BUVOEGrSEI
ROTTERDAMSCIIE COURANT
t E MEMT ER A A D
STATIMINERML
ROTTERDAM.
Tweede Kamer,
Staatsbegrooting voor het
dienstjaar 1866.
Hpjn
Daa
bcSioorendc tot de
VAN
DINGSDAG 24 October 1865, N." 257.
VAN
Kitting van Maandag 23 October.
Deze onder het voorzitterscbap van den heer
Burgemeester gehouden vergadering word door 31
leden bijgewoond.
Nadat de notulen der vorige zitting gelezen en
goedgekeurd warendeelde de Voorzitter mede, dat
de volgende stukken waren ingekomen
1°, een adres van bewoners van de Tuinders-
laanhoudende verzoek, dat de laan met gaz moge
worden verlicht. In handen gesteld van Burge
meester en Wetliouders tot het uitbrengen van een
praeadvies.
2°, een verzoek van den heer S. W. van der Staal
om eervol ontslag uit de betrekking v£in hulp-
ondei'wijzer. Werd besloten het verlangde ont
slag te verleenen.
En 3°, eene missive van den heer dr. A. de Jager,
om dank te betuigen voor zijne benoeming tot
leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor middel-
baar onderwijs. Voor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde was nu in de eerste plaats het be-
raadslagen over het voorstel tot opheffing van het
verbod van invoer van versch vleesch. De heer
Pincoffs kon zich niet met dat voorstel vereenigen.
De verordening was eerst zoo korten tijd in wer-
king, dat hij het minstens praematuur achtte,
thans reeds een afkeurend vonnis over dat werk
uit te spreken. Wanneer de aanwezige krachten
niet voldoende waren, om de bepalingen dsr ver
ordening te handhaven, moest men, zijns oor-
deels, niet terugdeinzen om daarin te voorzien.
De heer van Bar en ondersteunde het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, aangezien de be
palingen der verordening het beoogde doel niet
bereiken. De beer de Bruyn was overtuigddat
de verordening even wenschelijk was als vroeger,
doch thans lieeft frauduleuse invoer van vleesch
plaatswelke niet met het bestaand getal ambte-
naren te weren is, zoodat thans de quaestie is, 6f
de verordening op te heffen, of het personeel der
ambtenaren verbazend uit te breiden. Het geval
heeft zich toch voorgedaan, dat in naburige ge-
meenten goed vleesch verkocht wordt a 10 cents
het ponden deze lage prijs is de oorzaak dat
personen zich aan frauduleusen invoer schuldig
makendie daaraan vroeger nooit zouden hebben
gedacht. Men heeft 00k even buiten de grenzen
het vleesch gebraden en het daarna ingevoerd, om
dus de bepaling te ontgaan van het verbod van den
invoer van versch vleesch. De heer van Oordt
wees er op, dat de verordening een tijdelijk
karakter had en het dus de vraag moest zijn,
of de tijd reeds daar was om haar in te trekken.
,rtoe zou een rapport van een veearts noodig
ijn -, waaruit bleek dat tot die opheffing kon worden
ovfergegaan. Anders meende de sprek-r, dat de
verordening moe6t worden gehandhaafd en het getal
ambtenaren uitgebreid. De heer Ledeboer sprak
ter gunste van het voorstel van Burgemeester en
Wethouders. De heer Hoffmann deed uitkomen,
dat hetgeeneintrekking, maarslechtseene wijziging
der verordening geldt, verschillende bepalingen van
welke nog van kracht blijven. Om het verbod van
den invoer van versch vleesch te handhaven, zijn
de genomen maatregelen niet voldoende, men zou
dan een cordon, en liefst zelfs een militair cordon,
rondom de stad moeten trekken, terwijl bepaald
zoude moeten worden, dat geen vervoer van vleesch
mag geschieden zonder gelei-biljet. De heer
Pincoffs betoogde nader, dat het niet voegde het
verbod van invoer in te trekken, met de verklaring
dat men geene magt heeft het verbod te handhaven,
want hij had geene andere motieven voor die in-
trekking gehoord. De heer liickma haalde ver
schillende voorbeelden aan, ten bewijze dat het ge-
bruik van het vleesch van vea, dat in het eerste
tijdperk der ziekte verkeert, niet schadelijk is voor
de gezondheid van den mensch. In jaren was door
de mindere standen in vele plaatsen van Zuid-
Holiand niet zooveel vleesch gegeten als in den
laatsten tijd, terwijl de gezondheidstoestand uit-
muntend was. Verkeert het vee in het laatste
tijdperk der ziekte, dan is de reuk daarvan zoo-
danig, dat men daaraan genoeg heeft en niemand
voor de eigenaars j
het wagen zal hetzelve te eten;
is het 00k voordeeliger het vee alsdan te laten
onteigenen dan het in consumtie te brengen.
