij de commis- de,s Konings in deze provincie, de provinciate commandant, de burgemeester der residentie en meer aanzienlijke personen genoodigd waren. Van wege den Koning is dezer'jdagen afgewezen het verzoek van Tale Hotting, landbouwer te Roden ii de provincie Drentheom kwijtschelding van de gevan- gen.sstraf van zes dagen waartoe hijboven eene boete van 20 en de kosten is veroordeeld wegdbs over trading der yerordeningen tot wering der verspreidlng van de longziekte onder het rundvee. De 's Gtavenhaagsche Rederijkerskamer de Nieuwe Korenbloem met de kenspreuk onder de Rozenop den I noyember 11. geopend hield saturdag avond in het lokaal Dihgentiaonder voorzitting van den heer C G rvtt/iuys, en in tegenwoordigheid van afgevaardigden uit andere kamers eenige genoodigden en een groot aan tal dames, hare eerste algemeene vergadering. De voor- zitter opende die ten half 8 uremet eene bondige voorafspraak over de oprigters der nieuwe kamer en hunne bedoelingen en toonde aan, wat deoude kamers zijn geweest; wat inzonderheid de oude Amsterdamsche kamers geweest zijn voor het nationale tooneel en waarom het noodig is dat er weder zulke kamers worden opgengt Daarna werden in twee afdeelingen zeven dichtstukken van verschillende meesters door vijf heeren werkende leden kunstmatig voorgedragen. Was de voor afspraak in hooge mate belangrijk niet minder verdien- stelijk waren de voordragten. Het genoegen was groot en algemeen. De zaal was smaakvol met bloemen ver- sierd, en de voordragten werden met muziek afgewisseld. Ten halt ii ure was de vergadering geeindigd. Voor de eerstvolgende algemeene vergadering werd de voordragt aangekond.gd van het treurspel Montignivan den heer H. tl. Klijn. De voorstelling in den Koninklijken Franschen schouwburg aihier zal saturdag den 27 dezer bestaan uit Marthe et Mane en La tirelire ou Titi le talocheur. Verleden week is de door den reeder A. Mos nog ter steurharingvisscherij uitgeruste pink te Scheveningen teruggekeerilen heden morgen die van den reeder P. de Niet. Jammer is het, dat de prijzenswaardige pogingen der reeders, om den ijver der visschers'op te wekken met geene gunstige uitkomst zijn bekroond geworden! daar elke dier beide pinken slechts eenige duizende haringen heeft aangebragt. Men vleit zich echter, dat in een volgend jaar de visschers niet reeds bij het einde van de maand november de visscherij zullen staken. Met de vis- scherij op de kabeljaauw en schelvisch blijft het steeds allertreungst gesteld. Ten gevolge daarvan wordt met lederen dag de armoede te Scheveningen nijpender. Aan twaalfhonderd personen worden reeds, behalve de ge- wone bedeelingenportien brood en warme spijs ver- senate. Staten-Cleneraal. EERSTE KAMER. Avondzitting van woensdag 24. december. In deze zitting is beraadslaagd 'over de wet op de middelen tot dekking der Staatsuitgaven voor 1852. De heer Beerenbroek gelooft dat men het tegenwoordig vnj algemeen eens begint te worden, dat ons belasting- stelsel herziening behoeft. Zoo lang bis hij lid van deze en van de andere Kamer is geweest, heeft hij zich steeds tegen de middelen verklaard niet als eene bestrijding van den Minister, maar als eene demonstrate tegen het stelsel van accijnsen. Niet dat hij alle accijnsen wil afgeschaft hebben hetgeen hij bij de tegenwoordige opbrengst van 19 millioen in een Land zoo zeer door schulde* gedrukt voor onmogelijk houdt. Daarenboven zou men alsdan al de lasten op de gegoede klaslb moeten overbrengen, hetgeen van^ zelve nadeelig op de geringere zou terug- werken. Ilij heelt intusschen •steeds eene wijziginj in het belastingstelsel gewenschten heeft zich nu atge- vraagd