Leren om je anders te gedragen
„Je zit in een cirkeltje"
„Zwaar om de stap te zetten
Q)ff
VRIJDAG 16 FEBRUARI 1979
Hartfobielijdster
Sonja:
Smetvreeslfjdster
Bep:
Opgelucht
Relatieprobleem
r
EfófinOKELFIDEEEN
(^T) IKI38GftALMP-SffiTLN r'EUMAAt
Negatief
Voorwaarden
Presta tiegericht
SC/VOr
Sou ja, een jonge vrouw, heeft
een hartfobie. Bij alles wat
ze doet is ze bang om een
hartaanval te krijgen. Ze
durfde de straat niet meer op
en durfde niet meer alleen
thuis te blijven. Haar man, die
zich daarvoor ziek meldde op
zijn werk, bieef bij haar, ook
haar moeder hield haar gezel
schap.
Ze zegt over haar fobie: „Het
belemmert je. Je durft niet
met je dochtertje om te gaan.
Je voelt je rot. Je hebt veel
pijnen door je gespannenheid.
Je ziet alleen negatieve din
gen Ik had paniekaanvallen
met hyperventilatie. Ik had
een panische angst voor de
dood. Ik ging mezelf zien als
een dode. Je zit in een cirkel
tje".
Sonja's angst begon in haar
verkcringstijd. Daarvoor was
ze eerder nieuwsgierig, dan
bang voor de dood. Waarom
het toen is begonnen, ver
klaart ze als volgt: „Ik was
bang mijn mening te zeggen.
Ik keek erg tegen mensen op
waarvan ik dacht: die weten
meer dan ik. Dan voelde ik
me dom".
Dat gevoel nam toe, toen ze
in het geheel andere milieu
van haar schoonfamilie te
recht kwam. Toen er een broer
van een vriendin plotseling
aan een hartinfarct overleed
kwam de klap: „Toen ging ik
denken, dat kan mij ook ge
beuren. Vanaf die tijd werd
het steeds erger".
Overwinning
Ze is nu zo'n vijftien weken
in Joris. Ze oefent in het
alleen de straat opgaan en ze
heeft net haar grootste over
winning behaalt: gaan kijken
bij een overleden tante die lag
opgebaard. „Dat badden ze
een maand geleden niet tegen
me moeten zeggen, dat ik
daarheen moest. Er zit nog
veel spanning bij, maar ik stel
me zo goed mogelijk voor dat
er niets hoeft te gebeuren. Het
is heel zwaar om je er over
heen te werken".
Sonja kwam in Joris terecht
naar aanleiding van een stuk
je over fobieën in een dames
blad. Daarvoor had ze een half
jaar in een inrichting gezeten:
„Ik kwam er drie keer slech
ter uit dan ik er inging. Ze
geloofden niet dat ik aan een
fobie leed. Hier kan je zeggen:
ik wil naar buiten, maar ik
durf niet. Je krijgt begelei
ding".
Bep heeft smetvrees. Een
dwangneurose. Ze is afkom
stig uit het oosten van het
land en mede door die afstand
was het voor haar een zware
stap om te besluiten zich in
Joris te laten opnemen. Ze
was echter al in zoveel inrich
tingen geweest waar het op
niets was uitgelopen, dat ze
toch blij was, na al zo'n acht
a negen jaar met haar dwang
neurose gezeten te hebben, dat
ze in Joris kon worden behan
deld.
Over haar smetvrees vertelt
ze: „Ik was erg depressief en
werd erg dwangmatig. Steeds
maar handen wassen, veel
wassen, vooral het wasgoed,
dat was het slimste. Ik liep
de hele dag deurknoppen af
te vegen en de sleutels. Alles
uit angst dat er wat gebeuren
zou. Wat dat zou moeten zijn,
dat wis je soms zelf niet. Ik
denk nu dat ik hoofdzakelijk
bang was voor een erg onge
luk of ziektes".
De oorzaak van haar smet
vrees is gelegen in het feit,
dat ze een aantal dingen heeft
meegemaakt, waardoor ze
schuldgevoelens kreeg. Ze
zegt: „Bijvoorbeeld door de
dood van een ander. Je liep
dan van: Wat had ik kunnen
doen? En dat heb ik wegge
stopt".
