Volkspark in 1942
jekapt
op last van bezetters
In de nadagen van de mandemakerij
ZE WEEKTEN TENEN
IN DE BROERSVELD-
GRACHT
1
X
[sim
WtÈSÊÊÊÊÈÈB
Lodders
en bikkels
omstreeks
1905
1
WÊÊÊÊÊIBëMi
7 mmM
mÊÊÊssÊÊÊm
1970
jCHIEDAMSCHE COURANT ZATERDAG 13 JUNI 1970
door
Gerard
Lutke Meijer
BROERSVELD
DICHTGEGOOID
BBS ■5S:
«ili
Frank Kooy effende het pad voor vele bejaarden.
RAPPE VINGERS
„BIJTIJDS
ONTWAAKT"
Zittend maakt men de man
den tussen een wirwar van
tenen.
Flesmanden in de oude mandenmakerij
;at 35
rs NV.
men.
"chiedanise
rtin Green.
Schaakkam-
vondvierdaag.
Pater,
md rep.
•svergadering,
•landse Hand-
chiedam-west.
rt. Trapobjek-
;d. Jan Spier-
i jaar.
zondagmid
den.
n Veen 21 jr;
E. M. Brandt
Jijl 20 jr en A.
Z. de Vries 64
eneveld 56 jr;
en C. H. van
Koning 25 jr
22 jr.
den Boer 22
ider 23 jr; A.
jr en E. Bot
es 20 jr en E.
L. van der
G. van der
•ijloo 24 jr en
5 jr; C. Admi-
Korver 21 jr;
•root 22 jr en
1 jr; P. P. D.
M. J. Batz. 22
Huut 21 jr en
r; A. van der
ezemer 21 jr;
L. M. Kloos
dt 22 jr en M.
J. van der
C. van den
M. Weerde-
J. Collignon
20 jr en M.
iwstraten, 72
Zomeren; A.
ived. v. J. J.
Lübkemann,
Frank Kooy (83) effende het pad
voor vele
bejaarden
Schiedam „Hebben we het indertijd niet mooi gedaan?" vraagt de
83-jarige Frank Kooy, met welgevallen neerziend op de tuin en hei
verbrede trottoir tussen het St. Jacobsgasthuis en de Burgemees
ter Knappertlaan. Hij heeft in het bejaardenhuis een uitstekende
kamer, van waar hij het drukke gedoe van al het blik op de BK-
laan veilig kan aanschouwen en zijn ogen naar het Juiianapark
kan wenden, wanneer het hem te veel wordt. Maar Kooy bedoelt
niet, dat uitzicht: hij bedoelt wel degelijk die tuin en dat halve
pleintje, want hij heeft zo te zeggen in de meest letterlijke zin!
voor al de bejaarde bewoners van het Sint Jacobsgasthuis de weg
geëffend.
Hij is nl. stratemaker geweest of
liever gemeenteambtenaar, be
last met de bediening van een
ijzeren stamper. Een zwaar
karwei, vooral in het heetst van
de zomer. Meter voor meter
heeft hij de grond e<n de stenen
geëgaliseerd. En dat deed hij
bij het St. Jacobsgasthuis, nog
onwetend, dat hij daar uitge-
stampt zijnde, eens zijn intrek
zou nemen.
Onze oudere lezers zullen zich
best herinneren, dat er aan de
Laan indertijd twee mandema-
kerijen waren, een van Bok
horst en de andere van Kooy,
schuin tegenover elkaar. Vader
Kooy werkte er met een stel zo
nen, onder wie ook Frank. Ze
woonden boven de mandemake-
rij. Negentien jaar was hij,
toen hij d'r uit ging: er was
niks meer te verdienen: er zat
in de mandemakerij geen toe
komst meer en na eerst nog
wat andere functies, kwam
Frank tenslotte bij de gemeen
te terecht. Hij zou d'r 26 jaren
blijven, al maar helpend bij het
stratenmaken en het leggen
van gasbuizen en waterleiding
net Dat stampen is nu verle
den tijd. Ze doen het tegen
woordig met een zware rol;
dan worden de stenen alle tege
lijk in de aarde weggedrukt.
