Jan Sikke Visser (73): Herinneringen aan een oosterse prinses m Anno 1905 reed er een stoomauto in onze stad MOEDER HELPEN IN KINDERRIJK GEZIN ismci 3 I ■■11 Poldervaart- gemaal staat in het Stedelijk Museum 0 - Eerst 'n Chinees huwelijk Geen stille vijver door Gerard Lutke Meijer ÉltiÜ koning Fles Kruiden en massage 20 JUNI 1970 |jClflEDAMSCHE COURANT ZATERDAG 20 JUNI 1970 St. Jacobs Gasthuis der overeen te rievem onder no. au van dit blad. oud en ramen De WateJ een - Red Housel 3e Show met o.a. vond Thorbecke-I en kindermiddag chtend St. Jans-| ond Comenius Bj >nd St. Martinus- a woestijnratten aar •stelling zondag. I 66/6—7 Maryl :ten en spiegels; r; schilderijen nieuw i t- Schiedam „Ik ben Groninger van geboorte en woon hier nog maar een paar jaar", zegt Jan Sikke Visser uit het Sint Ja cobs Gasthuis, maar ik kan niet anders zeggen, dan dat ik het hier voortreffelijk heb. Een uitstekend tehuis; ik kan niets beters wensen om er mijn laatste levensjaren door te bren gen' wen gehad. Ik schei er mee uit. Ik wil mijn laatste le vensjaren rust..." Ischiedam De journalist, die een praatje komt maken in het Sint Jacobs Gasthuis aan de BK-laan, voelt zich als een bak steen, die rimpels trekt in een stille vijver. Hij loopt door de lange gangen met de honderd kamertjes en de bejaarde be woners groeten hem vriendelijk, zij het met onmiskenbare nieuwsgierigheid. Wie is hij, wie moet hij hebben? Wat komt hij hier doen? De mensen op de banken in het trappehuis staken even hun gesprek en knikken de bezoeker in het voor bijgaan toe, soms met een blik van herkenning. Achter zijn Bij de uitreiking van het brood in het Sint Jacobs Gasthuis, rug waaieren de. rimpels uit en sluit zich de stille spiegel «leer. Zusters redderen in de dienstruimten en de badkamers, de Gasthuis-bewoners hervatten het rustige gesprek over de bekommeringen en beslommeringen van het ebbende getij. Slechts voor een enkeling wordt het bezoek een gebeurtenis. En wat gebeurde er daarbij? In het zoeklicht van het gesprek glansde een facet herinnering. Het wegglijdend leven toonde even zijn oude persoonlijke aangezicht. Ik heb ook alle waardering voor de Schiedammers, bij wie ik me helemaal thuis ge voel. Ik kan u niet veel ver tellen van Schiedam, want ik woon hier sedert 1960. Een jaar voordien was ik uit Indonesië gevlucht met ach- Qe heer Visser heeft zijn hele terlating van alles, ook van leven in het hotelbedrijf ge- |Het is niet juist het Bejaardente huis een stille vijver te noe men. Het persoonlijke aange zicht is er nooit helemaal ver dwenen. In het Sint Ja cobs Gasthuis van vroeger wa ren de bejaarde bewoners her leid tot onmondige wezens; zij werden kort gehouden en ge kleineerd alsof het een misdaad en een schande was om oud te zijn. De mannen en vrouwen werden streng van elkaar ge scheiden; zelfs de echtparen werden uiteengchaaid, ook ai waren zij zestig jaar voordien in de echt verbonden. |„Ik heb'.'., zegt mevrouw, Johanna Jacoba Koens-Bras, die thans 36 is, ,,in het oude tehuis eens mijn oude oma bezocht. Het was zondag en we brachten, zoals gewoonlijk, wat voor het oude mensje mee. Je had de anderen moeten zien kijken. Blikken vol afgunst omdat oma iets van ons kreeg. De oude mannen stonden aan de andere kant achterhet hek en keken met jaloerse ogen toe. Het wa ren achter die dikke tralies net hongerige leeuwen, die op het uur van de voedering wacht ten..." |Ii het nieuwe Sint Jacobs Gast huis zetten de bewoners hun zelfstandige leven zo lang mo gelijk voort. Zij genieten een grote vrijheid. Zo lang man en vrouw het samen kunnen red den, redderen zij het wel. Ze kunnen gaan en komen gelijk zij willen. Natuurlijk is er een sluitingsuur en wie 's avonds uitgaat dient wel op te geven waarheen, maar dat is een ver klaarbare voorzorg. |Men kan bezoek ontvangen, wan neer men wil. De direktrice gaat van de stelregel uit, dat men zich in het Sint Ja cobs Gasthuis helemaal thuis moet voelen. Ze houdt ervan, dat men er ook zo lang moge lijk zijn bijdrage blijft