sterven
Een langelange lijdensweg van een hard-druggebruiher
Het jargon
DINSDAG 28 SEPTEMBER 1976
WASBENZINE
HANDEL
DE DOOD
OVERLEVEN
„Je mag mijn naam niet
noemen. Ik heb geen zin
in een gaatje in mijn
hoofd. En dat gebeurt, als
ze weten dat ik praat."
Een ochtend op een
door-de-weekse-dag in een
Vlaardings café aan de
Sckïedamseweg. De
jongeman (24) tegenover
me heb ik nooit eerder
ontmoet. Dat we nu
tegenover elkaar zitten, is
door een tussenpersoon
geregeld. De jongeman,
laten we hem in het
vervolg maar Jan
noemen, is een gebruiker
van drugs geweest. Een
zeer zware gebruiker.
„Heroïne, cocaïne, noem
het maar op, hij heeft het
in zijn bloed gehad",
vertelt de wederzijdse
kennis. Sinds maart van
dit jaar is Jan er vanaf.
Na verschillende
behandelingen in een
aantal klinieken. Maar
echt er af nee, dat is
niet waar. Zo één of twee
keer in de week neemt
Jan nog wei een blowtje.
En als hij naar een
kennis in Zeeland gaat,
komt er ook nog wel eens
een snuifje speed bij. Nee,
Jan is nog niet uit de
gevaren. Die gevaren zijn
velerlei. De oude kring
van dealers, die nog een
rekening met hem te
vereffenen heeft, het
drankgevaar, als we om
elf uur 's ochtends gaan
praten zit hij al aan zijn
zevende jonge borrel, en
dan het gevaar terug te
vallen in de oude
gewoonte en weer de
injectiespuit te hanteren.
Hoe het zo ver kwam?
Het is bijna al een
bekend verhaal. Wel
schokkend.
De jeugd van Jan verliep
wat anders dan bij de
meesten. Een kind gaat
naar de lagere school.
Daarna volgt of een
technische opleiding of
voortgezet lager onderwijs
of een middelbare school.
Zo niet bij Jan. „Op mijn
elfde hoefde ik niet meer
naar school", vertelt Jan.
„Ik spijbelde alleen maar.
Ik kon niet meekomen of
ik had er geen zin in. Ik
hoefde in ieder geval niet
meer. Daarna ben ik een
jaar naar een
opvoedingsgesticht
geweest. Maar ik mocht
daar weg. Ik had veel
heimwee naa*- huis."
Terug in .-dingen
begint h. en. Een
leven va- ._daad en
lijden. „Ik ging werken bij
de Coöp. Achter de kassa.
Ik stal altijd zoveel
mogelijk geld. Want ik
was met een aantal
vrienden. En het zakgeld
dat je kreeg, was niet
veel. Dat was een prettig
gevoel om met 25 gulden
op zak te lopen. Ik was
veertien toen ik met drugs
begon. Gewoon stuff en
zo. Dat was tijdens een
vakantie in Zeeland.
ïlde
Cold Turkey De har
de methode om van
hard drugs af te komen.
Staat tegenover een ont
wenningskuur.
Dealen, dealer Het
bandelen in soft drugs;
de handelaar.
Flippen Volgens Van
Dale, Groot Woorden
boek der Nederlandse
Taal, „gebezigd voor het
ondervinden van een
averechts effect door
het gebruik van (te veel,
te sterke) drugs".
Hasj Afkorting van
Hasjiesj. Weer volgens
Van Dale „bedwelmend
genotmiddel uit de Indi
sche hennep gewonnen".
Horse Heroïne. Be
hoort met cocaïne tot de
vele hard drugs.
Junk Verslaafde aan
hard drugs.
De Kaap De Rotter
damse wijk Katend-
recht.
LSD Volgens Van
Dale „lyserguurdiethy-
lamide, een hallucina
ties verwekkende che
mische stof'. Ook een
hard drug.
Marihuana Gedroog
de bloemen en bladeren
van hennepsoorten. Be
hoort met hasj tot de
soft drugs.
Opium Het inge
droogde melksap uit de
bollen van de papaver.
Pushen, pusher Het
Ik
dwingend verkopen van
hard drugs; de verko
per.
Speed Pepmiddelen.
Alle pepmiddelen vul
len onder hard drugs.
Spuiter Hard drugge
bruiker die de drug bij
zichzelf inspuit met in
jectienaald.
Stuff Hasjiesj.
Trip Het gevolg, het
„reisje", van LSD. Ook
bedoeld voor de capsule
waarin de LSD zich be
vindt.
Daarna ging ik in
Vlaardingen naar Het
Soephuis. Dat was aan de
Zomerstraat. Waar nu het
Open Jongeren Centrum
in komt. Toen begon het
pas goed."
