Dagboeken en ander werk
uit het Frans vertaald
Grandioze
Arrabal
van Studio
In de schaduw van de schrijver
Shakespeare
tijdgenoot
Opbouwende verhalen,
een tante
en een kiekendief
Wilde
humor en
poëzie
Filminstituut
krijgt
nieuwe leiding
ZATERDAG 2 DECEMBER 1967
TWEE NIEUWE DAGBOEKEN in de reeks „Privé domeinvan
De Arbeiderspers: het „Particulier dagboek 1917—1924" van Paul
Léautaud eh Heksensabbatverslag van een ondraaglijk leven"
van Maurice Sachs, beide vertaald door Pieter Beek. Het toeval
(De Slegte; f 2,99) speelde mij dezer dagen een exemplaar in
handen van „Menagerie" van Greshoff, herinneringen aan ont
moetingen in de letterkunde verschenen in 1958, waarin Greshoff
naar aanleiding van Léautaud en Gide zijn gedachten laat gaan
over het schrijven van gepubliceerdedagboeken.
Hij kende dit „particulier dag
boek" niet en reageerde op de
literairedagbaeker< van Léau
taud, die icat hij noemt een
„openbaar" karakter hebbenzo
als ook het „Journal" van Gide
voor publicatie is geschreven.
Greshoff vindt, dat de legende
van Léautaud als zonderling en
kluizenaar door de publicatie uan
die openbare dagboeken afbreuk
wordt gedaan:, de stof is gering,
want driekwart van da delen dag-
boekis onbelangrijk; onbelang
rijke nnssetuasjes zowel over an
deren als over zichzelf berekend
om steeds zijn apartheidte
doen uitkomen" en de preut
se Greshoff vindt de verhalen
over zijn amoureuze perikelen
„sordide", zeg maar smerig.
WE WILLEN op het toneel af
van hetklassiekestuk als mu
seumstukke manier waarop
dat moet gebeuren is niet altijd
duidelijk, want soms wordt met
veel vuil badwater een springle
vende baby weggeworpen. Om
het minder frivool te zeggen:
met de modernisatie verdwijnt
60'fit de kernbetekenis van het
ettih&.n üe essentiele bedoeling
van te schrijver. Een werkelijke
modernisatie kan alleen slagen,
wanneer beide elementen in hun
historische contekst worden be
grepen en doorzien, en dan in mo
derne visie worden „vertaald".
Een zeer omvangrijk werk: een
man als Shakespeare bijvoorbeeld
staat op een breuklijn van tijden,
drager van elementen van die tij
den, hij heeft een wijze van zien
en voelen die voor ons bijna niet
reproduceerbaar is, maar wie
Shakespeare naar het heden wil
trekken zal moeten proberen dat
gevoel en die visie te achterhalen.
Jan Kott, hoogleraar in de dra
matische kunst In Polen, dat Mek
ka van de toneelman van nu,
heeft een geslaagde poging
gewaagd om bepaalde facetten
van Shakespeare voor de moder
ne mens toegankelijker te maken.
Zijn bunctei opstellen, nu ver
taald door Berend Hulsing, door
Moussault uitgegeven onder de
titel ..Shakespeare tijdgenoot",
geschreven in 3964 en inmiddels
o.a. vertaald in het Engels en het
Frans, heeft in die vertalingen
grote indruk gemaakt op de in
ternationale toneel we re ld. Peter
Brook maakt in.zijn inleiding dui
delijk, waardoor Polen zo'n apar
te plaats inneemt in het toneelle
ven, en waarom'men juist uit Po
len een nieuwe visie op Shakes
peare kon verwachten: ,,In onze
tijd is het nog steeds Polen dat
het meest intens het tumult, de
gevaren, de intellectuele strijd
baarheid en het dagelijks betrok
ken zijn bij het maatschappelijk
leven ervaart. Deze elementen
maakten het leven voor een Eii-
sabethaan zo wreed, fijngevoelig
en extatisch. Daardoor is het heel
natuurlijk een Pool gegeven ons
de weg te wijzen".
Wat Jann Kott zegt van Troilus
en Cressida, namelijk „verbluf
fend en modern", geldt voor zijn
visie op de gehele Shakespeare.