of hijeven als vroeger, de wet op de middefen zal alstemmen. Het antwoord was echterdat de toe- stand veranderd is, doordien de Minister eene wijziging in het belastingstelsel heeft voorgedragen. Hetdoethem leed dat de beraadslagingen daarover niet die over de middelen zijn voorafgegaan. De spreker weidt verder uit over zijne zienswijze betrekkelijk de belastingen. Hij doet uitkomen dat vele kapitalen onbelast zijn; druk't den wensch uit dat de koloniale producten mogen worden -jj1,' ,de acciins °P de zeeP afgeschaft, evenzeer als het tniddel der loterijwelke hij onzedelijk noemt. De spreker meent 00k dat in den last der mindere klasse eeniger- mate kon worden te gemoet gekomen. De negen eerste maanden hebben aanzienlijkmeer opgebragt darn de raining, 00k de aangevraagde summen zijn door het GouYernemenr niet alle uitgegeven en men kan dus00k al wierpen de Oostindische producten iets minder af, op een aanzienlijk batig saldo rekenen. Men zou dus gerust tot eene ver- mindering van Listen kunnen besluiten. Hij wil 00k mede- werken tot schulddelgingwanneer dit door iokrimping van uitgaven kan geschieden. Hij is intusschen voor de uirgifte van muntpapier, lietwelk, vooral 11a de inwis seling van het goud eene behoefte is. Daardoor zou men tot eene aflossing van schuld kunnen geraken. Hij zal ditmaal vdor de middelen stemmen. Vroeger was het niet uitgemaakt of het bij het Gouvernement ernst was met eene verandering in het belastingstelsel. Hij zal de beslissing over de gedane voordragt niet vooruitloopen maar de Minister heeft in de Tweede Kamer er het nut 4ige van volgehouden. In die verklaring heeft hij ver- trouwen, en hij lioopt dat Z. Exc. met al de hem eigene energie gemelde voordragt zal verdedigen. Mogt zij worden verworpen dan zou de spreker bezwaar hebben een staat van zaken te bestendigen welken hij in strijd acht met het wauruchtige belang des Hands. Hij wenscht alleen van den Minister te vernemen of de wijze van heflfen der belasting op het gemaal in Limburg nog lang op de tot nu toe gevolgde wijze moet blijven. De heeT van D/iemen beklaagt zich over de vexatien vooral in de provincie waaruit hij is afgevaardigd, waaraan de belastingschuldigen door de ondergeschikte ambtenaren zijn blootgesteld en haalt daarvan eenige voorbeelden aan. Ook zegt hij geen voorstander te zijn, om het be lastingstelsel te wijzigen. Hij wil ook geen onjuist tafereel over den druk daarvan ophangen maar hij zal echter den dag zegenen waarop de accijns op de varkens zal worden afgeschaft vermits die vooral ten platten landezeer drukkend is. De heer d'Ablaing van Gicssenburg kan medehet stelsel der belastingen met geheel afkeuren vermits velen het burgerregt hebben verkregen. Hij is echter tegen het opnemen onder de middelen van de Staatsloterij, welke hij hoogst onzedelijk en verderfelijk achr. Zells lieden uit de eerste klassen der maatschappij hebben daardoor hun vermogen en dat van anderen verloren. Hij weidt ook uit over het fonds van den Hoogen llaad van Adel. Dat fonds is door koning Willem I, ten behoeve van den Adel bijeengebragt, en isnimmereene belasting geweest. De Koning heeft sedert eenige jaren geduld, datdie gclden op de Staatsbegrooting voorkomen. E11 wanneer nu de Regering antwoordt datdaar de begrootingswetten sedert jaren die inkomsten aan de schatkist hebben toe- gewezen de Regering die niet eigenmagtig van de be- grooting mag weglaten, dan moet hij daarop zeggen, dat de Ministers ze nooit eigenmagtig op de begrooting hadden moeten brengen. De heer de Kempenaer zal zich niet verdiepen in be- schouwingen over het belastingstelsel, waarvoor gereede aanieiding zal