Terugblik
„Er gfcag een nieuwe
wereld open"
„Je familie kijkt je er
op aan"
99Wat betekent|eld
eigenlijk?"
wDle moet je niet hebben
die moet je uitvieren..."
i VRIJDAG 31 DECEMBER 1976
Nog maar een paar uurtjes
scheiden ons van 1977. Dan is
het tijdstip weer aangebroken
waarop al dan niet uitgespro
ken goede voornemens in de
praktijk gebracht kunnen
worden.
Maar voordat de klok twaalf
uur slaat staan velen onder
ons nog eens even stil bij de
belangrijkse gebeurtenissen
van het afgelopen jaar. Dat
kunnen blijde, maar ook droe
ve gebeurtenissen zijn. Vijf
min of meer willekeurige per
sonen in het Waterweggebied
hebben wij gevraagd hoe zij
het afgelopen jaar hebben be
leefd. Kortom, een terugblik
op 1976.
Leerlingverpleegster Irene:
Werkloze Jacques van Leeuwen:
Agent
Batenburg:
'Treinramp
vergeet
ik nooit
meer'
Mejuffrouw A. Poot:
Goede voornemens?
5
Tr -Jaap Hftï ager
fc o s' Theo Bf .mers, Ben Blumers, £o ueyten, Henk Speksnijder.
Voor Irene de Bunje uit Maas
sluis heeft 1976 veel verande
ringen gebracht. Na een korte
pré-klinische periode, een
soort vooropleiding, ging de
vriendelijk kijkende Maasslui-
se definitief de verpleging in.
En dat betekende onder meer
intern wonen, op één van de
verpleegsterskamers naast het
Holy-ziekenhuis. Haar kamer
tje ziet er gezellig uit: veel
planten en bloemen, televisie,
bureautje en een lekkere stoel
om in uit te blazen.
„Het was wel even wennen
hoor", bekent zij eerlijk- „Ik
was nog maar een paar maan
den van school en dan al op
kamers. Daar komt nog bij dat
ik het thuis altijd erg gezellig
heb gehad. Ook op de havo
was het leuk. Toen ik hier
eenmaal zat nruste ik erg het
directe contact met thuis en
niet te vergeten met mijn
hond". Zij verklaart nader:
„Je doet in zo'n ziekenhuis zó
veel indrukken op. Er ging
voor mij een nieuwe wereld
open. Normaal kom je van
kantoor thuis en kun je daar
over praten. Over collega's en
je werk. Vooral over dit laat
ste zitje boordevol emoties die
je kwijt wil. Gewoon, door een
gesprek. Er gebeuren leuke
dingen, zoals het werken op
een kinder-afdeling, maar er
zijn ook minder prettige din
gen. Je wil er dan wel eens
thuis over praten. Immers, als
je klaar bent met je werk, dan
wil dat niet zeggen dat je ook
geestebjk klaar bent. Althans,
dat is bij mij het geval".
Ze voegt er echter direct aan
Jacques van Leeuwen (19) uit Vlaardingen heeft, zoals
hij dat zelf noemt, een sof 1976 achter de rug. „Ik
ben blij dat het om is en dat we aan een ander
hoofdstuk kunnen beginnen." Hij zit gebogen over een
kop koffie, sigaretje los in de mond en met de „pest"
in zijn lijf.
Jacques is een van de vele, vele duizenden jongeren,
die met, of niet goed, aan de slag kunnen komen. Het
is daarom niet zo verwonderlijk dat hij wat gedesillu
sioneerd is. Ga maar na: gezond stel hersens, I.e.a.o.-di-
ploma (lager economisch en administratief onderwijs),
getuigschrift mavo-3 en een paar sterke handen, waar
je dan anno 1976 niets mee kunt doen. Waarom met
door voor mava-4, vraag je je dan af. Jacques:,Jk
had geen wiskunde en Duits, daarom mocht ik niet
verder en ik kon het ook niet Het betekende wel mijn
eerste domper. Bazen hebben niet veel vertrouwen in
dat leao-diploma. Je kan er alleen mee terecht in de
winkels, bijvoorbeeld bij de kassa."
