eitsma
rsterkt
tsitie
I
Prins Hendrik II werkte met 50 man personeel
na
plein
buurten
in
ardingen
haftenvissen
met een rijf
16 MEI 197Q
!zaTERDAG 16 MEI 1970
1
Lutke Meijer
BOMEN OP DE
RIVIERBODEM
J
DE ZEGEN WERD
AFGEREMD
ALARM IN HET
STERREBOS
ALS DE BOOT
VERVOLDE
P !Pi||iPPI
W»li^aOaSiESSk1
DE ZEGEN OVER
SPANDE DE HELE
RIVIER
4iü
BEVRIEND MET
WILTONS HOND
TOUW OP KLUWEN
STUKGEVAREN
ZEGEN
I
L
tlad
lanenstraat 35
thoff Pers NV.
.•gelconcert door
'tin Green
•gelconcert door peikf I
g.
tin Green.
rif.
ge Schiedam '59.
rvergadering D.W.S
ursie K.N.M.T.P.'naar|
kwekerij o.l.v. de i
beurs.
iverjasver. Ons Genoe-1
g. N.K.V. Centraal
3atangas", 14 jaar.
Kobin Hood", kinder-1
edam 1940—1945/1945-
i Vegter, tekeningen.
Zestig jaar geleden nog
salmen bij Wilton Fijenoord
Schiedam ln de herfst van het jaar 1909 is de zalmvisserij van de
prins Hendrik naar Schiedam verplaatst. Dat moest gebeuren in
ge verboden tijd, die met ingang van 16 augustus begon. Eerst in
I februari 1910 nu zestig jaar geleden is men op de Tweede
prins weer met het vangen van de zalm begonnen. Die data van
16 augustus tot eind januari begin februari gold niet voor de drijf-
wantvisserij, maar voor de zalmvisserij vingen de verboden dagen
op de zestiende augustus aan. „Zo begonnen we dan te vissen,
zo schrijft onze oude zalmvisser ons, „daar waar je vroeger het
Sterrenbos had, waarvan nu nog een klein gedeelte te zien is.
Eerst had je een brede kade en dan kreeg je een heuvel, waar de
keten en de huizen stonden en waar de onderzeeloods van Werf
Wilton is verrezen, het tegenwoordige Wilton Fijenoord".
omslaan naar de wal. Was hij
op het eind dan moest hij snel
worden vastgezet aan een paal,
vliegenvlug anders was je hem
kwijt.
vetsvoorwaarden ta-|
i".
er Jac. van der Lindal
tenslotte duidelijk vas;:[
ditieke partij kunnen
s aandoen. De poli
r kunnen alleen pressie!
ïen op het college vanb.|
omdat het college b
de uitvoering van I
wet".
Dolle Mina's ten tone!e|
n vond forumleider
Soch het de hoogste tijd!
en ander, liefst mindfi|
>el onderwerp.
ronde van de strijd
•haakkampioenschap ®l
am 1970 is Reitsma er-I
gd zijn leidende Posltie:[
rken. Zelf won hij vanjj
terwijl Liefhebber,
itenaantal gelijk Mfj
n slechte stand afbra^
ekker. Overige uitsW
Harmanny—D®ktar.
i Vrijland—Van Seter»
,d luidt: 1. Reitsma
Harmanny en Van 1
lit 4), Liefheber l'/s P»J
(uit 3).
agen in de andere
in:
e: Henkelman—De
an Grootveld—Van1
0, Troost
genBogers 0—1.
)st 0—1Ml
se: Keuzenkamp-^1
Malkus-Ventura
tiksenTeeuw 1—
;se: Walten-Heese»
Van de Ham"4_ele l|
1—0, Nefkens—B°ele
Wijnmaalen-g'
10, Jordaans—11
Dekker—Moolhuyz®
—Vermeulen afge»'
Mej. Riksen-S^ eJ
[uyzerVan y
vaard—Wijnmaalen
itelnaaisters gevraa
ktijden volgens
tak. ï^ïco I
melden Wasserij
nan, Stadhoudersla j
Schiedam.
raagd telefoniste,
melden Wasserij
nan, Stadhoudersla i
Schiedam.
