Dagboeken en ander werk uit het Frans vertaald Grandioze Arrabal van Studio In de schaduw van de schrijver Shakespeare tijdgenoot Opbouwende verhalen, een tante en een kiekendief Wilde humor en poëzie Filminstituut krijgt nieuwe leiding ZATERDAG 2 DECEMBER 1967 TWEE NIEUWE DAGBOEKEN in de reeks „Privé domeinvan De Arbeiderspers: het „Particulier dagboek 1917—1924" van Paul Léautaud eh Heksensabbatverslag van een ondraaglijk leven" van Maurice Sachs, beide vertaald door Pieter Beek. Het toeval (De Slegte; f 2,99) speelde mij dezer dagen een exemplaar in handen van „Menagerie" van Greshoff, herinneringen aan ont moetingen in de letterkunde verschenen in 1958, waarin Greshoff naar aanleiding van Léautaud en Gide zijn gedachten laat gaan over het schrijven van gepubliceerdedagboeken. Hij kende dit „particulier dag boek" niet en reageerde op de literairedagbaeker< van Léau taud, die icat hij noemt een „openbaar" karakter hebbenzo als ook het „Journal" van Gide voor publicatie is geschreven. Greshoff vindt, dat de legende van Léautaud als zonderling en kluizenaar door de publicatie uan die openbare dagboeken afbreuk wordt gedaan:, de stof is gering, want driekwart van da delen dag- boekis onbelangrijk; onbelang rijke nnssetuasjes zowel over an deren als over zichzelf berekend om steeds zijn apartheidte doen uitkomen" en de preut se Greshoff vindt de verhalen over zijn amoureuze perikelen „sordide", zeg maar smerig. WE WILLEN op het toneel af van hetklassiekestuk als mu seumstukke manier waarop dat moet gebeuren is niet altijd duidelijk, want soms wordt met veel vuil badwater een springle vende baby weggeworpen. Om het minder frivool te zeggen: met de modernisatie verdwijnt 60'fit de kernbetekenis van het ettih&.n üe essentiele bedoeling van te schrijver. Een werkelijke modernisatie kan alleen slagen, wanneer beide elementen in hun historische contekst worden be grepen en doorzien, en dan in mo derne visie worden „vertaald". Een zeer omvangrijk werk: een man als Shakespeare bijvoorbeeld staat op een breuklijn van tijden, drager van elementen van die tij den, hij heeft een wijze van zien en voelen die voor ons bijna niet reproduceerbaar is, maar wie Shakespeare naar het heden wil trekken zal moeten proberen dat gevoel en die visie te achterhalen. Jan Kott, hoogleraar in de dra matische kunst In Polen, dat Mek ka van de toneelman van nu, heeft een geslaagde poging gewaagd om bepaalde facetten van Shakespeare voor de moder ne mens toegankelijker te maken. Zijn bunctei opstellen, nu ver taald door Berend Hulsing, door Moussault uitgegeven onder de titel ..Shakespeare tijdgenoot", geschreven in 3964 en inmiddels o.a. vertaald in het Engels en het Frans, heeft in die vertalingen grote indruk gemaakt op de in ternationale toneel we re ld. Peter Brook maakt in.zijn inleiding dui delijk, waardoor Polen zo'n apar te plaats inneemt in het toneelle ven, en waarom'men juist uit Po len een nieuwe visie op Shakes peare kon verwachten: ,,In onze tijd is het nog steeds Polen dat het meest intens het tumult, de gevaren, de intellectuele strijd baarheid en het dagelijks betrok ken zijn bij het maatschappelijk leven ervaart. Deze elementen maakten het leven voor een Eii- sabethaan zo wreed, fijngevoelig en extatisch. Daardoor is het heel natuurlijk een Pool gegeven ons de weg te wijzen". Wat Jann Kott zegt van Troilus en Cressida, namelijk „verbluf fend en modern", geldt voor zijn visie op de gehele Shakespeare. Wat hij schrijft over Hamlet bij voorbeeld maakt het stuk los van welke rationele modernisatie ook, en hij zet de veelvormigheid en ook de vormeloosheid van het stuk uiteen: men kan kiezen, schrijft Kott, maar men moet weten waarom en waarvoor men kiest. Maar: „Hamlet staat onder dezelfde spanning waaronder wij leven. Bevrijd van lange monolo gen, ontdaan van alle beschrijve- rij, toont hij de hevigheid van de conflicten van onze tijd: het ver mengen van politiek, erotiek en baantjesjagerij, de brutaliteit van de reacties, de vaart van. de ontknopingen. In deze Hamlet (Kott bedoelt: de Hamlet zoals hij nu ïn Polen wordt gespeeld) stoot men op black-outs als In een hedendaags politiek cabaret. Op grote, bittere hoon". Naar aanleiding van „Twelfth night" en „As you like it", analyseert Kottin een stuk geti teld „Bitter Arcadia" de vormen van liefde en de problemen van travestie bij Shakespeare, Hij komt tot conclusies, die hemels breed verwijderd zijn van de lie felijke visie van bijvoorbeeld Mendelssohn op de Midsumrner- nightsdream. en de conventionele dichterlijkheid die men nog in veel Shakespeare enscèneringen aantreft. Het is verleidelijk, dieper op de bundel in te gaan, en vooral veel te citeren. Beter is het zelf te le zen, want ik zie niet goed, hoe voorstellingen van Shakespeare te regisseren, spelen, criliseren^ of zelfs maar te aanschouwen zijn met voorbijgaan aan de visie van Kott. Niet om hem slaafs te vol gen, wel om door hem te worden geïnspireerd. JAAP J0PP6" Wat riit laatste betreft zal Gres hoff het „particuliere dagboek" wel helemaal onverteerbaar vin den: Léautaud's relatie met zijn (oudere) minnares wordt er met getal en omstandigheid uitvoerig uit de doeken gedaan, eveneens compleet met aUe wissewasjes en met een sterk herhalend karak ter ook hier zou de structuur van liet dagboek door beperking aan kracht hebben gewonnen. Anderzijds schuilt het beklem mende element van die verhou ding juist in de herhaling: de eindeloze ruzies, die steeds ero tisch worden beslecht, want ma dame Cayssac vindt Léautaud kennelijk een hinderlijke aanstel ler, en Léautaud vindt zijn bemin de een oververhitte burgertante, maar zij zijn erotisch op een biina helse manier aan elkaar ver bonden. En in dit particuliere dagboek speelt Léautaud veel minder een opgelegde roi dan in zijn literaire dagboeken: hif is er oprechter en argelozer in maar Greshoff heeft wel gelijk: ook kleiner van statuur. Een slecht mens Mauric.e Sachs noemt zich in zijn „Heksensabbat" een slecht mens. Veel van dat oordeel over zich zelf berust op zijn homofilie en zijn -in die periode, de twee decennia voor de tweede wereld oorlog, nog begrijpelijker dan thans onmacht om die conditie ook maatschappelijk te aanvaar den. Hij brengt verslag uit over de dingen, die hij heeft gedaan: alles wat god en mensen verbo den hebben. Maar het gruwelijk ste vindt men er niet in, omdat dit gebeurde nadat hij zijn „sab bat" had geschreven: In de oor log werd hij betaald verrader in dienst van de Gesmpo, hij ver ried vele mede-joden, ook op grond van gefingeerde aanklach ten, raakte in een concentratie kamp en werd tijdens een doden mars begin 1945 doodgeschoten door de SS. Die kennis achteraf maakt deze autobiografie nos weer luguberder. Het is curieus om het morele oordeel van de „heterofiele" Greshoff over de homofiele Gide te plaatsen naast dat van de ho mofiele Sachs. Greshoff heeft be wondering voor de letterkundige Gide, maar verfoeit de man om diens houding tegenover zijn vrouw, die hij jarenlang in on wetendheid hield over zijn neigin gen. tot'hi j er onverwacht met een jongeman vandoor ging. Greshoff noemt Gide's verdedi ging in „Et nunc manet in te" een apothéose van. de achterbaks heid. En nu Maurice Sachs: „Zonder de vrouwen eigenlijk lichamelijk te beminnen, riskeer de hij (Gide) toch alle gevaren van. een huwelijk, omdat het ge luk van zijn vrouw, dat hij haar waarschijnlijk niet zou kunnen schenken, haar toch alléén door hem geschonken