i n s Tenslotte in de oorlogs jaren met abonnee nummer 431 getrouwd Het jaar 1940 begon met wantrouwen en geheimzinnigheid r n.v. 7-J "SS HHHmISÊÊÊKÊsm /EMBER l97o 010-264786 01899-2644 Nog nooit getelefoneerd Bijna gewurgd 'V WÊÊÊÊm WÊÊSm. 1|é#É ÉÉÉM IlSlgil Lutke Meijer Bommeroswinder No. 68 S preektechniek De eerste bommen Hulppost voor Rotterdam Geen ruit meer heel I L t 1719 uur. Pers N.V. 1870, Hans Hollen- Printmakers. 3.30—14.00, 19.oo_ uur; kraamaide. 4 uur en 19—19,30 .3.3014.30 uur en .as 13.3014.30 uur 1—14 uur, kinden insdag, woensdag 13.30—14 uur en 18—18.30 uur- mm®® m? gezellige sfeer n de verschillende is de bedoeling dat oalen te zijner tijd len worden geplant. 5 worden gezaaid op td. endienst streeft er- ie te brengen in het bomen dat wordt zullen meidoorns, n, treurwilgen, ei tjes en populieren laatst. De bedoeling tuwe aanplantingen ;el wat fleuriger te :r .enkele jaren zul- nu kale parkeerter- -oittoirs er heel wat uitzien. De Plant- t hoopt daarom ook voners de nu nog eten zullen sparen, uur in de de Broers- 8 uur in de werk- tr. aar Vlaar- Westland. en verhin- tel ons op. tot en met :t bedrijfs- sland, tel. en 12 uur 3755. Cornelia de Korver: eens een schakel tussen 400 Vlaardingers Vlaardingen Tweeëntwintig jaren lang heeft Cornelia Jacoba Jo hanna de Kórver geluisterd naar de stemmen van Vlaardingens no- tabelcn en zakenlui; al die jaren heeft ze d?g aan dag en uur aan uur hallo tegen hen gezegd en hen op hun wenken bediend. Ze was telefoniste vóór de PTT er in Vlaardingen een automatische dienst van maakte. Ze was dus een van de onmisbare schakels voor het lokale kontakt in die jaren en ze denkt met genoegen aan die jaren terug. Thans heet ze mevrouw D. M. M- Koomen-De Korver en ze woont ergens in Dordrecht, waar we haar hebben opgezocht voor een verhaal over de goede oude tijd. Ik heb het altijd met genoegen gedaan", zégt ze, „en nu nog: ,'k zou de stemmen v.d. oude Vlaardingers meteen weer her kennen als ik ze hoorde". „En dan met naam en toenaam. Ik hoor ze nog: „Geluk ermee, Ome Dirk!" Ome Dirk ook een bijnaam, zoals er in Vlaar dingen zovele waren. We had den in 1919, toen ik telefoonjuf frouw werd in Vlaardingen nog maar 400 abonnees. Ik zou zo nog hele rijen uit mijn hoofd kunnen opzeggen. Dat wordt nou moeilijker met die telefoon nummers van vijf of zes cij fers, maar het gekke is, dat ik me die in het geheugen prent met behulp van de oude num mers, b.v. 271.272. aha, het nummer van Buters en dat van Nieuwstraten samen- Of een ander nummer: makkelijk te onthouden torenwachter en gasfabriek achter elkaar. Je bent er in opgegroeid, he? en dan vergeet je ze nooit. Ik ben tenslotte getrouwd met een van mijn abonnees. Dat nummer zal ik ook nooit vergeten..." Het kantoor van de Vlaardingse telefoon was in de jaren na de eerste wereldoorlog gevestigd aan de Westhavenkade, in een gebouw dat later belastingkan toor werd, een oud patriciërs huis in de ene vleugel het postkantoor, in de andere tele foon en telegraaf, aanvankelijk nog bijeen in een zaal achter een glazen deur met de direk- teur in een glazen erker, een uitbouw, die men de koepel noemde. Niet zoals tegenwoor dig in 'n afgescheiden hokje, maar gewoon bij het andere personeel in de telegraafzaal met z'n loketten en Morse-ap- paratuur. Cornelia toen een meisje van 16 of 17 jaar had nog nooit getelefoneerd en alles was nog