Wat hij schrijft over Hamlet bij
voorbeeld maakt het stuk los van
welke rationele modernisatie ook,
en hij zet de veelvormigheid
en ook de vormeloosheid van
het stuk uiteen: men kan kiezen,
schrijft Kott, maar men moet
weten waarom en waarvoor men
kiest. Maar: „Hamlet staat onder
dezelfde spanning waaronder wij
leven. Bevrijd van lange monolo
gen, ontdaan van alle beschrijve-
rij, toont hij de hevigheid van de
conflicten van onze tijd: het ver
mengen van politiek, erotiek en
baantjesjagerij, de brutaliteit
van de reacties, de vaart van. de
ontknopingen. In deze Hamlet
(Kott bedoelt: de Hamlet zoals
hij nu ïn Polen wordt gespeeld)
stoot men op black-outs als In
een hedendaags politiek cabaret.
Op grote, bittere hoon".
Naar aanleiding van „Twelfth
night" en „As you like it",
analyseert Kottin een stuk geti
teld „Bitter Arcadia" de vormen
van liefde en de problemen van
travestie bij Shakespeare, Hij
komt tot conclusies, die hemels
breed verwijderd zijn van de lie
felijke visie van bijvoorbeeld
Mendelssohn op de Midsumrner-
nightsdream. en de conventionele
dichterlijkheid die men nog in
veel Shakespeare enscèneringen
aantreft.
Het is verleidelijk, dieper op de
bundel in te gaan, en vooral veel
te citeren. Beter is het zelf te le
zen, want ik zie niet goed, hoe
voorstellingen van Shakespeare
te regisseren, spelen, criliseren^
of zelfs maar te aanschouwen zijn
met voorbijgaan aan de visie van
Kott. Niet om hem slaafs te vol
gen, wel om door hem te worden
geïnspireerd.
JAAP J0PP6"
Wat riit laatste betreft zal Gres
hoff het „particuliere dagboek"
wel helemaal onverteerbaar vin
den: Léautaud's relatie met zijn
(oudere) minnares wordt er met
getal en omstandigheid uitvoerig
uit de doeken gedaan, eveneens
compleet met aUe wissewasjes en
met een sterk herhalend karak
ter ook hier zou de structuur
van liet dagboek door beperking
aan kracht hebben gewonnen.
Anderzijds schuilt het beklem
mende element van die verhou
ding juist in de herhaling: de
eindeloze ruzies, die steeds ero
tisch worden beslecht, want ma
dame Cayssac vindt Léautaud
kennelijk een hinderlijke aanstel
ler, en Léautaud vindt zijn bemin
de een oververhitte burgertante,
maar zij zijn erotisch op een biina
helse manier aan elkaar ver
bonden. En in dit particuliere
dagboek speelt Léautaud veel
minder een opgelegde roi dan in
zijn literaire dagboeken: hif is er
oprechter en argelozer in
maar Greshoff heeft wel gelijk:
ook kleiner van statuur.
Een slecht mens
Mauric.e Sachs noemt zich in zijn
„Heksensabbat" een slecht mens.
Veel van dat oordeel over zich
zelf berust op zijn homofilie en
zijn -in die periode, de twee
decennia voor de tweede wereld
oorlog, nog begrijpelijker dan
thans onmacht om die conditie
ook maatschappelijk te aanvaar
den. Hij brengt verslag uit over
de dingen, die hij heeft gedaan:
alles wat god en mensen verbo
den hebben. Maar het gruwelijk
ste vindt men er niet in, omdat
dit gebeurde nadat hij zijn „sab
bat" had geschreven: In de oor
log werd hij betaald verrader in
dienst van de Gesmpo, hij ver
ried vele mede-joden, ook op
grond van gefingeerde aanklach
ten, raakte in een concentratie
kamp en werd tijdens een doden
mars begin 1945 doodgeschoten
door de SS. Die kennis achteraf
maakt deze autobiografie nos
weer luguberder.
Het is curieus om het morele
oordeel van de „heterofiele"
Greshoff over de homofiele Gide
te plaatsen naast dat van de ho
mofiele Sachs. Greshoff heeft be
wondering voor de letterkundige
Gide, maar verfoeit de man om
diens houding tegenover zijn
vrouw, die hij jarenlang in on
wetendheid hield over zijn neigin
gen. tot'hi j er onverwacht met
een jongeman vandoor ging.
Greshoff noemt Gide's verdedi
ging in „Et nunc manet in te"
een apothéose van. de achterbaks
heid. En nu Maurice Sachs:
„Zonder de vrouwen eigenlijk
lichamelijk te beminnen, riskeer
de hij (Gide) toch alle gevaren
van. een huwelijk, omdat het ge
luk van zijn vrouw, dat hij haar
waarschijnlijk niet zou kunnen
schenken, haar toch alléén door
hem geschonken zou kunnen
worden."