geven aan het geheel. Een meneer Kooy, die muzikaal is, bespeelt het orgel van het tehuis, de heer Van de Ende, die een hal ve eeuw bakker is geweest, duikt als er hoogtijdagen op komst zijn, de keuken in: hij krijgt er de kans een lekkere taart te bakken voor het feest. Er is een zanggroep. Er zijn gezellige avonden. Er is con tact tussen de bewoners onder ling. [Meneer Visser, thans 73 en nog zeer vitaal, houdt een oogje in het zeil bij buren links en rechts, die wat minder vitaal zijn en zorgt -voor een op- montering door sterke ver halen te vertellen uit zijn veelbewogen leven. Meneer Zusenzo, diep in de tachtig, is zo handig dat hij kleine reparatietjes kan verrichten, bat is het merkwaardige in een modern bejaardente huis. Het is geen stille vij ver, maar een levende ge meenschap, even bont van verscheidenheid als de we reld zelf. Naast elkaar leven hier de oude verzetsman, de verpleegster, die zich haar hele leven heeft ingezet voor anderen, de avonturier, hier Neergestreken na een ruste loos bestaan, de oude bran dersknecht, die nooit verder is geweest dan tot de gren- Zen van de oude jeneverstad. brie hunner laten wii van daag aan het woord, me vrouw Johanna Jacoba Koens-Bras. thans 86. de heer Leendert Winkelman, die nu 80 is, en de heer Jan Sikke Visser, nog maar een jonkie van 73 iaar.. mijn vrouw, de prinses Ra den Adjeng Rudiatin Sasro- kesumo ja, ze was van hoge Indische adel, dochter van wat we bij ons baron en barones zouden noemen, Raden Mas Soekarmono Sos- rokesumo en zijn echtgenote Siti Saparati. Ze was 27 ja ren jonger dan ik en had geen lust me naar het koele Noorden te volgen. Ze do seert daarginds nu Engels en Nederlands aan de universi teit". „Nee, ik wil ook niet terug naar Indonesië, al zou ik dat kunnen. Ik heb genoeg ge werkt. Ik heb genoeg vrou- Mevr. Koens gebruikt de lunch op haar kamer. Schiedam „In het Stedelijk Museum", zo deelt de heer Leendert Winkelman ons nog mee, „staat een me.t de hand gemaakt model van het oude stoomgemaal in de Poldervaart, dat thans nu de vaart wordt opgeheven, weer actueel is. Het ding is ongeveer 110 jaar geleden door mijn vader gemaakt als knutselarij. Mij vader, in later jaren baas op de kaar senfabriek Apollo, was vroe ger machinist op het stoom gemaal. Nadat hij overging naar Apollo, waar hij veer tig jaar heeft gewerkt, heeft hij het oude gemaal op ver kleinde schaaL nagemaakt. De machinekamer, al het ra derwerk, compleet met stoe len en het bankje voor de machinist. Het werkte ook; je kon het aan de gang ma ken. - - v V: V'- - V 0' I Een foto als herinnering aan prinses Adjeng Rudiatin. Schiedam De 80-jarige Leen dert Winkelman levert een be- langrijke bijdrage tot de ge schiedenis van Schiedam door een en ander te vertellen over de komst van de eerste auto's omstreeks het jaar 1905. Er heeft, volgens zijn verhaal, nog eens een door stoom gedreven auto, merk White Steam, door de straten van onze stad gere den. De eigenaar was de heer A. Smulders. De White Steam was een echte stoommachine, aangedreven door compressors met oliestook. De stoom werd opgewekt in spiraalvormige ke tels. Er is ook een tijd geweest, dat er in Rotterdam een elektrische auto lieD. Er zijn er maar een paar on de weg geweest van deze afwijkende typen, vermoe delijk afkomstig uit Engeland, en Smulders had er een. De heer Winkelman weet dat zo precies omdat hij in die jaren in het autobedrijf zat. Je kon toen het aantal auto's in Schiedam nog tellen, zegt hij, het was maar een handjevol. De eerste, die hier een auto importeerde, was Lambert Melchers op de Korte Haven. ,,Je keek in die tijd nog tegen dat soort mensen op, alsof het half goden waren vooral die Smul ders, waar ik als leerjongen was begonnen, stond in mijn ogen ontzaglijk hoog. Tegen woordig staan we wat dichter bij elkaar gelukkig, 't Wak haTd werken bij Smulders. Ik begon 's morgens om zes uur en werk te tot 's avonds zeven. Zater dags net zo, alleen hield je wat vroeger op, nl. om vijf uur. En 's winters, als ze naar