Was de schadelijkheid gebleken van het gebruik
van het vleesch van vee, dat in.de eerste tijd-
perken der ziekte verkeerde, hij zou niet aarzelen
zijne stem te geven tot het nemen van maat
regelen tot handhaving van het verbod van
invoer, al moest men daartoe pok twee bataillons
militairen moeten laten komen. Ook de heer
Hoynck van Papendrecht verklaardedat de moeije-
lijkheid van de handhaving der bepaling voor hem
geen motief zoude zijn om het verbod in te trekken,
maar wel was hij voor het voorstel van Burge
meester en Wethouders, omdat gebleken was dat
het gebruik van het vleesch, zoo als de vorige
spreker gezegd had, geen nadeel voor de gezondheid
opleverde. Ook de heer Viruly ondersteunde het
voorstel van Burgemeester en Wethouders, terwijl
de heer de Bie dat bestreed en de zaken nog in den
tegenwoordigen staat wilde laten. De Voorzitter
merkte nog op, dat op het zieke vee thans een
veel naauwlettender toezigt gehouden wordt dan
aanvankelijk, zoodat veel minder gevaar bestaat
dat schadelijk vleesch in consumtie zal worden ge-
bragt. De surveillance op den invoer van vleesch
was wel niet onmogelijk maar echter zeer moeijelijk,
bij de verschillende manieren waarop men getracht
heeft vleesch in te voeren, waarvan de Voorzitter
eenige voorbeelden bijbragt. Nadat nog verschil
lende sprekers bij herhaling het woord hadden
gevoerd, werd het voorstel van Burgemeester en
Wethouders. tot opheffing van het verbod van
invoer van versch vleesch, in stemming gebragten
aangenomen met 24 tegen 7 stemmen; tegen stem-
den de heeren de MonchyRuebde Biede Critter,
van Oordtvan der Wens en Pincoffs, terwijl de heer
Pincoffs aanteebening in de notulen verzocht, dat
hij tegen gestemd had.
Door Burgemeester en Wethouders werd daarop
voorgesteld den invoer van versche hidden en hoorns
te blijven toelaten, met welk voorstel de Vergadering
zich bij acclamatie vereenigde, nadat het ad vies der
Kamer van koophandel enz. dienaangaande was
medegedeeld.
Zonder discussie en bij acclamatie werd daarna
mede goedgekeurd het voorstel van Burgemeester
en Wethouders, om de tijdelykeschorsing der veemarkt
nog niet op te heffenmaar wel de varkenmarkt wederom
open te stellen, aangezien geene ziekte onder de
varkens thans meer heerscht.
Mede zonder discussie en bij acclamatie werd
besloten zich te vereenigen met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, strekkende om afwijzend
te beschikken op het adres van vleeschhouwers omtrent
het herkeuren van kalveren op den stal voor rekening der
gemeente.
Vervolgens was aan de orde de herstemming over
het voorstel, strekkende om de jaarwedde van den
hoofd-inspecteur over het bouwen op f 2200 te bepalen
welk voorstel thans verworpen werd met 18 tegen
13 stemmen; voor hetzelve stemden de heeren Offers,
van Stolk, Hoynck van Papendrecht, Hoffmann, Milders,
Schumacher, de Critter, van Buren, van Oordt, Lbhnis,
Roest van Limburg, Ledeboer en van der Wens.
Bij acclamatie werd daarop het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders goedgekeurd, strekkende
om de jaarwedde op het maximum van t 2400 te
brengen.
