7500
duikers
geregis
treerd
„Duiksport
een fijne
Jan Zandbergen op zoek naar
Casteilum in Oostvoomse Meer
Onderwater
archeologiei
nieuwe tak van
wetenschap
FIJNE HOBBY
„FONDAMENTEN"
VERHOGING
rit" Even uitrusten van 'de insoanninnen onderwater
Brielie Steeds meer duikers be
wegen zich in de richting van een
goed duïkstekkie. Het aantal
neemt dan ook zienderogen toe.
Om de duiksport in juiste banen,
te leiden is de Nederlandse Onder
watersport Bond opgericht. Zij
heeft tal van onderafdelingen.
Een van deze afdelingen is Aqua
Viva uit Hoogvliet. Een vereni
ging die momenteel 170 leden telt
Al deze leden zijn in het bezit van
één of meerdere sterren. Deze on
derscheidingen zijn te vergelijken
met een brevet. In september star
ten de nieuwelingen met een cur
sus, in het voorjaar wordt de eer
ste buitenduik gemaakt.
De landelijke overkoepelende orga
nisatie heeft zo'n 7500 leden in de
administratiebak. Eens per maand
brengt de NOB een blad uit, On
derwatersport genaamd.
Eveneens begeleidt de NOB alle
duikers. Inlichtingen zijn te ver
krijgen bij het handsbureau aan
de Balistraat in Den Haag.
hobby'9
Oostvoorne Een zacht
a Terug uit een andere wereld.
Brielie Onderwaterarcheologie is
één van de nieuwe takken van
wetenschappelijk onderzoek. Het
heeft tot doei om onder de water
spiegel onderzoekingen te doen
naar overblijfselen uit het verre
verleden. Vooral in de Middel
landse Zeestreken heeft de onder
waterarcheologie geleid tot spec
taculaire vondsten. Het merendeel
daarvan leidde naar Griekse en
Romeinse schepen.
In Nederland suddert deze tak van
wetenschapsbeoefening nog op
een laag pitje. De allerbekendste
tocht is die naar de Brittenburg;
een Romeins casteilum, dat voor
de kust bij Katwijk ligt. Het was
de Sub-archeologische groep van
de Nederlandse Jeugdbond ter Be
studering van de Geschiedenis die
met deze actie naam maakte. Ver
der zijn zij actief in en rond het
gebied van Reimerswaal. Op zoek
naar een verdronken stad.
De laatste opzienbarende vondst
was die van Nehalienis. De godin,
die vereerd werd in Colijnsplaat.
Het onderzoek hiernaar schom
melt echter op de rand van vissen
en archeologie.
briesje laat de golven
van het Oostvoornese
Meer kabbelen. Ergens
in het riet zingt een ver
scholen vogeltje zijn
deuntje. Een stralend
zonnetje volmaakt de
rustige sfeer. Aan de oe
ver een windscherm.
Daar achter een ouder
echtpaar, dat zich alleen
op de wereld waant. Ge
nietend van de rust.
Plotsklaps richten zij
zich op. Beiden noren
een blazend geluid, alsof
het het monster van
Lochness Ness betreft.
Boven het water uit ste
ken twee snorkels, spoe
dig gevolgd door een
viertal knalgele zuurstof-
cilinders. Proestend en
snuivend rijzen twee dui
kers uit het zilte water
op. Wankelend naderen
zij het kleine strandje.
Warm eer de twee duikers het nat
te zand opstappen, worden hun
Berichten kenbaar. Het zijn Jan
Zandbergen en zijn duikmaat
Gerard Mirer. Hun monden
staan geen moment stil.
„Je zal er maar wonen", zegt
Gerard lachend. Snel maakt
Jan duidelijk waar het gesprek
over gaat Ook deze maal heeft
het onderwerp betrekking op
de belevenissen onder de water
spiegel. „We waren net bij de
restanten van een auto. Een
volkswagen. En daarin woont
tegenwoordig een zeedonder. Je
weet wel, zo'n vis met een dikke
kop, die bang is voor licht. Nu
is zij bezig een gezin te stichten.
