De kaas 1 loopt één m^wÈÈÉÊÊm. r ~s& VRIJDAG 5 AUGUSTUS 1977 82$!^ wmmaams» 4fV; pr«r<j mmk-ya I - SSST <3& I VD/SC/WW 5 Boer Siem van der Kooij haalt wat wrongel uit de grote bak om te zien of de structuur goed genoeg is. f?^&5 f 11 e De wron- gel (kaas- structuur) wordt m de kunststof m kaastonne tjes gedaan. Daarna gaat de pars er op om het laat ste restje vocht (wei) af te schei- f Wij zijn een zuinig volkje. Daarom moeten zelfs de laatste restjes wrongel uit de wei gehaald worden. Boer Siem van der Kooij staat wijdbeens en gebogen over een grote, ronde bak. Met rijn ontblote arm roert hij voorzichtig in een gelïg-witte brij, die bij nadere informatie in wording" blijkt te rijn. De ruimte, waarin hij zijn werk verricht is schoon, maar enigszins somber. Bovendien Is het er vochtig warm, zoals dat ook het gevat is wanneer je een tijdje onder een warme douche staat De damp stijgt uit de grote bak met „rijstebrij". Veel tijd om gedag te zeggen heeft Van der Kooij niet Ais bewijs daarvoor zegt hij veelbetekenend: „Kaas maken, jongens, is een kwestie van tijd en temperatuur. En die temperatuur is nu bereikt". Hij zwijgt even tijdens het verdere gesprek is hij niet meer te stuiten en gaat verder met zijn secure werk. Een kazende boer in 1977. Nog niet zo erg lang geleden werd op elke boerderij van een melkveehouder kaas gemaakt Daar zorgde de boerin wel voor. Zij was degene die daar als het ware borg voor moest staan. Onder de druk echter van allerlei omstandigheden, zoals de concurrentie van de fabrïekskazen, besloten steeds meer boeren een punt te zetten achter deze ambachtelijke vorm van kaasbereidmg. Het boerenkaas tijdperk leek afgesloten; de efficiency had het weer eens gewonnen van het „puur natuur". De melkprodukten-industrie ten spijt, ontving burgemeester Theo van Dijke van Maassluis enkele jaren geleden een uitnodiging om op 27 juni 1974 "de kaasmakerij „Maeslantsluys" van de heer Van der Kooij aan de •Zuidbuurt 29 te openen. Je zou zeggen: dat is de omgekeerde wereld. Wie gaat zich In deze dure tijd toeleggen op zo'n arbeidsintensief, dus kostbaar, .werk als het zelf kaas maken? Tien op één Van der Kooij en niet te vergeten zijn vrouw, maken nu voor het vierde seizoen achtereen kaas en ze zijn over huo ervaringen zeker niet ontevreden. Kaas maken is voor hen een interessante verdienste geworden. Sterker nog, alle melk die hun 40 melkkoeien 's zomers als zij op het land grazen geven, wordt gebruikt voor de kaasbereiding. Ondanks het feit dat er tien liter melk nodig is om 1 kilo kaas te maken, brengt de melkliterprijs uiteraard omgerekend veel meer op dan wanneer de melk zeu worden verkocht aan de fabriek. Hoewel hij dit niet Kgt is een en ander een gevolg van het EG-landbouwbeleid in Brussel. Van der Kooij en zijn vrouw, zijn wel enkele uurtjes in de weer alvorens er van rauwe melk kaas is bereid. Uit zijn betoog, maar ook aanschouwelijk, valt op te maken dat het hele proces voor een groot deel ook een stukje team-work is. In de schuur staat een grote ronde roestvrijstalen bak, waarin 750 liter melk kan. Deze hoeveelheid wordt er in twee «etappes" ingegoten, de opbrengst van twee keer door Jaap Hazejager melken. Van belang is het dat die melk rauw is, dat wil zeggen niet gepasteuriseerd tot ca. 75 0 Celcius. De melkproduktie van de middag wordt 's avonds reeds in de grote dubbelwandige container gedaan, waarna ijswater in de tussenwand wordt gepompt om de temperatuur van de melk zo koel mogelijk te houden. Als de ochtendmetk daarbij wordt gedaan, laat