Aan de orde was daarna de voortzetting der beraad-
slagingen over de Gemeente-Begrootlng mor
1866, en wel over het Onderhoud van Straten en Pleinen,
waarover de discussien in de vorige zitting een aanvang
hadden genomen. De heer Viruly kwam op tegen
het voorstelom de som voor het dagelijksch onder
houd met5000 te verminderen, daar het getal straten
sedert het vorigjaar weder aanzienlijk vermeerderd is
en ook het verkeer toeneemt. De heer J. van Votten-
hoven antwoordde den heer van Buren, dat reparatie
van straten onnut zou zijn besteed, wanneer spoedig
eene geheele verstrating volgen moet. Door den
heer Pincoffs was aangevoerd, dat wij ons dit jaar
in een bijzonderen toestand bevinden, en dat men
daarom de tering naar de nering moest zetten, doch
dit principe meende de spreker dat bij het beheer
eener stad niet op den voorgrond moest staan, waar
men de uitgaven niet naar de ontvangsten moest
regelen, maar vragen moest, welke uitgaven noodig
waren. Ten aanzien der berekeningenwaarin de
heer Pincoffs getreden was, merkte do spreker ook
nog op, dat de tegenwoordige begrooting was opge-
maakt met het oog op de overgangsperiode waarin
men verkeerde, zoodat verscheiden uitgaven daarvan
waren afgelaten, welke anders daarop zouden zijn
gebragt. De heer van der Hoop meende wel dege-
lijk, dat men ten aanzien der gemeente-finantien de
tering naar de nering moest zetten, en met het
oog hierop oordeelde hijdat op den duur te
groote uitgaven werden gedaan voor de publieke
werken en voor het onderwijs. Met het oog op
de vernieuwing der Pakkenbrug in 1866, wilde
hij de verstrating der Nieuwehaven tot het jaar
1867 uitstellen. De heer Viruly kon dit laatste niet
toegeven. De heer van Buren betoogde daarna
nog, dat de uitvoering van vele werken wel wen
schelijk was, doch dat de middelen niet gedoogden
alles gelijktijdig te doen.
Uit hoofde van het vergevorderd uur werd be
sloten, thans de beraadslagingen te staken en de
behandeling der begrooting morgen middag ten half
twee ure voort te zetten en ook des avonds te
vervolgen.
De zitting werd daarop gesloten.
ITlttreksel uit de Voorlooplge Ver-
slagen nopens het ondcrzoek in
de afdeelingen.
(Vervolg en slot.)
IIOOFDSTUK V.
Departement van Binnenlandsche Zaken.
Algemeene Bescliouwingen.
Door eenige leden werd de klagt herhaald over
de gostadige klimming der uitgaven van het Departe
ment van Binnenlandsche Zakendie ook dit maal
weder zeer merkbaar is. Wel zou het, meenden
zijonbillijk zijnniet op de oorzaken te letten,
die tot deze vermeerdering van uitgaven mede-
werkenmaar waar de schatkist met zoo veel
nieuwe kosten moest worden bezwaardbehoorde
dan toch elke uitgaaf te worden vermeden, welker
nuttigheid of noodzakelijkheid twijfelachtig is. Als
zoodanig scheen de post, die eene aanzienlijke ver-
hooging van de afdeeling Nijverheid te weeg brengt,
aan te merken. Sommige dezer leden voegden er
bijdathuns inzienshet nieuwe geneeskundig
Staatstoezigt op spaarzamer voet kon worden inge-
rigtterwijl ook de wet op het middelbaar onder
wijs niet op zulk eene voor de schatkist bezwarende
wijze ten uitvoer behoefde te worden gelegd. Vooral
ook wezen zij op de afdeeling waterstaat en openbare
werkenen herinnerden dat, terwijl het totale
cijfer dier afdeeling op de begrooting voor 1852
f 2,650,000 bedroegdaarvoor thansook wanneer
men de kosten voor den aanleg der Staatspoor-
wegen en voor den waterweg van Rotterdam naar
zee ter zijde stelt, f 4,825,000 wordt aangevraagd.