De feiten, namelijk de diepe el
lende waarin Madeleine
Rondeaux, de vrouw van Gide, na
haar ontdekking werd gestort en
de voornaamheid waarmee zij die
ervaring verwerkte, zettende vi
sie van Sachs in een vreemd
licht.
Folterende Aziaten
Meer vertalingen van klassieke
Franse werken: ook al door Pie
ter Beek (met Martin Ros) ver
taald „De tuin der folteringen"
(Le jardin des supplices) van
Octave Mirbeau, als grote ABC
i van De Arbeiderspers. Het boek
verscheen in 1899-en heeft gro
te invloed gehad: op de Europe
se creatieve intelligentsia in de
jaren tussen de wereldoorlogen,
en volgens de uitgever in deze
jaren weer op lan Fleming, en
diens James Bond „You nniy liv<
twice". Daar steek ik mijn hand
niet voor in het vuur, want ge
lijkheid van onderwerp betekent
nog'geen onderlinge relatie, en
folterende Aziaten zijn bekende
figuren in de literaire onderwe
reld. Maar Mirbeau behoort niet
tot die demimonde, zijn folter-
tuin heeft een maatschappelijke
en satirische strekking en die
bedoelingen zullen Fleming's bes
te vrienden of ergste vijanden
hem niet willen aanwrijven.
In dieselfde ARC-reeks een ver
taling door Kan Meyer van Boris
Vian: „Het schuim der dagen"
(L'éeume des jours), een speelse
pzxodiz op een liefdesverhaal,
Paul Léautaud
vol woordspelingen en grapjes
op Sartre en zijn existentialisme,
zoals dat in 1947 werd gezien er»
ondergaan. Popart avant ia let-
tre, wat lang uitgesponnen, zoals
ook „Liever niet creperen", eni
ge tijd geleden in dezelfde reeks
verschenen, een wat lang uitge
sponnen parodie op de „harde"
avonturenroman is. Vian's be
gaafdheid wordt zuiverder inge
zet in „De hartevreter", ook al in
die reeks, een beklemmend, poë
tisch verhaal.
Tenslotte nog. even de aandacht
gevestigd op de vertaling van
Jan Hardenberg uan „De schone
schijn", een korte, heel zuivere
roman van Simone de Beauvoir
over een ktud-, opgroeiend in een
horde schijnwereld van recla
me en publiciteit. De schrijfster
kent die wereld, beter dan zij het
kind kentmaar zij gaat niet ver
der dan haar kennis reikt. Uitga
ve C. de Boer.
JAAPJOPPE
TWEE DUITSE SCHRIJF
STERS: Anna Se ghers, commu
niste met een Leninprijs en een
Oostduitse Staatsprijs; Luisfr
Rinser, Beierse r.k. onderwijze
res, vervolgd door de nazi's, na
de oorlog als romanschrijfster
ook in Nederland welbekend ge
raakt. „De kracht van de zwak
ken" is een Meulenhoff-pockèt,
die 10 verhalen van Anna Seg-
hers bundelt. Het zijn lotgevallen
van naamloze rechtschapenen.
Ze kunnen Agathe heten of Marta
of Ernst, maar in feite hebben zij
geen identiteit. In de epische
trant van. de schrijfster ontstaan
geen mensen, maar exemplari
sche typen. Individuele lotgeval
len hebben uitsluitend betekenis
in algemener, stichtelijk ver
band. Deze allerminst gering te
schatten, gave voorbeelden van
socialistisch „realisme" illustre
ren wel, dat epiek een ruimte
vergt die het afgeronde korte
verhaal niet biedt. De beste zijn
dan ook die, welke als fragmen
ten zijn gegeven.
Twee Duitse jongens: de 20-jari-
ge Tobias van Luise Rinse^ en
een 19-jarige die terugdenkt aan
ztjn kwajongenstijd, in de Hitier-
jaren die zlin auteur. Peter Faec-
ke zelf niet bewust heeft kunnen
beleven, want de schrijver Faec-
ke is in 1940 in Silezië geboren.
„Ik ben Tobias" van Luise Rih-
ser zou ook „De tante en .de jon
gen" kunnen heten, want de i
schrijfster, die achter in dé vijf
tig is, probeert hartstochtelijk de
„boze jonge man" te begrijpen,
te bereiken, te bemoedigen, die
zich tijdens het schrijven aan
haar openbaart, Hij belichaamt
„de jeugd van tegenwoordig1-',
negativistisch uit een te hoog ge
spannen. idealisme dat elke
zweem van compromis afwijst,
principiëler dan een provo die
zitting neemt in een gemeente
raad.