zou kunnen worden." De feiten, namelijk de diepe el lende waarin Madeleine Rondeaux, de vrouw van Gide, na haar ontdekking werd gestort en de voornaamheid waarmee zij die ervaring verwerkte, zettende vi sie van Sachs in een vreemd licht. Folterende Aziaten Meer vertalingen van klassieke Franse werken: ook al door Pie ter Beek (met Martin Ros) ver taald „De tuin der folteringen" (Le jardin des supplices) van Octave Mirbeau, als grote ABC i van De Arbeiderspers. Het boek verscheen in 1899-en heeft gro te invloed gehad: op de Europe se creatieve intelligentsia in de jaren tussen de wereldoorlogen, en volgens de uitgever in deze jaren weer op lan Fleming, en diens James Bond „You nniy liv< twice". Daar steek ik mijn hand niet voor in het vuur, want ge lijkheid van onderwerp betekent nog'geen onderlinge relatie, en folterende Aziaten zijn bekende figuren in de literaire onderwe reld. Maar Mirbeau behoort niet tot die demimonde, zijn folter- tuin heeft een maatschappelijke en satirische strekking en die bedoelingen zullen Fleming's bes te vrienden of ergste vijanden hem niet willen aanwrijven. In dieselfde ARC-reeks een ver taling door Kan Meyer van Boris Vian: „Het schuim der dagen" (L'éeume des jours), een speelse pzxodiz op een liefdesverhaal, Paul Léautaud vol woordspelingen en grapjes op Sartre en zijn existentialisme, zoals dat in 1947 werd gezien er» ondergaan. Popart avant ia let- tre, wat lang uitgesponnen, zoals ook „Liever niet creperen", eni ge tijd geleden in dezelfde reeks verschenen, een wat lang uitge sponnen parodie op de „harde" avonturenroman is. Vian's be gaafdheid wordt zuiverder inge zet in „De hartevreter", ook al in die reeks, een beklemmend, poë tisch verhaal. Tenslotte nog. even de aandacht gevestigd op de vertaling van Jan Hardenberg uan „De schone schijn", een korte, heel zuivere roman van Simone de Beauvoir over een ktud-, opgroeiend in een horde schijnwereld van recla me en publiciteit. De schrijfster kent die wereld, beter dan zij het kind kentmaar zij gaat niet ver der dan haar kennis reikt. Uitga ve C. de Boer. JAAPJOPPE TWEE DUITSE SCHRIJF STERS: Anna Se ghers, commu niste met een Leninprijs en een Oostduitse Staatsprijs; Luisfr Rinser, Beierse r.k. onderwijze res, vervolgd door de nazi's, na de oorlog als romanschrijfster ook in Nederland welbekend ge raakt. „De kracht van de zwak ken" is een Meulenhoff-pockèt, die 10 verhalen van Anna Seg- hers bundelt. Het zijn lotgevallen van naamloze rechtschapenen. Ze kunnen Agathe heten of Marta of Ernst, maar in feite hebben zij geen identiteit. In de epische trant van. de schrijfster ontstaan geen mensen, maar exemplari sche typen. Individuele lotgeval len hebben uitsluitend betekenis in algemener, stichtelijk ver band. Deze allerminst gering te schatten, gave voorbeelden van socialistisch „realisme" illustre ren wel, dat epiek een ruimte vergt die het afgeronde korte verhaal niet biedt. De beste zijn dan ook die, welke als fragmen ten zijn gegeven. Twee Duitse jongens: de 20-jari- ge Tobias van Luise Rinse^ en een 19-jarige die terugdenkt aan ztjn kwajongenstijd, in de Hitier- jaren die zlin auteur. Peter Faec- ke zelf niet bewust heeft kunnen beleven, want de schrijver Faec- ke is in 1940 in Silezië geboren. „Ik ben Tobias" van Luise Rih- ser zou ook „De tante en .de jon gen" kunnen heten, want de i schrijfster, die achter in dé vijf tig is, probeert hartstochtelijk de „boze jonge man" te begrijpen, te bereiken, te bemoedigen, die zich tijdens het schrijven aan haar openbaart, Hij belichaamt „de jeugd van tegenwoordig1-', negativistisch uit een te hoog ge spannen. idealisme dat elke zweem van compromis afwijst, principiëler dan een provo die zitting neemt in een gemeente raad. De vorm van dit boek, een dis cussie tussen de schrijfster en haar weerbarstige creatie, lijkt w.einig gelukkig maar blijkt ge woon goed te zijn, want het wordt een eerlijke strijd. De „tante" verschanst zich niet achter haar beginselen en ervaringen al voert ze die laatste wel eens aan. De beginselen zijn niet overboord gezet, maar ze worden niet als boosdoeners in het spel gebracht, ze worden getoetst. De tante is een onderwijzeres die niet pre tendeert, haar pupil te kunnen kneden. 