Op deze bedenkingen werd geantwoorddat de
onmiskenbare verhooging van uitgaven voor het
Departement van Binnenlandsche Zaken ".icli allezins
laat regtvaardigen. Een aanmerkelijk deel dier
verhooging is in zoover van den wil des Ministers
onafhankelijk, als zij het gevolg is van met mede-
werking der Staten-Generaal vastgestelde wetten.
De kosten van het geneeskundig Staatstoezigt worden
op de tegenwoordige begrooting tot hetzelfde cijfer
uitgetrokkenwaarop zij bij de behandeling der
medische wetten werden geraamd. Indien de uit
voering der wet op het middelbaar onderwijs be-
trekkelijk kostbaar is, zagen eenige leden daarinte
minder reden tot klagte, omdat de Regering hier
is afgeweken van het wel eens te zeer gevolgd
stelsel om alleen aan instelhngen, in het hart des
Lands gevestigd, veel geld te besteden. fntegendeel
zal door de wijze, waarop zij de wet uitvoert, ook
in maer afgelegen provincien krachtig tot versprei-
ding van kennis en beschaving worden medegewerkt.
Zelfs onder de uitgaven voor openbare werken zijn
er, behalve die voor de spoorwegen en den Rotter-
damschen waterweg, eenige, die het gevolg zijn
van overleg met de Staten-Generaal. Men denke
aan het kanaal door Holland op zijn smalst en aan
de uitgaven, uit het Maastractaat voortgesproten.
Eindelijk moest niet uit het oog worden verloren,
dat de uitgaven voor vele openbare werken later
vergoed worden door indirecte voordeelen, dien ten ge-
volge door de schatkist genoten. Voor de opoffering
tot droogmaking der plassen beoosten Rotterdam
zal de Staat later grootendeels worden scliadeloos
gesteld.
In twee der afdeelingen is men teruggekomen op
de partiele wijziging der kieswet, voor zoover den
zittingstijd der stembureaux betreft, waarvan bij
de behandeling der vorige begrooting van Binnen
landsche Zaken sprake was. Men wilde den Minister
gevraagd hebben naar den uitslag dor enquete,
volgens zijne toenmalige Memorie van Beantwoording
destijds reeds omtrent dit onderwerp aanhangig.
In eene der afdeelingen wenschten enkele leden uit
een ander oogpunt de aandacht op de kieswet ge
vestigd te hebben, in verband namelijk met den
afstand der opbrengst van 4/5 van het personeel
aan de gemeenten en het door de Regering aange-
kondigd voornemen om door den tijd ook het overige
1/5 af te staan; zij wilden dat zoodanige geheele
overdragt eener belasting, die naar de eigen ver
klaring der Regering beter voor plaatselijke heffing
dan voor heffing vanRijkswegegeschiktis, mogelijk
wierd gemaakt, zonder het kiesstelsel te zeer in
verwarring te brengenandere leden dier afdeeling
toonden zich intusschen geenszins gestemd voor den
afstand, althans vooreerst, van het aan het Rijk
overgebleven 1/5 der personele belasting.
Eenige leden wenschten de noodzakelijkheid eener
wettelijke regeling der sluis- en tolgelden in her-
mnering te brengen.
Ook op de wenschelijkheid eener herziening der
onteigeningswet werd gewezen. Men vroegof
daartoe reeds voorbereidende werkzaamheden plaats'
hadden.
Van meer dan e£nen leant werd teruggekomen
op het verlangen naar eene betere grensregeling
tusschen provincien en gemeenten, onder andere
hoogst noodig voor den geregelden gang der
burgerhjke en strafregtspleging.
Kosten van het bestuur der provincie.
Enkele leden verklaarden met genoegen te hebben
gezien, dat de Regering zich voorstelt een alge-
meenen maatregel tot betere bezoldiging der ambte
naren bij de provinciale griffien te nemen. Anderen
meenden, dat ook hier met het oog op het belang van
's Rijks schatkist behoedzaamheid was aan te raden.
Meer algemeen gevoelde men zich teleurgesteld
door het gezegde, dat verhooging der wedden van
onderwijs, die slechts f 3000 en van de inspecteurs
van het lager ouderwijs, die nog minder genieten.
