-w>«
BINMENLANB.
opdeden; doch hij kon ze met gebruiken, daar deze
manschappen de vereischten van een timmerman niet
bezaten.
Alle brieven en toezendingen van geld, voor de ge-
vangenen bestemdworden hun naauwgezet ter hand
gesteld.
Eindelijk isvolgens speciale bepaling van den
no October, tabak aan de gevangenen verstrekt op de
zelfde wijze en dezelfde voorwaarden als aan de Fransche
soldaten.
Een en ander beantwoordt voldoende de beschuldi-
gingen van het Journal de Saint P&tersbourg en wij
zouden reden hebben er ons te meet over te verwonderen,
daar de Minister van Saksen te Parijs met de belangen
der Russische onderdanen belastherhaaldelijk aan de
Ministers van buitenlandsche zaken en van oorlog de
voldoening heeft betuigd vvelke het Russische Kabinet
had gesmaakt toen het naauwkeurig kennis had bekomen
van de welwillendheid waarmede de krijgsgevangenen in
Frankrijk worden behandeld."
De Moniteur vermeldtdat te Brussel en Ant-
werpen eene inschrijving is geopend ten voordeele van
het rransche leger in het Oosten, welke reeds meer dan
4000 francs heeft opgebragtbenevens een groot aantal
andere voorwerpenwaaronder 600 beddelakens, 250 pon
den tabak en 5000 cigaren.
De P°°'sche generaal Wisowski is den listen 11.
aan boord van de Egyptus van Konstantinopel te Marseille
aangekomen.
Te Toulon worden met den meesten ijver de werk-
zaamheden voortgezet tot aanbouw van vier kanonneer-
booten welke, naar men zegtbestemd zijn om in de
Oostzee dienst te doen.
De Katner der Gedeputeerden in Sardinie heeft den
3 dezer de beraadslagingen aangevangen over het verdrag
van Piemont met Frankrijk en Engelandde heeren
rarina en Brofferio bestreden het verdrag terwijl de
heeren Torclli en Durando dat verdedigden.
K.EULEN den 5 februarij.
Onlangs werd eene depdche medegedeeld, den 21 dezer
door het Berlijner Kabinet aan zijne Vertegenwoordigers
te Londen en Parijs gerigt. Nu kent men 00k eene
circulate van het Fransche Kabinet aan zijne Zaakgelas
tigden in Duitschland, welke in meer dan ddn opzigt
als een antwoord op het Pruissische Staatsstuk mag
worden aangemerkt en de mededeeling waarvan hier volgt:
Parijs, 26 januarij 1855.
MijnheerHet Kabinet van Berlijn heeft goedge-
vonden niet onmiddellijk op de jongste mededeelingen
van het Weener Kabinet te antwoorden. Het geeft er
de voorkeur aan zich tot de leden van den Bond te
ngten en het is te Frankfort dat de twee groote Duitsche
Mogendheden elkander ontmoeten. De sedert lang voor-
bereide crisis barst eindelijk uiten de Regering des
Keizers slaat de ontwikkeling daarvan met het opregtste
leedwezen gade. Onze eigene gevoeligheid levert ons
den maatstaf van die van anderen. Wij gevoelen dus
met den minsten lust om ons met zaken te bemoeijen
welkeuit hoofde harer ingewikkeldheidalleen door
de Staten welke zij aangaan juist gekend en be-
hoorlijk geregeld kunnen worden. Maar wij zijn toch
Duitschlands naburenwat voor dat groote Land van
kel?ng_jjL_boezemt ons belang in, en in het oogenblik
dat kenteekenen van verdeeldheid zich in zijn midden
openbaren kunnen wij ons eerlijk de getuigenis geven
in niets tot de moeijelijkheden van een toestand dien
wij betreuren medegewerkt te hebben.
Zoodra Rusland zijne eerzuchtige bedoelingen heeft
blootgelegd heeft onze staatkunde zich streng afge-
bakend. Turkije te ondersteunen in zijnen wederstand
tegen een onwettigen aanval en die het algemeen even-
wigt in gevaar bragtte beproeven om door eene in-
drukwekkende 0 vereenstemming van aller wil het Hof
van Sint Petersburg te dwingen van eene onderneming af
te zien die door de openbare meening werd afgekeurd; naar
gelang der gebeurtenissen de Mogendheden van Europa
die door hetzelfde gevaar bedreigd werden als in den-
zelfden bundel te vereenigen; zoodanig was de gedragslijn
die wij ons voorstelden te volgen en welke de Regering
van Hare Britsche Majesteit met ons aannam. In vvedrwil
van de wijzigingen der toestanden en den loop der ge
beurtenissen hebben wij gedurende het vorige jaar ge-
hoopt dat het doel onzer pogingen bereikt zou worden.
