De Gorzen
omstreeks het
jaar 1910
De man van Onvergetelijk avontuur
schooltuin
natuur- voor kwartje
en
tuin
„Doof
stommen
bestaan
niet meer
r>
Germeraadvan 't Herv. Weeshuis
1
Iff. C. van der Gaag (74
FTTTn
Transvaal
OORLOG IN
HET STERREBOS
lÉlf
door
Gerard
Lutke Meijer
AMBACHTSSCHOOL
1
I
1 I
scHIEDAMSCHE COURANT ZATERDAG 23 MEI 1970
aanenstraat 35
Jthoff Pers NV,
lazwemmen.
Green.
-23 uur: TOV-bazar
en dag padvinderij
ïnluchtbal.
.ichtbijeenk. PvdA/ppa I
imconcert O.B.K.
ïtmiddag jeugd Sin
Green.
nteraad.
:oncerten lagere scholen I
liedam 1940—1945/ig^
n Vegter, tekeningen,
gespeeld door Astrid
i en Piet Romein,
bombardement zegt
:gen „konijntje": „b
niet klaar met je pit
[aar konijntje kan niet I
.les is ingestort en zij is
n onder stenen. Er ont-
ch een gesprek. „Houd I
van me?" Ja, hij houdt
1 haar. „Waarom gooien I
jommen juist hier?" 0,
konijntje dom. „Dat zijn
Als er mensen worden
zijn de bommen gi
geen mensen worden ge
aken ze andere".
f denkt dat ze ook dooi I
»e man probeert haar tel
en. Een bombarde
niets meer.
„All we're saying is give
cess".
VAN DE
OEKER VAN DEZE
1TVANGT EEN
ERITIEF
E GEBAK
,AAN VAN BOL'ES 2!
TEL. 15.69.21
ave van uw krant
cupfinale en alle
e geleid hebben
aat.
ran alle doelpun-
cupwedstrijden.
sur zal vóór eind
exemplaar reser-
mde bon of door
11.000 t.n.v. het
b u toegezonden.
echte weg
an zijn gele
bos tulpje
aar onze
leemtuin
Jchiedam Schijnbaar onbelangrijke details kunnen beslis
send zijn voor de koers, die een leven gaat nemen. Dat geldt
ook voor de heer Hendrik Christoffel van der Gaag, thans 74
jaar, in Schiedam bekend door het werk dat hij heeft ver
richt voor de schooltuinen en bij de inrichting van een zeer
bijzondere „heemtuin" in een verloren hoekje van het tui-
nencomplex bij de Vijfsluizen. Zeker, ook vader Van der
Gaag, timmerman van beroep, had al een grote liefde voor
zijn tuin en de jongens hij had zeven kinderen trokken
er op uit om humus bij elkaar te halen voor zijn kwekerij
van knolbegonia's. Die voedzame plantengrond vonden zij in
de holle wilgebomen langs de Oudedijk. En ongetwijfeld
heeft Hendrik van der Gaag, spelend en slootjespringend in
de wildernis langs de rivier, de gorzen, waaraan Schiedam-
Zuid zijn volksnaam heeft ontleend, zijn hart opgehaald aan
de zeer mijzondere flora, die er toentertijd nog was: Zwane-
Ibloemen, lenteklokjes, zomerklokjes, witte en geblokte kie-
Ivitstulpjes en de prachtig gefranjerde waterviolier. Maar wat
voor goed zijn belangstelling voor wilde planten wekt, dat
was de ontdekking van een zeldzaamheid.
Aan de oude Frankelandsedijk,
tussen de bomen die e'r toen
log stonden, heeft hii een keer
echte wilde tulpen gevonden,
prachtige gele tulpen kort
vnor het land hier werd opge
spoten. Hij bracht ze mee
naar school en Meester Ruyter
rijzige figuur, magere mar-
Jtante kop, een sikje en zes vin
gers aan iedere handzag de
betekenis en determineerde ze:
'ulipa silvestris, op bescha-
iuwde grasgronden een zeid-
aamheid. Ruyter zal de jonge
Hendrik de volle eer voor deze
botanische ontdekking hebben
laten genieten, 't Was een leuke,
gezellige, geestige onderwij
zer, altijd opgewekt en bewege-
jk. En dat hoewel hij het thuis
iet zo gemakkelijk had. Zijn
'rouw was kinderloos en
'aarmoedig. Ach ja, kinde-
[en, placht Ruyter te zeggen,
het zijn geen peren: je plukt ze
liet van de bomen. Later heeft
hii in het tekort kunnen voor-
iien door een kind in huis te ne-
ien.
