Putters, hoekers zoeken het hogerop MAANDAG 8 MEI 1978 Kleuterschool Warm Manieren VD/SC/WW startplaats vrij?" JKap goed gesloten?" Voor elkaar. „Instrumenten?" Gecheckt „Stiturorgaan?" In orde. „Trim?" Werkt feilloos. „Ontkoppelingshaak?" Functioneert „Kleppen?" Gecontroleerd. Het traditionele ritueel van de cockpit-check is weer achter de rug. Een opgestoken duim van de piloot naar de „tiploper" beduidt dat alles in orde is. Op zijn beurt geeft deze via een tussenpersoon aan de piloot door, dat hij kan opstijgen. De kabel spant zich. Langzaam zet het zweefvliegtuig je zich in beweging om vervol gens al na enkele meters het wij de luchtruim te kiezen. Op de circa twintig vliegvelden die Nederland kent is dit een alledaagse gebeurtenis. Een jonge nog beginnende, of een oude er varen zweefvlieger die aan rijn zoveelste „start" begint Om ui teindelijk zo vrij ais een vogeltje, los van alle dagelijkse beslomme ringen, boog boven alles uit, van het uitzicht, de rust en stilte te genieten. Dat laatste verraadt al iets van net rascinerendê, uat zweefvliegen kenmerkt Desondanks is het zweefvliegen, met in Nederland zo'n driedui zend beoefenaars, niet razend po pulair. Louter een gevolg van de onbekendheid van de sport. Im mers, wie één keer met het zweef vliegen is geconfronteerd hetzij als passagier, hetzij via films, ver halen en foto's is, zegt Jan Seton (21), .nagenoeg verkocht". Se ton, evenals Piet Klaas Eits (58) inwoner van Puttershoek, heeft dat zelf aan de levende lijve on dervonden. Als gast op een cam ping in Haamstede, maakte hij uit nieuwsgierigheid een „start" mee. Dat werd het begin van een lage zweefvliegbaan. Veertien jaar was hij toen. Piet Klaas Eits werd pas op veel latere leeftijd door het zweefvliegen gegrepen. Piet, met enige spijt in zijn stem: „Van jongsaf aan ben ik enthou siast geweest voor de vliegerij. Heb bijvoorbeeld altijd piloot wil len worden, maar dat is er nooit van gekomen". Tien jaar geleden echter gebeurde het dan toch. Een opmerking van rijn vrouw (,Jk stap alléén in een vliegtuig, als ik zeker weet dat het goed gaat") bracht beidei er toe de opleiding tot zweefvlieger te gaan volgen. Zo gezegd, zo gedaan. Hun „thuis haven" werd het vliegveld Gilze- Rijen, waar zij verbonden zijn aan de zweefvliegdub Illustrious. Jan Seton (zijn verloofde is ook een fervent zweefvliegster) ope reert vanuit Haamstede, waar hij lid is van de plaatselijke club VCH. Het verschil tussen de beide vlieg velden is groot Heeft Jan Seton in verband met de ligging van Zestienhoven te maken met een hoogtebeperking van 750 meter, boven GUre-Rijen kan de zweef vlieger onbeperkt zijn gang gaan. Tevens geniet Illustrious talrijke faciliteiten (vliegveld, hangars, gratis benzine) in verband met hun relatie met de luchtmacht aldaar. Haamstede kent dat niet Jan Seton: „Nee, wij moeten dat zelf betalen. Moeten daarom ook veel passagiersvluchten raison van 25 gulden per persoon ma ken. Een boel geld natuurlijk, maar vakantiegangers kijken ge lukkig niet op een „kwartje". Daarnaast krijgen we nog inkom sten uit contributies en reclame gelden". Gilze Rijen heeft in vergelijking met Haamstede ook een veel bete re „thermiek (warme opstijgende It^^T Is de luchtstijging boven militaire vliegveld gemiddeld één meter, aan de kust mogen ze al tevreden zijn met de helft daar van. Vandaar ook dat de betere zweefvliegers meestal uit het westen van ons land komen. Jan: „Omdat je daar veel zuiverder moet vliegen. Het is geen kunst door Wïm Abrahamse om bochtjes te draaien, wanneer je gunstige thermiek hebt, maar is de stijging zo'n tien centimeter, hetgeen boven Haamstede vaak voorkomt, wordt het effentjes an ders" Zodoende duurt een „start" in Brabant dan ook veel Sanger dan aan de kust Voor het zover is, dat je alleen „solo" mag vliegen zal je als aspi