m
Simt lieeft H
isa
m
Na
woelige
zeetocht
op
strand
getano
Wanneer de herfst zich met
'storm en regen nadrukkelijk
heeft aangediend en de dagen
korten, gaat er niets boven een
wandeling langs de Westlandse
'stranden, waar de rollende gol-
'ven zich uit zee transformeren
'in vloeiende watervlakten en
de schuimkoppen tot nietige
reepjes wit verworden zodra
zij op het zand stuiten. Hoe
heerlijk is dan, met de kraag
op en de sjaal nog eens extra
om de hals gegord, het tomen
tegen de elementen! Een blik
op de grommende zee leert dat
die onafzienbare watervlakte
verlaten is. Maar—toch niet he-
Jeméól.
In de verte dobbert iets roods,
het is kennelijk geen imposan
te kruiser die zich daar op die
ziedende golven in evenwicht
„tracht te houden, ja, zelfs po-
gingen doet om de kust te
bereiken. Het is, van een af
stand bezien, een soort roei-
'bootje, waarin zich meer dan'
één, wonderlijk in rood, wit,
zwart en geel uitgedost, per
soon ophoudt. Wie waagt het
op zo'n dag de woedende eïe-
men ten in zo'n huikje te tar
tten? Is dit een gezelschap uit
"een andere wereld? Ben ikdan,
'als eenling op dit Westlandse
strand, getuige van een histo-
rïsch schouwspel?
Hoort, wat klinkt daar zwakjes
"boven de donderende bran-
"ding uit? Het is een lied, dat
daar in het bootje is aangehe
ven, althans een zwakke po
ging daartoe. „Zie ginds komt
de roeiboot...", versta ik. En
waarachtig, ais de desparate
pogingen van de roeiers toch
nog succes hebben en de tollen-
1 de roeiboot de eerste streep
zand bereikt, blijkt zich daar
f inderdaad niemand meer of
r minder dan Sint Nicolaas in
op te houden, omgeven door
een onversaagd aan de riemen
f trekkende bemanning van
Zwarte Pieten. Ik wenk en
roep, wijs waar het gezelschap
het makkelijkst via een zand-
- geul „aan land" kan komen
heb enige ogenblikken later de
hele bemanning zo ongeveer
aan m'n voeten.
„Jongens, geef me eens een
opkakkertje", zijn de eerste
oiwoorden, die ik van Sint Nico
laas verneem. Hij wordt door
zijn knechten opgebeurd en
voorzichtig op het strand neer-
1 gelaten, waar hij zich, schud-
~.dend en zwiepend als een
hond, van het overtollige water
ontdoet. „Sint Nicolaas—", be-
gin ik, want hier passen, al is
-het nog zo'n bizarre entourage,
'enkele welgekozen welkomst-
Woorden. Maar de Sint wenkt
kribbig af. Hier staan tenslotte
"geen rijen kinderen opgesteld,
.dus hij kan hier even zichzelf
zijn. „Even wachten, jongen",
zegt hij hees. „Mag ik wellicht
"■eventjes wat bij m'n positieven
"komen? Het Westland is mooi
ik mag wat krijgen als ik
■t dat niet meen —maar zón aan-
komst gaat je toch bepaald niet
in je kouwe kleren zitten".
«„Maar waarom dan toch, Sint?
Waarom op deze wijze? Waar
is uw trotse stoomboot, die
andere jaren zo statig de Wa
terweg op kwam varen?",
vraag ik toch. De Zwarte Pie
ten hebben inmiddels de roei
boot zo goed en zo kwaad
afgemeerd en wringen zich nu
het Noordzeeschuim uit de pof
broeken, terwijl Sint alweer zo
ver op streek is, dat hij zich
in de richting van de duinen
begeeft, mij wenkend hem te
volgen. Bovenop een duintop
laat hij zich neer, legt de staf
"^oor zich in het helmgras en
rwerpt een blik over het wijde
B Westlandse panorama, dat zich
daar aan zijn voeten ontrolt,
i„Welnu, vriend", verklaart hij.
vX>ie aankomst op de Water-
*weg moet je verder maar uit
'je bol zetten. Dat is er met het
drukke scheepvaartverkeer
,niet meer bij. Ik word nauwe-
.lijks opgemerkt en dat komt
iinijn eer te na, voel je wel?