Bep is nu drie maanden in
Joris en ze verwacht dat het
met een half jaar bekeken is:
„Ik ben nu erg opgelucht,
want je denkt op een goed
moment: ik wou dat er iets
was om me er vanaf te helpen.
Mijn man en mijn kinderen
leden er ook heel erg onder.
Je gedrag is onhoudbaar voor
jezelf en voor anderen. Ik had
perioden dat ik het heel erg
had. Nu kan je niet meer
terugvallen, omdat je anders
leert denken. Daarmee kan je
straks als het moeilijk is wer
ken".
Hoe erg het met Bep is ge
weest, blijkt wel uit het vol
gende: „Ik heb een tijd gehad
dat ik geen eten kon koken
en dan vol depressies zat. Ik
kon niet afwassen of schoon
maken, omdat alles dan be
smet raakte. Als er al eerder
zo'n behandeling als hier was
geweest, dan was het zo ver
niet gekomen. Dan zou het
met een paar maanden beke
ken zijn geweest".
Drs. Ma urice Kwee (links) met een deel van zijn stat
Joris" helpt
lij ders aan
dwangneurosen en fobieën
Delft Sinds twee jaar
heeft het St. Joris Gast
huis een afdeling ge
dragstherapie. Op die af
deling is plaats voor tien
vrouwen en vijf mannen
die daar worden opgeno
men ter behandeling van
een fobie of dwangneuro
se. Zij worden opgevangen
en begeleid door een staf
van zeven therapeuten die
onder bezielende leiding
staat van drs. Maurice
Kwee.
St. Joris is een van de
weinige plaatsen in het
land waar lijders aan een
fobie of dwangneurose
kunnen worden behan
deld. Behandelingen vin
den onder meer nog plaats
in Overwaal in Lent, in het
Nijmeegse Radboutzie
kenhuis en in de Haagse
psychiatrische inrichting
Roozenburg. „Toch is onze
aanpak anders, het is alle
maal gedragstherapie",
zegt Kwee, die vervolgt:
„De vraag naar deze thera
pie is enorm groot. De
mensen komen met een
fobie of dwangneurose
meestal op de psychiatri
sche afdeling van een alge
meen ziekenhuis of in een
psychiatrische inrichting.
Daar doen ze ook wel iets
aan gedragstherapie,
maar hier is het een sys
teem. De hele wijze van
werken is erop geënt".
Kwee over de therapie:
„Onze therapie is geba
seerd op Ieren. Alle men
sen hier hebben te kampen
met een of ander specifie
ke angst (fobie) of een
dwangneurose. We gaan er
vanuit dat die angstklach
ten aangeleerd zijn, bij
voorbeeld ais reactie op
problemen die zich in het
leven voordoen. In de
meeste gevallen zijn het
relatieproblemen. De men
sen hebben moeite de pro
blemen te verwerken en
reageren daarop met
klachten over angst".
„Wij leren die mensen de
klachten over angst af
door ze nieuwe gedragin
gen aan te leren. Iemand
met straatvrees leren we
de straat op te gaan door
hem naar buiten te bege
leiden. Iemand met vrees
voor een hartziekte leren
we zijn hartkloppingen an
ders te interpreteren. We
zeggen: die hartkloppin
gen zijn wel lastig, maar
niet gevaarlijk. Mensen
met smetvrees (een
dwangneurose) laten we
dingen aanraken en we
weerhouden ze dan hun
handen te wassen".
Naast de feitelijke klacht,
HET IJ ?E£R fiOWG OM GRIFFB EN
«RESPECTEER» TE WORDEN
BEKWAAM EK SUCCESVOL2ijli
EtfXSSATKSlliélMiW
IK KEBHfcT RECHT 0n AFKATt» ISSRyi?
OER BUK
16 VeKTROtlWE
Een van de pa
tiënten tekende dit
affiche met elf irra
tionele ideeën waar
mee lijders aan
dwangneurosen of
fobieën kunnen zit
ten
KIS OF KA!
Met de myotron
wordt de spanning
van de spieren ge
meten
de fobie of dwangneurose,
wordt ook het relatiepro
bleem aangepakt. Daartoe
wordt gedaan aan rollen
spel en assertiviteitstrai-
ning, een training die je
een manier leert voor je
zelf op te komen zonder
dat je agressief bent of je
in de luren laat leggen.
