li rr- éitie
marinier
v »rc'neigde
Schiedam
1
mm
l
:WOEN~SDAG 18 OKTOBER 1978
Schrijver werd vals beschuldigd
Fout
Strijd
SPï£I
iéSit
Oog
getuigen
Karwei
M//M
Spanning
Saai
VD/SC/WWS
Na drieëndertig jaar schreef de imitatie-marinier
alibi.
n.v. WERF GUSTO, vu Fm.
SCHIEDAM
-ff&/X.
Sa'A^fT^mIj/dBRS
c~v*5- 4.
mteo
nirt Franco
&CHIËDAM.
HrmAlretm tng tnnt 'Wnorrjfci
»9<
Stapels brieven, nota's en ander feitenmateriaal vormen het bewijs van het gelijk
van de schrijver. Ook een nota van het Schiedamse bedrijf Gusto is in het boek
opgenomen.
Drieëndertig jaar na het
einde van de oorlog, heeft
een man een boek
geschreven met zijn viste
op de gang van zaken en
met name over de strijd
rond Schiedam en
Rotterdam. Drieëndertig
jaar na de oorlog probeert
hij met dat boek de
beschuldiging te
weerleggen dat hij
verschillende malen
verkeerd zou hebben
gehandeld in die oorlog.
Overstelpend veel
feitenmateriaal wordt
daartoe in het boek
aangevoerd, variërend van
briefjes en nota's tot
officiële papieren en
plattegronden. Maar liefst
298 pagina's worden door
de schrijver noodzakelijk
geacht om de
beschuldigingen te
weerleggen. Bijzonder veel
research ligt aan het boek
ten grondslag. Een
vreselijke klus die door
mr. C, de Jong met
bijzonder veel toewijding
is verricht. Resultaat is
een boekwerk dat de titel
„Imitatie marinier"
draagt, gelijk aan de
spottende woorden die de
schrijver eens door een
kapitein van de mariniers
werden toegevoegd.
In 1936 liep ik mee met de
Vierdaagse in Nijmegen,
Ik werd gehuisvest op een
kamer met andere
marine-officierenDaar
hoorde ik de stem van de
Kapitein der Mariniers
Roeiofsen: „Zo
imitatie-marinier, doe je
ook mee? Ik neem aan
dat ik prompt de houding
heb aangenomen en
correct heb geantwoord;
„ja zeker kapitein" en
waarschijnlijk heb ik ook
nog gevraagd „of er nog
iets van zijn orders was"
want de a fstand van een
luitenant tot een kapitein
was toen wel heel erg
groot en zeker bij het
korps Mariniers,
De Jong heeft het boek
voornamelijk geschreven
om beschuldigingen als
zou hij fout zijn geweest,
te weerleggen. Vlak na de
oorlog, in 1945 en in 1946,
werd de schrijver voor
een commissie gedaagd,
om over zijn verleden
gehoord te worden.
Voornaamste
beschuldiging tegen de
Jong was zijn - te lange -
deelname aan de
arbeidsdienst, een dienst
onder contröle van de
Duitse overheid, waaraan
dikwijls NSB'ers deel
namen.
Het kostte mij niet de
minste moeite de
commissie ervan te
overtuigen dat ik in
arbeidsdienst was gegaan
uitsluitend met het
voornemen hierin het
verzet te organiseren. Ik
moest een aantal namen
opgeven van getuigen die
zouden kunnen verklaren
dat wat ik had gezegd -
ooJc over andere zaken
dan uitsluitend de
arbeidsdienst - in
overeenstemming was met
de feiten. Tien namen gaf
ik op. Alleen de kolonel
W. A. Palm, bij wie ik
enige tijd ondergedoken
had gezeten en de heer E.
Ruiterdie mij kende van
het Gewestelijk
Arbeidsbureau in Den
Haag, werden door de
commissie opgeroepen. Op
8 november 1945 werd ik
zelf weer opgeroepen. Het
bleek dat ik met vlag en
wimpel alle
verdachtmakingen had
weten te weerleggen en
dat de commissie
overtuigd was van mijn
vaderla ndslievende
motieven bij a lies wat ik
in de bezettingstijd had
ondernomen.
Het weerleggen van de
beschuldiging staat
centraal in het boek. Zeer
nauwgezet geeft de
schrijver rekenschap van
al zijn daden in, en
gedeeltelijk ook nog na
oorlogstijd. Hierbij komt
ook de strijd in het
noorden van Schiedam in
het begin van de oorlog
ter sprake.