nieuw voor haar. Ze volgde in Schiedam een oplei ding voor onderwijzeres, maar een handicap was, dat ze zo on handig was. De direktéur van de normaalschool zei: Let toch een beetje op je handwerken. Als je dat later bij 't examen ook zo miserabel doet, kom je dr niet, warit wie wil een on derwijzeres, die geen handwer les kan geven? Cornelia ontsprong die moeilijk heid door telefoniste te worden; haar opleiding kwam daarbij goed van pas. „Maar u hebt er geen idee van hoe primitief al les nog ging. Ik moest worden ingewerkt door een ervaren te lefoniste; ze werkte met een dubbele plug en een meeluister apparaat. Had je door hoe al les in zijn werk ging, dan be paalde zij zich tot het meeluis terapparaat, maar ais je wat stoms deed of niet uit je woor den kon komen, dan greep ze driftig je mikrofoon uit je han den en begon te praten. Waar bij ze vergat dat het snoer nog om je nek zat, zodat je bijna gewurgd werd." „Het Nieuwblad in Vlaardingen had in die tijd een redacteur met de naam Gerrit Schouw. Die was getrouwd met een tele foniste; ze was blijven werken omdat men om telefonistes ver legen zat. Ziet u en die had ik nu als opleidster een lastig element, hoor. Het gebeurde vaak dat haar tijdens het werk plotseling te binnen schoot: Verdorie, nu heb ik vergeten het gas onder mijn aardappels uit te doen... Hup, zij weg en dan zat je alleen met je blok en je zenuwachtige abonnees. We hadden ook een groep verbin dingen boven de 400 die kre gen van ons telefonistes de naam De Jordaan", waarom weet ik eigenlijk niet. Maar de lui boven de 400 woonden in de Jordaan. Punt. Uit. Dat werd er dan bij ons naast gezet: een primitief systeem van uitsprin gende manchetten, waarin je de stoppen moest steken om een verbinding tot stand te bren gen. Er was nog al eens wat mee. Dan dit, dan dat. Dan kon je de stoppen niet terugduwen en dan wilden ze er niet uit springen; dan begonnen de abonnees ongeduldig te bellen en dachten dat we zaten te sla pen, maar we zaten wel dege lijk hard te werken." „Vooral in de tijd van de nieuwe haring kon het druk zijn- Dan heerste er een geweldige span ning. Na de afslag wilden de haringhandelaren de gekochte haring zo gauw mogelijk kwijt en er waren er verschillende, die dezelfde klanten bedienden. Wie het eerst was had de mees te kans en dus kwam het er bij zonder precies op aan de verbn- dingen op de afgesproken tijd en in de juiste volgorde tot stand te brengen. Dat was dan poot aan spelen. Maar ook zon der dat was het een levendig en druk kantoor. We hadden in die tijd nog geen nachttelefonistes en als er mensen waren, die 's nachts of op zondag wilden telefoneren, dan moesten door verbindingen worden gezet en Holland was in last als er iets met die doorverbindingen niet in orde was". „Het kontakt met de bevolking was er leuk. Ze bleven graag goede vrindjes met de telefonis tes, want er werd wel nooit ie mand vóórgetrokken maar je was er als zakenman toch .v-o:-.'