Maximaal wordt iemand
zestig weken opgenomen.
Er wordt geprobeerd die
tijd terug te brengen tot
veertig weken. Niet iede
reen maakt die tijd vol. Er
gaan ook mensen na drie
a vier maanden weer naar
huis. Dat het bij sommigen
korter duurt dan de maxi
male zestig weken, ligt vol
gens Kwee aan de motiva
tie en het leervermogen
van de persoon.
Over wat er bereikt wordt
tijdens de opname zegt
Kwee: „Als de mensen
hier komen zijn ze er erg
zwaar aan toe. Ze zijn
bijvoorbeeld al dagen of
wekenlang niet van hun
stoei weggeweest uit angst
voor besmetting of ze zijn
al een jaar of zes zeven
de deur niet meer uitge
weest Het is de zwaarste
categorie mensen met een
dwangneurose of fobie.
Daarom is onze doelstel
ling bescheiden: we gaan
uit van een verbetering
van honderd procent,
maar we zijn al blij als de
mensen zo ver zijn, dat ze
zonder opgenomen te zijn,
verder kunnen".
Wat voelt iemand met een
fobie of dwangneurose nu
precies? Kwee vertelt: „Op
zich is angst geen abnor
maal verschijnsel, maar
deze angsten zijn geen
werkelijke, omdat er geen
reëel gevaar uit dreigt. De
mensen kunnen er moei
lijk mee leven. Dat is de
norm: kan je.er mee leven
of niet. Onze cliënten
(Kwee spreekt consequent
van cliënten en niet van
patiënten - red.) kunnen
dat niet Ze missen de
vaardigheid om ander ge
drag te tonen".
Gedrag bestaat uit drie
dingen: denken, voelen en
gedragen. Bij denken gaat
het er om wat je tegen
jezelf zegt. Kwee: „Als je
bang bent om de straat op
te gaan zeg je bijvoor
beeld: O, als ik straks
maar niet flauwval op
straat Zo bouw je ook
negatieve -voorstellingen
op: je ziet jezelf voor je
weggaat flauwvallen. Dat
soort 2aken pakken we
aan met rationele thera
pie, die zich richt op an
ders leren denken. We ge
ven de cliënten alternatie
ven op een manier dat ze
er creatief mee bezig kun
nen zijn".
Daarnaast leren de men
sen zich te ontspannen. Er
worden oefeningen ge
daan voor het ontspannen
van de spieren en voor het
ontspannen ademen. Bij
die oefeningen wordt ap
paratuur gebruikt, waar
mee de cliënt zelf kan zien
hoe gespannen hij is. Uit
het apparaat komt bij
voorbeeld een toon. De
cliënt kan de frequentie
van die toon verlagen door
zich meer te ontspannen.
„Het voordeel van die ap
paratuur is ook, dat je
leert zien dat je niet onge
straft kan denken. Je moet
dus proberen positief te
denken", aldus Kwee.
Wie aan een fobie lijdt,
vertoont zogenaamd ver
mijdingsgedrag: niet meer
de straat op gaan bijvoor
beeld. Bij een dwangneu
rose gaat het om benade
ringsgedrag: uren aan één
stuk je handen wassen of
de hele dag de wasmachi
ne laten draaien. „Kan je
je voorstellen Jioe dat het
gezinsleven beïnvloed, ook
door de hoge rekeningen
van gas, elektra en water",
zegt Kwee.
De oorzaak van één en
ander is gelegen in een
probleem. Die problemen
heeft de cliënt niet ver
werkt en de zaak uit zich
in een fobie of dwangneu
rose. Bij een dwangneuro
se als smetvrees, speelt
schuldgevoel een grote rol.
Het steeds maar je handen
wassen leidt direct terug
naar het gezegde: je han
den wassen in onschuld.
Om een fobie of dwang
neurose te krijgen moeten
er nog twee voorwaarden
worden vervuld: het ge
drag moet zijn aangeleerd,
bijvoorbeeld van een over-
precieze vader of moeder
en het gedrag moet in
stand worden gehouden.