log een ander ding bepaalde
lendriks belangstelling: als
mg kind een bleekneusje,
irootgebracht in een scharnie
rende kribbe aan het voeten-
and van vader-en-moeders
ledstee, werd hij enkele keren
litgezonden naar een vakantie-
Kolonie om od verhaal te ko-
ien. „Dat zal er toe hebben
bijgedragen om de baker in het
ongelijk te stellen", aldus van
der Gaag thans, „die had me
al. nog maar nauwelijks gezien
of ze wist het: Dat wordt geen
blijvertje... Ze was er dan toch
in ieder geval 74 jaren naast..."
In de tijd dat Hendrik van der
Gaag naar Etten-Leur en naar
Voorthuizen ging, was de krib
be een bloembak geworden on
der de vakbekwame handen
[an vader. Hendrik bracht een
[enneappel mee terug. Een der
adjes ontkiemde. Het plantje
[reeg een plaatsje in de tuin en
'erd een grote boom. De boom
jan Hendrik Christoffel van dei-
waag. Waarmee dan het bewijs
seleverd is dat de heemtuin-ge-
dachte al vroeg wortel bij hem
schoot,
dan nog een ding. Als kind
spelend op de rommelzolder.
Met de kribbe, die in zijn eerste
levensjaar zijn wieg was ge
feest. door zijn kinderfantasie
berschapen in een auto. Moeder
Van tijd tot tijd met haar hoofd
?0or het luik om te kijken hoe
Sing: geweldig, wat een fij-
be auto..." En dan later neuzen
de stapel „Stuiversbladen"
met hun reportages uit de Boe-
anoorlog. Verschrikkelijk
«•mooie" tekeningen: Wilde
[boeloes met hoog geheven
Peer, de huifkarren van de
§>eren, jn een vierkant gezet
seiijk een fort, baardige boe-
51, het geweer in de aanslag.
wiedend naar onraad vanaf
hopje. Die tekeningen moe-
n hem hebben aangespoord
Qrn i
ueDDen aangespuuiu
°°h te tekenen en dat werd
2n grootste liefhebberij. De
a gelegd in de tijd, dat men
j? Nederland zijn Transvaal-
toten bouwde met zijn Cron
os raat, Paul Krugerstraat, De
■'"straat in gen tijd dat
n ih Nederland zijn afschuw
uitsprak in het versje:
„Arme vrouw en kinderen:
Stuur ze naar het moordenaars
kamp."
O wat een schand'
Delage wraak van Engeland"
Hoeveel tekeningen zou Hendrik
van der Gaag hebben gemaakt
van het Sterrebos. dat verrees
op de plek waar hii ziin eerste
bloemen vond? Later werden
het dia's en hij zou op vele ou
deravonden vertellen van de
planten en paddestoelen, die
men in het jonge bos kon vin
den: de parasolzwam, de bos-
champion, het fluweelpootje,
de kluifjeszwam. „We hebben
een keer een haas grootge
bracht, levend gevangen door
de kinderen, een jong en uitg-
put dier, gevonden onder
sneeuw. We hebben het laten
grazen in een looprek in het
grasveld. Het had een droevig
einde: de kat heeft het dier ge
vangen en opgepeuzeld". Be
halve tekeningen uit die tijd
„och, er is geen kunstenaar
aan mij verloren gegaan"
bezit hij ook nog altijd de oude
doezelaar, de viltstift, die hii 65
jaar geleden cadeau kreeg van
de tekenlerares. Hij heeft het
ding vaak bij het tekenen ge
bruikt, 's avonds in de gezellige
huiskamer, het deurtje van de
van de kachel even open en de
flikkerende vlammen te zien,
vader in de leunstoel, moeder
aan het verstellen bij de olie
lamp, die midden boven de ta
fel hing, hij bezig met zijn
schetsboek. Het schetsboek
ging ook mee tijdens de zwerf
tochten door het polderland, al
les te voet verkend tot vlak on
der de rook van Delft. Een ou
dere broer woonde in Den Haag
en alsof het de gewoonste zaak
van de wereld was trok Hen
drik tiidens de vakanties daar
naar toe. te voet en op klom
pen. 4Va tot 5 uur siouwen
dwars door het polderland.