»Je bent een heilige, een won
derdoener, een grote kinder-
1 vriend of je^bent het niet. Ik
*ben het wèl en wil als zodanig
,ook worden ontvangen. Van
daar de afspraak met de jeugd
•uit Ter Heyde, dat ik hier op
♦het strand zou worden ontvan
gen. Dat is wèl zo romantisch,
'niet? Maar als m'n kompas me
'niet in de steek laat ben ik
t vv
ton hoogendoomj
Na een woelige
zeetocht, ziet
één van de Zwar
te Pieten de
Westlandse
kust Eindelijk
land inzicht...
December
enigszins afgedreven en zit ik
hier meer in de 's Gravenzand-
se contreien. Tja, dat is jam
mer voor die kinderen, maar
ik kom er straks nog wel even
langs om de teleurstelling weg
te wissen. Een paar zakken
pepemoten doen in dat opzicht
wonderen, zoals je weet".
„Er is", vervolgt de goedheilig
man, „eigenlijk een belangrij
kere reden, dat ik dit jaar op
een, je kan wel zeggen, wat
meer ludieke manier voet aan
Nederlandse wal zet. Ik wilde
namelijk met eigen ogen wel
eens aanschouwen of het hier
langs jullie kust en daar
moet ik gezien de alarmerende
berichten ook het Westland
toerekenen inderdaad zo'n
bende is, als de kranten en
dan vooral de kranteknipsels
van de Westlandsche Courant
die ik ontving me wilden
doen geloven. Nou maatje, het
is inderdaad niet al te best
gesteld. Nu zwijg ik nog maar
over dat dorp of die stad in
zee, die enkele ondernemende
maatschappijen hier buiten de
Westlandse stranden willen
gaan bouwen. Dat is zeker nog
maar een papieren plannetje,
hè? Ik ben tenminste met onze
boot nog niet tegen een uit het
water opstekend huis aangeva
ren. Even zo goed: uitkijken
met die ideetjes, m'n jongen.
Ik weet dat jullie vol zijn van
jullie bouwlokaties, maar het
kan met die plannetjes ook wel
eens uit de hand lopen. De zee
in, zogezegd. Voel je de nuan
ce?"
We haastten ons te verklaren
dat we die voelen. Maar zouden
van de Sint dan toch wel graag
willen vernemen, wat de wer
kelijke kust-obstakels voor
hem waren. „Dat zal ik je
zeggen", is het antwoord van
de weldoener, terwijl de Zwar
te Pieten zich inmiddels op de
duintop om hem heen hebben
geschaard. „Laat ik allereerst
verklaren, dat ik zonder m'n
makkers hier de zaak met
méér kleerscheuren zou heb
ben overleefd. Dit zijn de ware
Pietermannen, mag ik wel zeg
gen, en dan doel ik daarbij niet
op die rotvisjes die jullie on
langs hebben gesignaleerd
langs de kust. Ik bedoel die
gemeen-bijtende krengen. Ik
had daar onderweg best mee
van doen kunnen krijgen,
maar ze vonden het weertje
blijkbaar te ruw. Maar overi
gens is me weinig bespaard
gebleven. Enkele kilometers
uit de kust zag ik de hasj al
drijven, die naar ik meen hier
in de buurt van Monster als
eerste is gesignaleerd. Een ge-
Westland aan
Lj'-.m voeten
meen goedje, knaap. Niet dat
ik er persoonlijke ervaringen
mee heb ik zit hier op die
duintop trouwens al „high"
genoeg, of niet? maar dat
spul blijft als zeewier in je
baard kleven. Dat werd nog
een hele reinigingsbeurt onder
weg, maar zeg nu zelf: ik kan
toch onmogelijk voet aan land
zetten met een hasjbaard. Dat
lijkt voor iemand die in alles
het goede voorbeeld moet ge
ven nergens op, een aanfluiting
van de episcopale waardig
heid, zoals een uwer grote
schrijvers dat eens heeft uitge
drukt".