;foon 26 91 34.
#1
V.
i| Het vissen zelf ging vrijwel eer-
dér als op Prins I. Het ging
eerst een eindje langs de kant
en dan dwars de rivier over
langs het Pernisse Hoofd. In
het begin met dat vissen „beur
de het wel eens dat brokken
werden gemaakt: dan bleef de
zegen op de bodem van de
rivier vastzitten. We noemden
dat een „haft". Als de zegen
goed aan zo'n haft vastzat, nou,
dan kon het gebeuren dat het
vistuig helemaal van de steen-
reep ging. Dat noemden we
dan: „Hij pelt helemaal van de
reep." Dan moest het haftenij
zer eraan te pas komen, een
stuk ijzer van een meter of vier
lengte in het midden een zware
stang met een oog om vast te
maken en dan nog een paar
kortere stangen, die als hij
vastliep het zogenaamde
mes recht moesten houden. Het
was, om het met andere woor
den te zeggen, een soort tuinrijf
van enorme afmetingen (rijf
j betekent hier vermoedelijk
I zoiets als hark redactie).
[,Zo begon dan het haftenvissen.
Het ijzer werd achter de boot
gehangen en werd dan aan een
kabel over de bodem van de ri
vier geslaapt. Als het ijzer nu
achter het haft bleef steken,
dan moest het buigen of bars
ten, de stukken er af of wel ge
heel uit de grond vandaan. De
haften waren over het alge
meen bomen uit vroeger jaren,
misschien wel uit prehistori
sche tijd. Er zijn er opgevist,
die met een paard naar de vuil
nishoop moesten worden ge-
sleepd. Want die was er ook.
Nou, daar kon je allerlei oude
rommel vinden. Als je dat eens
gezien had, wat of er zo per
teelt nog opgevist wordt! Dat
woord teelt is een raar word,
maar zo werd het toch echt ge
noemd, net als bij de haring
vangst in Vlaardingen."
|,Het vissen begon nooit op de
zelfde datum, maar over het al
gemeen eind januari of begin
februari. Maar als de teelt
voorbij was, werd alles tegelijk
gestopt en dat was op 16 augus
tus, want die dag mocht er niet
meer gevist worden. Dan begon
de „Verboden Tijd", waarvan ik
in het begin al even gesproken
heb".
.-Ook bij de Prins II liep de zegen'
I langs een rail. We noemde dat
het spoor. Daar liep altijd een
I man bij van het begin tot het
einde, want het kon wel eens
I gebeuren dat het blok er af-
sprong en dan had je natuurlijk
de poppen aan het dansen.
pelukkig kwam dat maar spora
disch voor. Als nu de zegen zo
goed als op het eind was geko-
men, begon men hem af te
temmen. Een zestig meter voor
het eind was er een draaischijf
onder het spoor. Stel je voor
dat je een reusachtige garenklos
neemt en die met een enorme
naald in de grond steekt. Zo
£ag dat ding eruit. Aan elke
kant van die schijf lag een slee
met ballast, de een bij de schijf
®n de ander zestig meter ver
der bij het einde. Als er ge
remd moest worden en dat
was niet altijd nodig, alleen als
Je veel bovenwater of opwater,
zoais we dat noemden, vooral
bidden onder de eb dan
moest de engman ingrijpen. Dat
was de man, die altijd naast
hot spoor liep. Dat was geen
ore naam, want hij liep im-
p rs aan het einde van de ze-
®eh (ëngman betekent dus ken-
ehjk eindman redactie). Hij
moest al lopend de lijn van de
ogen aan de beide sleeën be
zigen. Dan kreeg de zegen
wee sleden met ballast mee te
v; ken en dat hield wel tegen,
ant die sleepten gewoon over
de grond."