zijn bij de behandeling der deswege gedane voordragt. Hij is intusschen niet overtuigd dat de accijnsen, bij eene begrooting van 70 millioen ten eenen- male kunnen gemist worden. Maar als ddn accijns druk- kender dan de andere is, dan gelooft hij niet dat die op het gemaal zoo overdreven drukkend is. Hij roept de aandacht des Ministers in op ddne belasting, welke zeer gemakkelijk te heflfen is op de opcenten, op de grond- eigendommen namelijk. Na de aanneming der gemeente- wet is langzaam het denkbeeld geboren om de grond- eigendommen te bezwaren. lerwijl vroeger de opcenten vijf bedroegen-, zijn die tijans tot tien ja tot vljftien opgevoerd. Men gaat op die wijze al verder en verder voort. Ten slotte brengt de redenaar ter sprake de vraag omtrent de regeling der grondbelasting in Limburg. Ver leden jaar heeft de Regering die zaak doen afhangen van de Dresdener Conferentie. Die is thans gesloten, en de spreker wenscht thans te weten hoe ver er uitzi^t tot eene wettelijke regeling ten deze bestaat. De heer de Btuyn zal zich voor de wet op de middelen verklaren ofschoon daarom niet gehouden willende wor den het bestaande belastingstelsel goed te keuren. Integen- deel verlangt hij daarvan eene herziening, vooral omdit minder drukkend voor de volksklasse te maken. Zoo dit bij eene volgende begrooting niet het geval mogt wezen, hij zou bezwaar hebben nogmaals zijne stem aan de mid delen te geven. De Minister van Finantien deelt het gevoelen, dat een grondig onderzoek omtrent het belastingstelsel zal kunnen pl&cits hebben bij de behundeling der ten deze gedane voordragt. Zijne Exc. hoopt, dat dit spoedig het geval moge zijn. Hij heeft met genoegen uit den mond van den heer Reercnbroek vs.rnomen dat deze aan zijne ver- klaring in de TweedeKamer onbepaald vertrouwen schenkt. verklaring is toen geschied omdat wel eens de twijfel geopperd is, of het der Regering wel ernst met die herziening was. Zijne Exc. herhaalt thans dat hij met al de hem gegevene geestkracht de ontwerpen zal verdedigen omdat hem de grondslagen nuttig en nood- zakelijk voorkomen. Zijne Exc. onderzoekt verder de verschillende in het midden gebragte punten. Hij acht het een verkeerd denkbeeld, om zich een gunstigen uit- slag voor te stellen van eene belasting op de koloniale producten. Men zou zich in de opbrengst bitter be- drogen vinden; die zou niet toereikende wezen om zelfs den accijns te vervangen. Men neme bij voorbeeld het grootste artikel van consumtie de koffij welke con- sumtie liier te Lande jaarlijks 4 millioen ponden hoogstens btdraagt. Wil men die nu, tot schade van den groot- en kleinhandel, belasten, men zou moeijelijk eene opbrengst van vier tonnen kunnen halenterwijl het bovendien geen voorwerp van weelde, maar wel degelijk een object voor de mindere klasse uitmaakt. Men zou voor deze het bezwaar dus slechts verplaatsen. Men verlangt ver der de alschailing van den accijns op de zeep de weg- lating der loterij van de middelen. Dit alles moge wen- schelijk zijn, het is echter niet doenlijkalleen de loterij brengt vier tonnen gouds op. Hetzelfde geldt van de grondbelasting. Gaf men aan al die bezwaren toe het zou er slecht met 'sRijks finantien uitzien. Men h'eeft met het oog op de afschaffing van sommige accijnsen daarop gewezen dat er toch een aanzienlijk bati* slot zou aanwezig zijn. Maar de Minister moet toch op- merken dat, behalve de uitgaven, reeds op de begrooting gebragt, ons in 1852 nog anderen te wachten staan, welke ook met verzwegen zijn, maar waarop in de aanspraak bij de aanbieding der begrootingswetten gewezen is als daar zijn eene bijdrage van zes ton voor de droo-*- making van