Zoo ligt kon uitde opdrij ving van het eene tractement
verhooging van hetandere voortvloeijen. Versclieidene
andere leden meenden integendeeldat de Regering
den juisten maatstaf gekozen had of zelfs dat zij
nog verder had moeten gaan.
Men wilde gevraagd hebben, welke in't alge
meen thans de inzigten van den Minister omtrent
de klinische scholen te Amsterdam en te Rotterdam
waren.
Met het oog op de bestaande omstandigheden
en op de verhooging van uitgaven, die wederom
voor de Veeartsenijschool wordt voorgedragen, werd
eenige nadere inlichting wegens de uitkomsten dier
instelling wenschelijk geacht.
Waterstaat en publieke werken.
Ook nu weder gevoelde men zich in een paar
afdeelingen verpligt op de noodzakelijkheid van het
tot stand komen der algemeene wet op den water
staat, bij art. 191 der Grondwet bedoeld, tewijzen.
Evenzoo kwam men in eene der afdeelingen
terug op de reorganisatie van het korps van den
waterstaat, in de Troonrede, ten verleden jare bij
de opening der gewone vergadering van de Staten-
Generaal uitgesprokenals aanstaande aangekondigd
en daar als eene hervorming voorgesteld, nood-
zakelijk om de dienst in overeenstemmingte brengen
met de behoeften van den tegenwoordigen tijd.
Reeds in 1863 werd door den Minister verklaard,
dat aan eene wettelijke regeling op de vervoer-
middelenwaaronder ook die te water zouden worden
begrepen, nog slechts de laatste hand behoefde te
worden gelegd. De handeling van meer dringende
onderwerpen van wetgeving noodzaakte toen tot het
op den achtergrond Jaten van deze zaak. Eenige
leden vroegen, of zij eerlang ter hand zal kunnen
worden genomen.
De vraag werd gedaan, aan welke magt de politie
over het vaarwater op de rivieren toekomt.
Niet zelden gebeurt het, vooral ook bij de alge
meene rivierverbetering, dat door stroomleidende
werken, van Gouvernementswege aangelegd, aan
de eigenaren der naburige oeverlanden schade wordt
toegebragt. Deze zien ten gevolge der werking van
kribben hunnen grond afbrokkelen en wegspoelen.
Verscheiden leden meenden, dat in zoodanige ge-
vallen het verleenen van schadeloosstolling door het
Gouvernement niet slechts billijk is, maar uit de
uitdrukkelijke bepaling van art. 3 der wet van
24 februarij 1806 voortvloeit. Men wenscht des-
de leden van Gedeputeerde Staten, zco zij noodig 'wege het gevoelen der Regering te kennen.
mogt zijn, eerst dan in aanmerking kan komen, j Vele leden achtten het wenschelijk omtrent den
wanneer de bezoldiging der ambtenaren op do griffien tegenwoordigen stand der aan de heeren Swaan en
nader zal zijn geregeld. Men meende dan toch dat in van Heiningen verleende concessie voor den aanleg
dit opzigtinzonderheid voorzieningvolstrekt noodig is.eener vlugthaven te Scheveningen en van de daar-
Andere leden, ofschoon de bestaande moeijelijk- aan verbonden spoorweglijnen ingeiicht te worden.
heid erkennende, konden niet toegeven, dat de jaar- Evenzoo verlangde men te weten, of de concessie-
wedden, »aan het lidmaatschap van Gedeputeerde |aanvragen der Rhijnspoorwog-Maatschappfj voor het
Staten s erfionden, zoo geheel onvoldoende waren. maken der afsnijding BreukelenHarmelen tot het
De betrekking is van politieken en vertegenwoordi- verkorten der spoorweggemeenschap tusschen Amster-
genden aard. Vergelijking met een ambtenaars- dam en Rotterdam, en voor den aanleg der spoor-
tractement kwam daarbij niet te pas. Ten slotte weglijn Gouda 'sGravenhageScheveningen nog
vereenigde zich de meerderlieii der leden, die zich altijd hangende waren.
over dit punt uitlieten, in het gevoelendat de zaak Nagenoeg algemeen verklaarde men niet goed te
goed geregeld zou zijn, indien aan de leden van kunnen begrijpen, waarom de nieuwe regeling van
Gedeputeerde Statenbuiten de hoofdplaats der het loods- en bakenwezen op sommige rivieren eene
provincie gevestigd, vergoeding voor reis- en verblijf- verhooging met niet minder dan t 50,000 nood-
kosten verzekerd wierd. zakelijk maakte, en wenschte men dus daaromtrent
Medische politie. te worden ingeiicht.