In de twee jaar dat hij van school is heeft Jacques
reeds vele bazen gehad, het waren echter bazen voor
slechts korte tijd die hij via een uitzendbureau kreeg
toegeschoven. „Ja, je wilt toch wat doen?" Na wat
rekenarij komt Jacques aan circa vijfendertig weken
werk gedurende twee jaar. „Weet je wat nu het ergste
is", zo zegt hij verbitterd. „Je familie kijkt je er ook
op aan. Op den duur denk ik steeds meer: barst, of
stik. Je wordt makkelijker en blijft langer op je bed
liggen. En, dat erken ik ruiterlijk, dat is stom..."De
19-jarige ex-scholier denkt even na en vervolgt me-
t:„Een schrale troost is het om te weten dat ik niet
de enige ben. Bijna èl mijn klasgenoten zitten in de
ww."
Toekomst? „Ik ga niet bij de pakken neerzitten. Geluk
kig, ik had nooit gedacht dit ooit te kunnen zeggen,
ga ik over enkele weken naar dienst. Wellicht dat die
tijd erg leerzaam voor mij is. Misschien dat daarna
ook de werkeloosheid iets minder is. En wat dan? Tja,
ik weet het niet, ik weet het echt niet. Mijn hobby
is muziek, daar zou ik het graag in willen zoeken. Maar
geld verdienen zël ik. Ik heb een meisje en die wil
na mijn diensttijd ook wel eens trouwen..."
Irene:
„de tijd
voor een
leerling
verpleegster
vliegt
voorbij"
toe dat dit gevoel in de loop
van het achter haar liggende
jaar enigszins slijt: „Je kan er
wat meer afstand van nemen",
maar helemaal los doe je de
aan jouw zorg toevertrouwde
patiënten niet. Dat zou, geloof
ik, ook niet goed rijn".
Een andere ervaring was dat
zij deze Kerst voor het eerst
moest werken. „Ik vond het
prachtig", zo zegt zij. ,,'s Mor
gens vroeg werden wij gewekt
door directrice zuster Baan
die on een prettige Kerst
kwam toewensen en daarna
hebben wij in de hal kerstlie
deren gezonden. Dat was erg
plechtig. Trouwens, dat vond
ik ook van de kerstbijeenkom-
st, die de avond daarvoor in
de half was gehouden, samen
met de patiënten. Dan vergeet
ik gewoon dat ik hier voor
mijn werk ben".
Nog goede voornemens? Zij
lacht en zegt: „Ja, dat heb je
natuurlijk allemaal wel. Voor
mij betekent het: verder stude
ren voor mijn diploma en-
voorts mijn werk met veel ple
zier doen. Ik moet nog ruim
anderhalf jaar, maar de tijd
voor een leerling-verpleegster
vliegt voorbij...."
Agent Batenburg: be
wondering voor het chi
rurgisch team van Dijk-
zigt
Ruim tien jaar zit Ed R.
Batenburg bij de Schie-
damse politie, thans in de
rang van hoofdagent. Hoe
wel hij nog jong is 31
jaar is de heer Baten
burg de oudste surveillant,
zowel in leeftijd als in aan
tal dienstjaren. Vandaar
ook dat hij niet zelden op
treedt als mentor, begelei
der van jonge agenten die
ervaring moeten opdoen.
Jacques van Leeuwen: een van de vete dui
zenden werkloze jongeren.
De Sehiedamse politieman,
gehuwd en vader van een
jongen van vier en een
meisje van zeven, heeft een
jaar achter de rug, dat hij
niet snel zal vergeten.
„Zeg maar rustig: nooit
meer zal vergeten", zo ver
betert de heer Batenburg.
Hij doelt hiermee op de
treinramp bij Schiedam
van het afgelopen voor
jaar. Van het eerste mo
ment af was hij aanwezig
op de plaats des onheils.
„Toen ik daar aankwam
dacht ik bij mezelf: God,
wat kan ik hier nog voor
hulp bieden? Veel tijd ech
ter om na te denken had
ik niet Gelukkig kwam de
reddingsactie snel op
gang... en goed. Zonder
veel te zeggen werd er
enorm hard gewerkt tot
laat in de middag. Zo heb
ik onder meer geholpen bij
de bevrijding van de ma
chinist. Hoewel het alle
maal verschikkelijk is, ben
je toch blij dat er mensen
levend uit zijn gekomen".