Toen begon het inderdaad
pas goed. Het gebruik van
hasj en marihuana nam
hand over hand toe. Voor
de intieme gasten van Het
Soephuis was er thee
getrokken van opium. Het
leven was een
ononderbroken roes
geworden. Dan krijgt Jan
een eigen huisje in de
binnenstad. Hij richt het
in met geld van de
Sociale Dienst. Zijn
vriendin uit
Zeeuws-Vlaanderen komt
bij hem wonen. Ze zullen
gaan trouwen. Veertien
dagen voor dat dat
plaatsvindt, komen twee
andere vriendinnen aan
de deur. Ze willen
onderdak. Jan laat ze niet
in de kou staan. Zijn
vriendin hem wel. Ze
verdwijnt en komt niet
meer terug. Jan neemt
een flesje wasbenzine en
gaat snuiven. „Dat was
een gekke kick".
De wasbenzine maakt de
weg vrij tot de hard
drugs. Jan gaat speed
gebruiken. Dan wordt
hem gevraagd of hij zin
heeft om te gaan dealen.
Om de LSD, de speed en
het zachtere spul te
kunnen betalen zegt Jan
ja. „Alles kwam uit
Amsterdam. Je wist nooit
In het verhaal Ik wilde
sterven komen een aan
tal woorden voer die tot
het „eigen" taaltje van
de druggebruiker beho
ren. Hieronder volgen
de verklaringen van de
verschillende termen.
Blowen Het roken
van een sigaret met
daarin hasj of marihua
na. Het woord Blowtje
wordt ook gebezigd.
Clean Schoon, niet
onder invloed.
waar het vandaan kwam.
Je had alleen met esn
soort grossier te maken.
Het ging allemaal goed. Ik
kreeg alles voor niets en
betaalde het later terug.
Maar ik kreeg steeds
meer mensen over de
vloer. Op een gegeven
moment werd alles wat ik
in huis had gestolen. Drie
ons hasj en vijftig trips.
De grossier gaf me de
keus; terugbetalen of de
kogel. Ik kreeg nog één
ons hasj. Als ik daar
kleine stukjes van
verkocht, kon ik van één
ons twee ons maken.
Maar het was slecht. En
ik raakte het niet kwijt.
Wel mijn vrienden. Die
bleven weg. Het huis was
altijd een doorgangshuis
geweest. Het was nu een
grote puinhoop. Alles was
kapot. Ik stopte met
dealen."
Jan zag het niet meer
zitten. Een nieuwe
vriendin kon daar geen
verandering in brengen.
Zij drinkt heel erg veel;
Jan snuift. In de buurt,
een paar huizen verder,
wonen een aantal spuiters.
Jan doet mee. Eerst
theelepeltjes. Dan meer.
Met een heel stel zitten ze
op een dag op een terras.
Ze drinken veel. Jan
snuift nog wat extra
speed. Gezellig. Als hij
met zijn vriendin naar
huis loopt, krijgen ze
ruzie. Jan slaat een ruit
in. Zijn vriendin vlucht.
Ze keert niet terug. Jan
moet naar het
door
Onno Schoonheyt
Ik ging steeds meer
spuiten. Soeplepels vol.
Met weinig water. Je
kreeg van die bobbels op
je armen. En
bloeduitstortingen op de
bovenarmen. Het was een
net huis. Maar het was al
spoedig een smerig
zooitje. In het begin ging
je nog met die meisjes
naar bed. Later niet meer.
Je kon het niet. En het
interesseerde je niet. Ik
ging weer dealen. Ik
kreeg het uit Zeeland.
Maar nu was het
heroïne."
Er is een groot verschil
tussen het verkopen van
heröine en hasj. De klant
van de pusher is
gevaarlijk. Hij is een
verslaafde. Om een shot
te kunnen nemen doet hij
alles. Desnoods moord.
Jan bewapende zich dan
ook. „Ik kocht een colt
van een kennisje. Wapens
zijn altijd erg makkelijk
te krijgen. Ook hier in
Vlaardingen. Ik verkocht
de horse in Old City op
de Kruiskade. Maar
Surinamers zijn
gevaarlijk. Als je daar
van één vent wat koopt
en de volgende keer van
een ander, dan heb je
opeens een mes in je zij.
Waarom koop je niet
meer bij mij, vraagt die
eerste dan. Ondertussen
haalt hij ai je zakken leeg.
Ik verkocht ook veel op
de Kaap. We gingen daar
met een taxi naar toe.
Altijd met een vriend. Je
gaf dan drie gram af. Zelf
bleven we in de taxi. Ze
probeerden dan of het
goed was. Dan verkocht
ik een ons of zo. Zelf
verdiende ik op deze
manier zo'n half onsje in
de veertien dagen. Maar
op het laatst durfde ik
niet meer."
Jan bleef thuis. Nam vijf
of zes shots per dag.
Dronk daarbij zeer veel.
En raakte, zoals hij dat
noemt, overspannen. „Ik
wilde dood. Ik dronk een
hele fles Pernod leeg.
