SPOMT
De korte baan
akermat van schaatssport
Het starten was
mijn sterkste punt"
an Adam „hurdrider"
Itot Piet de Boer
Jud-hardrijder Anton van der Nagel:
55
Kampioenen
RiPst*»'-
riönsk
IÏJDAG 22 DECEMBER 1978
SC/VD/WW6
Alphen aan den Rijn Nog
[altijd Is Anton van der Nagel
|de laatste Hollandse schaatser
die een nationaal kampioen
schap op de korte baan vcrover-
Ide. Tweemaal, om precies te
pijn^iU 1954 en 1955, greep de
toenmalige kasteleinszoon uit
|het~ kleine Zwammerdam de
ationale titel. Ook in 1956
[behoorde hij tot de snelsten.
«et kampioenschap moest hij
koen echter aan de Groninger
Evert Kramer laten.
tn.de titelstrijd in Joure ver
pleeg hij in de eerste omlopen
Egbert van der Ploeg, die later
£ia Kramer de tweede plaats zou
lezetten- Ook Son bleef hij de
ba$s' maar omdat de totaaltijd
doorslaggevend was voor verde
re deelneming (Van der Nagel
Kwam op Van der Ploeg 0.500
peeonde tekort) werd de Dam-
nenaar uitgeschakeld.
I.Toch", herinnert hij zich, „was
|1956 mijn beste jaar. In één
winter verdiende ik 3000 gulden
ban prijzen. Dat was in die tijd
heel geweldig; achteraf stelt het
riet zoveel voor". Overigens
was Anton van der Nagel in de
herste wedstrijd van 1956 kan-
bloos. Omdat hij geen ijs winter
Verwachtte had hij zich niet zo
coed voorbereid. Zijn eerste
Confrontatie met Evert Kramer
Je ver de verlies op. Daarna had
lij zijn oude vorm weer snel
e pakker»; en won de volgende
hegentien wedstrijden.
In de winter van 1945-1946 meld-
pe de toen 16-jarige Anton van
der Nagel zich voor het eerst
ban voor een hardrijderij. Dat
gebeurde buiten medeweten
pan zijn vader, die eveneens een
goede schaatser was, op de A]p-
nense ijsbaan. Ook zijn vader
|wa§ in die wedstrijd van de
bartij cn tot grote verrassing
reden beiden tegen elkaar. An
ton won.
In dat eerste jaar trokken vader
pn zoon van ijsbaan naar ijs-
baan. En de jonge Anton ging
steeds beter rijden. Van de 21
hardrijderijen won hij er veer
tien. Een jaar later in het sei
zoen 1947-1948 vertoonde hij
zich voor het eerst op de Friese
banen. De Zwammerdamse be
tonwerker bleef toen ongesla
gen. In 1949 werd hij gewestelijk
korte baan kampioen van Zuid-
Holland en in 1954 in Kampen
veroverde hij voor 3000 toe
schouwers in Kampen het natio
nale kampioenschap, hetgeen
„Nagel" een jaar later in Amers
foort herhaalde, In beide finales
versloeg hij de Groninger Bak
ker jr.
Zijn vergeelde plakboek houdt
de herinneringen aan die tijd
vast. Kees van Eikeren, Theo
Janmaat, Geert Dijkstra, de
neven Bakker, Evert Kramer
en Jan Heitbrlnk, Anton was
ze in zijn beste tijd allemaal
de baas. Evenals in eigen pro
vincie Joop Lekkerkerker (Lek-
kerkerk) en later Ab van Adri-
chcm (Moordrecht), Arie den
Braber (Zoetermeer) en Klaas
van Duur en (Haastrecht).
Van der Nagel; „In mijn beste
jaren had ik weinig concurren
tie. Ik won gemakkelijk, maar
later reden ze mij er zes, zeven
meter tut".
Zijn laatste actieve seizoen was
1962-1963. „Ik heb toen nog heel
wat wedstrijden gereden, maar
het v/erd al mmder, al behaalde
ik nog een paar eerste prijzen
in dat jaar. Later hebben we
weinig goede winters meer ge
had". in 1966 werd Anton van
der Nagel (inmiddels 36 jaar)
verslagen door zijn tien jaar
jongere tegenstander Kees
Borst uit Hoogmade. Met Borst
ging hij vaak in d_e auto een
paar dagen naar Friesland om
dat in het noorden eerder wed
strijden waren.
Atletiek
Zomers hield Anton van der
Nagel zich in vorm door atle-
tiekbeoefening. Nadat hij eens
de ronde van Zwammerdam
had gewonnen werd hij lid van
de Alphense atletiekclub AV-
V '36. Later is hij ook nog lid
van Gouda geweest, Op zonda
gochtend trainde hij op de
kunstijsbaan van het Haagse
Iloutrust. Onoverdekte kende
men toen nog niet in ons land.