De politieman steekt onder
meer zijn bewondering
voor het chirurgische team
uit het Rotterdamse Dijk-
zigtziekenhuis niet onder
stoelen of banken: „Gewel
dig dat ze ter plekke kun
nen opereren. Ik mocht bij
het afvoeren van de man
de infuus-fles dragen". En,
na enig aarzelen: „De foto
die toen is gemaakt heeft
in alle kranten gestaan. Ik
werd gebeld door mijn zus
je uit Engeland, die had de
foto in een Engelse krant
zien staan".
Hoewel het ongeluk ook bij
Ed Batenburg zijn sporen
wel heeft nagelaten, kon
bij zich emotioneel vrij
snel los maken. Volgens
zijn zeggen heeft hij dit
vooral te danken aan de
opvang thuis, bij zijn
vrouw. „Ik heb me geluk
kig kunnen uiten en dat
lucht je wel een eind op.
Als politieman moet je na
tuurlijk veel zaken voor je
houden. Maar dit was ge
woon niet te doen".
Welke plannen voor 1977?
t.Ik ga weer verder leren
voor mijn politie-diploma
B. Het schriftelijke deel
heb ik gelukkig al, nu nog
het mondelinge. Maar,
daar zie ik een beetje tege
nop. Ik ben niet zo'n pra-
ter, zie je...".
„Waak
hond"
Han de
Blok voor
de red
dingboot
Koningin
Jutïana.
De da
mes Poot
(I) en Kor-
pershoek
(r): wij
werken
nog voor
ons ple
zier-
Han de Blok, schipper van de in Hoek van Holland
gestationeerde reddingboot Koningin Juliana, is net
een waakhond. Hij moet ervoor zorgen dat er mensen
beschermd worden. Uitgaan is er niet bij. Hij geniet
van drie weken vakantie per jaar, maar heeft slechts
twee dagen in de maand vrij-af. En dan nog moet hij
in de buurt blijven. Er kunnen mensen in nood verke
ren. Overigens vindt hij zijn verplichte" huisarrest in
het geheel geen bezwaar. „Dat brengt het werk met
zich mee', zo vertelt hij.
Een van de meest spectaculaire reddingsacties van dit
jaar was wel het oppikken van schipbreukelingen van
het in nood verkerende panamese vrachtschip Star
dust
„Het was windkracht elf', zo zegt de stevig gebouwde
schipper. „En dat komt neer op een vliegende storm.
Ga maar na, een windkrachtmeter reikt niet verder
dan het getal twaalf. De Stardust kan tegen deze storm
niet op, De motoren waren niet opgewassen tegen een
dergelijk natuurgeweld. En dan kun je als stuurman
wel sturen, maar het helpt alleen niet veel. Er zat voor
de Maassluise kapitein Niesing niet anders op dan onze
hulp in te roepen. Hoe wij het hebben geklaard is me
nog steeds een raadsel. De gemiddelde golfhoogte
bedroeg ruim negen meter met uitschieters van dertien
meter."
„Een van de opvarenden van de Stardust, een buiten
lander, dorst met over te springen, Hij was bang dat
onze mensen hem zouden laten schieten. Toen hij wel
moest was het te laat en verdween de man in de
woedende zee tussen het vrachtschip en de redding
boot. Verloren, dachten wij; verplettered tussen de
twee scheepshuiden. We waren stomverbaasd dat we
de drenkelmg enkele ogenblikken later schuin achter
de Koningin Juliana zagen drijven, gillend om hulp.
We hebben hem uit zee kunnen oppikken. Alleen
kapitein Niesing en zijn eerste stuurman zijn aan boord
gebleven. Het schip is op een gegeven ogenblik van
zijn ankers losgeslagen en door de wilde golven op
het strand gezet."
De heer De Blok heeft dit jaar vijftig keer moeten
uitvaren. Niet alleen voor hulpverlening aan in moei
lijkheden verkerende schepen, maar ook voor het
vervoer van zieken. Kortgeleden nog moest een Russi
sche zeeman van boord worden gehaald van een
Russisch vrachtschip. In totaal zijn 46 mensen aan wal
gebracht. De overige tochten betreffen de zogenaamde
zoekacties naar drenkelingen, bijvoorbeeld van plezier
jachten.