Als commandant van een
aantal manschappen, en
dus ooggetuige van de
strijd boven Schiedam en
Rotterdam, verwondert De
Jong zich diverse malen
over de onjuistheden die
gerenommeerde
geschiedschrijvers als
m:
Te lange deelname aan de arbeidsdienst vormde de voornaamste aanklacht tegen
Oe Jong, een beschuldiging die hij overtuigend weet te weerleggen.
bijvoorbeeld zijn
naamgenoot dr. Lou de
Jong in hun
standaardwerk meenden
te moeten vermelden. Dat
is dan meteen het
interessantere aspect van
het boek; zal het immers
niet bijster veel mensen
iets schelen wat
reserve-luitenant De Jong
tijdens de oorlog allemaal
heeft uitgespookt, veel
meer mensen zullen
belangstellen in een
beschrijving van de
werkelijke gang van zaken
vlak na het uitbreken van
de oorlog.
Al eerder schreef ik over
de fantasie van de
schrijver van „De zwarte
duivels van Rotterdam",
Bert Honselaar. Ook op
pagina 183 van zijn boek
gaat hij zich weer te
buiten als hij schrijft: Eén
compagnie van het
bataljon zou door
Kapitein Van Gijn in
stelling warden gebracht
als aflossing van de
compagnie Marinetroepen,
d/e onder de Luitenant
der Mariniers De Jong
Schiedam aan de
westrand afsloot. Een
compagnie
Marinetroepen? Ik had
toch maar 33 man? En ik
zou Schiedam aan de
westrand hebben
afgesloten? Ik zat toch
aan de óóstkant van
Schiedam met als centraal
punt het Pompstation op
de Mathenesserdijk.
En de Kapitein Van Gijn
zou de aflossende
compagnie in stelling
brengen? Wat wist de
Kapitein Van Gijn van de
plaatselijke situatie af?
Helemaal niets! Hij is niet
éénmaal bij mij geweest.
Volkomen kolder om zo
„het Nederlandse volk te
laten weten wat er werd
gepresteerd".
Er blijken dus fouten voor
te komen in de
geschiedschrijving over de
tweede wereldoorlog. Niet
helemaal
verbazingwekkend, omdat
elke historicus zich moet
baseren op wat
schriftelijk is vastgelegd
maar ook wat er door
ooggetuigen wordt
beschreven. Ook De Jong
ziet het gevaar in, bij
geschiedschrijving teveel
waarde te hechten aan
verhalen van
ondeskundige getuigen of
die ooggetuigen zelf aan
het woord te laten. De
geschiedschrijvers zijn het
dan ook al te vaak niet
met elkaar eens en hoe
langer het is geleden hoe
meer men durft
overdrijven. Met nog
talloze voorbeelden geeft
De Jong aan, dat er zelfs
over een periode van
slechts drieëndertig jaar
al volkomen foute
gegevens de wereld in zijn
gestuurd. Maar die foute
gegevens zijn niet alleen
later in de
geschiedverhalen geslopen,
ook tijdens de
oorlogshandelingen
leefden er bij
verschillende mensen
volkomen onjuiste
inzichten.
Erg jammer is het
geweest dat de
commandant van de 2e
compagnie (zonder troep)
kennelijk heeft
doorgegeven dat de
aanval bij mij was
mislukt, als gevolg
waarvan de 3e compagnie
werd teruggenomen achter
het Schiekanaal. De
Kolonel Von Frijtag
Drabbe had die morgen
wel tegen mij gezegd:
Denk erom, jij bent
commandant", maar was
daar wel de nodige
bekendheid aan gegeven.
Ik veronderstelde van wel,
maar in de praktijk
ontstonden wat
strubbelingen die ik zelf
zo goed mogelijk oploste.
De zware mitrailleur
bijvoorbeeld op de
Mathenesserdijk bleek op
een gegeven moment 180
graden te zijn gedraaid en
stond met front naaf
Rotterdam. Wie heeft dat
bevolen" was mijn eerste
vraag. „De kapitein" was
het antwoord. „Waarom?"
„Omdat de vijand in
Rotterdam zit". „Wie nog
één order van deze
kapitein uitvoert, krijgt 't
met mij aan de stok". Er
ging een hoeraatje op:
„Nu kunnen wij tenminste
werken".
In tegenstelling tot andere
geschiedschrijvers gaat De
Jong niet zo vaak in de
fout. Hij beschrijft
immers voornamelijk wat
hij zelf heeft gezien en
meegemaakt. Op sommige
plaatsen geeft dat enige
problemen voor de niet
deskundige lezer. Om alle
verbanden in het boek
volledig te doorgronden is
een goede kennis van de
strijd om Rotterdam
noodzakelijk. Maar ook
weten wat bepaalde -
militaire begrippen precies
inhouden, is bij het lezen
van het boek eigenlijk wel
gewenst.
C-IIJ-21 R.I. deelde aan
luit De Jong bevel van de
Kant. C (vermoedelijk
van de aldaar gevestigde
CMM). zijn troepen bij
station Schiedam te
verzamelen (uitvloeisel
van de maatregel op
verschillende fronten
troepen te verzamelen als
z.g.n. vuisten).
Zonder inzicht in
begrippen en situaties, is
het lezen van het boek
geen eenvoudig karwei.
