J '"H -m rij v 1% 'ft Jl VRIJDAG. 1 DECEMBER 1978 vo/scmity fc' v" *7' t H ai orklaas i, Iedereen ïn het dorp noemde hem Guus. Maar eigenlijk was het meneer Guus en heel eigenlijk opa Guus. Want hij was al vreselijk oud, zó oud dat als je hem vroeg wanneer hij geboren was hij het niet eens meer precies wist. Maar omdat hij nu eenmaal Guus heette, zullen wij hem ook maar zo noemen. Goed, nu moet je weten, dat Guus een beetje een rare was. Zo eentje die -• tegen iedereen „jij" en „jou" zegt, zelfs tegen de burgemeester. En dat is l toch wel héél onbeleefd. Hij had een lange, zilverkleurige baard en droeg altijd dezelfde kleren. Hij woonde m een woonboot, die net eventjes buiten het dorp op het i water lag te schommelen. Echt gezellig was het daar. Dat vond Guus niet alleen, maar ook de dertien katten die bij hem woonden. De hele dag lagen die dertien katten te spinnen dat het een leven i was. En als je er toevallig langs loopt moet je maar "O""eens luisteren. Het is daar ty'j Gen kabaal alsof er een Y' HV'7 grote dieselmotor staat te y's'Z/j 4"/ draaien. En het wordt nog 'w erger als ze alle dertien in /,f 1 hun bak beginnen te spitten. Want dan staat i het hele dorp op zijn kop. \rJ Tsjonge, wat een heme maakt dat! tHet was drie december. 1' - Er lag een dun laagje l sneeuw op de weilanden en als je buiten liep kwamen er van die - ademwolkjes uit je mond. y. Maar Guus zat lekker - bmnen. Op tafel stond een f f kop hete chocolademelk te l dampen en de katten 'i lebberden alle dertien aan j- een schoteltje melk. Voor i"iedere poes precies één schoteltje. Guus had een oud werkpak aan en drentelde op en neer door de kamer. Buiten tegen de boot klotste het koude water. Binnen bij het raam stond een schilderij op een ezel. Je kon zo zien dat het een prachtig schilderij zou worden. Worden ja, want het was nog met af. De oude Guus was namelijk schilder van beroep. Hij maakte heel mooie schilderijen, vond hij zelf. En andere mensen die dat ook 20 vonden kochten ze dan. En zo vei diende Guus zijn geld. Niet veel, hoor, maar net genoeg voor hem en zijn dertien katten. Maar vandaag was er iets mis met Guus. Wat liep hij toch heen en weer door zijn kamer! Waarom? Guus kon zijn schilderij maar met af maken. Dat was het probleem. O, wat liep hij hardop te mopperen in zichzelf: „Verdorie, nu moet ik eigenlijk nog een heel mooie lucht maken en nou heb ik daar de goede kleuren met voor. Er moet een beetje donker geel in, en blauw en rood en paars Maar mijn verf is op! Weet je wat!..." Guus bleef staan. Eén van de katten, een jonkie nog met donkerbruine vlekjes op zijn kop, sprong op de stoelleuning en vandaar op Guus zijn schouder. „Weet je wat, ik ga nog gauw even naar de stad om die kleuren te kopen. Ja-ja, poesje, nou moet je er af, want Guus gaat weg." Hij tilde het poesje voorzichtig van zijn schouder en ging zijn leren jasje aantrekken. - Sjaal om, alpinopet op en zijn wanten aan. En bom!, daar stond Guus al op de loopplank. En nu gauw de fiets pakken! Zo, daar ging Guus er vandoor. Over het smalle weggetje langs het water naar de yM/MêwJÊ: grote stad. Achter de raampjes van de boot zaten de poezen zielig te miauwen. Waarom moest hun baas nu opeens weg? Straks zaten ze helemaal alleen in het donker. En als Guus had geweten wat er m de grote stad met hem zou gaan gebeuren, nou, ik denk dat ie dan toch maar thuis was gebleven! Want m die grote stad was iedereen in rep en roer. En was iets vreselijks aan de gang! Er dreigde een ramp van ongekende omvang. Het was drie december, dne december al! en niemand had nog maar iets van Sint Nicolaas gezien. Andere jaren kwam hij altijd minstens een week van te voren. Nu met. Nu zetten de kinderen hun schoen voor nop bij de schoorsteen. Als ze de volgende ochtend gingen kijken was die nog net zo leeg als de avond tevoren. Niets, niks, niemendal erin. En als ze dat zagen dan beten de grote kinderen eventjes op hun hp, maar de kleintjes, ach, die liepen natuurlijk de hele verdere dag te huilen. De schoolmeesters en juffrouwen konden geen les meer geven. Ga maar wat tekenen, zeiden die, we kunnen toch geen dictee doen. En ook de politie stond op zijn kop. Op het hoofdbureau