De meeslepende verteltrant
van de goedheiligman begon
z'n uitwerking nu niet te mis
sen: ik hing als het ware aan
z'n baard, of liever gezegd: aan
z'n lippen. „Samengevat; nog
geen dorp in zee, geen pieter
mannen, maar wel hasj. En
ook... olie", aldus het verhaal
van de Sint verder. „Ook al
spul waar ik het niet zo op heb
begrepen. Aardig hoor, als het
wordt gebruikt om de kachel
eens lekker snorrend te hou
den, maar aan die plakkaten
op zee heb je totaal niks. Ik
kan me best voorstellen, dat
jullie hier in het Westland de
koppen eens bij elkaar hebben
gestoken om gezamenlijk met
maatregelen tegen die oliever
vuiling te komen. Ik heb onder
tussen gemerkt dat het op zee
ook uitkijken is met die olie.
Ik wil het nu nog niet eens over
dat aardige gezegde „olie op
de golven" van jullie hebben,
maar toen ik bij een stijve bries
een pijpje wilde opsteken,
bleek zelfs m'n tabberd niet
bestand tegen de combinatie
van olie en vuur- Enfin, m'n
trouwe zwarte vazallen hebben
ook in dit opzicht voortreffe
lijk werk gedaan, anders was
ik hier waarachtig niet in nog
enigszins dragelijk ornaat ver
schenen. Wat moet je in 's
hemelsnaam met een half ont
klede Sint op het strand? Ik
heb tot m'n genoegen verno
men, dat men in Hoek van
Holland niets moet hebben van
naaktrecreatie in de duinen.
Dan voel je wel, dat ik als
warm voorstander van dat
Hoekse standpunt niet in
m'n interlockje kan verschij
nen".
Hier paste slechts een bedrem
meld zwijgen van onze kant.
„Je zult je afvragen of ik niet
wat positiever uit de hoek kan
komen", aldus de Spaanse
wonderdoener verder. „Nou, ik
moet je zeggen, dat ik m'n
wij sheid ook maar uit de kran
tenberichten en via m'n corres
pondenten heb. Dus weet ik
ook, dat het niet alleen vóór
de Westlandse kust, maar ook
in dit lieve land zelf op het
punt van de milieuverontreini
ging lang niet allemaal botertje
tot de boom is. Wat moet ik
bijvoorbeeld denken van die
mislukte chrysantenteelt door
overwaaiende distels? Een
simpel incident, zul je zeggen,
maar ondertussen: het gebéurt
toch maar. En het zijn toch
even zo goed de mensen die
elkaar dit aandoen. Natuurlijk
stemt het tot tevredenheid, dat
het Westlandse drinkwater be
ter gaat worden, maar op dit
moment slaat de balans toch
nog naar de negatieve zijde
door".
Het lijkt ons tijd om Sints
monoloog nu in andere banen
te leiden. „Eh... we hebben
verkiezingen gehad, Sint, we
hebben gestemd. Voor nieuwe
gemeenteraden. Wat vindt u
daarvan?", wagen we. De ge-
tabberde vóór ons glimlacht
eens en zegt: „Zwijg verder
maar stil, jongen. Kijk, verkie
zingen is een mooi, democra
tisch recht. Maak er maar druk
gebruik van. Nieuwe raadsle
den, nieuwe wethouders, ja, ik
weet er alles van. Maar je
begrijpt dat ik, die al zo'n
driehonderd jaar vrijwel al
leen en nog wel tot volle
tevredenheid niet alleen
over tientallen Zwarte Pieten
regeer en dan ook nog enkele
weken over miljoenen kinde
ren het beheer voer, hier wel
eens eventjes om moet lachen?