Nam een shot horse en
een shot speed. Toen ging
ik het huis kort en klein
slaan. Zes agenten hebben
me overmeesterd. Ik werd
naar een inrichting in
Delft gebracht. Volgens de
dokters was het op het
nippertje. Toen ik daar in
Delft zat, brandde mijn
huis af. Het staat nu nog
zo. Ze zoeken naar de
oorzaak. Het is
aangestoken."
Zeven weken bleef Jan in
Delft. De drank en de
drugs hadden zijn lever
aangetast. Hij kreeg
geelzucht. Daarna mocht
hij uit de inrichting. Naar
zijn ouders durft hij niet.
Met voor zeshonderd
gulden heroïne en speed
duikt hij in een naamloos
Zeeuws dorpje onder. Hij
blijft tot de drugs op zijn.
Om er langer mee te doen
heeft hij alleen gesnoven,
vertelt hij. Als hij
terugkomt in Vlaardingen
wordt hij door een
bevriend stel opgevangen.
In huis mag hij geen
drugs gebruiken. Wel
drank. Dat wordt in grote
hoeveelheden gestolen.
Iemand belt de slijter op.
Deze noteert een
bestelling. De ander in de
winkel vult zijn tas met
flessen drank en koopt
slechts een fles cola. Zo
simpel is dat.
Na een maand gaat Jan
weg. In de
Bouwmankliniek in
Rotterdam probeert men
hem te helpen.
Groepstherapie. Oudere
verslaafden die op hem
schelden. „Ik durfde er
niet clean naar toe. In de
Drie Ballons had ik vrat
gedronken. Maar ik flipte
daar volledig. Van dat
schelden krijg ik het
helemaal op mijn stuipen.
Ik ben weggelopen. Bij
kennissen dook ik onder.
Ik ging nooit de deur uit.
Toen kreeg ik weer een
eigen huisje. Daar heb ik
een heleboel drank naar
binnengewerkt Met een
heleboel slaaptabletten. Ik
moest weer naar Delft. Ik
had mijn keuken in
elkaar geslagen. Nu
hoefde ik maar drie
weken te blijven."
In een tehuis in Den Haag
ontsnapt Jan aan het
verslaafdenmilieu. Geen
ontwenningskuur. Cold
Turkey. Drie dagen op
een kamerjte. Alleen.
Vruchtensappen en
chocolade om te eten en
te drinken. Ziek, misselijk,
braken. Dat zijn de
gevolgen. Maar het lijkt te
helpen. Na een paar
maanden mag hij voor het
eerst alleen de straat op.
In een bar verkoopt hij
zijn horloge. Wat speed is
snel gekocht Een snuifje.
Dan komt er weerstand.
Hij gooit de rest weg. Na
drie maanden mag hij
naar zijn ouders. Hij
gebruikt niet meer. Maar
op zichzelf wonen durft
hij niet
„Ik heb erg lieve ouders.
Je gaat daar op een
gegeven moment toch
over nadenken. Mijn
moeder heeft door mij al
twee keer in een
zenuwinrichting gelegen.
Mijn vader werkt al
anderhalf jaar niet meer.
Door mij. Ik sta
ingeschreven bij het GAB.
Maar productiewerk mag
ik niet doen. Alleen
werken ook niet. Ik zou
wel in een asiel willen
werken. Ik ben gek op
dieren. Vroeger had ik
ook een hond. Als ik dan
een slechte trip maakte,
kwam hij mijn hand
likken. Dan zat ik te
janken of zo. Dat dier
heeft me er vaak
doorheen gehaald."
Éénmaal per week
bezoekt Jan zijn
maatschappelijk werkster.
Zij blijft hem helpen. „Ze
is erg lief. Ik heb haar
een keer mee naar de
Chinees genomen. Van het
kledingsgeld van de
Sociale Dienst. Ik
gebruikte dat geld toch
altijd voor drank. Dan
raapte ik bonnetjes van
de straat op. En dan
kreeg ik weer honderd
gulden. Al krijg ik
vierhonderd gulden. Het
gaat toch in een
weekeinde op. Soms is het
net als vroeger. Toen zag
ik in alle mensen een
verslaafde. Nu denk ik
wel eens: zou dat ook een
alcoholist zijn?"
Jan heeft zijn achtste
borrel op. Zijn negende is
net besteld. Veel is er niet
meer te zeggen. „Je mag
mijn naam niet
gebruiken", drukt hij me
nog op het hart.
Holy-ziekenhuis. Hij ligt
daar twee weken. Alleen
Bob Sureveen komt hem
een keer opzoeken. Zijn
ouders zijn toevallig net
op vakantie. „Bob is later,
begin dit jaar,
neergeschoten. Door
Maarten, een zoon van
een arts. Dat was een
gevaarlijke. Die heeft er
heel wat aan de spuit
geholpen."
„Toen ik uit het
ziekenhuis kwam wilde ik
niet meer naar dat huis
terug. Daar werd ik
krankzinnig. Ik kreeg een
ander huisje. Toen
kwamen de junks. We
woonden met drie
mannen en zes vrouwen.