Versclieidene le len wenschten omtrent de tegen- Door een aantal leden werd in de bedenkingen*
woordige zienswijze der Regering met opzigt tot tegen het instellen eener vaste bouweommissie vol-
rquarantaine-maatregelen te worden ingeiicht. Zij hard.
bleven van gevoelen, dat deze zaak niet aan de zorg
der plaatselijke besturen kon worden overgelaten.
Al wilde men het overwegend belang der open-
bare gezondheid ter zijde stellen, zou het handels-
Men vroeg of de Minister nog iets te voegen i.eeft
bij hetgeen hij ten verleden jare omtrent de be-
stemming der groote zaal op het Binnenhof voor
een museum van vaderlandsche oudheden en het
belang hier zwaar moeten wegen. Men kon zich daartoe verzamelen van bouwstoffen heeft medege-
daarbij op het onlangs gebeurde te Marseille, nadat deeld.
de cholera te Alexandrie en te Konstantinopel De vorming der Nieuwe Merwede en wat daar-
was uitgebroken, beroepen. Men heeft in die mede in onmiddellijke betrekking staat, gelijk de
Fransche zeehaven de pakketbooten uit de beide beteugeling der Killen, zal ook weder voor 1866
genoemde sleden toegelaten zonder quarantaine drie tonnen gouds vorderen. Nog daarenboven vindt
en na eenvoudige verificatie van den gezondheids- men op den staat twee posten, de ea van/40,000,
toestand der passagiers. Toen men dit in Spanje
en Italie vernam en tevens te weten kwam dat,
ten gevolge der toelating, zich te Marseille cholera-
gevallen hadden vertoond, heeft men in die beide
de ander van 37,000, die voor een deel moeten
strekken tot onderhoud van reeds bestaande werken
tot het vormen eener nieuwe Merwede. Men vroeg,
hoe groot dit deel was, en hoe veel dus in 'tge-
Landen de zuivere patenten, door de overheden te heel voor het genoemde werk wordt aangevraagd.
Marseille afgegeven, niet willen erkennen en aan Ook in verband met de hoogst aanzienlijke geld-
de uit Fransche havens komende schepen de quaran- sommen, voortdurend voor het vormen der Nieuwe
taine-maatregelen opgelegd, die de Fransche Regering Merwede gevorderdwenschten verscheidene leden
zelve niet had toegepast. De scheepvaart van Mar- iets naders te vernemen omtrent den tegenwoordigen
seille heeft daardoor veel nadeel geleden. Dergelijke toestand van het nieuwe rivierbed, de daarin plaats
represaillesals tegen Marseille zijn gerigt, hebben hebbende uitschuring, de bevaarbaarheid en de
in zake van openbare gezondheid altijd plaats. Geheel uitzigten voor de toekomst.
ongeregeld kan dit onderwerp ook daarom niet Het blijkt, dat tot nu toe de werken voor de
blijven. In Engeland is men nog niet lang geleden verbetering van den Rotterdamschen waterweg zich
niet voor maatregelen van voorzorg teruggedeinsd. voornamelijk bepalen tot het maken der dammen
De Regering heeft daar in april 1865. toen men in zee voor den nieuwen riviermond en tot weg-
meende dat in Rusland eene besmettelijke ziekte ruiming van gronden in de bestaande rivier; terwijl
was uitgebroken, een strong toezigt voorgeschreven de eigenlijke doorgraving van den Iloek van Holland
op al wat uit dat Land kwam. Andere leden deden acliterwege blijft cf niet vordert. De reden daarvan
opmerken, dat en vroeger en later de maatregelen, schijnt in moeijelijkheden te liggen, die men daar
tegen het doordringen der cholera genomen, gebleken met opzigt tot do onteigening ondervindt. Men
zijn niet te baten. Die ziekte heeft zich, in weerwil vroeg derhalve, hoe het met die onteigening gelegen
van het trekken van cordonstelk ens verre verspreid. is en wat in't algemeen de stand der werkzaamheden
Wilde men het doordringen daarvan trachten te be- van dit groote werk is.