Even goed heeft hij zijn pen
sioentje nog met de hand bij el
kaar gestampt en kan hij er
met zijn AOW nou best van ko
men.
Het was een nuttig en omvang
rijk werk. Reken maar eens
uit. „Toen ik school ging had
Schiedam nog maar 25.000 in
woners. Van lieverlede is de
stad groter geworden. Het hele
Westen is er sindsdien bijgeko
men, later ook Nieuwland. Ons
Sint Jacobs Gasthuis werd om
streeks 1930 of 1933 gebouwd. En
overal waar gebouwd wordt,
moeten straten komen. Hier
ook. Alles was nog kaal. Er
moest een terras gelegd wor
den. Ik werkte met een straat
maker uit Ameide. Er moest
ook een grasveld om het ge
bouw worden aangelegd. Voor
de weg eerst puin eronder en
toen de rest. Het werd een bre
de weg weg met drie rijen bo
men. Een in het midden. Waar
nu de kerk staat, begon vroeger
de Diefhoek met allemaal land
in de omgeving. Het is hier met
de bouw heel hard gegaan. Wat
is er sinds mijn jeugd niet ver
anderd.
Ik ging school op de Broersvest
en kwam vaak op de touwbaan.
Ik was tien jaar toen de sloot
van het Broersveld werd ge
dempt; dat was omstreeks 1903.
Dat ging met paard en wagen,
telkens een karretje vol. Ik ben
nog door de sloot gelopen, toen
hij half dicht was. De Lange
Kerkstraat is in dat jaar even
eens gedempt. Dat was een
hele verbetering, hygiënisch
gezien. Hoewel ik daar als jon
gen niet zo op gelet heb,
verhalen heb ik er genoeg over
gehoord. Zo van dat echtpaar,
dat een dag was uit geweest
Thuiskomend zei moeder: Ach,
nou heb ik de tonnetjesman ge
mist. Geeft niet, zegt vader,
dan leeg ik het wel even in de
sloot
Ze kosten 42 cent en eigenlijk za
ten ze pas goed, wanneer ze
half versleten waren. Je hield
ze daarom zo lang mogelijk in
ere. Als de kap er bij het hard
lopen of het vechten afsprong,
ging er een blikken bandje om.
Je had zelfs nog een tijd dat er
beslag onder ging: spijkers met
kleine stukjes leer. De gezus
ters Peters zijn later van de
Achterweg verhuisd naar de
Korte Achterweg. Net zö'n
zaakje: een nauwe doorgang;
de klompen op stellingen. De
oude Van de Water, die hon
derd jaar is geworden, woonde
aan de overkant. Als er een koe
kwam, was hij het die het beest
betastte om te zien of het vet
genoeg was.
Zijn zoon was in zijn oren nog
maar een beginneling, die er
geen verstand van had..." „Je
ging uiteraard op klompen naar
school. Maar op de gang moest
je ze uittrekken en op je kouse
voeten zat je in de schoolban
ken. Dat was dan een hele par
tij klompen bij de deur van het
schoollokaal. Maar je wist pre
cies je eigen klompen terug te
vinden. Je kon er ook zo heei--
lijk van alles mee doen. In de
winter gebruikte je ze voor de
wintersport: Je had bij de Rot-
terdamsedijk het pad van
Muijs. Daar ging je op je
klomp zitten en zeulde naar be
neden: Een heerlijk vermaak.
Een klein zetje en dan een heel
eind glijden, helemaal vanzelf.
Ik was op de Vest op school bij
meester Bakker, een heel aar
dig man. Ik herinner me nog
best, wat een feest we vierden
als hij jarig was. Dan schoven
we de banken aan dekant en
dan ging het van „de boom
wordt hoe langer hoe dikker"
met de jarige in het midden.
Na afloop kregen we wat lek
kers. Weet je, ik ben de laatste
uit de klas, die nog iin leven is.
Zeg dat wel, het is de leeftijd
van het afscheid..."