De vorm van dit boek, een dis
cussie tussen de schrijfster en
haar weerbarstige creatie, lijkt
w.einig gelukkig maar blijkt ge
woon goed te zijn, want het wordt
een eerlijke strijd. De „tante"
verschanst zich niet achter haar
beginselen en ervaringen al
voert ze die laatste wel eens aan.
De beginselen zijn niet overboord
gezet, maar ze worden niet als
boosdoeners in het spel gebracht,
ze worden getoetst. De tante is
een onderwijzeres die niet pre
tendeert, haar pupil te kunnen
kneden. 2e moet hem begeleiden,
ook om haarzelfs wil. want wat
hem beweegt verontrust ook
haar tot in de kern van haar le
vensvisie. Hier geen epiek, maar
een existentieel zoeken dat voor -
Anna Seghers vermoedelijk op
een verregaand stadium van „de
cadentie" wijst. De boeken van
beide schrijfsters zijn sympa
thiek, maar dan van Luise Rin
ser is „realistischer" en belang
rijk zowel voor jonge Tobiassen
ais voor onbevooroordeelde „tan
tes". Een uitgave van H. P. Leo
pold.
.De rode milaan." (een paper
back van J. M. Meulenhoffis
blijkbaar een kiekendief, een vo
gel met steekogen die een jongen
van. ID jaar doet terugdenken aan
de oorlogsjaren en speciaal aan
de Hitlerjongen Paultje. die ook
zulke ogen lud. Da ik-flfiuux be
hoorde tot het heel kleine min-
derheidje in de provincieplaats,
dat niet met dolken en wolfsan-
geis liep. Peter Faecke evoceert
de dooreenlopende belevenissen
en stemmingen van een jongen in
«de leeftijd voor het rovertje-spe-
Jen en de manier, waarop nazis
tische aangelegenheden binnen
zijn gezichtskring kwamen. Het
Is een terugdenken van een de
volwassenheid naderende jon
gen, maar de prikkel de vogel
is een irrationele en. daardoor
herleven allerlei ogenschijnlijk,
bijkomstige sensuele indrukken
van het plattelandsleven. De oor
logstijd is aldus zoiets als de
schooltijd, die met kwalijke kan
ten toch geleefd diende te worden
en ook w,el avontuur bood, al was
er iets lügubers aan. Geen „poli
tiek" boek, wel een fijn stuk lite
ratuur.
D. W.
EEN GEDRAMATISEERDE psy
choanalyse in een sfeer «art wilde,
poëtische humor: het toneelstuk
„De architekt en de keizer-van
Assyrie" van Fernando Arrabal
gisteravond in De Lantaren gran
dioos gespeeld door Ton Lutz en
Marius Crans van de toneelgroep
Studio. Een bewustzijnsinhoud,
met alle tegenstrijdige elemen
ten: angst en vreugde, ontspan
ning en tragiek, de invloed van
en de strijd tegen de buiten
wereld, moederliefde en moeder
haat, paniek en inkeer en
vooral humor, die veel van de
tragiek naar de groteske stuurt.
Een stuk, dat enorme eisen aan
de beide acteurs stelt, maar dat
hun en in het bijzonder de
„keizer", Ton Lutz, de gelegen
heid geeft hun totale technische
kunnen te exposeren.
Dat element is gisteravond tot
verrukking van de toeschouwers a
compleet uitgespeeld, zo overtui
gend, dat mén vergat dat Arra
bal toch tot het absurde toneel
wordt gerekend: de acteurs be
lichtten In het absurdisme dc
innerlijke logica, die het rr.oet
hebben wil het niet „absurd"
worden in de dagelijkse beteke
nis van het woord.
Magie en cultuur
DE OGENSCHIJNLIJKE intrige
is simpel: de „keizer van Assy
rië" is de enige overlevende van
een vliegtuigongeluk, arriveert
op een slechts door eeh inboor
ling, de „architect", bewoond
eiland- De keizer leert de archi
tect spreken en brengt hem ver
der.kennis en cultuur bij; met
die winst komt bet verlies van
magische vermogens van de
„wilde", die aan het eind van het
eerste deel eindeloos oud blijkt.