Kwee: „Iemand met
straatvrees is getrouwd
met een jaloerse man. Die
man zal niet veel last heb
ben van het feit dat zijn
vrouw straatvrees heeft
Zo zie je het relatiepro
bleem opduiken. Een
cliënt heeft aan zijn fobie
ook vaak voordeel, zij het
op korte terijn. Man, gezin,
familie dansen naar zijn
pijpen".
door
Nico lette Meijer
foto' s
Stef B reukei
In Nederland zijn geen cij
fers bekend over dwang
neurose en fobieën, maar
Engelse cijfers wijzen uit,
dat fobieën zeventig tot
tachtig procent meer bij
vrouwen voorkomen. Een
zaak die aansluit op het
rolpatroon: een vrouw
hoort thuis, een man mag
geen angst hebben. De ver
houding tussen mannelij
ke en vrouwelijke lijders
aan dwangneurosen, die
minder voorkomen dan fo
bieën, is gelijk.
Om in Joris aan de ge
dragstherapie te kunnen
deelnemen moet een cliënt
aan een aantal voorwaar
den voldoen. Zijn motiva
tie moet goed zijn, evenals
zijn leervermogen. Hij
mag niet ouder zijn dan
55 jaar en geen medische
klachten hebben. Ook mag
hij geen waanvoorstellin
gen of hallucinaties heb
ben. Vervolgens wordt uit
gemaakt of het om een
fobie of dwangneurose
gaat. Alvorens hij wordt
opgenomen, kan de cliënt
een dag komen kijken.
Eenmaal opgenomen
krijgt de cliënt een begelei
der toegewezen. Dat ge
beurt in overleg met hem
zelf. Kwee zegt daarvan:
„Het is belangrijk dat het
klikt. De cliënt mag zelf
zeggen of hij met een per
soon in zee wil gaan".
Kwee zelf voert de indivi
duele gesprekken. „Ik
richt me op het probleem
dat de oorzaak is van de
fobie of dwangneurose. De
therapeuten richten zich
meer op de klacht 2elf
Verder wordt er in Joris
gedaan aan groepsthera
pie, er zijn thema groepen*
met elke week een ander
thema. De cliënten evalue
ren aan het begin van de
week het weekeind, dat ze
meestal thuis hebben
doorgebracht. Kwee: „Ze
geven zichzelf daarvoor
een cijfer, daarmee kun
nen ze nagaan hoe ver ze
al zijn. Aan het eind van
de week gebeurt iets der
gelijks. Ze krijgen dan van
de therapeuten te horen
hoe ze het gedaan hebben.
We zijn hier prestatiege
richt. Daarom geven we
cijfers. Daarvan maken
we een grafiek. Als een
cliënt voor vijftig procent
van zijn klachten af is, dan
gaat hij thuis oefenen en
begint de afbouw van de
behandeling".
Hoe werkt de therapie nu
in de praktijk? Heel be
langrijk is daarbij dé hië
rarchie. De cliënt schrijft
zelf op waarvoor hij het
meest bang is en waarvoor
het minst. Daar tussenin
ligt een groot aantal zaken
waarvoor hij meer of
minder bang is. Stapje
voor stapje wordt dan met
die hiërarchie, die gerang
schikt is naar de mate van
angst, naar boven toe ge
werkt. Vanuit die 'hiërar
chie worden ook doelstel
lingen gemaakt: bijvoor
beeld een cliënt moet bin
nen drie weken alleen op
terrein lopen. Daarna
volgt weer een nieuwe: op
straat lopen bijvoorbeeld.
Dan is er nog de assertivi-
teitstraining. Daarbij oefe
nen de clienten situaties
die ze ook in werkelijkheid
kunnen beleven. Daardoor
krijgen ze het gevoel: ik
kan het, het lukt, lukt het
niet, dan is het niet zo erg,
want het is maar een oefe
ning. Het centrale doel van
de training is: Ieren opko
men voor jezelf. Leren nee
zeggen en begrijpen,_dat
kritiek niet het afwijzen
van je hele persoon is,
maar slechts van een
stomme opmerking of een
fout
Naast de therapie krijgen
de, patiënten ook allerlei
literatuur over fobieën en
dwangneurosen. Voor op
name, bij opname en een
half jaar na ontslag vullen
ze een vragenlijst in. Aan
de hand van die lijsten
wordt geprobeerd om
zicht te krijgen op het
resultaat van de therapie.
Een en ander geschiedt in
samenwerking met de
vakgroep ^medische psy
chologie en psychothera
pie van de medische facul
teit van de Erasmusuni-
versiteit in Rotterdam.