In Maasland
beheren de Ridders nog de gronden
„Waas van
geheimzinnigheid
door onbegrip
rond
Duitsche Orde"
ML
Maasland Een bezoek
aan de Hofpoort 4 te Ut
recht, heeft veel weg' van
een uitstapje met een tijd
machine, naar een plaats
enkele eeuwen terug in de
tijd. De attributen, opge
steld in het pand, hadden
onderdeel kunnen zijn van
een museumverzameling:
zware houten meubels, be
kleed met pluche en voor
zien van witte kruizen, een
ovaalvormige tafel met
ganzeveren, borstbeelden,
familiewapens en langs al-i
le wanden van het gebouw
tje portretten van streng
kijkende heren in bekruiste
mantels. Slechts door de
smalle, gebrandschilderde
ramen valt licht op het
donkere interieur. Het is
alsof de tijd eeuwenlang
buiten de muren is gehou
den.
Zelfstandigheid
Overblijfsel
"i
tv'
wS„v.
Een gedeelte van het kaartenboek, dat Jan Jansz. Potter In 1570 maakte. Zo zag Maasland er in dietl|duit
Toch is het Utrechtse pand
dagelijks werkterrein voor een
rentmeester en administrateur;
de orde beschikt tevens over een
secretaris en een archivaris. Zij
behandelen de lopende zaken van
één van de drie nog altijd in
Nederland bestaande ridderorden:
De Ridderlijke Duitsche Orde,
Balije van Utrecht, gesticht rond
1190 ten tijde van de derde
kruistocht. Al die eeuwen is
nimmer afgeweken van de
volgende doelstellingen: "Het doei
van de orde is gericht op de
bevordering van de belangen van
personen en instellingen, wier
werkzaamheden liggen op
protestant-christelijk kerkelijk
terrein, alsmede op het gebied van
liefdadigheid op
protestant-christelijk grondslag en
op de zieken- en
gewondenverzorging in het
bijzonder. In acht nemende, de
normen van de christelijke
naastenliefde, richt de Orde
daarnevens haar doel op leniging
van noden, voortvloeiende uit
rampen. Zij tracht deze
doelstellingen te bereiken door het
verlenen van geldelijke steun of
andere daartoe geëigende,
wettelijke middelen", aldus de
statuten van de Duitsche Orde, die
sinds 29 december 1977
samenwerkt met de tweede
ridderorde in ons land, de
Joanniters. De Maltezer Ridders
completeren het drietal.
In de praktijk komt het er op neer
dat de Duitsche Orde financiële
steun verleent aan
liefdadigheidsinstellingen, het Rode
Kruis, kerken, die aan restauratie
toe zijn en gezondheidscentra. Het
geld daarvoor wordt verkregen uit
de uitgifte van effecten, leningen
aan kerken en voor een, groot deel
uit het verpachten van grond. De
leden van de orde zelf, dertien in
getal, dragen ook hun steentje bij:
bij toetreding tot de ridders, een
titel waar uitsluitend iemand van
adel over kan beschikken, dient
een deel van het vermogen
als inschri jfgeld te
worden afgestaan. Ongeveer
eenmaal per jaar komen deze
mannen in Utrecht bijeen, om de
stand van zaken te bespreken.
Het zogeheten kapittel vergadert
onder leiding van een
landcommandeur, op dit moment
P. A. baron van der Borch tot
Verwolde. Hij staat, evenals al zijn
voorgangers, in vol ornaat
afgebeeld op één van de vele
schilderijen, die aan de wanden
van het Utrechtse gebouwtje
hangen. Tien commandeurs en
twee ridders (nieuwkomers!
vormen de rest van het Kapittel.
door
Frits Baarda
Zij hebben elk het beheer over één
van de dertien landerijen
(commanderijen), die in Nederland
nog altijd over zijn, hoewel de
rentmeester voor het eigenlijke
contact met de pachters
zorgdraagt
ïn de Westlandse gemeente
Maasland ligt veruit het grootste
landbezit; ongeveer tweehonderd
hectare. Het bezit bestaat
uitsluitend uit akkerland en
weiland; de erven en boerderijen
behoren toe aan de pachters zelf,
waarvan er op dit moment
ongeveer twintig zijn. Midden in
het dorp staat nog een onderdeel
van het vroegere commandeurshof,
van waaruit de zaken geregeld
werden.
Die zaken bestonden behalve uit
het onderhouden van de landerijen,
.Tot-op de dag van vandaag
worden alle landscomman-
deurs in ridderlijke uitrusting
afgebeeld. Ook de huidige
voorzitter van het Kapittel
(vergadering), baron P.A. van
der Borch tot Verwolde, prijkt
aan één van de wanden In
het gebouw van de Duitsche
Orde te Utrecht.
ook uit de verzorging en verpleging
van de kruisvaarders. Want dat
was de feitelijke reden voor de
stichting van de Duitsche orde.
Frederik van Swaben wordt als de
stichter van de orde beschouwd. Al
vrij spoedig werd aan deze
instelling een legereenheid
toegevoegd: ter bescherming van
de kruisvaarders en ter
verdediging van het Heilige Land,
waar het uiteindelijk allemaal om
te doen was. Toen de strijd om dat
gebied gestreden was, trokken de
orde-ridders ten strijde in Pruisen,
waar de bewoners nog altijd
geloofden in de zon, de maan, de
sterren, de donder en waar men
vogels, slangen en kikvorsen
aanbad. Uit wraak wegens de
wijze, waarop de gevangen
orde-ridders, die zelf ook niet
poeslief het christelijk geloof
verspreidden, in driedubbele
harnassen werden verbrand of
verscheurd, veroverde de Duitsche
Orde in de tweede helft van de
dertiende eeuw geheel Pruisen.