Het schetsboek ging ook mee toen
Hendrik in dienst moet. ,.lk
had toen al de onderwijzersak
te; ik had in afwachting van d«
dienst al enkele maanden een
klas waargenomen, echter zon
der daarvoor enige vergoeding
te krijgen. Zo gauw ging dat
niet in die tijd. Na twee jaren
mobilisatie, in welke tijd ik d«
akte LO tekenen haalde, kwam
ik terug in de burgermaat
schappij, vrijwel zonder schol
ervaring, maar met een schets
boek vol thans historisch ge
worden tekeningen. Na enige
omzwervingen kwam ik m 1923
vast op een school In Schiedam.
Ik haalde vervolgens de hoofd
akte. Omstreeks 1930 zat ik ui
het bestuur van de vereniging
Schiedamse School- en Werktui-
nen. een vereniging, waarin
alle geloven en gezindten sa
menwerkten. Na de oorlog,
toen Germeraad hier wegging,
kreeg ik de hoofdleiding. In sa
menwerking met de N.J.N.
hebben we toen tevens een be
gin gemaakt met een botani-
fche aanleg. De heer Schipper,
hoofd van de plantsoenendienst,
werkte in nauw overleg met
mij een aantrekkelijk plan uit
voor een heemtuin van een hal
ve hektare. Toen het plan tot
uitvoering zou komen, was er
£een geld. Met enkele leden
vin de NJN heb ik toen in een
hoekie van de schooltuin een
natuurtuin ingericht, die tien
iaar heeft bestaan en de kinde
ren en niet het minst mij veel
genot verschaft.
Schiedam Ruim zestig jaar geleden, zo herinnert zich de heer Van
der Gaag, was het gedeelte van de Gorzen, waar nu de Nieuwe
Maasstraat, de Zwartewaalsestraat en de Lekstraat te vinden zijn,
nog weiland, grotendeels het eigendom van boer Doeleman. Zijn
boerderij stond ongeveer op de plaats van de tegenwoordige RK
Kerk van de Lekstraat. Er liep o.a. een brede heldere wetering
door dit weiland, tot vlak achter de straat waar wij woonden, de
Bommelsestraat, toen nog Piet Heinstraat geheten. Dat was in de
winter een mooie ijsbaan, maar juist als 't ijs op zijn mooist was,
kwamen er mannen met zware houten hamers met lange stelen om
het in stukken tc slaan. Met karrevrachten tegelijk werd het naar
de zg. ijskelder gebracht, een vrij hoog gebouw met dubbele wan
den op de hoek van de Groenelaan, helemaal zonder ramen. Alleen
bovenin was een luik, waar de manden ijs door werden gelost. Het
is nu een winkelpand geworden.
Het schetsboek met het molentje van Verkade.
„Ik weet nog goed hoe wij op de
vroege wintermorgen werden
gewekt door het geratel van de
zware karren, beladen met
manden ijs, die voortdokkerden
over de nog niet geplaveide
hard bevroren Piet Heinstraat.
Het ijs was bestemd voor slage
rijen, ziekenhuizen en café's.
Toen kort voor de oorlog de
eerste wereldoorlog van 1914
tot 1918 dit gebied werd op
gespoten, ontstond er in de
perskade vlak achter onze
straat een dijkbreuk. Plotseling
stroomde een meterdikke mod
derlaag de huisjes binnen. In
minder dan geen tijd was het
gebeurd. Ieder probeerde te
redden wat er te redden viel.
De meesten probeerden naar
de zolder te verhuizen. Ook wij
hebben daar enkele weken
doorgebracht. Het duurde na
melijk lang voor het beneden
weer enigszins bewoonbaar was
gemaakt. De baggeronderne-
ming heef tde gedupeerde be
woners later wel een schade
vergoeding gegeven".