|Dan zag je de zegen temet al za-
hos aan met de stroom zien
Dat was dan de steurpaal. Je
kon van de visserij niet afko
men of je moest door het Ster-
rebos. Daar lag op de plaats
waar nu de villa van Wilton
staat, een plank. Bij buitenge
woon hoog water kon je er zelfs
niet af, want stond de ka hele
maal blank. Dat was voor ons
niet zo erg, want als je er niet
langs kon, stapten we gewoon
in de boot en roeiden naar de
Vijfsluizen, waar we dan aan
legden bij Café Vijfsluizen, nu
de westkant van het terrein van
Wilton Feijenoord."
„Ik heb het op de Visserij meege
maakt", zo vertelt onze zalm
visser nog, „dat er op een zon
dagmiddag ineens alarm was.
Zondagsmiddags gingen de
meeste vissers slapen, omdat
het 's nachts weer werken gebla
zen was. Maar ditmaal was al
les in rep en roer. Wat was er
gebeurd? De Zondagschool was
uitgegaan en in het Sterrebos
was een meisje aangerand.
Nou, alles vloog die middag uit
de kooi, zoals we dat noemden
en een ieder holde naar het
Sterrebos, natuurlijk ledereen
gewapend met een mes, want
dat droegen de vissers altijd bij
zich. Het hele Sterrebos werd
uitgekamd, maar de dader was
niet meer te vinden. Aan de ene
kant maar gelukkig, want hij
had er wel eens slecht kunnen
afkomen. Nou had een wan
delaar een man hard zien dra
ven. Hij wist niet waarom,
maar toen hij van de aanran
ding hoorde, begreep hij het.
Hij ging direkt naar de politie
en de mon kon 's nachts van zijn
bed worden gelicht. Het kind ha
er het leven afgebracht en is di
rekt met de Prins zo heette
onze boot naar Schiedam ge
bracht. Sluis- en brugwachters
deden alles om de tocht naar
het ziekenhuis zo vlug mogelijk
te laten verlopen. Ze zetten
sluis en bruggen wagenwijd
open. Ja, dat ziekenvervoer
ging niet zo gemakkelijk als te
genwoordig!"
„Om op de Visserij terug te ko
men: Het gebeurde wel eens,
dat men de zegen er niet op tijd
uit kon krijgen en dat door de
vloed werd overvallen. Dan
bleef het net de hele vloed-pe
riode voor de wal liggen. Ook
kon het gebeuren, dat een ze
genschip „vervolde". Ze waren
geheel van hout. Zinken deden
deden ze dus niet, maar als
tijdens de vloed de wind begon
op te steken als ze voor de
wal lagen, dan liepen ze
met de golfslag vol. Alles
werd zo vlug mogelijk naar
de bun gebracht, waarin de
gevangen zalmen werden be
waard. Die ag een eindje
van de wal: als ze daar
maar eenmaal waren konden
ze geen kwaad meer. Soms kon
je ze echter niet op tijd weg
krijgen. Ik was op de visserij
toen met die stormramp de
Berlin op de Pier is vergaan.
Toen sloegen in het huis op de
Oranje Nassau, waar ik woon
de, door het hoge water en de
storm alle ramen er uit. Later
1
Bedrijvigheid bij „Prins Hen
drik" te Schiedam.
trok je dan langs de dijk om de
weggedreven dingen weer op te
vissen. Bij een van mijn ken
nissen was de hele waskuip
weggespoeld. Hij vond hem
later, toen het water gezakt
was, vanzelf weer terug.
„Het was voor mij wel gemakke
lijk daar op de Visserij te wer
ken, want de Prins II was dicht
bij waar ik woonde. We maak
ten vroeger zelf onze bootjes en
noemden dat dan een schouw.