van politie was het hele korps samen gekomen om te vergaderen. Alle agenten zagen bleek om de neus. Sommigen slikten zenuwtabletten, anderen rookten hele pakjes sigaretten. En ook de hoofdcommissaris van politie was ten einde raad. „Heren," zei die. „Heren dit wordt een nationale ramp. Want als wij de vermiste Nicolaas ruet op tijd weten op te sporen, dan kunnen we rekenen op een massale opstand onder de schooljeugd. Protestdemonstraties, verkeersblokkades en stakingen op de basisscholen. En u weet, m dat geval krijgt de politie natuurlijk weer de schuld." „Ja," piepte een jong brigadiertje die een negen had behaald voor zijn eindexamen van de politieschool, „En wij mogen kinderen niet slaan." „Mond houden jij," bromde de commissaris verstoord. „We moeten wegen zoeken om de ellende te voorkomen. Daar is de pohtje ook nog eens keer voor, zoals u zult weten. En met alleen om demonstraties uit elkaar te halen. Dus stel ik voor wat zeg ik! geef u de opdracht nu onmiddellijk de stad in te gaan en deze Nicolaas op te sporen. Want ik heb een uurtje geleden nog met Spanje gebeld en daar zeggen ze dat Sint Nicolaas wel degelijk in onze stad moet zijn aangekomen. Ze hebben zelfs een ansichtkaart van hem ontvangen. Dus heren, u kent uw taak!" En daar gingen de agenten. De allerhoogste pieten op de motorfiets, de iets lagere op de brommer en de wijkagenten op de fiets. In een oogwenk zag de hele stad zwart van de gerechtsdienaren. Ze doorzochten elk hotel en elk café. Elk paard dat ze tegenkwamen werd heel grondig bekeken, want misschien was het wel de schimmel van Sint Nicolaas. En och, arme Guus! Kon hij er wat aan doen dat hij zo veel leek op de goedheiligman met die lange baard van hem. Want Guus was nog maar net in de stad aangekomen en een groot ROB UEHHDEUErt warenhuis binnengegaan om daar verf uit te zoeken, toen hij plotseling op zijn schouder werd getikt. En o, wat schrok hij, toen hij zich omdraaide! Eerst dacht ie nog: dat is vast een bekende die een borreltje met mij wil gaan dnnken. Maar nee, het waren drie levensgrote politieagenten die hem nors en boos stonden aan te staren. „Zo ouwe, wat dacht je? Dit jaar maar met?" „Hè," zei Guus verbaasd. „Hoe bedoel-u?" „Precies zoals ik het zeg, ouwe. Draai er maar met om heen. Je hebt je schitterend vermomd in dat leren jasje. Net een echte kunstschilder. Maar nou ben je toch door de mand gevallen!" „Ik door de mand gevallen? Jullie zijn niet goed wijs, ik ben écht kunstschilder!". De agenten lachten alleen maar wat. Ze geloofden er niets van. Hoe Guus ook praatte. En hij kon zeggen wat hij wilde, tenslotte moest hij toch mee naar het bureau. In een grote overvalwagen. En in die auto zeiden de agenten nog dat ze het geen stijl vonden. Eerst de kinderen lekker maken met een hoop mooie liedjes over suikergoed en marsepein en dan, als puntje bij paaltje kwam, er tussen uit knijpen. „Nee broer, dat gaat niet door. Je knjgt 'n proces-verbaal wegens poging tot oplichting/' zei het jonge brigadiertje, dat zijn best deed een zware stem op te zetten. Guus zelf begreep er natuurlijk tekst: Jan Hendrik Bakker tekening: Rob Verhoeven niets meer van. Dat kan je nagaan. En toen 's avonds de jongens van de televisie kwamen was Guus helemaal in de war. Al die lampen en camera's, hij snapte het niet En terwijl de commissaris op zat te scheppen tegen de mensen van het journaal, plukte hij maar wat in zijn baard. Tsjonge, hij wilde alleen maar verf kopen en nu opeens dit. „Mag ik vragen, meneer Nicolaas, waarom u dit jaar af wilde zien van het vijf decemberfeest? Heeft u wel aan al die kinderen gedacht, die u daarmee ontzettend teleur zou stellen/' wendde één van de journalisten ach plotseling tot die arme Guus. En Guus vertelde bedroefd, dat hij meneer Nicolaas helemaal niet was. Hij was Guus! Kunstschilder van beroep, woonachtig in een woonboot en in het bezit van dertien lieve katten. Maar toen hij dat zei, moesten ze alleen maar lachen. Nou, hij begreep niet wat daar nou zo leuk aan was. Het was nacht Op het politiebureau waren alle lichten uit Guus kon niet slapen. Hij lag te denken aan hoe het nu met de katten moest Die hadden nog geen eten gehad. Wat zouden ze een