rant-vlieger eerst een hele stage moeten doorlopen. Bijkomstig heid is daarbij dat het zweefvlie gen makkelijker is te leren dan bijvoorbeeld autorijden. Tenslotte worden daar „cursisten" aange troffen, die voor de tiende of zelfs twintigste keer zich aan een exa men moeten onderwerpen, het geen bij het zweefvliegen niet of nauwelijks voorkomt Op veertienjarige leeftijd kun je ai gaan lessen, terwijl je een jaar later al solovluchten kan maken. Piet Klaas Eits: „De eerste keer vlieg je al zelf. Natuurlijk zit er een instructeur achter je, die ech ter alleen ingrijpt, wanneer de leerling de controle over de „kist" heeft verloren". Jan Seton vult aan: „Op die ma nier maak je zo'n vijftig tot hon derd starts, waarin je alles leert wat betreft breukstukjes (veilig heidssysteem aan- de kabel), de cockpit-check, het gieren (zigzag gen), het rollen (het naar links of rechts kantelen), stampen (op- en neergaan) en nog meer van dat soort dingen. Daarna volgen je eerste vijf solovluchten, waardoor je in bezit komt van het B-bre vet". Een zweefvliegtuig op zóek naar thermiek naar ëm stilte o Piet Eits vlak voor één van zijn ve le „starts" De „Kleuterschool" is doorlopen. Het meer serieuzere werk staat nu op het programma. De leerling moet zich nu echt gaan bewijzen. Doel- en slip landingen, vliegen onder minder gunstige weersom standigheden enz. stellen de toe komstige zweefvlieger zwaar op de proef. Is dit onder de knie, dan krijgt de leerling het C-brevet uitgereikt Voor het volledige zweefvliegbewijs moet de „cur sist" zich volledig laten toetsen door de Rijksluchtvaartdienst, die behalve over de praktijk tevens theoretische zaken, zoals meteo rologie, aërodynamica, kaartle zen, luchtvaartwetten en instru menten aan de orde stelt „Breng je dat examen tot een goed einde", vertelt Piet Eits, dan gaat de wereld pas goed voor je open. Je mag namelijk langer weg blijven dan een half uur en is tevens niet meer verplicht om dicht in de buurt van het vlieg veld te blijven". Om het zilver", „goud" en „dia mant" in handen te krijgen moet er evenwel nog meer worden ge presteerd. Jan Seton: „Voor het zilver zul je een „over-land- vlucht" moeten maken, waarbij de tijdsduur tenminste vijf uur is, terwijl respectievelijk afstand en hoogte minstens 50 kilometer en 1000 meter moeten zijn. Bij het goud is dat achtereenvol gens: drieduizend meter hoogte en driehonderd kilometer ver, ter wijl bij diamant waarbij de af stand hetzelfde blijft en een ver eiste hoogte van minstens 5000 meter wordt verlangd. Tevens moet dan een „driehoek" worden gevlogen, hetgeen in vergelijking met het rechttoe-rechtaan-vJiegen veel moeilijker is". Het zweefvliegen ondescheidt drie soorten: het thermiek-, golf en hellingviiegen- Bij eerstge noemde wordt gebruik gemaakt van warme opstijgende lucht, ter wijl bij de tweede en derde soort de wind wordt benut Piet Eits verklarend: „Golfvliegen kan al leen in de bergen* omdat de zweefvlieger daar de opgaande stroming van en constant waaien de wind, die achter de berg in een golvende beweging overgaat, gebruikt". In Nederland moet de vliegenier het met thermiek- en hellingviie gen stellen. „Hellingviiegen" on derstreept Jan Seton, „wordt laag over de grond in de buurt van de Een moderner uitziende „kist" vlak voor de „start. Links staat de „tiploper", die het vliegtuigje in evenwicht houdt. Piet Eits {op de rug gezien) in actie duinen gedaan. Het principe is in wezen echter hetzelfde als bij golf vliegen". Het thermiekvliegen dat in Nederland verreweg het populairst is, kan lokaal, maar ook over-land gebeuren. Om een aardige indicatie te geven, hoe ver en hoe hoog dat kan geschie den: de wereldrecords van res* pectievelijk de langste afstand en de grootste hoogte rijn achtereen volgens 1600 en 13,5 kilometer. Jan Seton, momenteel over meer vrije tijd