Zo juist heeft zij haar eieren
gelegd", verklaart hij. Al pra
tende begeven de duikers 2ieh
naar hun eigen auto.
Enige tijd later zitten we bij Jan
Zandbergen onder hetzelfde
warme zonnetje op het gazon.
Ook hier bespeur je de invloe
den van zijn sport Op het gras
veld ligt het zwarte duikpak te
drogen, een klein eindje verder
staat een grofmazige fuik. De
stank van drogend wier slaat je
tegemoet Zodat de reukorga
nen je constant herinneren aan
het water. Het water, waarin
Jan Zandbergen zoveel veel
uren van zijn vrije tijd slijt.
Wat trekt deze jonge duiker nu
om met de regelmaat van de
klok onder water te gaan? Jan;
„Het is gewoon een fijne hobby.
In de duiksport is geen rivali
teit Het gaat erom wat je ge
zien hebt, Hoe diep je gaat, doet
er toe. ote. Nee, het gaat om het
zicht dat je hebt Hoe verder je
onder water kunt kijken, te
meer dingen je waarneemt,
neemt En met de duiksport
gaan nog meer zaken gepaard.
Je bent bezig met biologie, met
hydrologie en met fotografie.
En vergeet ook de onderwate
rarcheologie niet Vooral om
het laatste trekt het Oostvoor
nese Meer mij. Want zoals je
misschien weet komen daar
veel oude dingen uit"
Jan Zandbergen noemt tal van
oude voorwerpen op. Eén van
de spectaculairste is wel het
oude Romeinse bord, waaruit
blijkt dat een legerkapitein
niet kon nalaten laten om
naam er in te krassen.
1600
telt te
de „capitein"
meester of decurio, genaamd
Crispims. In goed Nederlands
betekent dat kroeskop of krul-
lebol. Naar alle waarschijnlijk
heid -zal ritmeester Kroeskop
menig ritje naar het officiers
huis gemaakt hebben. Een wo
ning, die in de jaren dertig door
dezelfde archeoloog is opgegra
ven. Het Ügt er nog steeds. Er
gens op het Rockanjese land
goed Strypemonde, Diep ver
borgen onder het zand en duin-
struweel. Terwijl in de omge
ving van de Moorddijk onder r
de groene weide, waarop nu
schapen grazen, de restanten
van een eeuwenoude oude Ro
meinse Weg door de tand des
tijds worden aangevreten.
Vandaar dat Jan Zandbergen en
Gerard Merir naarstig speuren
naar nog meer Romeinse over
blijfselen. En de kans is heel
groot dat zij slagen. Want zij
gaan niet zo maar lukraak te
werk. Met kaarten van het
Oostvoornese Meer, met kaar
ten van de Maasmond uit 1700
en met dossiers vol gegevens
gaan zij te werk. Op zoek naar
een mogelijk casteilum. Een
fortificatie van één der oudste
bezetters van ons land. Die uit
de tijd van de Batavieren.
Hun belangrijkste leidraad is een
handschrift Eén uit 1752, toen
Bridlenaar Jan Kluit de pen
vatte, om het volgende op pa
pier te zetten; „Deser somer
hebbe ick bij lage ebbe voor de
cost van Oostvoorne verschelde
sware stukken steen aan
schouwt, even off brokk van
fondamenten waaren"
Kluit ging zelfs nog verder. Zo
goed als mogelijk trachtte hij
de plaats waar de fundamenten
lagen te localiseren. Ook Bo-
gaers kreeg het handschrift on
der ogen. En na lang dubben
kwam hij tot de conclusie dat
de brokken steen niet ver van
.de Dam konden liggen; ergens
in het Brielse Meer.
Maar waarom Romeinse funde
ringen, en geen middeleeuwse,
zoals Kluit veronderstelde? Bo-
gaers: „Nee. Middeleeuwse fun
deringen zijn niet mogelijk.