2e moet hem begeleiden, ook om haarzelfs wil. want wat hem beweegt verontrust ook haar tot in de kern van haar le vensvisie. Hier geen epiek, maar een existentieel zoeken dat voor - Anna Seghers vermoedelijk op een verregaand stadium van „de cadentie" wijst. De boeken van beide schrijfsters zijn sympa thiek, maar dan van Luise Rin ser is „realistischer" en belang rijk zowel voor jonge Tobiassen ais voor onbevooroordeelde „tan tes". Een uitgave van H. P. Leo pold. .De rode milaan." (een paper back van J. M. Meulenhoffis blijkbaar een kiekendief, een vo gel met steekogen die een jongen van. ID jaar doet terugdenken aan de oorlogsjaren en speciaal aan de Hitlerjongen Paultje. die ook zulke ogen lud. Da ik-flfiuux be hoorde tot het heel kleine min- derheidje in de provincieplaats, dat niet met dolken en wolfsan- geis liep. Peter Faecke evoceert de dooreenlopende belevenissen en stemmingen van een jongen in «de leeftijd voor het rovertje-spe- Jen en de manier, waarop nazis tische aangelegenheden binnen zijn gezichtskring kwamen. Het Is een terugdenken van een de volwassenheid naderende jon gen, maar de prikkel de vogel is een irrationele en. daardoor herleven allerlei ogenschijnlijk, bijkomstige sensuele indrukken van het plattelandsleven. De oor logstijd is aldus zoiets als de schooltijd, die met kwalijke kan ten toch geleefd diende te worden en ook w,el avontuur bood, al was er iets lügubers aan. Geen „poli tiek" boek, wel een fijn stuk lite ratuur. D. W. EEN GEDRAMATISEERDE psy choanalyse in een sfeer «art wilde, poëtische humor: het toneelstuk „De architekt en de keizer-van Assyrie" van Fernando Arrabal gisteravond in De Lantaren gran dioos gespeeld door Ton Lutz en Marius Crans van de toneelgroep Studio. Een bewustzijnsinhoud, met alle tegenstrijdige elemen ten: angst en vreugde, ontspan ning en tragiek, de invloed van en de strijd tegen de buiten wereld, moederliefde en moeder haat, paniek en inkeer en vooral humor, die veel van de tragiek naar de groteske stuurt. Een stuk, dat enorme eisen aan de beide acteurs stelt, maar dat hun en in het bijzonder de „keizer", Ton Lutz, de gelegen heid geeft hun totale technische kunnen te exposeren. Dat element is gisteravond tot verrukking van de toeschouwers a compleet uitgespeeld, zo overtui gend, dat mén vergat dat Arra bal toch tot het absurde toneel wordt gerekend: de acteurs be lichtten In het absurdisme dc innerlijke logica, die het rr.oet hebben wil het niet „absurd" worden in de dagelijkse beteke nis van het woord. Magie en cultuur DE OGENSCHIJNLIJKE intrige is simpel: de „keizer van Assy rië" is de enige overlevende van een vliegtuigongeluk, arriveert op een slechts door eeh inboor ling, de „architect", bewoond eiland- De keizer leert de archi tect spreken en brengt hem ver der.kennis en cultuur bij; met die winst komt bet verlies van magische vermogens van de „wilde", die aan het eind van het eerste deel eindeloos oud blijkt. In het tweede deel zet de ont luistering van de keizerin; In een proces, een maskerspel, ver zwakt zijn persoonlijkheid en wordt die van dc architect ver sterkt, tot. de keizer om zijn dood vraagt en de architect hem op eet, Het is het eind van de magi sche krachten van de architect maar dan