beschikkend dan Piet Eits maakte in zijn zevenjarige loopbaan als zweefvlieger ruim 1790 „starts" en bleef daarbij ge durende circa 430 uur in de lucht Piet Eits, die tien jaar actief is, maakte rond 1000 starts, maar bleef daarbij „slechts" 250 uur in de lucht „Dat komt doordat Jan veel meer ever-landvluchten, al of niet in wedstrijdverband heeft ge maakt". verklaart Piet Eits, die zelf me—>tal vrij dicht in de buurt van hu* vliegveld blijft Van het zweefvliegen is het een kleine stap naar het „motori'-vlie- gen. Piet: „Tja, dat verschil is ontzettend klein. Het vliegen is hetzelfde. Alleen bij het starten en landen gaat iets anders. Zelf heb ik een paar keer in een mo torvliegtuig gevlogen, maar per soonlijk vind ik er geen bal aan". Het starten bij het zweefvliegen kan op twee manieren gebeuren, hetzij door middel van een sleep- vliegtuig, hetzij door een lier. In Nederland wordt voor SQ% ge bruik gemaakt van een lier. In het buitenland is het sleepvlieg- tuig favoriet De lier, uiterlijk net op een vork-heftruck" lijkend, beschikt over een sterke 300 PK V-8-mo- tor. Een kabel over een afstand - van duizend meter uitgelegd vormt de verbinding met het zweefvliegtuig. Wanneer het vlie- guig, eenmaal in de lucht nage noeg loodrecht boven de lier Is, wordt de kabel ontkoppeld en die komt dan met een parachute keu rig netjes naar beneden. Kabelbreuken doen zich wel eens voor, maar vormen voor de zweefvlieger geen gevaar, omdat rijn „kist" al zeer snel van de grond af is. Piet Eits: het slepen is een breuk in de kabel veel gevaarlijker, maar door de strenge controle komen dergelij ke dingen nauwelijks voor. Zo doende is het slepen door een motorvliegtuig in feite aantrekke lijker, want in tegenstelling tot de lier, brengt een motorvliegtuig je naar de dichtstbijzijnde ther miek". Na de „vlucht" riet de vliegenier rich voor de taak geplaatst om te landen. „Dat is eenvoudiger dan je denkt", legt Piet Eits uit, „wan neer je je aan de richtlijnen houdt, kan er niets gebeuren. Die schrijven voor dat men op 700 meter hoogte al moet kijken naar landingsmogelijkheden of naar thermiek. Op 500 meter moet al een veld zijn uitgekozen, terwijl je op 300 meter de werkelijke landing moet uitvoeren. Natuur lijk wordt daar wel eens de hand mee gelicht Vooral wedstrijdvlie gers bezondigen rich daar nog wel eens aan. Die willen nog wel eens „straight in" gaan. Dat wil zeggen: recht naar beneden". •Sen zweefvlieger houdt zich nor maal gesproken echter aan het voorgeschreven „circuitvliegen". Dat houdt in dat hij op 200 meter hoogte en 300 meter naast de lier de voor geschreven „rechthoek" (rugwmd-dwarswind-aanvlieg- baan) uitvoert De snelheid op de aanvliegbaan is ongeveer negen tig kilometer, terwijl het toestel bij de werkelijke landing nog een snelheid van zestig kilometer heeft Een peuleschilletje voor de erva ren vliegeniers. Het „kraken" van, een „kist" komt dan ook weinig voor. Jan: gewoon omdat het uitvoeren van een landing zo vaak is uitgevoerd dat het louter een routinekwestie is". De sport blijft dan ook attractief. Niet alleen voor de welgestelden, maar ook voor „Jan-met-de-pet". Immers, de kosten bedragen voor clubleden slechts vijftig gulden per maand. Weliswaar moet daar naast ook nog minstens veertig uur per jaar (werkplicht) aan de zweeftoestellen geplakt en gesleu teld worden, maar voor de ware Lefhebber is dat geen enkel be zwaar. Straks immers, gaan ze weer de lucht in. Staat de wijde wereld opnieuw voor hen open. Krijgt men opnieuw het enorme en ge weldige gevoel van vrijheid en blijheid, want zoals Piet Eits het formuleerde: „Zweefvliegen blijft boeiend, omdat elke start weer anders is".

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Nieuwsblad / Schiedamsche Courant / Rotterdams Dagblad / Waterweg / Algemeen Dagblad | 1978 | | pagina 6