Omdat in die periode de Maas
mond op zijn breedst was. Kluit
dacht met oud Den Briel te
maken te hebben. Maar nog
maals, dat was niet mogelijk."
Het vermoeden van een casteilum
wordt gesterkt door nog enkele
oude vondsten. Zoals die van
een legioen-stempel. Een stuk
dakpan, waarop aangegeven
staat dat het dertigste Romein
se legioen in deze omstreken
heeft rondgezworven.
In ieder geval ziet het er naar uit,
dat Jan Zandbergen beet heeft.
Want juist in het Brielse Meer
heeft hij een verhoging waarge
nomen. En evenals tweehon
derd jaar geleden heeft ódk hij
zijn bevindingen vastgesteld, In
zijn logboek. Jan schrijft daar
in: „In het Brielse Meer hebben
we een verhoging geconsta
teerd. De afmetingen zijn 20 bij
15 meter. Erop een modderlaag
van meer dan anderhalve meter
dik. Met prikstokken gestoken.
Er onder op iets hards gestoten.
Misschien ijzer of steen."
En de plaats die Jan in 2ijn aante
keningen vermeld heeft, komt
vrijwel overeen me* die van
Bogaers en Jan K3u:r
Doch, voor de eerste maanden
ziet Jan Zandbergen geen kans
om nog eens een kijkje te ne
men in het Brielse Meer. Want
de 21-jarige duiker, die momen
teel in militaire dienst zit, gaat
naar Mallorca. „Eén ding weet
ïk zeker. Ik kan daar meer
zien, dan In het Brielse Meer.
Nu die fabrieken er rijn, is het
knap duister geworden, Je ziet
er alleen maar zand en alg. En
dat betekent een ontiegelijk
slecht zicht, In Mallorca heb je
dan ook een veel rijkere flora
en fauna dan hier."
Het is niet verwonderlijk, dat
duikpak en apparatuur mee
gaan op vakantie. Maar zodra
Jan Zandbergen weer terug is,
waagt hij weer een tocht naar
het diepe van het Oostvoornese
Meer. Met zijn tweeën, want in
Enkels bezienswaardigheden, opgedoken van de zeebodem.
De ene anecdote volgt de ander
op. Maar wanneer hij over de
Oosterschelde begint raakt hij
in vuur en vlam.
ie duiksport ga je altijd met |Mai)i dat is geweidig>» verzekert
een gabber op stap.
„Niet omdat het Oostvoornese
Meer gevaarlijk is, maar omdat
er altijd wel iets kan gebeuren.
Het is gewoon veel veiliger",
weet Jan. Want biedt de Brielse
Maas veel bijzonders, het Oost
voornese Meer heeft Jan's hart
gestolen. Waarom? Jan; „Je
hebt hier nooit te makep met
door Nico de Vries.
stromingen en het is er altijd
even helder. Tenminste vier,
vijf meter. In de Oosterschelde
mag je in de handen klappen
met drie meter. Maar ook de
flora en de fauna zijn er erg
mooi. Al haalt het niet bij de
Oosterschelde. Maar ook in het
Oostvoornese Meer heb je veel
mosselvelden. Daar over heen
groeit sla wier. En er tussen we-?
melt het van de paling. Maa/
ook andere soorten platvis kom
je op de bodem tegen. Bot,
schar, tong en die zeedonder-
pad. Maar ook de restanten van
wagens. De befaamde Volkswa
gen en een Ford Transit, We
hebben ook al eens gezocht
naar een twee-motorige bom
menwerper, die in de oorlog
daar is neer gestort Toen we
dachten het vliegtuig te hebben
gevonden, was het een drijver
van een pijpleiding. Het bleek,
dat we de kaart verkeerd had
den gelezen. Naderhand zijn we
het oorlogstuig wel tegen geko
men. Nu is er in het meer grote
belangstelling voor de positie
van het vliegtuig. Vooral bij de
duikers die er nog al eens s
komen. Maar gelukkig is het
nog onbekend. Meen duikers
uit Dordrecht, Rotterdam en
Hoogvliet komen er. Buiten
Zuid-Holland heeft het meer
nog geen naam. Dit in tegen
stelling tot de Oosterschelde."