het Haarlemmermeer; de ontworpen telegrafen- hnie; het verdrag met Pruissen tot aansluiting van den Rijn-spoorweg. Bij al die uitgaven zal het batig slot weldra zijn verdwenen. Bovendien moet men jaarlijks bedacht zijn op amortisatie van schuld en moet men alzoo trachten dat de middelen niet geheel geabsorbeerd worden. Eindelijk moet men niet uit het oog verliezen net wisselvallige der koloniale inkomsten. Om duurzaara den finantielen toestand te verbeteren, is het pligt, niet te vroeg tot eene afschaffing van lasten over te gaan maar moet men trachten door inkoop van schuld den rentelast te verminderen. Wat betreft de vraag van den heer Beerenbroek omtrent de wijze van invordering van den accijns op het gemaal in Limburg, moet Zijne Exc. verklarenden wensch van dien spreker te deelen. Hij erkent, dat de zaak op den duur niet zoo als thans kan gaan. Ilij zal haar dan ook ernstig is overweging neinen. De regeling der grondbelasting ook in Limburg toepas- selijk te maken, ligt mede in de bedoeling der Regering. Zij heeft echter gemeend daartoe niet te mogen over- gaan. hangende de beslissing over het belastingstelsel in het algemeen. Op de beschuldiging van vexatien meent Zijne Exc. dat de bijgebragte voorbeelden niet veel be- wijzen: hij zal een en ander overi-gens onderzoeken. Wat eindelijk betreft bet fonds van den Hoogen Raad van Adel, moet Zijne Exc. verklaren, dat als die gelden eigenmagtig op de begrooting zijn gebragt dit niet is geschied door de tegenwoordige Regering en zij daar- voor dus niet aansprakelijk kan worden gesteld. Maar 1111 de zaak reeds sedert acht jaren telkens door de wet- geving is gesanctionneerd nu acht de Regering zich onbevoegd die gelden eigenmagtig van de begrooting weg te Iaten. Zijne Exc. hoopt overigens omtrent die aangelegenheid weldra een weisontwerp aan te bieden. De heer de Kempenaer bedankt den Minister voor zijn rondborstig antwoord nopens de regeling der grondbe lasting in Limburg. Ilij ziet echter het verband niet in tusschen die zaak en het accijnsstelsel. Verleden jaar is zij afhankelijk geinaakt van de Dresdener conferentie: thans van het stelsel van accijnsen. De spreker wenscht eene gelijkvormigheid van belasting voor een onderwerp, lietwelk daarvoor zoo vatbaar is. Hij zal ditmaal voor de middelen stemmen. Voor het vervolg wil hij zich daartoe echter niet verbindenindien de tegenwoordige toestand mogt blijven voortduren. De Minister is het wel eens, dat er eigenlijk geen verband bestaat tusschen het accijnsstelsel en de grond belasting in Limburg. Maar voor de Regering bestaat de zedelijke verpligting in geen opzigt tot eenige verande ring 111 het belastingstelsel over te gaan v66r'het groote beginsel ten deze beslist zij. De beraadslagingen worden hierop gesloten, en het ontwerp bij hoofdelijke omvrage aangenomen met een- parigheid van stemmen, op eene na, die van den heer van Sasse van IJsselt. Daarna is aan de orde de beraadslaging over veertien ontwerpen van wet ter bekrachtiging Van provinciale belastingen. Na korte discussie worden zij alien achter- eenvolgens aangenomen, terwijl alleen de heer van Nispen van Pannerden tegen sommigen zijne stem uitbrengt. Eindelijk worden de beraadslagingen geopend over het ontwerp tot goedkeuring der overeenkomst tot wering van den sluikhandel tusschen Nederland en Pruissen. De heer van Rijckevorsel wijst op het antwoord der commissie van rapporteurs, inhoudende datnaar aan ieiding der in de afdeelingen gemaakte bedenkingen aan haar door den Minister van Binnenlandsche Zaken raede- deeling was gedaan zoowel van den inhoud der over eenkomst omtrent de aansluiting van den Rijnspoorweg