De onderhandelingen waren te Weenen geopend en de
keuze van die hootdstad, zoowel als de zamensprekingen
met Oostenrijk en Pruissenduidden genoeg aan dat
Frankrijk en Engeland, verre af van er aan te denken
Duitschland te ontberen, zich daarmede integendeel wilden
verstaan hetin zekere mate tot scheidsregter in den
twist maken wilden, en dien, in ieder geval, niet buiten
zijn medeweten of ten zijnen nadeele vereffenen. Nooit,
geloof ik, had men nog twee zulke aanzienlijke oorlog-
voerende Mogendheden toen hare legers reeds in last
hadden hare zaak te ondersteunen, andere Mogendheden
zien oproepen om haar pi eg tig oordeel over de waarde
dier zaak uit te spreken, welke insgelijks van den eersten
rang zijn, maar nog vrij in hare besluiten en tot dien tijd
toe met den tegenstander der eersten innig verbonden
geweest waren.
Wat hiervan zijn moge, indien Frankrijk en Engeland
den geest van verzoening gehuldigd hebben, welken een
langdurige vredein alle gewigtige omstandigheden,
sedert 1815 tusschen de groote Staten had doen heerschen,
mag men zeggen dat de eerste protocollen derconferentie
als ware het de gronden van overweging tot een tegen
Rusland uitgesproken Europeesch vonnis geweest zijn,
en het volstaat die te herlezen om te zien dat diezelfde
protocollen bovendi'en de grondslagen van een werkdadig
verbond tusschen al de partijen die ze geteekend hadden
inhielden. De magt der gebeurtenissen moest van de
theorie naar de praktijk leiden. Het was niet mogelijk,
indien ik mij deze uitdrukking veroorloven mag, dat de
diplomatie der Berlijner en Weener Kabinetten voort-
durend raadgevend bleef, en weldra verscheen het oogen
blik vvaarin men zich moest verwijderen ofhandelen. Op
dat tijdstip is het geweest dat zich tusschen de twee
groote Duitsche Hoven een verschil van meening ge-
openbaard heeft.
Pruissen heeft opgehouden zich bij de conferentien
te doen vertegenwoordigenen indien, zoo als het
voorgeeftzijne weigering om daaraan deel te nemen
niet vormelijk isaangeduid, blijkt zij echter duidelijk en
het gemis zijner handteekening aan den voet der nota's
van 8 augustus bewijst dat her niet meende zijne han-
delingen en woorden in volkomene overeenstemming met
de handelingen en woorden van Oostenrijk te moeten
brengen.-
Die toestand is steeds verergerden het verdrag
van 2 december werd gesloten. De toetreding van het
Berlijner Kabinet tot dat verdrag is bepaaldelijk voorbe-
houden en de Regering des (Franschenj Keizers heeft
niets verzunnd om die te verwerven. Zij heeft zich
even als hare Bondgenootentot alle wijzigingen wat
den vorm betrof geleend welke het Pruissisch Hof tot
toetreding konden doen besluiten. Tot heden toe zijn
hare pogingen zonder gevolg gebleven en de tegenwoor-
dige houding van dat Hof sellijnt te bewijzen dat zijne
terughouding niet van een vraagstuk van diplomatieken
vorm af hankelijk is, maar van een gang van denkbeelden
welke noch Engeland noch Frankrijk noch Oostenrijk
deelen kan. Uit dit oogpunt is de zaak voor den Duit-
schen Bond ernstig en het is alleen uit dit oogpunt dat
ik die met u beschouwen wil.