Een aanzet tot de vorming van een
Nederlandse afdeling gaven de
Hollandse graaf Adolf van de Berg
en de Groningse ridder Sweder
van Dingede, die in het begin van
de twaalfde eeuw besloten tot
schenking van enige goederen en
een huis met grond in Utrecht.
Velen voelden zich daarna
trouwens geroepen de orde een
financiële steun in de rug te geven,
vanwege de grote verliezen, cüe de
orde tijdens de veldslagen leed.
Die schenkingen waren er ook in
Maasland. Verspreid over de Oude
Campspolder, het grootste
aaneengesloten stuk land, de
Duif polder, de Dijkpolder en de
Commandeurspolder, liggen nu nog
steeds percelen grond, die destijds
door adellijke lieden werden
geschonken. De kern van het bezit
vormt de schenking van Dirk van
Coudenhoven en zijn vrouw
Hadewijh, gedaan op 6 april 1243.
Zij deden afstand van al hun
goederen, roerende en onroerende.
Dit goed lag vooral langs de
Hofdijk.
De Duitsche Orde in Maasland
verkreeg op 5 juni 1241 het
patronaatsrecht van de kerk. Dat
recht verleende graaf Willem II
van Holland. Het zou onder meer
betekenen, dat de orde zelf mocht
beslissen over de aanstelling van
een pastoor en het jaarlijks
inkomen van die man ten behoeve
van zijn levensonderhoud. Later
zouden ook de kerken van De Lier
en Schipluiden onder het beheer
vallen van de Duitsche Orde.
De rentmeester van de orde te
Utrecht beheerde tot en met 1378
het bezit in het Westland, daarna
kwam er afzonderlijke rentmeester
in Maasland. Dat betekende een
grotere zelfstandigheid voor de
commanderij. Toch moet men niet
een al te grote voortstelling hebben
van het aantal bewoners, dat van
die gemeenschap deel uit maakte:
aanvankelijk bestond de
Maaslandse afdeling van de
Duitsche Orde uit een
ridderbroeder, drie priesters, een
knecht en twee dienstmeiden. Het
gebouwencomplex is in 1365
overgeplaatst van de Oude
Campspolder naar de kem van het
Hier vergadert
het Kapittel van
de Ridderlijke
Duitsche - Orde
nog altijd. De wi
tomrande krui
sen, behoren al
bijna achthon
derd jaar toe aan
deze instelling.
dorp Maasland en kwam te liggen
bij de kerk. In een fraai, gekleurd
kaartenboek uit 1570 staat de
commanderij tot zelfs aan de
omringende bomen toe afgebeeld.
Het boek van Jan Jansz. Potter is
bewaard gebleven in het archief
van de ridderorde in Utrecht.
De commanderij en het daarop
gelegen commandeurshuis hebben
in de loop van de tijd de nodige
veranderingen ondergaan. Nadat
het huis vóór 1657 al moet zijn
verlaten, kwam het complex steeds
meer in een bouwvallige staat te
verkeren. Het is waarschijnlijk in
1724 geweest, dat het
commandeurshuis tegen de grond
is gegaan. Het enige, dat toen
gespaard bleef, was het
tuinmanshuis of zomerhuis, dat een
klein eindje verderop lag. Dat huis
wordt nu nog altijd bewoond. Het
ligt, verscholen achter bomen, in
het midden van Maasland, juist
achter de woning van de
burgemeester.
Stedebouwkundige J.C. Visser,
werkzaam geweest bij
Monumentenzorg, heeft het
zomerhuis in 1969 overgenomen
van de gemeente Maasland, nadat
het al eerder door de Duitsche
Orde was verkocht. Van een
"krottige toestand", zoals Visser
het noemt, maakte hij in de jaren
'7l/'72 door middel van een
restauratie een bewoonbaar huis.
Het pand wordt thans omzoomd
door de nieuwbouw aan de
Hofsingel en de Plantage, waarmee
tien jaar geleden is gestart.
Hoofddoel van de restauratie was
het bewaren en waar nodig het
herstellen van de hoofdvorm. Aan
de herbouw van de verdieping, die
oorspronkelijk op het voorhuis lag,
is niet begonnen. Over de
restauratie zegt Visser in een
artikel in regionaal-historisch
tijdschrift Holland: "Terecht kan
men opmerken, dat het monument
als historisch document in waarde
heeft ingeboet. Bij een ingrijpend
constructief herstel, zoals bij dit
pand noodzakelijk was, zal men
hiermee vrede hebben, indien
tegenover dit verlies andere,
positief te waarderen elementen
staan".
Het zomerhuis is overblijfsel van
bijna achthonderd jaar
geschiedenis van de Ridderlijke
Duitsche Orde, Balije van Utrecht
Volgens de archivaris van de
instelling, de heer mr. J. H. de Vey
Mestdagh, is het nog een "levende
zaak".
Het is duidelijk, dat de
minst bekende ridderorde
Nederland niet een organisatie is,
die aan de weg timmert: zelden zal'"
men iets over de club van adel in
krant of tijdschrift lezen. De
secretaris van de orde, Mr. F.J.W.
Fabius, schrijft het ook in zijn
boek De Ridderlijke Duitsche Orde,
van Verleden tot Heden: "Door
onbegrip hangt om de Duitsche
Orde een waas van
geheimzinnigheid". Hij noemt het
een "overblijfsel van een-idee,
welke acht eeuwen geleden levend
was". Misschien is het verborgen
bestaan van de ridderorde te
verklaren uit de angst van de
leden, dat aan de koestering van
dat idee wel eens een einde zou
kunnen komen als te veel mensen
er over lezen en horen.