Even stopt Jan met zijn verhaz?
hij me, en vervolgt, „Je ziet er
enorm veel anemonen en zeean
jelieren. Dat is een magnifiek
gezicht. Al die zwevende armen
van die beestjes. Je hebt er ook
verschrikkelijk veel krabben.
En ik heb het geluk gehad een
kreeft te zien. Dat is wij bijzon
der voor Nederland. Maar wil
je wat moois zien, dan moet je
naar de tweede pijler van de
Zeelandbrug gaan. Dat is net
een schoolbord, waarop het le
ven van de Oosterschelde staat
aangegeven. Zeeëgels, mosse
len, zeesterren, wier, slakken.
Noem maar op. Ook kun je er
jer sponsen vinden. En wan
neer je langs een strekdam
zwemt, lijkt het wel of je een
schilderij van Picasso ziet De
de Zeelandbrug heeft ook Jan
Zandbergen een stukje onder
waterleven geïmiteerd. In een
keurig kastje van doorzichtig
plastic staat een bonte verschei
denheid van wat er "in de Ne
derlandse zeegaten waargeno
men kan worden. In een hoek
staart een kanjer van een
Noordzeekrab de kamer in.
Zijn ogen staan ijzingwekkend
„maar" aan. Een „maar" waar
over de gemeente Botterdam te
beschikken heeft. Want vertelt
Jan zorgelijk: „Ik ben als de
dood, dat Rotterdam zand in
het meer gaat gooien. Als ik
daaraan denk, dan springen de
tranen in mijn ogen. Eigenlijk
zijn we nu al te laat. Het ver-^
zandt nog steeds en dat gaat"
razendsnel."
stil. Het dier is dood, „Hij was Jan Zandbergen weet dit door'
al dood. Ik vond hem bij Den
Helder. Dus nam ik hem mee.
Ik neem nooit levende dieren
mee. Daar ben ik op tegen",
vertelt Jan, terwijl hij de krab
Tn zijn handen neemt Je kunt
zien, dat hij trots is op zijn
vondst Terecht. Want niet iede
reen kan zeggen: „Die heb ik
gevonden op de zeebodem in de
buurt van Den Helder." Wel
licht is de zeekrab het begin
van menig spectaculaire vond
st. Want Jan verwacht, dat de
ene steen is helemaal rood, de godera van het Oostvoornese
andere wit Hele velden met Meer of-die van de Brielse
zeeanemonen." Naar het voor- Maas nog meer prijs zal geven.
beeld van die tweede pijler van Toch verbindt hij er één grote
zijn bevindingen onder water.'
Waar hij lange, diepe geulen"
heeft geconstateerd: „Dat kamt'
doordat de baggermolens onre-
gelmatig te werk zijn gegaan.-
Als je bij de bodem bent, dan-
kijk je opeens op tegen een tien
meter hoge kleiwand. Die wan
den willen nog wel eens instor--
ten. En daardoor verandert er
steeds erg veel in het Oostvoor-,
nese Meer. Maar ik ben nog,
steeds verwonderd, wat ik er.
zie. De scholletjes liggen je aan„
te staren, of ik hun vriendje,
ben. Uit het zand zie je dan^
twee kleine oogjes. Nee, duiken^
is schitterend."
Csc.
n:c in Uv,T
°hrt 6° Dm Hel k0(?Pe)tis Zsebu.-g, op de hoek Briel- hoogte heelt Jan Kluit zijn „fondamenten"
gaat hij weer enthousiast ver- se dam-boulevard Oostvoorne, dal in de waargenomen.
-M -ïz- --étu/ao(1ö wöfoWrjorloi m iNo«lAéSht On