In het tweede deel zet de ont
luistering van de keizerin; In een
proces, een maskerspel, ver
zwakt zijn persoonlijkheid en
wordt die van dc architect ver
sterkt, tot. de keizer om zijn dood
vraagt en de architect hem op
eet, Het is het eind van de magi
sche krachten van de architect
maar dan valt opnieuw een
vliegtuig, de keizer blijkt archi-
Ton Lutz en Marius Craus
tect te zijn geworden, de architer
werd keizer, en het spel kan van
voren af aan beginnen.
Een dramatisering en personal!
sering van elementen van de
menselijke ziel, waarbij Arrabal
bij de magische, de oeremoties
van de mens duidelijk ook theo
logische bijbedoelingen heeft: hi,j
zet zich daarbij nok. fel af tegen
de conventionele denkbeelden op
dat gebied met alle schokwer-
king„ die dat pleegt te hebben.
Iets dergelijks gebeurt ten aan
zien van seksuele emoties, waar
bij Arrabal zijn ironie niet spaart
eri wat men „kinderspelletjes"
pleegt te noemen in een grotesk
licht zet. Zo zi.in er meer elemen
ten in het stuk, waarin Arrabal
het persoonlijke veralgemeent.
Aan de andere kant hebben de
psychische accenten, die hij zijn
twee-eenheid keizer-architect
geeft, niet over de gehele linie
een generaliserend karakter: in
het masker-proces bijvoorbeeld
komen duidelijk individuele kan
ten naar voren, het vader-element
Rinus Ferdinandusse
Zij droeg die nacht
een paars corset
Guus Dijkhuizen
Een aap met rode billen
„IK WOU GEWOON een de
tective schrijven. Ik geloof ook
wel dat ik schroom heb ten op
zichte van gewei, 't Heeft
geen enkele zin doodgewone
gevoelens uit te schrijven. Ik
kan ook niet zeggen, ik condo
leer u van harte. Ik sterf lie
veJe kebt ook mensen
die dahartelijk kunnen zeg'
gen en vol medegevoel handen
drukken. Ik maak er onmiddel
lijk een parodie van". Dat zegt
Rinus Ferdinandusse in een
interview) dat Bib eb met hem
had (als enige eerste publika-
tie opgenomen in de bundel
Bibeb en andere VIP's" van
Polak en Van Gennep).
Op een andere plaats zegt hij in
datzelfde interview: „De vrouwe
lijke figuur in mijn tweede boek,
daar wou ik een nymfomane van
maken. Dat kon ik niet. omdat ik'
haar niet van papier uitkreeg. Ik
heb het te zelden meegemaakt".
En op een derde plaats zegt hij
van Vestdijk: „Hij is enorm vir
tuoos. Ik stel me voor hoe hij
schrijft, af en toe de fiets pakt en
dan weer een hoofdstuk schrijft.
Ik vind dat mooier dan de gedre
venheid die je bij Wolkers mee-
ma.alrf
Riu.ua Ferdmandïtsire
Drie mededelingen, die getuigen
van zelfkennis en vakkennis
maar die onderling strijdig zijn.
cn dat conflict vindt men terug in
de „detective" die Rinus Ferdi
nandusse wou schrijven en die
de fraaie titel meekreeg „Zij
droeg die nacht een paars corset"
(uitg. De Ai'beiderspers; grote
ABC-pocket). Ook in de „gewone
detective" moet de schrijver in
zijn. eigen personages geloven,
compleet met hun emoties, hij
moet hén in hun waarde laten, hij
moet zich compleet inleven in hun
persoonlijkheid hij hoeft niet
zelf gemoord te hebben om een
moordenaar te kunnen scheppen.
Dat weet Ferdinandusse verstan
delijk. want hij ziet het vakman
schap van Vestdijk, maar hij is
zelf te gedreven en te emotioneel
om die rationele overtuiging te
kunnen realiseren. Hij gebruikt
zijn emoties niet, hij elimineert ze
zélf in zijn personages en hij
verminkt daardoor zijn eigen
mensen.
De roman is voor een niet onbe
langrijk deel een sleutelroman,
en dat is een van de amusante
kanten van het verhaal, maar de
personages die daarin tot leven
komen, zoals de journalist Joop
<le Frese, hebben een levend mo
del dat de schrijver in zijn hart.
heeft gesloten. De anderen, ook de
vrouwen, lijden aan. emotionele
atrofie, waardoor ze wat buiten
een schrijverswerkeleijkheid ra
ken: de auteur staat tussen zijn
eigen verhaal en de lezer.