.: v - 9 Mevrouw Koomen-de Korver met de hond in haar woning in Dordrecht. maar afhankelijk van. En zo met sinterklaas stroomden de kadeautjes voor ons binnen: do zen bonbons en boterletters en kerstkransen, ja, dat was wel een leuke tijd. Aan de andere kant konden ze ook ongelooflijk tegen je opspelen. les Hoogen- dijk bij voorbeeld of Gerrit Schouw, de man van de krant. Soms kwamen er handschoe nen, maar dat heb ik toch nooit meegemaakt. Wel in het voor jaar: Hele vaatjes haring wij kregen de primeur; ze wer den bij ons afgeleverd door een of ander kuiper-kruier". .Het ging allemaal nog erg ge moedelijk in die tijd. De men sen vroegen als regel niet aan nummer, maar de naam of al leen maar het beroep. „Mag ik de koperen mus?" Dat was dan makelaar Van der Berg. „Mag ik de Kwaje van u? Wat. in ge sprek? Geef me dan de Goeie maar". Dat waren twee broers, allebei aardigelui, maar de een heette nu eenmaal de Kwaje en de andere De Goeie. „Maar ik even de bakker, de slager, de vrachtrijder...." Voor ons was het een sport om zé te onthou den, maar voor de telefonistes van buiten de plaats later een verschrikkelijke beproeving. Later, toen er meer abonnees kwamen kende je ze zelf ook niet allemaal meer met al die gekke bijnamen". „De torenkijker. nou, of ik die gekend heb. Hij had nummer 68. Hij zat boven in de toren. Hij belde niet veel. Hij had een konstante verbinding met Dirk zwager in Maassluis. Soms bel de hij de reders op- Maar die Bommeroswinder is een hoofd stuk op zichzelf. Trouwens ook die meneer Koomen van de ha ringpakkerij, de firma Van der Toor. Hij kwam langs het kantoor op weg naar de visaf- slag en er was net een dringen de oproep voor de firma. Het tekent de„ persoonlijke verhou dingen in Vlaardingen van toen: Ik bén naar buiten gerend „Heer Koomen, die en die is aan het toestel en ik krijg op de zaak geen gehoor, wilt u hier niet even bellen?" Eigenlijk was dat het begin van onze ken nismaking. Ik vond hem eigen lijk niet eens zo heel aardig". De heer Koomen hoort deze op merking geiaten aan, maar voegt er aan toe: „Toen ont dekten we eigenlijk eikaars be staan. Later hebben we meer aandacht voor elkaar gekregen. Ja. Zo was het". „Maar het tekent de gemoedelij ke verhoudingen in Vlaardin gen. Die haringmensen kwa men vaak langs ons kantoor en als je een telefoontje voor ie mand had dan haalde je hem binnen: „He, ik zit hem te bel len en daar loopt-ie net..." „In 1928 verhuisden wij naar bo ven. Daar kreeg de telefoon dienst een eigen zaal met een nieuw systeem en uitbreiding van posten. We waren er bene den finaal uitgegroeid. I kreeg trouwens ander werk. Ik was inmiddels telefoniste eerste klas geworden en dat betekende, dat je administratie moest voeren en wat leiding moest geven, zonder officieel de naam van chef of souschef te krijgen. Je werd OA oudst aanwezige ambtenaar zo heette dat- Nog tot 1942 heb ik dat werk ge daan. We hadden in 1938/1939 een nieuw postkantoor gekre gen, maar de telefoondienst was niet mee verhuisd, want al sinds 1936 was er sprake van onze automatisering. Die werd pas in 1942 een feit. Al die tijd ben ik met abonnénummer 431 verloofd geweest...." Niemand binnen zonder het wachtwoord „Scharsterbrug" Vlaardingen Mevrouw Koomen-De Korver denkt nog met een lich te huivering terug aan de eerste oorlogsjaren. Plotseling was het bij de Vlaardingse telefoondienst afgelopen met de vertrouwelijke sfeer. Er ontstond een sfeer van wantrouwen en geheimzinnigheid, eigenlijk al voor wij bij de oorlog betrokken waren. Ach, het mag achteraf wel gezegd worden: men zag de NSB'ers als een onbe trouwbare groep, die ons land aan de Duitsers zou kunnen uitleve ren en er werd een lijst van abonnees met NSB-sympathieën aan gelegd. Deze werden van het net uitgesloten. Dat was dan het bc- gii an de narigheden". Ze is gehuwd