Tot 1956 reed Van der Nagel
zijn wedstrijden op Friese door
lopers. „De meeste korte baan-
rijders deden dat, alleen Hek-
brink reed op Noren. Later toen
ik mijn vlugheid kwijt raakte
ben ik over gegaan op Noren
(super BB). Het starten was
mijn sterkste punt. Vervolgens
kon ik snel op slag overgaan.
Daar haalde ik mijn meeste
winst uit".
In wedstrijden op de lange baan
is de nu in Alphen wonende
Dammenaar nooit uitgekomen.
Dat lag hem gewoon niet. Wel
heeft hij het eens op de korte
baan tegen lange baanschaat-
sers als Cock van der Eist en
Wim van der Voort opgenomen.
„Ik won vrij gemakkelijk, herin
nert hij zich. Overigens nam
Gerard Maarse het later wel met
succes tegen de beste Friese
korte baanspecialisten.
Hard schaatsen doet Anton van
der Nagel voor wie Zwammer
dam destijds grootse huldigin
gen op touw zette niet meer.
Hoogstens maakt hij als het ijs
sterk is nog een toertje door de
polders. En verder bekijkt hij
het nu vanaf de kant. Zoals bij
de nationale titelstrijd in 1976
in Lekkerkerk waar hij de ma
tador Piet de Boer zag winnen.
„Een geweldige rijder, Als je
hem ziet schaatsen dan geloof
ik dat bij harder gaat dan wij.
Hoewel ook wij lijden maakten
in de buurt van de veertien
seconden. En ik geloof zelfs dat
Van Eikeren op mooi ijs eens
13.5 seconde haalde".
*9
r Iri de winter van 1970-1971 deed Anton van der Nagel (toen 41 jaar) nog mee
laan een korte baan wedstrijd op de Rotte bij Zevenhuizen. Hij viel toen niet meer
lin de prijzen, al wint hij op de foto een rit
Gouda Het*schaatsen zit
de Nederlanders in het
bloed. Zodra sloten en vaar
ten in ons land zijn dichtge
vroren, worden de ijzers on
der gebonden. Onbelem
merd rijdt men door de
winterse natuur. Jong en
oud vermaken zich op de
ijsbaan, waar de driekleur
vrolijk wappert, de „koek
en-zo opie "-kraam goede za
ken doet en de muziek kwis
tig haar klanken rond
strooit.
„De Nederlanders zijn een
volk van schaatsenrijders",
schreef destijds H, J. Loom-
an in zijn boek „Op glad ijs".
En dat al eeuwen lang. Be
kijk maar de schilderstuk
ken in onze musea, de oerge
zellige tafereeltjes op het ijs
door Avercamp, Van Osta-
de. Van der Neer en Schelf-
Gelukwensen voor Piet
de Boer. In 1976 behaalde
hij in Lekkerkerk zijn zeven
de nationale titel. Deze win
ter kan hij het tiental vol
maken.
hout zo sfeervol in beeld
bracht-
Buitenlanders hebben zich
vaak verbaasd over de sfeer
op zo'n oud-Hollandse ijs
baan met z'n zwevende
paartjes en verkopers van
anijsmelk en brandewijn op
wankelende tafeltjes. Om
het schaatsende publiek te
lokken, riepen zij; „leg reis
an, leg reis an, bij den koek
en zoopjesman, kom bij
mijn, kom bij mijn, zoete-
koek en brandewijn".
In Nederland wordt al hon
derden jaren geschaatst Er
bestaat een gravure uit 1395,
waarop de Heilige Schie-
damse maagd Lydwina
staat afgebeeld op schaat
sen, Aanvankelijk reed men
op koeschenkels, later in de
zestiende eeuw kwamen de
schaatsenmakers. Samen
met de klompenmakers, de
leestenmakers en de chirur-
gijnen vormden zij een gilde.
En weldra schaatste men
ook tegen elkaar. Meestal
werden deze wedstrijden
georganiseerd door een
plaatselijke herbergier, die
er een verhoging van zijn
koffie- en brandewijnomzet
in zag. Met koffie werd „boe-
renkoffie" bedoeld, een
Gouda Hoewel er in
de vorige eeuw in Fries
land al schaatswedstrij
den werden gehouden
op de korte baan kan
eerst in de twintiger ja
ren van een officieel Ne
derlands kampioen
schap worden gespro
ken. De eerste titelstrijd
vond in de winter van
1925-1926 plaats in
Leeuwarden. Thijs
Klompmaker won voor
Jacob Slof. Dezelfde uit
slag werd een jaar later
in Grouw genoteerd.