honger hebben! En zijn schilderij; als dat zo door gmg kreeg hij het nooit af! Soms hoorde hij de commissaris, die een kamertje verderop blijkbaar nog wat zat te werken, hoesten. Maar verder was er niemand. Guus voelde zich een beetje alleen. Hij begreep het nog steeds met zo goed. Wat had hij gedaan? Waarom al die journalisten? Waarom deden ze zo onaardig tegen hem? Hij maakte toch alleen maar schilderijen en deed verder niemand kwaad? Maar juist toen hij dat lag te denken, gmg de deur open en stond daar de commissaris, „Bezoek voor V" „Bezoek voor mij, midden in de nacht?" „Dat zèg ik toch," zei de commissaris kribbig. Hij leek een beetje zenuwachtig en draaide zich toen schichtig om. „Komt u verder, monseigneur, komt u verder." De man stond te buigen als een knipmes. Nou Guus was nu toch benieuwd wie dat bezoek dan wel kon zijn. Het was een oude man. Met een sjaal stevig om zijn hals gewonden. Bivakmuts. Een lange, zilverkleurige baard was zorgvuldig in zijn duffelse jas gestoken. Van onder de witte wenkbrauwen keken twee ogen Guus heel vriendelijk aan. De meneer deed een paar stappen naar voren en stak zijn hand uit Een witte handschoen, zag Guus. „Mag ik me even voorstellen?Sint Nicolaas!" Toen hij dat had gezegd was de commissaris als een haas verdwenen. „Guus", zei Guus, want zo heette hij per slot van rekening. „Ik zag u vanavond op de televisie, meneer Guus, En ik, ïkik begreep dat hè-hóDe oude man moest niezen. „HA-hatsjie!" Dat luchtte op. „Ik begreep meneer Guus dat er een groet misverstand in het spel moet zijn geweest" Ja, daar was Guus zelf ook al een tijdje van overtuigd. Dus dat was nou de echte Sint Nicolaas. Tsjonge wat zag die man er sjofeltjes uit! En wat was hij verkouden! Hij droeg helemaal niet de kleren die Sint Nicolaas normaal wèl aanhad. Geen tabberd, geen mijter, maar 'n dik duffels jek en een bivakmuts. .Meneer Guus, het spijt me echt ontzettend dat dit gebeuren moest Misschien had ik er toch beter aan gedaan even te melden dat ik was gearriveerd Maar ik was zo verkouden dat ik helemaal geen zin had in al dat gezeur aan mijn hoofd. Ik dacht: ik moet me daar de eerste dagen niet op de schimmel door de stad laten rijden, laat staan 's nachts over de daken. Ik kan beter eerst eens even goed uitzieken. Dan geef ik de kinderen op vijf december wel allemaal wat extra's. Want op mijn leeftijd heb je zo een longontsteking te pakken, niet waar?" Guus knikte; ja, daar kon hij over meepraten. Hij was zo jong ook niet meer. Maar Sint ging verder. „En toen ik hoorde van al die onrust in de stad, toen dacht ik: laat ze nog maar even. Want wie mij goed kent, weet dat ik de kinderen heus niet zomaar in de steek zal laten. Maar ja, toen zag ik u opeens op de televisie en begreep ik dat ze u voor mij hadden aangezien. Én toen werd het toch te bar. Gelukkig voelde ik me al een stuk beter, zodat ik gelijk maar naar het politiebureau ben gekomen om het allemaal uit te leggen." Afijn, Guus en Sint Nicolaas hebben nog een tijd zitten praten. En op den duur schoten ze allebei in de lach. Het was ook allemaal zo raar geweest. Wat moesten ze lachen! Om die domme mensen die Sint Nicolaas met meer vertrouwden en dachten dat de Goedheihgman er het bijltje bij neer had gegooid. Maar hoe is dat nou mogelijk, dat doet Sint met! Hij komt al eeuwenlang elk jaar naar Nederland en dan zou hij net deze keer er mee op houden? Ach welnee. Wat zijn mensen toch gauw in paniek! Maar wat een onzin; Sint heeft natuurlijk ook dat jaar weer de hele stad blij gemaakt. Al was het een paar dagen later. Hij was gewoon een beetje ziek, dat kan iedereen toch overkomen? Maar op pakjesavond was de Goedheiligman gelukkig weer helemaal de oude. En je begrijpt natuurlijk wel wie het mooiste cadeau heeft gekregen. Juist, dat was die goeie Guus met zijn dertien katten. Die kreeg een prachtige schilderdoos. En de katten? De katten spelen nog steeds iedere dag met een mooie speelgoedmuis. Met een belletje. Zo leuk, dat de kat van jullie buren er jaloers op kan zijn. v' AK

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Nieuwsblad / Schiedamsche Courant / Rotterdams Dagblad / Waterweg / Algemeen Dagblad | 1978 | | pagina 4