letten, niet alleen zou toezigt aan de zeezijde ge- Door eenige leden werd inlichting gevraagd, hoe
houdenmaar ook onder bepaalde omstandigheden het stond met de onderhandelingen om de Over-
het vervoer van personen binnen'slands belemmerd, ijsselsche en Geldersche polders, die in de laatste
ja verboden moeten worden. En nu mogt men jaren ten gevolge van het werken van denoverlaat
vragen, of dit wenschelijk, of dit doenlijk zou zijn. m Dron then zooveel van het zee water geleden hebben,
Van de andere zijde werd geantwoord, dat het dan beter tegen de zee te beveiligen.
toch hoogst onraadzaam was, zich door het dreigend Ofschoon men met genoegen gezien had, dat het
gevaar te laten verrassen, zonder eenigen maatregel subsidie aan de calamiteuse polders in Zeeland, in
van voorzorg te hebben genomen. In elk geval verband met de vermeerdering van het dijksgeschot
scheen eene Regering onverantwoordelijk te handelen, naar de bekende taxatie, op deze begrooting eene
die niet zorg droeg da vereischte magt te bezitten, aanmerkelijke vermindering heeft ondergaan, werd
opdat aan de bemanning van schepen, aan welker dit genoegen bij vele leden verstoord door het ge-
boord eene besmettelijke ziekte heerscht, het aan zegde, dat de Regering omtrent de nadere regeling
land komen belet of enkel onder bepaalde voorzorgen van het beheer dezer polders nog met met het ge-
toegelatcn kan worden. Volgens een derde gevoelen westelijk bestuur van Zealand tot eenlieid van ge-
behoordede vaststelling van quarantaine-maatregelen dachten heeft kunnen komen. D ;ze zaak, die reeds
i te worden verschoven, tot dat gelegenheid zou bestaan sedert eene reeks van jaren tot zoo veel woorden-
het nieuw te vestigen geneeskundig Staatstoezigt wisseling en geschrijf aanleiding gegeven heeft, blijft
daarover te raadplegen. dus hangende. Men moest dit betreurenen ge-
Naar veler oordeel strookt het aangekondigde loofde dat niets anders overschoot om de zaak aan
voornemen der Regering, om voor het geneeskundig een goed einde te brengen, dan de tusschenkomst
Staatstoezigt zes inspecteurs en achtadjunct-inspec- des wetgevers.
teurs te benoemen, weinig met de toezeggingdoor De vraag werd gedaan, of volgens het Koninklijk
den Minister van Binnenlandsche Zaken bij de be- beoluit van 12 maart 1821 het onderhoud van den
handeling der geneeskundige wetten gedaan, dat hij weg van Ilellevoetsluis over Dirksland naar Her-
in den beginne met de aanstelling van zulke ambte- kingen niet ten laste der provincie Zuid-IIolland
naren op een zeer bescheiden voet zou te werk gaan. behoort te komen. Zeker is het, dat die weg zich
Deze bedenkingen tegen het te groot aantal inspec- in slechten toestand bevindt.
teurs vonden bij andere leden tegenspraak. I Wederom gaven verscheiden leden leedwezen te
Ook met opzigt tot de bepaling van het tractement kennen, dat de voltooijing van het kanaal van
der inspecteurs heerschte verschil van gevoelen. ErjApeldoorn naar den IJssel bij Dieren zich zoo lang
waren ledendie het daarvoor aangenomen maximum laat wachten,
van f 3500 te hoog achtten, vooral in verband met Sedert lang laat zich de regeling der aangelegen-
da bezoldiging der inspecteurs van het middelbaar heden van het kanaal van Steenenhoek wachten.