In de volgende ijs win
ters waren de winnaars;
1929 Joure; JolJe de
Jong, 1933 Stiens; Jolle
de Jong, 1934 Deersum;
Berend van de Veen,
1940 Kampen; Sjoerd
Zeldenthuis, 1941 Leeu
warden: Berend Hof,
1942 Eelde; Hendrik Ho
ven, 1946 Groningen:
Kees van Eikeren, 1947
Assen: Kees van Eike
ren, 1950 Westzaan: Nan
Rotgans, 1954 Kampen:
Anton van der Nagel,
1955 Amersfoort: Anton
van der Nagel, 1956 Jou
re: Evert Kramer, 1959
Groningen: Jan Heit-
brink, 1963 Anke veen:
Geert Regts, 1966 Ap-
pingedam: Klaas Hen
driks, 1968 Heerenveen:
Piet de Boer, 1969 Heer
enveen: Marten Hoek
stra, 1970 Heerenveenr
Piet de Boer, 1971 Heer
enveen: Piet de Boer,
1974 Heerenveen: Piet
de Boer, 1973 Heeren
veen: Piet de Boer, 1972
Heerenveen: Piet de
Boer, 1973 Heerenveen:
Piet de Boer, 1974 Heer
enveen: Piet de Boer,
1975 Heerenveen: Matt-
hijs Kuiper, 1976 Lek
kerkerk: Piet de Boer,
2. Matthïjs Kuiper, 1977
Heerenveen: Piet de
Boer. 2. Matthijs Kui
per, 1978 Espel: Piet de
Boer. 2. LieuwedeBoer,
3. Matthijs Kuiper, 4.
Wim van Duuren.
drank die bestond uit een
mengsel van bier en brande
wijn, met daardoor wat
nootmuskaat en suiker. 2e
werd warm gedronken en
was in alle „ijsherbergen te
bekomen".
Pas in het midden van de
negentiende eeuw (1847) na
men de ijsclubs de organisa
tie van de hardrijderijen van
de kasteleins over. Als prij
zen golden fraaie gebruiks
voorwerpen, maar later
werd er ook om spek (de zgn.
spekrijderijen) gereden. Te
gen het einde van de negen
tiende eeuw werd geschaatst
om geldprijzen. Dit leidde in
1886, vier jaar nadat de Ne
derlandse Schaatsenrijders
Bond was opgericht, tot een
scheiding tussen beroepsrij
ders en amateurs. De laat-
sten beoefenden de lange
baansport.
Friesland is de bakermat
van de korte baansport, het
rijden op een 160 meter
lange baan, waarbij het ge
bruikelijk is dat een rit naar
het dorp toe wordt afgelegd
en een „omloop" van het
dorp af. De eerste hardrijde
rijen vonden dan ook in
Friesland plaats. De Hol
landers beoefenden meer
het buitenover rijden, ook
wel zwieren of „fleuren"
genoemd. In de achttiende
eeuw blonken Comelis en
Paulus Fleur uit Leiden, dat
de stad van.de ijskunstq-
naars was, uit in het schoori-
rijden.
Opmerkelijk is dat de eerste
hardrijderij waarover uit
voerig wordt gerept een
wedstrijd voor vrouwen
was. Op 1 februari 1805
vond in Leeuwarden een
„luisterrijke vrouwen
schaatschen rijdpartij"
plaats. De baan was 38. ko
ningsroeden lang, wat onge
veer 140 meter is. Door het
grote aantal deelneemsters
(130) duurde de wedstrijd
twee dagen. Twaalfduizend
mensen op de wallen zagen
de 20-jarige Trijntje Pieters
uit Poppingawïer winnen
voor de I8-jarige Janke Wij
bes uit Damwoude. Trijntje
kreeg een gouden oorijzer
als prijs en Janke eed streng
gitten met gouden kroontje.
Beroemde hardrijders uit de
Friese schaatshistorie zijn
Adam „hurdrider" Ruurds
uit Akkrum, Cornelis Ynzes
Reen uit Kubaard en Atze
Geerts Atsma uit Terzooi.
Van Adam Ruurds werd
vertelt, dat hij op zijn
schaatsen elke seconde zes
tien ellen ('n oude Friese el
is 0.688 meter) aflegde.
Comelis Ynzes Reen meldde
zich in 1808 eens bij een
wedstrijd in een dorp in
Groningen. Men kende hem
niet en omdat de organisato
ren in hem geen sterke rij
der zagen, werd hij toegela
ten. De Fries bereikte^ zon
der veel moeite de finale,
hetgeen' bij de Groningers
kwaad bloed zette. ïn de
laatste rit werd vanuit het
publiek een sleede baan
opgeschoven. Tot aller ver
door Bert Hertog
bazing sprong Cornelis er
overheen en won de rit en
de prijs.