boer Van der Kooij of zijn vrouw eerst het kodwater wegstromen, waarna m de tussenwand warm water wordt gegoten. Stremsels pe temperatuur moet nu «cgxaam oplopen tot 29 C. •«Dat is de juiste temperatuur <«3 te stremmen", zo vertelt de kaasmaker uit Maassluis. Op m moment dat de thermometer deze temperatuur aanwijst wordt er een hoeveelheid stremsel gevoegd aan de lauwe melk. j k&nsel is afkomstig uit de kbmaag van een nuchter kalf. «Geen lebmaag van een koe", zo licht Van der Kooij toe, «want dat is niet goed. tegenwoordig wordt ook op synthetische wijze stremsel ^reid dat door de fabrieken ^ördt gebruikt, maar wij weren gebruiken uiteraard ^tuurprodukten". bi] loopt naar een plank, haalt ^aar een flesje weg, maakt het open en stopt het onder de een van de bezoekers. t Stinkt naar braaksel", roept jeze walgend uit. Maar alsof 1 om een fijne parfum gaat, ruikt Van der Kooij nog eens goed. „Prima spul", zegt hij tevreden. En hij verklaart dat stremsel onontbeerlijk is om het stollingsproces van de melk en de afscheiding tussen vocht en wat kaas moet worden te bevorderen. Een andere stof die aan het stremsel moet worden toegevoegd is zuursel, een bacterie dat iets weg heeft van de yoghurtplant Het zuursel is nodig om de in de melk aanwezige suiker om te zetten in zuren tot de juiste zuurgraad is bereikt. Dan gaat er toch nog iets machinaals gebeuren. Grote, lange messen die aan een soort molen bevestigd zijn moeten de dikke vla, die inmiddels ontstaan is, „snijden". Hierdoor ontstaat er een scheiding tussen vaste stoffen en het aanwezige vocht Dit vocht wordt wei genoemd. De wei wordt doorgaans gebruikt als varkensvoer, maar de vetlaag op de wei kan zeer goed gebruikt worden, en wordt daartoe soms gebruikt, voor het maken van de bekende weiboter. In een wat later stadium wordt het zogenaamde snijproces nog eens herhaald, rij het dat dit gebeurt met de botte kant van de messen. De dikke brij heeft dan een temperatuur van circa 36 C. Vandaar de stoom die uit de grote bak komt, zodat men. eerder de indruk heeft in een wasserij te rijn dan rich in kaasmakerij te bevinden. „Pauze" Heel even maar heeft Siem van der Kooij een soort pauze, eigenlijk nauwelijks tijd om zijn koffie op te drinken. Eenmaal in de huiskamer van zijn bungalowtje gezeten, vraagt hij aan zijn vrouw of de komijnen gewassen zijn en klaar liggen. De moderne boerin gestoken in coltrui en jersey pantalon die op dat ogenblik met de koekschaal rondging, zet het ding neer en roept bijna wanhopig: „O, jeee!, vergeten....". Ze vhegt naar de keuken om het verzuimde karwei alsnog goed te maken. Van der Kooij staat, eigenlijk nog maar nauwelijks binnen, weer op zonder zijn koffie helemaal leeggedronken te hebben en gaat weer naar de kaasschuur. Dochter Helga springt even in om haar moeder te helpen. Ze zegt: „Soms moeten we allemaal een handje helpen. Pa maakt op bestelling 40 komijnen kazen. Maar ja, als er geen komijnen zijn, dan wordt het een moeilijke zaak. Als de duvel moeten nu die komijnen in de kaasbrij worden gedaan, anders is deze tc hard geworden. Vandaar dat haastige gedoe..." Samen met haar moeder rent ze de schuur in zonder antwoord af te wachten. Als de bezoekers ook in de schuur komen rijn de komijnen allang en breed in de kaas vermengd en staan de beer en mevrouw Van der Kooij weer gebukt over de container. Met een groot stuk gaas duwen zij tegen de natte massa, zodat wei weg stroomt en de (nog) niet gestolten kaas overblijft Snel wordt dit in plastic tonnetjes gedaan. En passant heeft de boerin