met abonnénummer 431. „Wij telefonistes zaten boven het belastingkantoor; er was zelfs een aparte ingang. Maar in die onrustige dagen was die deur altijd afgesloten. Dat was lastig voor de technische dienst en voor de telefonistes van de af lossing, maar daar vonden we wat op: er kwam een elektri sche deuropener. Wie naar bin nen wou moest eerst het wacht woord zeggen via een spreek buis; dan drukten wij boven op een knop. „We zorgden ervoor in het wachtwoord veel harde g's te gebruiken, want we ver wachtten, overwogen althans de mogelijkheid van een Duitse overval. Wat kozen we b.v.? De naam van een Fries plaatsje: Scharsterbrug. Overigens wis selde het wachtwoord om de drie of vier dagen. Bij de tech nische dienst hadden we een monteur met de naam Ekelen- burg, een vreselijk aardig ke reltje. Die liep in en uit, want hij moest nog al eens storingen verheipen. Tot zijn grote ergér- nis lieten we hem telkens het wachtwoord zeggen. Hij vond het verschrikkelijk, vooral dat Scharsterbrug; dat kon hij niet best uitspreken. „Ja, ik ben het", zei hij. Ja wie? vroegen wij, wat is het wacht woord? Je hoorde hem tan denknarsen: „Scharsterbrug" en dan eerst trokken wij open. „Een nieuwigheid in die dagen was de invoering van de TST de telefoneerspreektechniek het goéd verstaanbaar articule- ren om het lawaai in de tele foonzaal zoveel mogelijk te ver minderen en dus op korte af stand van de microfoon. Daar werd ik bij betrokken. Ik kreeg een opleiding tot spraaklerares om de nieuwe beginselen be kend te maken zowel in eigen kantoor als op de eilanden op de kleine kantoren op Voome -Putten, Goeree - Overflakkee, de Hoekse Waard, overal kwam ik voor mijn TST-lessen. Ik deed alles op de fiets. Ik ging in mijn eentje van Vlaardingen naar De Cocksdorp op Texel, of een uitstapje naar Huisdui nen. Honderdzeventig kilome ter op de fiets. In één dag. De verbindingen waren zo slecht: als ik niet met de fiets ging, kon ik niet in één dag over zijn en ik dacht dat ik niet gemist kon worden. Nou ja( naderhand haal je daarover je schouders op". „Soms werd ik i.v.m. een reorga nisatie of voor TST-lessen een maandje uitgezonden. Zo zat ik in 1940 ongeveer een maand in Oud-Beijerland. De oorlog zou me daar hebben overvallen als ik niet had gehoord, dat er op 9 mei in Schiedam een aardig to neelstuk draaide met Fie Ca- relsen: „Toontje heeft 'n paard getekend", opgevoerd door het „Schouwtooneel" in Schiedam, waarvan we lid waren. Die dag nam ik deel aan een bespreking in Rotterdam, geheim overleg over de instelling van telefoon- censuur een systeem van meeluisteraars. De avond daarop heb ik het to neelstuk gezien in het Passa getheater. De volgende morgen zou ik al vroeg weer terug gaan naar Oud-Beijerland. Maar toen vielen de eerste bommen vlak bij ons huis aan de Schiedamseweg: vlak achter ons huis lag het HVO en even verderop Wilton. Had „Toon tje geen paard getekend", dan zou ik wekenlang hebben vast gezeten in Oud-Beijerland misschien wel drie maanden". „We hebben hier de Jan van Ga len zien bombarderen. Mijn verloofde woonde vlak naast mij. Je leefde al in een sfeer van spanning. In mijn hotel in Oud-Beijerland zat de staf van de verdediging Hoeksewaard, een luitenant-kolonel, wat kapi teins en zo meer. Die waren al een paar keer midden in de nacht opgeroepen. Dus je wist, dat er wat mis kon gaan. Dus toen de eerste schoten