Een vermaard rijder was
ook Atze de Groot, die van-
weze zijn ruige uiterlijk
„reade Atze" werd ge
noemd. In de beruchte win
ter van 1870-1871 won hij
voor ruim duizend gulden
aan prijzen. Atze kon, zo
werd verteld, de 165 meter
in 11 12 seconden afleggen.
'Een tijd die toch wel in
twijfel moet worden getrok
ken, omdat de huidige Ne
derlandse kampioen Ij'iet de
Boer vorig jaar nog op de
kunstijsbaan in Groningen,
een officieel record vestigde
op de 160 meter, met een
tijd van 13.65 sec.
Een andere crack uit de
vorige eeuw was Kees de
Jong uit Goutum. Hij kon
zich door zijn taktiek dertig
jaar lang als hardrijder
handhaven. Zo maakte Kees
er de gewoonte van om in
de eerste hardrijderij in een
winter, meteen keihard van
leer te trekken om daarmee
de concurrentie de schrik op
het lijf te jagen. Ale Dikker-
boom was al 29 jaar toen
JAN AUGUSTINUS... driemaal tweede...
hij met schaatsen begon.
Zijn ouders vonden dat het
hardrijden ongezond was.
Eenmaal begonnen, was dit
voor Ale geen beletsel om
talrijke prijzen te winnen en
dat tot zijn 48ste jaar vol
te houden.
Bekend waren in het „heite-
lan" ook de broers Poepjes.
Hun leus was: met rijden
winnen. Van delen, zoals zo
vaak gebeurde, wilden zij
niets weten. Vaak als de
clubkassen in Friesland leeg
raakten, trokken de Friezen
naar Holland. In het begin
van deze eeuw veroverde
Jelle Schiltstra (geboren in
1880) eerste prijzen in Ber
gambacht, Gouderak, Krim
pen aan den Lek, Nieuw-
poort, Boskoop en Kedi-
chem.
Nationaal
De eerste keer dat om een
nationaal kampioenschap
korte baan werd gestreden,
was in de winter 1925-1926
in Leeuwarden. Thijs
Klompmaker won toen voor
Jacob Slof. Een jaar later
in Grouw herhaalde dat zi
ch. De Friezen beheersten
de korte baan-strijd. Maar
in 1942 werden zij verrast
door de Groningse barbier
Hendrik Hoven, die in Eelde
de titel won. Nog erger ver
liep voor de „uitvinders"
van de korte baan-sport de
nationale titelstrijd in de
winter van 1946. Zij werden
toen verslagen door de 28-
jarige Kees van Eikeren uit
Badhoevedorp, een rijder
wiens naam in het Friese
land niet aansprak. Hij won
eerst een wedstrijd in Nyla-
mer en vervolgens het Ne
derlands kampioenschap in
Groningen. Dat Van Eike
ren echter niet onoverwin
nelijk was, bleek later in
Bergum. In twee ritten
werd hij toen geklopt door
Nan Rotgans uit Den Oever.
Anton van. der Nagel, *n
kasteleinszoon uit Zwam
merdam, was de laatste
Zuidhollander, die het natio
nale korte baan-kampioen-
schap op zijn naam schreef.
Hij veroverde de titel in 1954
en 1955. Oud-kernploegrij
der Klaas Renes uit Nieuw-
poort greep in 1959 de twee
de prijs, achter Jan Heit
brlnk. Vanaf het seizoen
1967-1968 worden de natio
nale kampioenschappen op
de kunstijsbaan van Heeren
veen gehouden. Uitzonder
ingen zijn de jaren 1976 en
1978, toen de titelstrijd in
resp. Lekkerkerk en Egpel
werd verreden.
Met de komst van de kunst
ijsbanen werd het tijdperk
Piet de Boer ingeluid. De nu
32-jarige veehouder uit Jel-
lum, veroverde negen titels
op de korte baan. Hij is de
meest succesvolle en in elk
geval snelste korte baan-
specialist aller tijden. In het
begin ondervond Piet de
Boer veel concurrentie van
Jan Augustinus uit Hoek
van Holland, die driemaal in
De Boer zijn meerdere
moest erkennen, en later
van zijn provinciegenoot
Matthijs Kuiper, die hem
éénmaal in 1975 van het
kampioenschap afhield.
Niettemin kan Piet de Boer,
die in zijn vloeiende stijl als
zwaluw over het ijs lijkt te
scheren, deze winter de tien
kampioenschappen hetzij
op natuurijs of op het kunst
ijs van de Thialfbaan vol
maken.
De rijders zijn „los". Met vlugge slag reppen zij zich naar het einde van de 160 meter lange baan. Zoals
hier in Lekkerkerk Klaas Renes en „good old" Boele de Vries uit het Drentse Rolde.
De vermaarde „vrouwen schaatschen rijdpartij" op de stadsgracht in Leeuwarden in 1805. Er waren 130
deelneemsters en twaalfduizend toeschouwers.