nog tijd om te zeggen dat de nog net niet gestolten kaas wrongel heet Als alle tonnetjes kaas eenmaal onder de pers staan om het laatste vocht weg te persen, wordt de zeef nog eenmaal door de grote ton gebaald om te controleren of alle vaste bestanddelen wel zijn weggehaald. Lachend zegt de boerin; „We zijn en blijven nu eenmaal een zuinig volkje". Toch heeft deze laatste duik in de ton een hele tonnetje kaas tot resultaat. Goudse boerenkaas Van der Kooij pakt een bakje van de plank met daarin de bekende ronde keurmerken, waarop eijfer- ea lettercodes staan afgedrukt, alsmede de soortnaam van de kaas. Vooral op bet woordje boerenkaas is hij trots. „Wij maken hier op de boerderij boerenkaas, Goudse wel te verstaan", zegt hij. „In de hele omgeving is geen boer te vinden die kaas maakt, Iaat staan deze heerlijke Goudse boerenkaas". En als bewijs hoe lekker die kaas wel is laat hij de aanwezige gasten een klem stukje van elke soort proeven in het naast de kaasmakerij gelegen winkeltje Jazeker winkeltje, want het grootste deel van zijn kaas wordt verkocht aan particulieren. „75 procent van mijn omzet gaat rechtstreeks naar de consument", zo vertelt de kleine boer, „de rest wordt verkocht aan de handel, de groothandel wel te verstaan en die zorgt er wel voor dat irujn kazen naar het buitenland gaan". Terloops vertelt Van der Kooij dat h:j een keer voor een beurs een heel grote kaas van 150 kilo heeft moeten maken. „Maar", zo vervolgt hij, „dat is een moeilijk karweitje. Hoe groter de kaas, hoe moeilijker het is om de smaak goed te maken, hoe kleiner de kaas hoe gemakkelijker". Pekelen Hij loopt rijn winkeltje uit en keert terug naar de kaasschuur. Links staan twee grote lange bakken met pekel water, waarin kazen drijven, althans ze zweven eigenlijk net onder de waterspiegel. De pekelbak, de op een na laatste behandeling alvorens de kaas moet „rusten", dient om bet vocht nog meer uit de kaas te drijven en de pekel er in te voeren. Het pekelen duurt voor de kazen verschillend. De kilokaasjes bijvoorbeeld een halve dag, maar de grote tien kilo kazen wel drie dagen. Nog een opmerking over de kleine kil o-kazen. Die worden veel op bestelling gemaakt. Met name personen die op een zoutloos of zoutarm dieet staan, kloppen bij Van der Kooij aan met het verzoek „hun" kaas met m de pekelbak te dompelen. Als de kaas eenmaal voorzien is van het waarborgmerk en veertien dagen gerust heeft, krijgt hij zijn laatste behandeling: een kwastje met vernis, de zogenaamde korst Over het controlemerk zegt Van der Kooij dat dit genummerd as, „Ze kunnen altijd nagaan* wie de kaas heeft gemaakt. Het spreekt vanzelf dat een optimale kwaliteit uiterst belangrijk Is, niet alleen voor mij, m3ar eigenlijk voor heel Nederland, De boerenkaas is een erg gewild exportartikel. Daar kan natuurlijk niet mee worden geknoeid. Vandaar ook dat wij regelmatig bezoek krijgen van de keurmeesters van de Kaas Controle Dienst, een soort Keuringsdienst van Waren, maar dan van het Productschap". Of hij ook wel eens kaas van zijn Franse of andere buitenlandse collega's eet, „Neen", zegt Van der Kooij, daar houdt ik met zo van". Zijn zeventienjarige dochter heeft een andere mening en voegt daar kwasi-brutaal aan toe: „Wat de boer niet kent, dat eet 'ie niet..." 9 Het werk is klaar. Van der Kooij controleert of de kwaliteit in orde is om vervolgens de kaas te keren.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Nieuwsblad / Schiedamsche Courant / Rotterdams Dagblad / Waterweg / Algemeen Dagblad | 1977 | | pagina 5