valt opnieuw een vliegtuig, de keizer blijkt archi- Ton Lutz en Marius Craus tect te zijn geworden, de architer werd keizer, en het spel kan van voren af aan beginnen. Een dramatisering en personal! sering van elementen van de menselijke ziel, waarbij Arrabal bij de magische, de oeremoties van de mens duidelijk ook theo logische bijbedoelingen heeft: hi,j zet zich daarbij nok. fel af tegen de conventionele denkbeelden op dat gebied met alle schokwer- king„ die dat pleegt te hebben. Iets dergelijks gebeurt ten aan zien van seksuele emoties, waar bij Arrabal zijn ironie niet spaart eri wat men „kinderspelletjes" pleegt te noemen in een grotesk licht zet. Zo zi.in er meer elemen ten in het stuk, waarin Arrabal het persoonlijke veralgemeent. Aan de andere kant hebben de psychische accenten, die hij zijn twee-eenheid keizer-architect geeft, niet over de gehele linie een generaliserend karakter: in het masker-proces bijvoorbeeld komen duidelijk individuele kan ten naar voren, het vader-element Rinus Ferdinandusse Zij droeg die nacht een paars corset Guus Dijkhuizen Een aap met rode billen „IK WOU GEWOON een de tective schrijven. Ik geloof ook wel dat ik schroom heb ten op zichte van gewei, 't Heeft geen enkele zin doodgewone gevoelens uit te schrijven. Ik kan ook niet zeggen, ik condo leer u van harte. Ik sterf lie veJe kebt ook mensen die dahartelijk kunnen zeg' gen en vol medegevoel handen drukken. Ik maak er onmiddel lijk een parodie van". Dat zegt Rinus Ferdinandusse in een interview) dat Bib eb met hem had (als enige eerste publika- tie opgenomen in de bundel Bibeb en andere VIP's" van Polak en Van Gennep). Op een andere plaats zegt hij in datzelfde interview: „De vrouwe lijke figuur in mijn tweede boek, daar wou ik een nymfomane van maken. Dat kon ik niet. omdat ik' haar niet van papier uitkreeg. Ik heb het te zelden meegemaakt". En op een derde plaats zegt hij van Vestdijk: „Hij is enorm vir tuoos. Ik stel me voor hoe hij schrijft, af en toe de fiets pakt en dan weer een hoofdstuk schrijft. Ik vind dat mooier dan de gedre venheid die je bij Wolkers mee- ma.alrf Riu.ua Ferdmandïtsire Drie mededelingen, die getuigen van zelfkennis en vakkennis maar die onderling strijdig zijn. cn dat conflict vindt men terug in de „detective" die Rinus Ferdi nandusse wou schrijven en die de fraaie titel meekreeg „Zij droeg die nacht een paars corset" (uitg. De Ai'beiderspers; grote ABC-pocket). Ook in de „gewone detective" moet de schrijver in zijn. eigen personages geloven, compleet met hun emoties, hij moet hén in hun waarde laten, hij moet zich compleet inleven in hun persoonlijkheid hij hoeft niet zelf gemoord te hebben om een moordenaar te kunnen scheppen. Dat weet Ferdinandusse verstan delijk. want hij ziet het vakman schap van Vestdijk, maar hij is zelf te gedreven en te emotioneel om die rationele overtuiging te kunnen realiseren. Hij gebruikt zijn emoties niet, hij elimineert ze zélf in zijn personages en hij verminkt daardoor zijn eigen mensen. De roman is voor een niet onbe langrijk deel een sleutelroman, en dat is een van de amusante kanten van het verhaal, maar de personages die daarin tot leven komen, zoals de journalist Joop <le Frese, hebben een levend mo del dat de schrijver in zijn hart. heeft gesloten. De anderen, ook de vrouwen, lijden aan. emotionele atrofie, waardoor ze wat buiten een schrijverswerkeleijkheid ra ken: de auteur staat tussen zijn eigen verhaal en de lezer. Overigens is voor de lezer het detective-element in ook dit verhaal zoals in de eerste „sriller" van Rinus Ferdinandusse van minder be lang dan de spitse schrijfwijze, vol humor en actuele toespelin gen: een cabaretteske kaleidos- koop, gegarandeerd goed voor een geamuseerde