Schiedam De heer Kooy heeft het als man van afdeling be
stratingen van de gemeente Schiedam tijdens de oorlogsja
ren niet altijd gemakkelijk gehad. „Ik stond eens met mijn
maat in de Graaf Florisstraat te werken, zo 's morgens elf
uur," vertelt hij, „toen de granaatscherven rondom onze
oren vlogen. We hebben ijlings de benen genomen naar de
schuilkelder bij de Gemeentekwekerij aan de BK-laan. We
hebben er zo in de loop der jaren wel een keer of vjjf ingeze
ten.
„Meer herinneringen uit mijn
jonge jaren? Mijn grootvader
was scheepmaker, hij werkte in
de Tuin aan de Lange Nieuw-
straat. Het was een kundig vak
man, maar hij verdiende zo
mers negen gulden en
's winters nog geen zeven gul
den in de week; daar moest
dan, naar ik vaak van groot
moeder heb gehoord, elke week
een gulden af, voor tabak en
een borreltje. Daarom ging
mijn grootmoeder uit werken
voor zestig centen per dag en
twee dikke boterhammen. Nou
is het wel waar, dat alles veel
goedkoper was dan nu.
De huur was anderhalve gulden
en voor een zak kolen betaalde
je een kwartje. Zes cent voor
een liter melk kom er nu nog
eens om. Later werd het in
Schiedam een dooie boel. Al
leen de brandersknechts ver
dienden nog wat, maar die wer
den dan ook 's nachts één uur
uit hun bed gepord". Ver der-
spreekt de heer Kooy nog over
de stille buurt achter het post
kantoor aan de Oranjestraat:
alleen maar wat handwagens.
De Oranjestraat zelf geplaveid
met kinderhoofdjes links en
rechts statige kastanjebomen.
Van de reeks, waarvan er nu
op de Koemarkt nog twee staan.
't Was een end lopen, maar te
gevaarlijk om aan het werk
te blijven. Zo heb ik om
streeks 1942, vanaf de strate-
makerswerf brandbommen
zien vallen op het dak van
de rijwielfabriek aan de Bui
tenhavenweg, die dan ook in
vlammen is opgegaan".
Van de Duitse bezetters zelf
heb ik geen last gehad. Ze
konden me niet gebruiken
voor de Arbeitseinsatz, om
dat ik boven de vijftig was.
Wel ben ik in Schiedam „in
gezet" voor een oorlogskar-
wei: In 1942 of 1943 moest de
gemeente op last van de
Duitsers het Sterrebos en
het Volkspark slopen. De
stammen bleven als stom
pen van een meter hoogte
staan. Zo kregen de Duut-
sers vrij zicht op de oevers
van de rivier, terwijl de
overeind staande stamme
tjes het landen van Engelse,
vliegtuigen onmogelijk
maakten. We werkten met
een man of vijftien onder
een gemeente-opzichter;
Duitsers kwamen er niet bij
te pas. Maar er zat wel
drang achter: We hebben
een hele zondag doorge
werkt. Het is allemaal weer
heel snel aangegroeid en nou
zijn 't al weer flinke bomen.
Wat wil je? 't Is ook al weer
bijna 30 jaar geleden".
Slechts korte tijd hebben dus
de vogels gezwegen, waar
over de ornitholoog, de heer
A. de Jong, in 1934 zo dich
terlijk schreef in het boekje
„Het Sterrebosch jubileert";
„Daar buiten zingt het vogel
koor
Mij 't loflied voor
vol kunsteloos verlangen
Dat boekje geeft een samen
vatting van de geschiedenis
van het park en zijn beteke
nis voor de Schiedammers.
Voordien was de rivieroever
voor het gewone publiek ner
gens te bereiken dan op het
Hoofd. In 1909 hadden Schie-
damse werklozen op de 70 ha
opgespoten terrein 3.500 bo
men uitgeplant, alsmede
200.000 stekken voor het
kreupelbos. Duizenden wan-
delkaarten werden uitge
reikt. De ijsbaan waar nu
de Wilhelminahaven is
werd druk bezocht. In 1911
ontwortelden na een lartge
hete zomer de herfstormen
zowat alle bomen. De Zand
vlakte ontstond op de plaats
van de vroegere Waterpar
tij, omdat de 584 woningen
van de woningstichting Vre
de geen doorgang konden
vinden. Volkstuinders ge
bruikten nog tot in 1934 het
moerasgas, dat uit de grond
opborrelde om er hun potje
op te koken. Een ontzaggelij
ke rupsenplaag werd door de
schooljeugd bestreden. Hel
Juiianapark met zijn arcade
en zij.n heuvel werd aange
legd naar voorbeeld van het
Park Monceau in Parijs.