Een merkwaardige herinnering
uit zijn jongensjaren is het vol
gende: „Buurvrouw Matje (een
afkorting van Magdalena?)
wist dat wij veel door de wei
landen zwierven en kwam een
keer onze hulp inroepen. Haar
man leed ontzaglijk aan de
rimmatiek. „Toe jongens", zei
ze, „vangen jullie eens een em
mertje kikkers voor me, want
de achterboutjes van die bees
ten zijn zo heilzaam tegen mijn
man zijn pijnen." Dat klonk
ons zo aandoenlijk in de oren,
dat we ons lieten vermurwen,
en zo gingen wij, zij het met
enige tegenzin op de kikker
jacht. We deden dat met geïm
proviseerde hengels met een
rood lapje aan het einde van
het touw. De jacht verliep voor
spoedig en eigenlijk toch wel
met een enigszins bezwaard ge
moed leverden wij onze vangst
bij buurvrouw Matje af. Tot
onze grote vreugde hoorden we
de volgende morgen, dat de
kikkers blijkbaar geen last had
den van de reumatiek: alle kik
kers waren aan de emmer ont
snapt en aldus de dans ont
sprongen". Achteraf gezien, zo
voegt de heer Van der Gaag
hier aan toe, kan men dat ge
loof in de geneeskrachtige wer
king van de kikkerbilletjes wel
begrijpen: het is een stukje sig
natuurleer of analogieduiding.
Een kikker heeft zulke bewege
lijke pootjes en dat nog wel in
het koude water daar moet
wel een anti-reumakracht in
schuilen. Een andere manier
van vissen, zij het dan niet op
kikkers, was het „kroosje-
draaien". De sloten waren be
dekt met een dikke laag kroos
en daar zaten soms vissen tus
sen. Je peuterde met een stok
tot je een hele kluit bij elkaar
had, trok dan de zaak aan de
kant in de hoop aldus een visje
te verschalken.
Schiedam De heer Van der
Gaag had zich met zijn natuur
tuin ten doel gesteld zoveel mo
gelijk wilde planten uit Neder
land bij elkaar te brengen en te
cultiveren. Op een oppervlakte
van ongeveer driehonderd vier
kante meter wist hij een botani
sche tuin tot stand te brengen,
die aan de eigenschappen van
de heemtuin die van een ouder
wetse kruidentuin paarde. Hij
sleepte vanuit de duinen en van
uit de Veluwe of de Gelderse
heuvelrug de aarde voor zijn
planten bijeen; zo had hij er
hei- en bosgrond, moeras- en
veengrond en een hoekje met
de kalk rijke geestgrond der
duinen. Alles wilde er dienten
gevolge groeien. Het werd een
levende botanisdh-geografische
atlas, natuurlijk niet volledig;
maar met zijn ruim driehon
derd soorten toch een leerzaam
overzicht van hetgeen er in Ne
derland groeit en bloeit. „Wij
moeten op deze wijze de kinde
ren bijbrengen dat de natuur
een kostbaar bezit is," zo was
zijn uitgangspunt, „wij moeten
bun begrip geven voor de waar
de van deze erfenis, die helaas
gevaar loopt voor het nage
slacht verloren te gaan."
Hij had er een hoekje zeldzame
moerasplanten, die zich gewil
lig lieten inlijven bij het eigen
milieu van deze poldertuin, hij
had er op de zandige vakken
een keurcollectie duinplanten,
w.o. lelietjes der dalen en salo
monszegel, hij kweekte er hei-
desoorten en allerlei soorten
brem. Vrienden brachten van
heinde en ver bijzonderheden
mee; er was ook een hoekje
voor alpenplanten en een be
scheiden vak met geneeskrach
tige kruiden. De grootste trots
van de heer Van der Gaag was
een zware pol geurige Roomse
kervel, een schermbloemige,
waarvan de zaden smaken naar
anijs. Hij had deze plant „buit
gemaakt" tijdens een reis in
Italië en ze heeft het hier voor
treffelijk gedaan.
Schiedam Al enkele keren heb
ben wij iets kunnen vertellen
van Kee La Roy, de botenver-
huurster. Ook de jonge Van der
Gaag ging er met zijn vrienden
naar toe om een bootje te hu
ren. Ze maakten er zelf een
zeiltje op en voeren aldus tot
Den Briel. „Je had er 'n zand
bank, waar je kon zwemmen.