Constant wordt
teruggegrepen op andere
boeken en dikwijls wordt
er werkelijk gegoocheld
met plaatsnamen. Enkel
minder duidelijke kaartjes
kunnen de situaties niet
genoeg ophelderen voor
de minder deskundige
lezer, daarvoor zou veel
meer met plattegronden
moeten gewerkt, of zou
het boek alles minder
gedetailleerd moeten
beschrijven omwille van
de leesbaarheid. De wens
van De Jong om zo
gedetailleerd mogehjk te
willen zijn was - hij wilde
zichzelf immers
schoonschrijven -
daarvoor te sterk
aanwezig. Toch valt er -
ondanks de enigzïns
warrig overkomende
passages - wel degelijk
veel interessants te lezen.
De generaal Von Sponeck
heeft mijns inziens hier de
misser van zijn leven
begaan. Was hij over de
Rolbrug komende m
plaats van linksom,
rechtsom geslagen, dan
was hij daarbij gestuit op
een Nederlandse bezetting,
verspreid om het station
Schiedam van slechts 2
zware mitrailleurs, 1 of 2
lichte mitrailleurs en m
totaal plm. 80 man. Zeker,
hij zou niet zonder slag of
stoot hebben kunnen
doorwandelen. Wij zouden
ons echt tot de laatste
man hebben verzet Doch
mijn mensen waren zo
vermoeid op de 3e en op
de 4e oorlogsdag, dat de
vijand er zeker m
geslaagd zou zijn door te
breken. In Schiedam
bevonden zich geen
Nederlandse troepen. De
weg naar de werf Gusto
lag vrij - de werf zelf was
licht bezet Natuurlijk wij
zouden ons verplicht
gevoeld hebben terug te
trekken op Schiedam en
aldaar zou vermoedelijk
een bloedbad zijn
aangericht, doch voor mij
staat vast dat de vijand
de gelegenheid heeft
gehad een 2e bruggehoofd
te vormen bij de werf
Gusto. Materiaal om de
UDC LCOC
Slechts enkele kaartjes pogen de lezer inzicht te geven in de verschillende
situaties, een vergeefse poging.
Nieuwe Maas over te
steken zou de vijand bij
deze werf voldoende
hebben aangetroffen. De
generaal Von Sponeck
deed het met. Waarom
niet? Hadden de
vijandelijke
luchtverkenningen de
indruk gewekt dat de hele
noordrand van Rotterdam,
en dus ook de zuidrand
van de Spaansche polder,
zeer zwaar bezet was?
Was ik door het dikwijls
verplaatsen van
mitrailleuropstellingen er
m geslaagd de vijand op
een dwaalspoor te
brengen en hem te
misleiden?
Een bijzonder interessante
lezing van de
gebeurtenissen door De
Jong, een lezing die door
feiten verderop in het
boek worden ondersteund.
Duitse officieren bleken
dan ook ontzettend
verbaasd dat voor de
bezetting in het noorden
van Rotterdam geen
regiment was ingezet
maar slechts 3 400 man
aanwezig waren. De
Duitsers hadden zich
volkomen verkeken op de
sterkte van de bezetting.
De beschrijving van de
gebeurtenissen is in de
regel niet zo spectaculair
of spannend. Op sommige
plaatsen is het zelfs beter
te spreken van saaie
gedeelten in het boek. Dat
gebeurt vooral daar, waar
de schrijver veel te veel
uitweidt over 2ijn gelijk.
Voor De Jong een
belangrijk iets, maar het
maakt het boek er niet
interessanter op. Op een
enkele plaats wordt wel
enige aanzet tot spanning
gegeven:
Plotseling een
oorverdovend lawaai. Een
Stuka liet zich als het
ware naar beneden vallen.
Enkele kogelbundels
sloegen op nog geen 10
meter afstand van mij in
de grond. Ik had mij
automatisch laten vallen.
Mijn helm rolde van mijn
hoofd en werd in zijn val
tegengehouden door een
verse koeienvlaai. Die
helm is nooit
schoongemaakt Hij hangt
al jaren in diezelfde
toestand aan de muur van
mijn studeerkamer.
Spanning; uitweiden over
gebeurtenissen;
feitenmateriaal uit boeken,
nota's, brieven; een
onvolledig dagboek; op
die vier gedachten hinkt
het boek van De Jong.
Hierdoor is hel minder
makkelijk leesbaar zonder
dat het echter zijn waarde
verliest. Schiedam in de
oorlog komt -
voornamelijk in het eerste
gedeelte van het boek -
ruim aan bod. Helaas
worden bijzonder
interessante passages
afgewisseld met een saai,
veel te ver uitweiden.
Het doel van de schrijver
is met het boek in ieder
geval beantwoord. Hij
weet de lezer goed van
zijn gelijk te overtuigen.
Bewijzen zijn er genoeg.
Ruim de helft van het
boek bestaat uit
bewijsmateriaal in de
vorm van vaak slecht
leesbare briefjes, nota's
en kaartjes.