de vak school moesten mochten ze een halfuur vroeger weg. Alleen ik niet, want ik stond aan de ma chine, een schaafbank, en ze zeiden: „Daar lijdt-ie van als je eerder stopt". We maakten bij Gusto toen ook al cutterzui gers, lieren en andere bijzonde re apparatuur. Mijn broer, die twee jaar ouder was, zei: „Kom, in die auto's is wat te beginnen". En zo richt ten we een autozaak op. Er wa ren er toen nog maar twee in Schiedam. Je had in die tijd na tuurlijk nog geen benzinepom pen, maar benzinekluisjes: We vulden bij met bussen tegelijk. Ik moest de hele dag benzine bijvullen met bussen van de Shell. Nu gooi je d'r 12.000 liter tegelijk in, maar het verbruik was met die anderhalve wagen die er reden, nog maar mi niem. Aan die White Steam heb ik zelf geen persoonlijke herirv nering, maar mijn broer heeft er in rondgereden. In theorie konden ze wel 100 kilometer snelheid ontwikkelen; alleen, er stonden van die -grote limousi nes op, een woord dat moet zijn afgeleid van de plaatsnaam Li moges in Frankrijk, waar do eerste zullen zijn gemaakt. De wind had daar vat op, zodat we geen honderd haalden. Maar met het kale chassis deden ze dat zeker". „De banden waren in die eerste jaren nog geen 100 Drocent. Een lekke band onderweg was de doodgewoonste zaak van de wereld. De bestuurders moes ten dan ook vaak tijdens een rit reparaties verrichten, banden plakken en reservewiel opzet ten alles wat erbij kwam. Nu rij je 20.000 km zonder je banden na te kijken. Als zo'n ding door het dorp kwam. stond de hele bevolking langs de straat: ze schaarden zich op het trottoir om „het beest" te zien rijden. Een half uur van te voren hoorde je de wagen al ko men: toettoettoet. Als je nu le ven maakt met je claxon ben je gek". „Tot de eerste autobezitters hoor den hier de heren Fles, de oud- roest-koningen, die de oud- roestzaak Van der Ende en Klein aan het Hoofd hebben overgenomen: oudroest, touw en non-ferro metalen, inclusief sloopwerk. Ze hadden het druk in die jaren, want de branderij en gingen er tussen uit en wer den gesloopt. Al het oude koper ging via de firma Fles. De bes te koperslagers kwamen vroe ger uit-Schiedam, omdat daar in de branderijen Zoveel koper gebruikt werd. Verder hadden een auto: de Smulders, de No- letten en de oude Eelaart, als- Schiedam „Ik was", zegt mevrouw Johanna J. Koens- Bras, „dochter van een smid, die werkte bij de ge broeders Vincent en later bij de firma Beukers. We woon den in de Konijnenbuurt, even voorbij de Noordvest. Je had daar een glasblazerij en een distilleerderij en Maar branderij van Melchers en vlak in de buurt de Officie- rentuinen het Schuttersveld. Ik heb er tot mijn zevende jaar gewoond en kan er niet veel van vertellen, omdat we toen naar de Ploegstraat in de Gorzen zijn verhuisd. Ik was op twee na de oudste in een gezin met zeven kinde ren. Een bewogen leven heb ik niet gehad. Ik ben name lijk thuis gebleven om moe der te helpen, die haar han den vol had aan het drukke gezin. Ik bjeef thuis om op de kinderen te passen als moeder eten en drinken ging brengen aan vader op zijn werk. Johanna blijkt haar man te hebben leren kennen tijdens de bruiloft van de broer van een vriendin. „Maar een heel gewoon avondje, hoor. We zaten gezellig bij elkaar en dat was alles. Koens werkte toen nog iri de bran derij. Darvan had je er veel in Schiedam-Zuid: Alle maal branderijen Franke- landsedijk, Willemskade. Willemskade. Branderijen en distilleerderijen. dat branderswerk is nachtarbeid en daarom ging mijn man over naar Smul ders, waar hij kraanmachi nist is geworden. Hij heeft 32 jaar bij Gukto gewerkt. Hij is er nog eens uit een kraan gevallen. Een collega is daarbij zo ernstig gewond geraakt, dat hij vijf dagen later overleed. Mijn man kwam er goed af, maar hij hield er toch iets van over aan zijn hoofd, dat hem zijn hele leven heeft geplaagd. Het was niet hun schuld: de kraan kreeg beneden een stoot en door de schok wer den de mannen er uit geslin gerd. We hebben zeven kin deren gekregen, waarvan er