In weerwil der ernstigste en meest volhardende wen-
schen der Westersche Mogendheden, is tusschen Oos
tenrijk en Pruissen eene zedelijke scheuring ontstaan
en Duitschlands eenheid, welke uit die der beide Hoven
gevolgd zou zijn is werkelijk in gevaar geraakt. De
overeenstemming kan alleen door de standvastigheid en
de goede verstandhouding van de overige leden des Bonds
hersteld en bestendigd ^>eWen. De Bondsvergadering
heeft tusschen twee overwegingen te kiezen Oostenrijk,
dat alleen eene verdedigende medewerking verlangt, acht
het uur gekomen om zich tot het verschaffen daarvan
voor te bereiden. Het voert den algemeenen staat der
zakenhet zamentrekken van Russische troepen aan
zijne grenzen en de uit zijne bezetting van Wallachije
voortvloeijende verpligtingen aan, welke eene beweging
als die welke onlangs in de Dobrudscha plaats greep
ieder oogenblik ten uitvoer kan moeten doen leggen
het voerteindelijk aan dat Ruslands aanneming van
een grondslag van onderhandelingen nog geene zekerheid
van vrede is.
Pruissen daarentegen verklaart vol vertrouwen op
de gevoelens te zijn welke het Kabinet van St. Petersburg
bezielen en dat het derhalve noodeloos is zich tegen
hersenschimmige aanvallen te behoeden. De Hemel be
ware mij Mijnheer, dat ik iemands voornemen zou aan-
klagenmaar het is mij vergund te zeggen dat wanneer
tusschen zedelijke verzekeringen en stofiFelijke daden
tusschen gissingen en zekerheid, tegenstrijdigheid be-
staathet de eenvoudigste en verstandigste weg is zich
te houden aan wat iedereen op dezelfde wijze kan be-
oordeelen.
...Is het niet waar dat een aanzienlijk Russisch leger,
bereid om te veld te trekken in Polen en op de grenzen
van Gallicie en Zevenbergen gekantonneerd ligt Is het
niet waar dat een toeval dreigt te veroorzaken dat de
Oostenrijkers en Russen aan de oevers van de Pruth of
den Beneden-Donau met elkander slaags geraken Is het
niet waar dat de betrekkingen tusschen de Weener en
Petersburger Kabinetten van den meest teederen aard zijn?
En eindelijk kan men zeggen dat de meening eener na
op handen zijnde herstelling des vredes algemeen wordt
aangenomen Is het zelfs wel zeker dat de door vorst
Gortschakojf geformuleerde aamieming zoodanig is als men
eerst geloofd had Deze vragen te doen is hetzelfde
als die op te lossen en tevens als al de eischen te billijken
welke Oostenrijk aan zijne Bondgenooten rigt.
Ik hebmijnheer, nog slechts twee grieven van het
Berlijner Kabinet te vermeldenhet is niet opdehoogte
der onderhandelingen gehouden en men geeft zich het
voorkomen het voor de toekomst van de Europesche
zamenwerking buiten te sluiten.
Wat het eerste betreftzal ik mij bepalen bjj te
zeggen dat, indien gewigtige besluiten zonder Pruissens
medewerking genomen zijn, dit daardoor is dat het zich-
zelven van de Mogendheden heeft afgezonderd die niets
liever wenschten of nog verlangen dan zich met hetzelve
te verstaan. De meerderheid is de wet van alle ver-
eenigingen zoo als het vertrouwen de ziel daarvan is.
Pruissen heeft zich niet willen handhaven en voortgaan
op het terrein waarop Frankrijk, Engeland en Oostenrijk
zich met meerdere beslotenheid plaatsen. Het was ik
erken het, in zijn regt maar van het oogenblik af dat
het daarvan gebruik maakte scheidde het zich afvande
overigen en hun regt was het voorzeker met hetzelve
geene plannen tot handeling meer te vormen en het niet
langer het vertrouwen wegens hunne verdere plannen te
schenken. Deze beginselen zijn eenvoudige grondbe-
ginselen.
Wat het Europeesch overleg betrefthet werd ge-
woonlijk sedert veertig jaren door vijf Mogendheden
gevormd. Nogtans hebben vier daarvan in een der vroe-
gere tydperken van het Oostersch vraagstuk zich zon
der Frankrijk verstaan. Het gemeen overleg is eerst
hersteld na de gebeurtenis die tot het verdrag van 13 ju 1 ij
aanleiding heeft gegeven. Een gelijk geval kon zich dus,
zonder ongerijmdheid in de tegenwoordige omstandig
heden herhalen. Om zich in een geschil te mengeu moet
er een regt daartoe bestaan en het eenige dat Pruissen
inroept is zijne hoedanigheid van groote Mogendheid.