Een keer kwamen we terug, zo
vertelt hij, we moesten door de
beruchte Noordergeul, een
doorgang tussen de Oude Maas
en de Nieuwe. Daar raakten we
plotseling de boegspriet van
een boot, die daar voor anker
lag. Onze mast en ons zeil al
les ging in een slag overboord.
Er stond een sterke stroom,
maar omdat we er niet buiten
konden, sprong een van ons
over boord om de zaak na te
zwemmen. Het is hem gelukt
maar het tekent de tijd. Kom
er nou nog eens om: zo'n ge
weldig avontuur voor drie, vier
jongens van 14 tot 16 jaar. Dat
bootje kostte ons een kwartje
per dag. Een kwartje voor een
onvergetelijk avontuur".
En vader en moeder vonden het
goed. Die hadden het overigens
te druk om zich al te veel met
hun kroost te bemoeien. Vader
zat in het oprichtingsbestuur
van de Schiedamse Ambachts
school, het enige lid uit de
praktijk van het ambacht. Het
was geen gemakkelijk heer
schap, maar hij gaf zich aan
zijn taak, dat wel. Dikwijls zat
hij 's avonds thuis nog te puz
zelen aan een moeilijk werk
stuk voor de jongmaats, die bii
hem in de leer kwamen. En
moeder had het ook druk. On
danks de zorg voor man en ze
ven kinderen deed ze nog de
„fiine was" voor een aantal
klantjes: Boorden, halfihemp-
jes, mutsen, ringetjesgordijnen
enzovoort, enzovoort, inclu
sief het moeilijke strijkwerk.
„Al vond ik het niet bepaald
leuk, zelfs toen ik al kwekeling
was bracht ik haar werk nog
bij de klanten rond, want ik be
sefte maar al te goed, dat het
voor moeder bittere noodzaak
was.
Vader was een bekwaam vak
man. maar hij verdiende toch
maar negen a tien gulden in de
week. Het sprak vanzelf, dat
oudere broers en zusters, zo
van de lagere school af, elf of
twaalf jaar oud, meteen gingen
werken om de lasten van het
huishouden te helpen verlich
ten. Hieraan hadden mijn jong
ste broer en ik het te danken,
dat wij nog konden doorleren.
Mijn broer op de net opgerich
te Ambachtsschool en ik volgde
het zevende leerjaar bij mees
ter Ruyter, een enthousiast on
derwijzer met een goeie stem
een van de eerste leden van
de Zangvereniging Orpheus.
Zijn zang- en tekenlessen wa
ren de fijnste, vond ik. Als hij
de toon aangaf met het stereo
type: tariepompon, dan hing de
klas aan zijn ogen en aan zijn
maatstok. En wat een eer als je
alleen of getweeën voor de klas
mocht zingen..."
Vele jonge mensen van thans
denken met genoegen terug aan
de prettige lessen die ze bij de
heer Van der Gaag zelf hebben
gehad, maar over zijn eigen
verdiensten heeft Van der Gaag
een bescheiden oordeel: „Ik
heb nooit het gevoel gehad een
geboren onderwijzer te zijn",
zo meent hij, „ik heb altijd met
plezier gewerkt en fijne klassen
gehad, maar ik ben altijd ja
loers geweest op die lui die het
zo maar uit hun mouw konden
schudden. Mij heeft het altijd
behoorlijk moeite gekost om
het goed te doen".
Schiedam „Er is in deze
halve eeuw," aldus de heer
•Matthijs Dröge, „toch wel
onnoemelijk veel in het lot
van de doven veranderd. Het
zijn thans geen doofstom
men meer we leren ze
thans zo goed als allemaal
spreken. Voorbij is dienten
gevolge de tijd. dat een dove
alleen maar goed was voor
'n baantje als schoenmaker,
kleermaker of meubelmaker
en een doof meisje alleen
deugde voor naaister, goed
koop hulpje in de huishou
ding of in de linnenkamer
van een ziekenhuis. Nu staat
praktisch elk beroep voor
hen open, tenzij hun ontbre
kende zintuig dat belet. Zelfs
hogere opleidingen staan
voor hen open.