vielen, wisten we meteen dat het mis was. Op het platte dak stonden we geïnteresseerd naar de vliegtuigen en de luchtafweer te kijken. Gevaarlijk er zijn op die manier in Vlaardingen een paar mensen om het leven gekomen, ,,'t Is zo ver, zei ik, nou moet ik onmiddellijk naar kantoor. Eerst een paar dagen later kwam ik weer thuis". „Maar de moeilijkheden kwamen eerst op de 14de,- toen Rotter dam werd gebombardeerd. Alle telefoonverkeer in Rotterdam werd verbroken, alleen de bui- tennetaansluitingen Vlaardin- gen-Oost en Hollandia en de Sleepdienst die hadden een buitennetaansluiting als abon nee van Rotterdam en via die lijn, via die kabels is er dan weer een verbinding tot stand gekomen. Zo werd het kantoor Vlaardingen voor de Rotter damse abonnees de enige moge lijkheid om interlokaal te tele foneren. U begrijpt hoe moei lijk dat was. Wij hadden in Vlaardingen geen posten en geen mensen genoeg, hoewel, die mensen kwamen al heel gauw. Rotterdam dirigeerde de gevluchte telefonistes in groep jes naar Vlaardingen om ons te helpen. We hadden eerst 18 man, maar dat werden er vijftig en steeds wisselende diensten. Zo kort. mogelijk ook, zodat ieder hard moest werken om zoveel moge lijk de narigheid te vergeten. Ik had meisjes, die in Rotterdam op zaal hadden gezeten, toen ook hun vleugel werd gebom bardeerd. Die kwamen met overspannen zenuwen in Vlaar dingen aan. Elsje Dikker, een knap kind, later getrouwd met een Schiedamse tandarts. Er kwam geen werk uit haar han den. Zat met haar blauwe ogen maar te staren. Veel anderen die overprikkeld waren. Die heb ik laten terughalen, omdat ik er niets aan had. Geen garen met hun te spinnen. Later heb ik ze leren kennen en vriend schap gesloten, 't Was boven dien voor velen een achteruit gang. Daar in Rotterdam veel buitenlandse verbindingen en bij ons „geeft u mij slager Pie- terse", dat was beneden hun waardigheid. Hun zenuwen kon den het eenvoudig niet aan. „Het zou jaren duren voor de Rotterdamse centrale weer voor elkaar was, al heeft de technische dienst wel met enor me spoed wat voor elkaar ge bracht. In die tijd zijn wij ge trouwd. We vonden een huis in Schiedam aan de BK-laan. maar kwamen daarmee nog dichter bij de moeilijkheden. Wij woonden boven de ingang van het Sportfondsenbad en bij een bombardement werden achter en naast ons en tegen over ons huizen in elkaar ge bombardeerd. Er zijn daarbij ook doden gevallen. Wij hadden geen ruit meer heel, geen wa ter, geen gas. We waren de eni ge bewoners van ons blok verder was alles onbewoon baar. Een week later alles was hersteld kwamen de En gelsen terug, weer op zondag en weer alle ruiten eruit. Dat was maart 1943. In arrenmoede zijn we maar weer naar Vlaar dingen teruggekeerd. Een colle ga wist boven de winkel van Verboon aan de Westhavenkade woonruimte voor ons. We heb ben er drie maanden gewoond en toen maar weer terug naar de BK-laan een enorm ge schikt huis; wij beneden en mijn schoonouders boven. We woonden er tot 1946 en zijn toen naar Dordrecht verhuisd. Ik ben eerst cheftelefoniste ge weest in Sliedrecht en daarna cheftelefoniste in Rotterdam. In 1962 ging ik met pensioen; ik heb een gouden speldje en ook een gouden medaille wegens veertigjarig dienstverband..."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Nieuwsblad / Schiedamsche Courant / Rotterdams Dagblad / Waterweg / Algemeen Dagblad | 1970 | | pagina 3