Overigens is voor de lezer
het detective-element in
ook dit verhaal zoals in de
eerste „sriller" van Rinus
Ferdinandusse van minder be
lang dan de spitse schrijfwijze,
vol humor en actuele toespelin
gen: een cabaretteske kaleidos-
koop, gegarandeerd goed voor een
geamuseerde leesavond.
Iets dergelijks kan men zeggen,
maar met minder overtuiging
in de stem, van de pocket van
Guus („Gandalf") Dijkhuizen,
eveneens uitgegeven bij de Arbei
derspers. Een bundel korte stuk
jes, ..sprookjes en verhalen", ge
titeld „De aap met rooie billen",
met daar ondersteboven tegenaar.
gebonden een langer verhaal
..Een. bagatel". De schetsjes zijn
ideetjes en niets meer, soms wel
aardig, soms minder, met teke
ningetjes van Kees Kuiper. „Een
bagatel" heeft wat meer vlees
op de botten: een soort reportage
over een Amsterdams milieu van
jongeren op de rand van het
kunstleven, met typetjes die met
behulp van literaire mond-op-
mond beademing een schriel
schijnteven ingegoten krijgen.
Ook hier staat de auteur tussen
lezer en boek en belemmert bij
bet uitzicht op een wat naievc we
reld.
J.J,
ontbreekt vrijwel en het moeder
element overheerst. Dat laatste
hangt samen met de behoefte van
de „keizer" liefde te ontvangen
en zijn onvermogen liefde te
geven, een conditie die telkens
weer van een andere kant wordt
belicht: in de relatie tot de moe
der. tot de vrouw, tot de eigen
persoonlijkheid zelfs in de figuur
van de architect.
Superieur toneel
EEN UITEENZETTING die de
indruk zou xvekken dat de toe
schouwer getuige zou zijn van
een zwaartillend psychologisch
betoog, maar Arrabal. en de
acteurs, tillen die onderstroom
naar een vorm van superieur
toneel. Schokkend en speels,
poëtisch en vulgair in een snelle,
boeiende afwisseling vol verras
sende overgangen. Regisseur
Krijn ter Braak hield het toneel
beeld in een fraai decor van
Frank Raven zeer vloeiend. Ton
Lutz speelde een sublieme rol,
waarin hij zijn hele technische
kunnen moest en kon exposeren,
met bijna onspeelbare overgan
gen die hij schijnbaar moeiteloos
realiseerde zonder de psycholo:
gische onderstroom te overspelen.
Marius Crans, uit het Utrechtse
studententoneel nu bij Studio,
bleek heel bevredigend, al kreeg
zijn oergeweld wat veel nadruk en
bleef zijn dictie, vergeleken bij
de technische perfectie van Lutz
wat achter. Maar voor een jong
acteur toch een rol die een ver
steviging betekent van de belof
ten, die zijn prille carrière in
houdt. Doelmatige maskers van
Ast rid Weyman, en een uitsteken
de vertaling van Josephine Soer.
De voorstelling is vanavond in
De Lantaren, en zondagax-ond in
de Rotterdamse Schouwburg te
zien,
JAAP JOPPE.
AMSTERDAM De raad van be
heer van de stichting Nederlands
Filminstituut heeft met ingang
van 1 januari a.s, voorzien in de
vacatures die zijn ontstaan in
de leiding van dit instituut en
van de Nederlandse Filmacade
mie door het vertrek van prof.
dr. J. M. L. Peters naar Leuven.
Tot algemeen-directeur van het
Nederlands Filminstituut is be
noemd drs. J. A. Hes. die tevens
als gedelegeerde van het be
stuur zal optreden met betrekking
tot de zore voor de financiële,
economische en algemeen or
ganisatorische belangen van ds
Nederlandse Filmacademie.
De heer Hes is directeur van de
stichting Filmcentrum, welke
functie hij zal blijven bekleden in
verband met een samenwerkings
akkoord tussen dit centrum en
het Nederlands Filminstituut.
Tot directeur van de Nederland
se Filmacademie is benoemd de
heer A. Koolhaas. Hij is vanaf
de oprichting als docent verbon
den aan de Nederlandse Filmaca
demie.
In verband met de uitbreiding
van het onderwijsprogramma van
de Nederlandse Filmacademie,
waarbij mede voorzien is in een
TV-opleiding cn in de ontwikke
ling van een workshop voor de
jonge filmers, is benoemd tot
hoofd van de dramatische afde^
ling, ook wat betreft de prakti
sche toepassing, de heer Fons
Rademakers.