leesavond. Iets dergelijks kan men zeggen, maar met minder overtuiging in de stem, van de pocket van Guus („Gandalf") Dijkhuizen, eveneens uitgegeven bij de Arbei derspers. Een bundel korte stuk jes, ..sprookjes en verhalen", ge titeld „De aap met rooie billen", met daar ondersteboven tegenaar. gebonden een langer verhaal ..Een. bagatel". De schetsjes zijn ideetjes en niets meer, soms wel aardig, soms minder, met teke ningetjes van Kees Kuiper. „Een bagatel" heeft wat meer vlees op de botten: een soort reportage over een Amsterdams milieu van jongeren op de rand van het kunstleven, met typetjes die met behulp van literaire mond-op- mond beademing een schriel schijnteven ingegoten krijgen. Ook hier staat de auteur tussen lezer en boek en belemmert bij bet uitzicht op een wat naievc we reld. J.J, ontbreekt vrijwel en het moeder element overheerst. Dat laatste hangt samen met de behoefte van de „keizer" liefde te ontvangen en zijn onvermogen liefde te geven, een conditie die telkens weer van een andere kant wordt belicht: in de relatie tot de moe der. tot de vrouw, tot de eigen persoonlijkheid zelfs in de figuur van de architect. Superieur toneel EEN UITEENZETTING die de indruk zou xvekken dat de toe schouwer getuige zou zijn van een zwaartillend psychologisch betoog, maar Arrabal. en de acteurs, tillen die onderstroom naar een vorm van superieur toneel. Schokkend en speels, poëtisch en vulgair in een snelle, boeiende afwisseling vol verras sende overgangen. Regisseur Krijn ter Braak hield het toneel beeld in een fraai decor van Frank Raven zeer vloeiend. Ton Lutz speelde een sublieme rol, waarin hij zijn hele technische kunnen moest en kon exposeren, met bijna onspeelbare overgan gen die hij schijnbaar moeiteloos realiseerde zonder de psycholo: gische onderstroom te overspelen. Marius Crans, uit het Utrechtse studententoneel nu bij Studio, bleek heel bevredigend, al kreeg zijn oergeweld wat veel nadruk en bleef zijn dictie, vergeleken bij de technische perfectie van Lutz wat achter. Maar voor een jong acteur toch een rol die een ver steviging betekent van de belof ten, die zijn prille carrière in houdt. Doelmatige maskers van Ast rid Weyman, en een uitsteken de vertaling van Josephine Soer. De voorstelling is vanavond in De Lantaren, en zondagax-ond in de Rotterdamse Schouwburg te zien, JAAP JOPPE. AMSTERDAM De raad van be heer van de stichting Nederlands Filminstituut heeft met ingang van 1 januari a.s, voorzien in de vacatures die zijn ontstaan in de leiding van dit instituut en van de Nederlandse Filmacade mie door het vertrek van prof. dr. J. M. L. Peters naar Leuven. Tot algemeen-directeur van het Nederlands Filminstituut is be noemd drs. J. A. Hes. die tevens als gedelegeerde van het be stuur zal optreden met betrekking tot de zore voor de financiële, economische en algemeen or ganisatorische belangen van ds Nederlandse Filmacademie. De heer Hes is directeur van de stichting Filmcentrum, welke functie hij zal blijven bekleden in verband met een samenwerkings akkoord tussen dit centrum en het Nederlands Filminstituut. Tot directeur van de Nederland se Filmacademie is benoemd de heer A. Koolhaas. Hij is vanaf de oprichting als docent verbon den aan de Nederlandse Filmaca demie. In verband met de uitbreiding van het onderwijsprogramma van de Nederlandse Filmacademie, waarbij mede voorzien is in een TV-opleiding cn in de ontwikke ling van een workshop voor de jonge filmers, is benoemd tot hoofd van de dramatische afde^ ling, ook wat betreft de prakti sche toepassing, de heer Fons Rademakers.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Nieuwsblad / Schiedamsche Courant / Rotterdams Dagblad / Waterweg / Algemeen Dagblad | 1967 | | pagina 1