Wij zijn het nietmijnheerdie het Kabinet van Berlijn
ooit zijnen rang betwisten zullen maar er bestaan ter
wereld geene regten zonder daarmede overeenkoinstige
pligten en gewoonlijk handelt men niet over vredes-
voorwaarden dan als men den oorlog verklaard of
minstens de mogelijkheid erkend heeft van daaraan een
werkdadig deel te nemen.
Is dit Pruissens stelling? Heeft het tusschen de
oorlogvoerende Mogendheden gekozen Is het met Rus
land of met ons in verbond? Tot zoo lang het partij
gekozen zal hebben laat het alle vermoedens toeensluit
zich eigenwillig den toegang tot de onderhandelingen af.
Zou het verdrag van 13 julij 1841 dien voor hetzelve
moeten openen Een van beide of dit verdrag heeft,
om zijne inleiding eene zeer ernstige staatkundige be-
teekenis, of het huldigt in zijne bijzondere artikelen
slechts een regeleene overlevering der Turksche Rege
ring. In ddn woordEuropa heeft aan Turkije een
vyezenluken waarborg willen schenkenof het heeft
Frankrijk slechts eene eervolle gelegenheid opengelaten
om weder deel aan het Europeesch overleg te nemen.
Ik voor mij verklaar onverwijld dat wij ons met
de eerste dezer uitleggingen vereenigd hebben, en het is
vooral als medeteekenaars des verdrags van 13 julij 1841
dat wij ons aan de verdediging van den Sultan gewijd
hebben. Indien Pruissen aan die acte welke het 00k
geteekend heeftde waarde toekent die wij daaraan toe-
schrijven dan zijn wij geregtigd te zeggen dat het van
de het daardoor opgelegde verpligtingen is afgeweken,
en dat het, zoo het in zijne betreurenswaardige onthou-
ding volhardthet regt verbeurt om tot herziening van
een verdrag mede te werken dat het goedvindt 6f niet
te vervullen6f tot eene onbeduidende maat te ver-
kleinen. Er zou alleen overblijven het middel te vinden
om ons, bij het einde der onderhandelingen, met het
Berlijner Kabinet over het ddnig gedeelte des verdrags
van 13 julij te verstaan dat waarde in zijne oogen hebben
zou, dat is over de regeling der doorvaart van oorlogs-
vaartuigen door den Bosphorus en de Dardanellen of
over de shilling dier zeeengten en de Regering des Keizers
zou zich zeer gaarne tot elke schikking leenen die aan
den ddnen kant berekend zou zijn om Pruissen geeven-
redigde waarborgen te geven aan die welke het in 1811
verkreeg en aan den anderen kant om het eene plaats
te doen hernemen die wij niet opgehouden hebben het
te verzoeken in te nemen met de kansen en voordeelen
welke daaraan verbonden zijn.
Het Berlijner Kabinetik meen het bewezen te hebben
Mijnheer, kan dus alleen zichzelven de stelling wijten
die het zich gevormd heeft en welke het steeds meester
blijft te veranderen. Ik denk dus niet dat de Duitsche
Staten van den tweeden rang, gelijk men hen daartoe
schynt uit te noodigen, ons verwijten zijdelings het ge-
wigt van hun verbond te hebben willen verminderen
door, met voorbedachten radegetracht te hebben eene
der twee groote Duitsche Mogendheden van Europa's
toekomstige handelingen uit te sluiten.
Ik magtig u, Mijnheer, deze depdche aanmede
te deelen, en bij uwe overleggingen met uwe ambtge-
nooten daarvan gebruik te maken.
Ontvang enz. (S'i-) drouyn de lhuys."
De Berlijner dagbladen melden hoe de spoorweg
naar Hamm den 1 dezer zoo hoog door de sneeuw bedekt
werd dat de personentrein daaronder bedolven geraakte
Nadat de reizigers teruggebragt waren vingen vierhon-
derd man het werk der ruiming aan, zoodat de spoorweg
des namiddags ten vier ure wederom bruikbaar was.