En in 1968/1969 begon men de
„verjonging van Volkspark
en Sterrebos". Hoe is de
stand van zaken nu? vroe
gen wij de heer Ketel, waar
nemend hoofd van de Schie-
damse plantsoenendienst.
„Een nieuw onderzoek, uit
gevoerd door het Proefsta
tion in Boskoop, heeft aange
toond, dat ook het Volkspark
aan vernieuwing toe is. In
tegenstelling tot de plannen,
die we het vorig jaar publi
ceerden, zal de verjonging
van het Volkspark dan ook
snel worden ter hand geno
men.
Een eerste vernieuwingsfase
is al uitgevoerd, het tweede
deel komt in 1974 onderhan
den en zo hopen wij na
twaalf jaar het hele volks
park een beurt te hebben ge
geven. De gedachte van de
heer Guldemond van het
Proefstation is, dat een park
als dit niet langer dan dertig
jaar kan meegaan en wij
werken thans aan een fase
ring vann het onderhoud,
neerkomende op de jaarlijk
se vernieuwing van slechts
een klein gedeelte. Thans
staat er nieuwe aanplant bij
de speelplaats en bij de ten
nisvelden. Als die nieuwe de
len er vier jaar staan, ne
men we de buitenkant onder
handen. Op deze wijze wer
ken wij geleidelijk voort en
geven wij de beplanting
geen gelegenheid om te ver
ouderen".
„In de Laan, waar ik dan gebo
ren ben, was het in mijn jongste
jaren nog heel gezellig. Zon
dags op mooie dagen zaten
daar en aan de Achterweg alle
mensen 's avonds voor de deur.
Wij jongens liepen op klompen.
Die kochten we in het kleine
winkeltje van de Gezusters Pe
ters. Marie Peters ging over de
klompen. Het was maar een
smal winkeltje en de klompen
stonden op klossen, twee aan
twee bij elkaar, met een touw
tje saamgebonden door een
gaatje. Een heel aparte sfeer in
dat winkeltje. Ze hadden er een
olielamp, want gas was er nog
niet. Je ging er samen met je
moeder naar toe en dan maar
passen en meten.
Schiedam De vader van de
thans 83-jarige Frank Kooy had
een mandemakerij in De Laan,
schuin tegenover de mandema
kerij van Bokhorst. Hij maakte
daar manden voor gistpakhui-
zen, maar ook voor de tuinders
in het Westland: komkommer
manden, slamanden, uienman-
den. Deze laatste gingen naar
België, terwijl er voorts een
stevige export naar Engeland
was. Frank heeft in zijn jonge
jaren samen met een paar
broers in de mandemakerij ge
werkt. De mandemakers van
Schiedam er waren er heel
wat hebben lange tijd de slo
ten van Broersveld, Noordmo
lenstraat en Lange Kerkstraat
gebruikt voor het weken van de
wilgenteen. Er was bij de
Broersveldgracht zo'n overbe
volking, dat de gemeente ten
slotte op voorstel van wethou
der J. A. Nolet besloot alle aan
wezige weekplaatsen in het
centrum van de stad op te rui
men en de mandemakers naar
een paar vaste punten te ver
wijzen: de Noordvestgracht bij
Molen De Draak, de Vellevest-
gracht bij de Molen de Drie
Koorenbloemen, de Buitenha
ven bij het Paardewed en het
Spuikanaal bij de Zwemkolk.
Dat gebeurde lange tijd voor
Frank Kooy als jongen van een
jaar of tien getuige was van het
dempen van de grachten in
Broersveld en Lange Kerk
straat.
Hoeveel volk Vader Kooy in
dienst heeft gehad, is niet be
kend. Vermoedelijk een stuk of
tien. Bokhorst in De Laan had
er dertig of veertig. Ze zaten in
de donkere werkplaatsen bij
een, mannetje aan mannetje,
temidden van een wirwar van
wilgentenen, plat op de grond,
met een stuk vlechtwerk tussen
de knieën. Eerst maakten zij de
bodem met een rij naar alle
kanten uitstralende staken.