met de Pruissische spoorwegen als van den tegenwoor- digen staat der onderhandelingen met de directie der Rijnspoorweg maatschappij terwijl uit deze inlichtingen aan de commissie ten duidelijkste was gebleken 'dat de vaststelling van het tegenwoordig tractaat eene vol- strekte voorwaarde is van het tot stand brengen der aansluiting der wederzijdsche spoorwegen. De spreker wijst op het hoog belang dat de Kamer heeft mede de gemelde overeenkomst omtrent de aansluiting van den Rijnspoorweg te kennen. Hij zou de mededeeling daar van dus wenschen. Beide overeenkomsten schijnen als een geheel beschouwd te moeten worden. En al heeft de wetgevende magt nu de aansluiting niet te beoordeelen, zal het evenwel wil men het geheel volledig kennen, noodig zijn van alle deelen van het tractaat kennis te nemen. Zonder die mededeeling zou de spreker zich tegen de voordragt verklaren. De heer van Beeck Follenlioven meent, als lid der commissie van rapporteurs, er op te moeten wijzen, dat in het verslag is opgenomen dat de Minister heeft verklaard, dat zijne mededeeling nog niet vatbaar is voor openbare behandeling vermits de onderhandelingen nog niet geheel ten einde gebragt zijn. Dit voor zoo veel betreft als lid der commissie. Wat den spreker echter persoonlijk aangaatzal hij niet bestrijden dat men alle artikelen der overeenkomst moet kennen, om die met grond te beoordeelen. Doch liier is het verschil. Men heeft eene wet te beoordeelen inhoudende eenige arti kelen van een met Pruissen gesloten verdrag. In die wet is eene afwijking van de algemeene wet. Nu moet men zien of er termen tot die afwijking bestaan. En als men daarvoor iets anders erlangt, dan heeft men alleen te beoordeelen of dit een equivalent is. Hij schroomt niet dit bevestigend te beaniwoorden. De heer van Nispen ondersteunt den heer van Rijcke vorsel. Er zijn twee overeenkomsten met Pruissen ge sloten. De eene wordt aan de Kamer medegedeeld de andere niet. De vorige spreker heeft van een equivalent gewaagd. Maar om dit te beoordeelen moet men dit kennen d. i. de andere overeenkomst kennen. Veel hangt van de voorwaarden af. Zonder de kennis daar van kan men bezwaarlijk over de zaak oordeelen. De spreker vraagt geene inlichtingen omtrent de onderhande lingen tot aansluiting. Dit kan bezwaar hebben. De overeenkomst is echter afgehandeld: die kan worden medegedeeld. De Minister van Binnenlandsche Zaken stelt op den k'oorgrond dat de Regering bereid is alle verlangde in lichtingen te geven, voor het oogenblik ter zijde latende, of dit in committd zou moeten geschieden. De Minister moet echter tegenspreken dat de beide verdragen ddn geheel zouden uitmaken. Zij hebben niets gemeens met elkander, maar dat ze te zamen gekoppeld zijn is louter het gevolg van een diplomatiek incident. De Regering heeft nadat de onderhandelingen nopens de aansluiting sints lang waren afgebroken het pligt geoordeeld die weder op te vatten. Toen dit met ernst geschiedde, en Pruissen het belang zag, dat hieraan dezerzijds werd ge- hecht, heeft dat Rijk begrepen, dat de Regering tot iets meer zou te bewegen zijn dan tot die aansluiting. En toen maakte Pruissen het verdrag wegens den sluik handel tot voorwaarde der aansluiting. Daaraan moest, in het algemeen belang, daar waar het gold eene levens- vraag voor den handel, worden toegegeven. Ter beoor- deeling van het equivalent zal de mededeeling der over eenkomst geenszins strekken. Er zijn geene bezwarende voorwaarden. De belemmeringen tot nu toe bestaanda zijn opgeheven. Onzerzijds is toegegeven in het lcggeu

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamse Courant | 1851 | | pagina 2