Met die schouw roeide ik maar
even over en ik was thuis. Ik
was ook nog bij de Prins toen
ik moest loten voor de militaire
dienst. Je kreeg daarvoor een
Schiedam Zestig jaar geleden
vestigde zich op een stuk aan
was aan het einde van het Ster
rebos in Schiedam een zalmvis
serij met de naam Prins Hen
drik II, een voortzetting van de
Prins Hendrik I, die eertijds
was gevestigd waar men thans
de Merwehaven vindt, een
smalle strook grond met aan de
achterkant het balkengat van
de gemeente Rotterdam, ge
naamd De Kous. Eigenlijk was
de zalmvisserij al in haar nada
gen. Een staatscommissie had
juist een onderzoek (ingesteld
naar de stand van zaken. Ge
bleken was dat er nog altijd
een 20.000 tot 25.000 zalmen
werden aangevoerd aan de
Zalmmarkt van het Kralingse
Veer, maar de waterverontrei
niging als gevolg van rioollo
zing begon al op te komen; aan
het aandeel, dat later de Duitse
industrieën in die waterveront
reiniging zouden krijgen, dacht
echter nog geen mens. Op de
Zalmvisserij Prins Hendrik II
werkten van februari tot augus
tus ongeveer vijftig man, dn
hoofdzaak afkomstig van Am-
merstol en Streefkerk, maar
toch ook een stel anderen, on
der wie drie broers uit Hoog
vliet, afkomstig van de Zalm
visserij Oranje Nassau, geves
tigd waar nu de olietanks van
Pernis liggen.
Er was in die tijd", zo vertelt
ons oud-wethouder Van Minnen
uit Vlaardingen, „aan de over
kant van de rivier toen nog
geen industrie te zien. Het zag
er nog allemaal bijzonder lan
delijk uit. Het scheepsverkeer
op de Maas was lang niet zo-
druk als thans, maar wat er
aan boten voer, dat hield de
vaart in als de zalmvissers met
hun bootjes bezig waren de net
ten uit te zetten. Met het rusti
ge tempo van de zalmvissers
moesten de boten terdege reke-
nin« houden." Het bedrijfje
werkte met de zalmzegen: de
netten werden wijd uitgespan-
nen en dan op een bepaalde
plaats samengetrokken en op
gehaald. Men bracht het net
met een stoombootje tot waar
nu de Wilhelminahaven is, voer
dan naar de overzij en trok
daarop het net stroomafwaarts.
Er stonden bij de Prins Hen-
pjjs w.
0 De zalmmarkt
Kralingse Veer.
drik II een directeurswoning,
een woning voor de baas, die
bovendien een winkeltje exploi
teerde voor zijn volk, en drie
schuren. De netten werden met
paardekracht en met behulp
van spillen ingetrokken.
Een fabriekje leverde stoom voor
de spillen: op de helling stond
een carbidlamp om te zorgen
voor verlichting bij avond en 's
nachts. In 1916 kwam er een
einde aan deze zalmvisserijde
staat zegde de pacht op, maar
ofschoon de visserij niet meer
beoefend werd, bleef men er
wonen tot omstreeks 1929. Na
dien heeft de hele nederzetting
plaats moeten maken voor één
van Wiltons grote dokken. Een
van de drie broers uit Hoogvliet
heeft zijn herinneringen op
schrift gesteld en ze ons ter pu-
blikatie beschikbaar gesteld;
echter zonder dat wij ook zijn
naam kunnen vermelden. Wij
geven hem desalniettemin hier
bij gaarne het woord.
„Ik ben", zo schrijft hij", op de
Zalmvisserij Oranje Nassau ge
boren, maar heb daar niet zelf
gewerkt, omdat er op het mo
ment dat ik van school kwam
geen plaats voor me was. Ze
konden me echter wel gebrui
ken op de Prins Hendrik I; ik
werd daar ingedeeld bij de boe-
ters, waartoe ook mijn oudste
broer behoorde. Mijn andere
broer was boeter op de Oranie
Nassau "in Pernis".