Een andere mijlpaal in de geschiedenis van het red-
dingwezen in dit geval de Koninklijke Zuidhoilandsche
Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen, is
het enige maanden geleden in gebruik genomen zestig
meter lange loopnet. Dit net wordt van de reddingboot
af overgeschoten naar het in nood verkerende schip.
De schipbreukelingen kunnen dan in hoog tempo
overstappen naar de reddingboot. „Het grote voordeel
van het net", zo zegt De Blok, „is dat ons schip niet
zo dicht bij het wrak behoeft te komen. Voorts kunnen
hoogteverschillen beter worden overbrugd."
Nog goede voornemens? Schipper De Blok kijkt een
beetje verbaasd op. „Die moet je niet hebben, die moet
je uitvoeren.,"
„Ach meneer, wij leven hier in Maasland een beetje
beschermd, hè. Daar ben ik blij om. Soms zeg ik tegen
mijn vriendin hoe het in de wereld mogelijk is dat
mensen elkaar naar het leven staan. Dat mensen op
soms al twintigjarige leeftijd geen andere mogelijkheid
meer zien dan te sterven. Dat'*er straks, over enkele
uren, politie-agenten en brandweerlieden worden ge
sard door oproerige jongelui. Meneer, hoe is dat toch
mogelijk?"
Een beetje een bange reeks vragen van de" vriendelijke
mejuffrouw A. Poot. Samen met haar vriendin, me
vrouw A. Korpershoek, dnjft mejuffrouw Poot een
fournituren- en damesmodezaak in de 's Herenstraat
Het is een piepklein winkeltje dat de toepasselijke
naam Het Spinnewiel draagt Als het om een „babbel
tje maken" gaat, moet mejuffrouw Pook het woord
doen. Mevrouw Korpershoek zegt: „Moet je luisteren,
zij - in de richting van haar vriendin knikkend
is met de zaak begonnen. Daarom zeg ik niets, je mag
me hooguit op de foto zetten".
Beiden vinden het heerlijk om in het „beschutte"
dorpje achter de grote Rijksweg te mogen leven en
werken. „Hoewel", zo bekent mejuffrouw Poot, „zelfs
wij hebben onze problemen. Het is erg moeilijk om
in deze tijd de zaak draaiende te houden. In het begin
hadden wij twee meisjes, maar die tijd is al lang
voorbij. Het is dat ik de winkel met mijn vriendin run,
anders zou het niet meer gaan".
„Van het geld dat wij hier verdienen, zou een gezin
niet rond kunnen komen. Hoewel de zaak nu weer
aardig loopt, hebben wij een heel slechte zomer gehad.
Niemand kwam toe aan handwerken. De dames ik
gun het hen van harte, hoor lagen allemaal mooi
in het badpak op het strand."
En, relativerend: „We zitten er niet zo mee. We kunnen
net rondkomen en verder zijn wij erg gelukkig. We
werken voor ons plezier, 's Maandags hebben we altijd
vrij. Vroeger, toen gebruikten wij die dag voor de
administratie. Daar zijn we van afgestapt. Het leven
is te kort. Ik heb enkele malen een ernstige operatie
moeten ondergaan. En dan pas leer je te denken:
waarom lopen wij eigenlijk onszelf zo voorbij? Wat
betekent geld eigenlijk, meneer? Gezelligheid is een
begrip dat ons meer aanspreekt".
Zij zegt geen woord te veel. Haar hele huis, oud en
met een trapgevel tje, ademt een sfeer van behaaglijk
heid. Het begint eigenlijk al met het etalagetje, geheel
m le, ",intersc sfeer; huisje, bergje. lichtjes en een
gondelbaan. De woonkamer is genoeglijk ingericht:
oude en antieke spulletjes, een prachtige, zelf ontwor
pen hoekkast, antieke klok enzovoorts. „Wensen voor
het nieuwe jaar?", zo besluit zij. „Op de eerste plaats
gezondheid natuurlijk en op de tweede plaats hopen
wij iets meer te kunnen verkopen. Er komt straks een
wmkelcentrumpje in ons dorp bij. Als er zo'n type
winkel komt als wij hebben, dan zou dat voor ons de
genadeslag betekenen