verschillende gestorven zijn toen ze al volwassen waren. Dat is erg, want dan mis je ze zo. Maar ik sta niet al leen: de anderen zoeken mij nog telkens op". mede een enkele dienst. gemeentelijke De Flessen hoorden tot de Joodse gemeente; ze waren rijk en vrijgevig. Erg vrijzinnige men sen. Schatrijk, maar in de om gang heel gewoon menselijk. Het waren goeie klanten van ons. Je had in die tijd nog drie maandelijkse rekeningen, maar toen mijn broer in die tijd in het ziekenhuis belandde, zaten wé plotseling wat krap in het geld. Ik ging naar de oude Fles en zei: Is het mogelijk, dat u de rekening wat vroeger betaalt? „Kom maar op", zei hij. 't Was meteen goed. Hij had wat voor de mensen over. Mits je ze maar goed bediende. Ze woon den aan de Nieuwe Haven te genover de Kippenbrug, waar nu gebouw Irene is. Zijn zoons moeten nog in leven zijn. Men zegt dat ze zich hebben geves tigd in Amerika en in Zwitser land". zeten. Hij begon in Hon- kong. „Ik ben daar", zo ont hult hij, „in het huwelijk ge treden met een Chinees meisje. Een Chinees huwe lijk in de tempel, de „tepet- kon", je prevelt er wat on verstaanbare Chinese spreu ken na en na veel wierook en rijstkorrels ben je dan ge trouwd". „Ze is die vier jaar een goede steun voor me geweest, die me de taal leerde en de ge woonten. Bij mijn vertrek naar Bangkok terugkeren, scheldbrief en een bedrag van 3000 gulden. Ja, zo gaat dat daar". De heer Visser zwierf van het ene hotel naar het andere: Batavia, Singapore, Bang kok. Hij zou later nog eens naar Bangkok terugkeren, maar nu als gevangene, on der toezicht van de Jappen werkend aan de befaamde „railroad". Na afloop hielp hij de Nederlanders in Bata via als welfare-officier bij de liquidatie van de geschiede nis, eerst als militair, later met een administratieve functie in gouvernements dienst. Onder andere in een ziekenhuis in Tangerang op Java, dat in die tijd over spoeld werd door pokkenlij- ders. „Na twee jaar was ik weer vrij man. Gelukkig, want ik ben al lerminst een ambtenaar. Ik kan met die lui niet opschieten. Zij hebben hun eigen methode. Wij hebben onze eigen methode. Wij werken praktisch en zij vol gens de papieren. Ik had in het ziekenhuis de zorg voor de maaltijden. Voor mij geen zwa re taak. Nadien ben ik met een eigen hotel begonnen. Mede-ei genaar. Een „Hotel Royal". Ze ven jaar nadien kwam de grote ruzie tussen Nederland en Indo nesië. Het werd mij te moeilijk en ik ben er toen mee opgehou den. Eerst een contractpension in Dordrecht, later een functie bij de kredietafdeling van de firma Schrijver en nog later een administratieve baan bij Cohns Wijnhandel. Ik heb daar gewerkt tot mijn 71ste jaar". ,Ik ben heel wat gewend, maar ik kan niet anders zeggen, dan dat de verzorging in het St. Ja cobs Gasthuis prima is. Om de veertien dagen komt er een of ander gezelschap, cabaret of muziek, en we hebben geregeld onze uitstapjes. Deze week krij gen we zelfs kleuren-televisie, een geschenk van een onbeken de goede gever. Er is een goede recreatiezaal. Er is personeel tekort, maar desondanks is de verzorging uitstekend. Je bent hier helemaal vrij. Je eet op je eigen kamer. Ik ben vrij te ont vangen, hoe laat en wanneer ik maar wil. Al heb je alles verlo ren, zoals ik: hier in Nederland en in dit tehuis behoef je je geen arm mens te voelen. „Mijn Indonesische prinses wil niet van mij scheiden, maar zij wil ook niet hier naar toe. Eén keer per jaar krijg ik een brief van haar. Nee, ik heb geen kinderen. Als je uit bent op een avontuurlijk le ven en dat ben ik geweest dan moet je geen kinde ren. We hebben dat ook met een afgesproken. De vrou wen daar zijn er erg handig in. Ze doen het met kruiden. Kruiden en massage, dat is genoeg. Het is heel normaal daar. Het zijn dingen die je met je vrouw afspreekt: Je wilt van je leven in dat ge bied immers geen sporen achterlaten...."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Nieuwsblad / Schiedamsche Courant / Rotterdams Dagblad / Waterweg / Algemeen Dagblad | 1970 | | pagina 3