„Ik was eigenlijk maar bood
schappenjongen. Ik was de
jongste en moest dus elke
avond de krant halen aan de
Havenstraat in Delfshaven. Nu
kon je niet op de Prins Hendrik
komen dan via de Werf van
Wilton. Mijnheer Wilton woon
de bij de werf; het huis staat er
ook nu nog. Hij liep er altijd
met een grote hond, waar ik in
het begin erg bang voor was,
tot ik op het idee kwam de hond,
zonder dat meneer Wilton
het zag, eens wat lekkers te ge
ven. Nou, dat lukte best: de
hond was tenslotte uitgelaten
als hij me zag en dan trok hij
aan de lijn om los te komen. En
ik maar roepen: Haha, je kunt
me toch niet krijgen! Totdat
meneer Wilton zei: „Jij lelijke
kwajongen, als je niet ophoudt
stuur ik de hond op je af!
En jawel hoor, op een goeie dag
sprong die hond op me toe en
het scheelde maar weinig of hij
had me van blijdschap onder
steboven gegooid. Nu begrijp ik
wat er gebeurd is, zei meneer
Wilton, jij rakker, ga jij eens
mee. Ik met hangende pootjes
mee, maar hij bracht me naar
de keuken en zei tegen de
meid: „geef hem een glas melk
en een reep chocolade". Dat
heb ik nadien nog heel wat ke
ren gehad".
De Prins Hendrik I besloeg vol
gens onze briefschrijver het
hele terrein van de Werf van
Wilton tot aan de Watertoren
van Schiedam, waar ook de
brievenbus voor de Visserij
toendertijd stond: „Als jongen
móest ik de kinderen van de
bazen over de rivier naar de
Watertoren roeien. Daar gingen
ze dan op weg naar school. Als
ze na school uit Schiedam te
rugkeerden moest ik weer naar
de Watertoren roeien om ze te
halen. Tegelijk moest ik dan de
brievenbus lichten en de post
bezorgen, als er tenminste post
was, want er werd in die tijd
lang niet zoveel geschreven als
tegenwoordig".
„Verder bestond mijn werk uit
het winden van kluwens touw:
je had allemaal strengen van
een pond en die legde je op een
soort molen. Het was uitkijken
dat de boel niet in de war raak
te. Je eerste kluwens waren zo
groot als een hoofd, maar dat
leerde je vanzelf: ze waren la
ter niet meer zo los gewonden
en werden niet groter dan een
vuist. Er werd gevist van zon
dagavond 6 uur tot zaterdag
avond 6 uur en dat ging op de
volgende, manier: Men begon
bij hoog water bij het keren
van het getij. Dat duurde dan
acht uur, waarna de vloed weer
kwam opzetten. Zo werd er per
etmaal tweemaal acht uur ge
vist. En tweemaal vier uur was
het vloed. Maar met de standen
van de maan versprong dat wel
eens wat, soms een half uur per
etmaal. De zegen moet altijd
met het eb meedrijven, dus je
begon op het boveneind van de
Visserij. Ik vertel nu uit de tijd,
dat de zegen met stoom gescho
ten werd. Vroeger ging het met
mankracht, maar daar ga ik
niet verder op in. Als dus de ze
gen overboord was gezet, werd
het eind vastgemaakt aan het
blok op de wal, dat langs een
rail liep. De boot voer eerst een
eindje langs de kant tot voor de
werf van Wilton en stak dan
dwars de rivier over".
„Er waren twee volgbootjes, de
zinkers geheten. Daar ben ik
later ook nog op geweest. Als
de zegen zover was geschoten,
dat er een witte kunk kwam,
vatte dat eerste bootje post bij
die kurk, het tweede voer mee
door naar de overkant, op de
Sluisjesdijk aan, vlak langs het
benzineterrein, dat daar toen
was. Was de zegen overboord,
dan liet men hem maar drij
ven. Het blok op de wal liep
vanzelf mee langs die rail.