Er is een tijd geweest dat do
ven niet mochten zwemmen,
omdat volgens een alge
meen aanvaarde onderstel
ling hun evenwichtsor
gaan niet zou deugen. Nu
weet men wel beter: er zit
ten uitstekende zwemmers
onder. Er zijn nu zelfs Olym
pische spelen voor doven, in
1969 nog in Boekarest. Ik
heb en leerlinge gehad
ze werd wereldkampioen
zwemmen. Bij de Spelen in
Kopenhagen ontmoette zij
een Noor. Zij is er mee ge
trouwd en woont nu in Oslo.
In no time kende ze Noors.
De doven onder elkaar ge
bruiken de gebarentaal en
die is praktisch internatio
naal, zodat de doven elkaar
bij de Olympische Spelen be
ter kunnen verstaan dan
niet-doven. Het vingeralfa-
het wordt niet meer ge
bruikt. Het zijn symbolische
gebaren, zoals we zelf ook
wel gebruiken. Ze kunnen
daarmee elkaar in een halve
minuut meer vertellen dan
wij met al onze woorden...."
Schiedam Wie was de heer Germeraad, die een tijdlang de leiding
had bij Schiedams schooltuinenwerk? De heer Van der Gaag kende
hem van nabij en geeft er een duidelijke schildering van: Hij was
voorzitter van de vereniging voor volksonderwijs. Hij was afkom
stig uit Friesland. Eerst was hij Vader in het Oudemannenhuis in
de Hoogstraat; later werd hij weesvader in het Hervormde Wees
huis. Het was een vaderlijke figuur, aldus de heer Van der Gaag,
een man met een snor, die het vertrouwen had van de jongens, die
aan zijn zorgen waren toevertrouwd: ook nadat zij het weeshuis
verlieten bleven zij hem geregeld bezoeken.
„Het was toen een andere tijd
dan nu: de kinderen, gekleed in
wezenkleding werden in groeps
verband naar school gebracht.
De jongens een donker jasje,
een petje, een biesje op de
mouw, de meisjes in lange
blauw- of grijsgestreepte katoe
nen jurk en kort geknipt haar.
Des zondags de oudere meisjes
in het zwart met een kanten
kraag en een mutsje, werkelijk
wel aardig. Ze kregen ook zak
geld, maar in de gang was er
voor ieder een spaarpot en het
was regel, dat ze de helft van
hun zakgeld door de gleuf lieten
glijden. Germeraad of zijn
vrouw controleerden het: wie
niet spaarde kreeg een standje.
Bij het verlaten van het Wees
huis kregen zij hun spaargeld
mee. Ze mochten ook studeren
als ze dat wilden, want het
Weeshuis was rijk. Het huis
had een eigen kleermaker met
de naam Draaier; zijn werk
plaats voorzag ieder kind van
kleren.
Germeraad organiseerde voor
volksonderwijs het SOT en het
SOM, het Schiedamse onderwij
zerstoneel en onderwijzersmu-
ziek, die tijdens ouderavonden
voor de gezelligheid zorgden.
Coulissen en costuums werden
door de onderwijzers zelf ge
maakt; Germeraad schoot dan
het geld voor. Later werden de
dingen ook gehuurd. „Wij
maakten zwanen, sneeuwpop
pen en alle mogelijke andere
rekwisieten voor de toneel
groep. We gingen ook naar ou
deravonden in Vlaardingen om
daar op te treden voor de
Vlaardingse kinderen. Mensen,
mensen, wat hebben wij ge
stouwd. Maar we hebben er toch
ook wel van genoten. Een ge
weldig enthousiasme hebben
wij er voor opgebracht, in
hoofdzaak wel door de bezielen
de kracht van Germeraad. Hij
zat muurvast in allerlei func
ties, zowel bij schooltuinen als
bij volksonderwijs. Er kwam
een plotseling einde aan. Bij
zijn pensionering het wees
huis had toen nog veertig kin
deren is hij naar Zeist ver
huisd. Een prachtig huis. Een
mooie omgeving. Maar hij kon
er niet aarden. Niemand kende
hem en hier iedereen. Zijn
vrouw stierf. En toen is ook hij
van narigheid doodgegaan."
I
LGy
i