En moet ik nou werkelijk gelo
ven dat door Bestek '81 mijn
cadeautjes wat minder royaal
zullen uitvallen? Dat geloof je
toch zeker zelf niet? En dan
al die ruzieënde mensen, die
niet op een bepaalde post zijn
gekozen. Ik laat alleen maar
de naam van meneer Keizer
uit Wateringen vallen. Eerst
gekozen tot wethouder. Dan
onmiddellijk wapperen met de
portefeuille trouwens, hij
kan dat gewapper en gezwaai
toch beter aan mij overlaten
en dan binnen een maand
na zijn benoeming weer aftre
den. Zogenaamd om gezond
heidsredenen. Nou, daar kan
ik niet bij met m'n stafje, hoor.
Of liever gezegd: daar sta ik
boven".
Het is een trefzeker voorbeeld
dat Sint hier etaleert. We zoe
ken tevergeefs naar een weer
woord, maar gelukkig is de
goedheilig man van onderwerp
veranderd. „Maar vertel eens:
wil het nogal lukken met de
door
Honk Nouens
komkommers en tomaten?",
vraagt hij zakelijk. Dat moeten
wij beamen. Maar onmiddel
lijk blijkt Sint ook hier enige
beperkende aspecten te heb
ben ontdekt. „Er moet een
beter imago rond de glastuin
bouw worden opgebouwd, las
ik. Nu, daar kan ik me geheel
en al achter scharen. Promo
tion, promotion, man, dat is het
tegenwoordig. En ook hier in
het Westland: de schouders
eronder! Daar is eendracht
voor nodig. Jullie Westlan
draad was niet zo tevreden
over zichzelf. Kijk, als zo'n
samenwerkingsorgaan zelf al
vindt dat er wat aan het func
tioneren mankeert, dan is er
wat aan de knikker. En dat
de tuinbouw nog zo helemaal
op buitenlanders is aangewe
zen, is natuurlijk ook niet zo'n
gezond teken in de werkgele
genheid. Je kunt nu wel histori
sche optochten door het West
land organiseren, druiven- en
wieterfeesten houden, maar
denk toch in de eerste plaats
aan een goeie structuur, kerel".
Het 2ij a wijze woorden van
Sint Nicolaas, die helaas enigs
zins worden ontkracht door
het legertje Pietermannen, dat,
verdeeld over verschillende
duinpannen, begonnen is el
kaar met zandtaartjes te beko
gelen. „Dat herinnert mij
eraan dat ik hier niet ben
gekomen om de betweter uit
te hangen, maar om kinderen
een plezier te doen", zegt Sint,
glimlachend een zandklodder
uit de baard wissend. „We zul
len eens moeten opstappen.
Want het jonge volkje wordt
anders ongeduldig. Het is an
ders elk jaar een clubje dat
je vóór je krijgt, niet? Het lijkt
wel of er elk jaar méér bijko
men. Wel, zo'n drieling, zoals
in Naaldwijk, dat tikt natuur
lijk lekker aan. Nóg zo'n pro-
duktiviteitsexplosie en ik mag
een volgende keer wel meteen
tweede bootje komen voor al
dat moois. Tenminste: hls ik
nogmaals deze zeeroute kies.
Als jullie daar prijs op stellen,
moet er toch eerst wel wat aan
die troep voor de kust worden
gedaan".
En nu daalt Sint van z'n duin
top naar de „bewoonde we
reld". De Zwarte Pieten komen
achter hem aan. Dalend en
stijgend via duinpan en duin
top, zien we nog enige tijd de
rode mijter door de duinen
dansen, tot ook die niet meer
dan een stipje is. Tot ziens,
Sint, doe wel. En zie niet om-
me. Tenslotte kan een duinen
rij net zo verraderlijk zijn als
de zee.