Kwam er op de rivier een
schip, dan liet men de zegen
zakken. Dat was dan het werk
van de zinkers aan boord van
die beide bootjes. Ze hadden
een eivormig stuk ijzer met een
haak eraan; dat hingen ze aan
het net, zodat het naar de bo
dem zakte. Bij diep geladen bo
ten hing men zelfs twee van die
stukken ijzer aan de zegen, om
de zaak maar goed naar bene
den te krijgen. De loodsen aan
boord van de schepen wisten
wel, dat ze tussen die twee boot
jes door moesten varen om
geen brokken te maken. Dat
ging dan meestal met de ma
chines stop".
Gebeurde dat niet, dan kón je d'r
op rekenen, dat de boel stukge
varen was. Dan hoorde je „toet
toet toet" van de boot of van de
machine aan de wal en dan
kwamen de boeters in touw.
Nu gebeurde het niet vaak, dat
er iet» kapot gevaren werd,
maar als het gebeurde waren
het steevast de lijnboten, die
het hadden gedaan. Ze deden
het daarom wat kalmer aan als
ze over de zegen moesten: de
loods stond dan uit te kijken en
als ze erover waren, staken de
zinkers de hand op en dan liet
de loods de machines weer op
trekken. Eenmaal heb ik het
meegemaakt dat de zegen werd
gegrepen door een boot van de
Rotterdamse Lloyd. Die nam
hem mee tot bij Pernis eer hij
hem met de schroef afsloeg.
Nou, als er zo iets gebeurde,
dan vistje je eerst de brokken
maar weer op. Daar hadden ze
op de Oranje (de zalmvisserij
bij Pernis) geen last van, want
daar werd maar de halve rivier
zbevist, zodat de schepen buiten
om konden varen. De Prins
Hendrik I viste met drie ze
gens, maar ze hadden er vier.
Eén in reserve, want ze werden
geregeld gewisseld om ze van
tijd tot tijd te kunnen drogen en
zo nodig te herstellen".
„Toen ik een paar zomers als
boeter dienst had gedaan, kwa
men er zieken en toen ben ik
van boeter hakenjongen gewor
den. Ik verhuisde van de bóe-
tershut naar de vissershut,
want dat werd natuurlijk dag
en nacht werken. Ook de boe
ters werkten al van 's morgens
vijf tot. 's avonds zeven en soms
's nachts, ook nog als er wat
bijzonders gebeurde. Die ha-
kenjongens hadden de taak er
voor te zorgen, dat de zegen
niet in de war raakte als er ge
haald werd, want dan dreef hij
los langs de kant. Ik ben er ook
nog steenbaas geweest. Zo
noemden ze de man vóórin het
zegenschip. Zo heb ik het mee
gemaakt, dat er een met de
kabel over boord ging en ver
dronk. Dat gebeurde bij het los
gooien van de zegen, toen het
schip al een eindweegs mee
stroomaf gedreven was. De
boot stoomde toen met het ein
de terug naar de wal, waar het
andere einde al helemaal langs
de rail was uitgelopen. Het net
dreef zodoende als een lang
werpige zak in de rivier en
werd door de' stroom tegen de
wal gedrukt. Bij deze manoeu
vre ging die man overboord;
later od de dag is hij weer op
gevist.
I
vrije dag; dat was de moeite trok mijn nummertje en jawel en de vlag werd uitgestoken,
waard. Het ging toen anders hoor! ik lootte er uit. Toen kre- Met de mobilisatie 1914-1918
met dat loten dan tegenwoor- gen ze op de Oranje Nassau en heb ik de desalniettemin toch
dig: je moest nl. zelf je num- later ook op de Prins Hendrik nog drie jaar onder de wapens
mer uit de bus halen. Nou, ik II een flesje bier of een borrel gestaan."