Volgens nadere berigten is men verpligt eene vroe-
ger gedane mededeeling in al hare bijzonderheden te we-
derspreken. Niet de Engelsche admiraal Dundas, maar
wel een Pair van dien naam heeft zich te Berlijn opge
houden. De Engelsche gezant Bloomficld heeft in de
laatste dagen in het geheel geen diner gegeven, en al
had hij zulks gedaan, dan zou hij, onder de tegenwoor
dige omstandigheden, geen officier in Russische dienst,
dus 00k den hertog George van Mecklenburg niet tot
bijwoning daarvan hebben kunnen uitnoodigen.
Doorgaans goed onderrigte bladen gelooven niet
dat de luitenant generaal von Wedell inwilligende ver-
klaringen namens Pruissen aan het Kabinet der Tuilerien
doen moet, maar veeleer die, dat Pruissen zijne thans
aangenomen houding niet verlaten zal. Andere bladen
blijven nogtans het tegendeel volhouden.
Per Velefjraaf.y
LONDEN den 6 februarij.
Lord Palmerston heeft zich gisteren wederom naar
Windsor tot de Koningin begeven. Her gerucht wif,
dat de heer Sidney Herbert in het nieu we Ministerie met
de portefeuille van binnenlandsche zaken zal worden belast.
Lord Panmure (de heer Fox Maulc) zou minister van
oorlog worden welke betrekking hij bereids heeft be-
kleed met den titel van secretaris voor oorlog.
Op voorstel van lord Aberdeen is de zitting van het
Hoogerhuis gisteren reeds zeer vroegtijdig verdaagd.
Het Lagerhuis is gisteren uiteengegaan zonder dat de
verwachte inlichtingen ten aanzien der ministeriele crisis
zijn gegeven. Lord John Russell voerde het woord in
antwoord op de rede voering door den hertog van Newcastle
in het Hoogerhuis uitgesproken. De heer Gladstone ant-
woordde hierop.
PARIJS den 6 februarij.
Ileden heeft de Keizer den Oostenrijkschen generaal
graaf de Crenneville, die met eene militaire zending belast
is, ten gehoore ontvangen.
MARSEILLE den 5 februarij.
Twee paketbooten welke Konstantinopel den 25 en
den 29 januarij hebben verlaten, zijn in den afgeloopen
nacht en heden morgen alhier aangekomen de volgende
berigten overbrengende ^e/y-pacha gezant der Porte
te Parijsis benoemd tot gouverneur van Brussa en in
zijnen post te Parijs vervangen door Mehcmct bey, zoon
van Reschid pacha. De brigade der Keizerlijke garde,
welke het leger in het Oosten is toegevoegd is den
26 en 27 januarij te Konstantinopel aangekomen, alsmede
drie Engelsche generaals met eenige versterkingen van
dezelfde Natie. De laatste tijdingen uit de Krim
melden dat de watermassa's, door het smelten van de
sneeuw ontstaan de aardewerken hebben beschadigd
welke voor de belegeringswerken zijn opgeworpen; men
was druk met herstellen bezig. De 3de divisie van het
Fransche leger verving de Engelsche troepen tot voort-
zetting der loopgraven. 11,000 a 12,000 Engelschen be-
vonden zich nog onder de muren van Sebastopol ver-
scheiden duizenden waren in de hospitalen onder be-
handeling en duizend herstelde Engelschen en Franschen
hadden zich weder bij hunne korpsen in de Krim gevoegd
PETERSBURG 4 februarij.
Vorst Menzikof meldtonder dagteekening van den
28 januarij, dat de stand der zaken voor Sebastopol niet
is veranderd. Van tijd tot tijd wierp de vijand bommen
en kogelsdoch de door zijn vuur aaugerigte schade
was over het algemeen van weinig beteekenis.
CZERNOWITZ deu 5 februarij.
Berigten uit Odessa van den 1 dezer melden dat de
dooi is ingevallen. De haven was bevrijd van het ijs
dat den ingang versperde. Tien Oostenrijksche schepen
hadden de haven verlaten waarvan drie met lading.
's GRAVENHAGE den 5 februarij.
Bij Koninklijk besluit van den 28sten 11. is aan den heer
mr. IV. H. Royer, op zijn verzoek eervol ontslag ver-
leend als Rijks-advocaat in Overijsselonder dankbetuiging