Daarna de kim, de versterkte
rand, waarop een mand kan
staan.
Dan splitsen zij de tenen, zodat
ze deze omhoog konden buigen.
Vlug ging er dan een hoepel
om, om de staken bijeen te hou
den; de rappe vingers vlochten
er de tenen tussendoor; de
knipschaar kwam er aan te pas
om de uitstekende tenen weg te
snoeien. Tenslotte de afwer
king: voor de gevlochten fles-
manden een gevlochten deksel
en een hals, een nekje voor fij
ne tenen, om te maken dat de
fles niet schommelde. Voor de
andere manden een versterkte
rand. In Franks jonge jaren zat
de klad er in. Er was een felle
'concurrentie en de vraag liep
terug. Frank Kooy weet dat
niet meer zo precies, maar een
feit is, dat Verducht uit Tiel de
export naar Engeland torpe
deerde: Hij leverde de manden
franko Vondelingenplaat en
toen moesten de Schiedamse
mandemakers hun prijzen wel
verlagen. En dientengevolge
ook de lonen.
Bjj Bremerkamp zakte het week
loon van de mandemakers
met een gulden tot 7 en maxi
maal 11 gulden per week. En
dat voor een werkdag van
's morgens zes tot 's avonds
acht met nauwelijks een mid
dagpauze. Vuur en licht in de
werkplaats moesten de mande-
y
makers zelf betalen. In oktober
1901 kwam het tot een staking.
De bekende Schiedammer M.
C. M. de Groot probeerde nog
een coöperatieve mandemake
rij op te richten naar het voor
beeld van Drukkerij De Een
dracht: de Mandemakerij Bij
tijds Ontwaakt. Maar ook deze
poging mislukte.
De Schiedamse mandemakerij is
nooit weer tot bloei gekomen.
Voor Vader Kooy betekende het
de ondergang. Hij ontsloeg ge
leidelijk al zijn knechts en zijn
zoons verlieten het ouderlijk
bedrijf. Ook Frank, die dan,
zoals gezegd, gemeente-ambte
naar werd en een taak vond bij
de afdeling bestratingen.
Schiedam De heer Frank Kooy
geeft een interessant beeld van
het kinderspel in de jaren om
streeks de eeuwwisseling. „De
meisjes bikkelden nog", zegt
hij, „ze gebruikten koperen en
tinnen bikkels, zoals ze nu in
het museum liggen; de benen
bikkels, gemaakt van de koot
jes van katten en konijnen, wa
ren al een halve eeuw in on
bruik geraakt".
Over de spelregels kan hij ons
echter niet inlichten. De jon
gens speelden met „ratels'
Dat waren vierkante blikjes
met een gat er in, die over de
punten van in een plank gesia-
gen spijkers moesten worden
geworpen. Elke spijker gaf een
bepaald aantal punten. Het cij
fer stond er bij.
Een soortgelijk spel was de plank
met gaatjes, soms in de vorm
van een varken een geluks-
varkentje dus waar je knik
kers doorheen moest mikken.
Elk gat gaf een bepaald aantal
punten. Er werd gespeeld om
knikkers; nooit om geld. Knik
kers had je hele mooie: de
kleinste heetten kalebasjes, de
glazen „stuiters" waren zes
knikkers waard, grote knikkers
droegen de naam „lodders",
hetgeen verhelderend werkt ten
aanzien van het bekende ge
dicht van „het cheurbijntje en
het lodderoog".
Verstoppertje spelen heette in
dertijd „buut", hetgeen wijst op
Vlaamse of Waalse herkomst
(het Franse „but" betekent im
mers „honk"). In Vlaardingen
noemde men verstoppertje
„lessie buut" misschien een
verbastering van „laiser but".
Verder gebruikte de jeugd ijze
ren en houten hoepels. Jam
mer, zegt de heer Kooy, al die
dingen zijn verdwenen. Ver
drongen door het moderne ver
keer, dat de straat tot een on
veilige speelplaats maakt.