EMTBA
I
m
m
tm
&W
I
a T>v* G- :O^V-<.a 'v
I Jifabruarl 1980 Stöl&frWfc^'" -
i - VD/SC/WW
■*17
strandgezicht
Groetjes
uit
oorne...
Oostvoorne „Ik hou van Holland, 't kleine landje aan de zee.
Een stukje Holland draag ik in m'n hart steeds mee. Daar waar
de molens draaien in hun forse kracht en waar die bollen groeien
in hun mooiste pracht. Ik hou van Holland met z'n bossen en z'n
hei, jouw blonde duinen in een bonte rij...".
Joseph Schmidt's beroemde loflied op Holland is nog niet
verstomd. Die zee, de duinen en het strand, maken nog altijd
onverbrekelijk deel uit van het beeld dat men heeft van dat
kleine landje aan de zee. Ze roepen gedachten op van strandpret,
zonnebadende mensen, ijsetende kinderen en de warme ïomers
van weleer.
Vaak vergeelde gedachten. Want de zomers van weleer... ach, zij
zijn niet meer. De tijd dat de kinderen met rode konen van
opwinding uitzagen naar een dagje aan het strand, misschien één
keer per jaar, en doodmoe, verbrand, maar diep voldaan
huiswaarts keerden: het is verleden.
Immers, vandaag de dag rijden we
even naar Schiphol en een paar
uur later liggen de drie turven
hoog met pa en moe aan de Costa
del Sol. En Louis Davids maar
zingen: „...braden in "t zand, in
Scheveningen...".
Scheveningen, of Oostvoorne.
Want er is bijna geen badplaats
waaraan zovelen zulke dierbare
jeugdherinneringen hebben als
aan Oostvoorne. Vooral voor de
Rotterdammers was het tramme
tje aan de Rozenstraat de ontsnap
pingsroute uit de grauwe binnen
stad, de armoe van crisistijd en
na-oorlogsc jaren. Maar de tijden
veranderen. Eerst werd Oostvoor
ne de zee ontnomen, de kale en
modderige zandvlakte die ervan
het resultaat was, bleef sindsdien
leeg. En nu, op de drempel van
1980, gaat Oostvoorne verder als
Weslvoorne, daarmee bijna sym
bolisch van de kaart verdwenen
en honderduchiig graden ver
legd. Zo erg is hel natuurlijk niet,
maar toch... Van de zomer een
kaart sturen met „groetjes uit
Oostvoorne" aan vrienden en
kennissen, is er niet meer bij. Die
denken dan, net terug uit Kreta,
minstens dat je een beetje over
spannen bent geworden.
Wat blijft, zijn de jeugdherinne
ringen als gekoesterde sch3Uen
van een ouder wordende genera
tie. „Oostvoorne was al in de jaren
twintig het bij uitstek geliefde
plaatsje om er je vakantie door te
brengen", schrijft ons een oud-in
woonster van Rotterdam. „Het
dorp was mooi begroeid en had
een fantastisch strand en duinen.
De Rotterdammer was er een veel
geziene gast en de bewoners van
Oostvoorne maakten daar goed
gebruik van: de verschillende
pensions rezen als paddestoelen
uit de grond en ieder die maar
een kamertje overhad, ontving er
gasten. De pensions waren sober,
maar we waren weinig verwend,
zodat we ons toch erg bevoordeeld
vonden. In 1920 was ik zeven jaar
en ik ging daar vaak met m'n ou
ders logeren. De verbinding in dio
jaren was vooral gunstig door de
stoomtram, het enige vervoermid
del naar de eilanden. Daar geko
men, maakten we lange wande
lingen door de duinen en door het
Overbos, een prachtig bos met
loofhout en varens".
Maar het was ook in die dagen
niet uitsluitend onbekommerde
pret, zo gaat de briefschrijfster
verder. „Toen ik acht jaar was,
ging ik om gezondheidsredenen
naar het grote koloniehuis „Ons
Genoegen". Het was goed bedoeld.
De bleekneusjes uit Rotterdam
gingen daar voor vier weken naar
toe. Je moest er veel eten en dat
lukte mij niet- Je bleef 's ochtends
achter in de eetzaal als je rantsoen
niet op was. Daar zat je dan: al
leen en verlaten. Op een morgen,
ik zal het nooit vergeten, zat ik
daar weer. Iedereen was al weg
en ik moest me nog door een hele
stapel boterhammen heen worste
len. Toen ik naar büiten keek. zag
ik een heer het hek binnenko
men. „Die komt vast zijn dochter
tje halen, wat een gelukskind",
flitste het door mij heen. Toen hij
dichterbij gekomen was, zag ik tot
mijn stomme verbazing, dat het
mijn eigen vader was. De boter
hammen waren vergeten, ik
mocht de eetzaal uit en met hem
De Rotter-
damsche
gezondheids-
kolonie
door
Frans Alten
De
bleekneusjes
uit Rotterdam
verbleven in
het
koloniehuis
Ons
Genoegen
£<-! 1
mee naar het strand. Herwerd
een heerlijke dag.
Ook ben ik er twee weken ziek
geweest. Dan lag je met nog een
paar stumperds in een klein zie-
kenkamerije. Veel gezondheid
heb ik er niet vandaan gehaald.
Ook de terugreis aanvaardde je
weer alleen, in de stroomt ram, je
zware koffer als achtjarige met je
meezeulend door het dorp tol aan
het stationnetje. Maar de jaren
gaan voorbij, je wordt ouder en
ondanks die jeugdherinneringen
blijft Oostvoorne trekken.
Met zes vriendinnen op de fiets
naar Oostvoorne. We noemden
het toen al kamperen. We kwa
men terecht op de zolder bij boer
Langendoen, een bekende naam
in Oostvoorne. We hadden harde
strozakken om op ie slapen en
voor de rest moest je het zelf maar
uitzoeken: pannekoeken bakken
en soep maken. Dat was halver
wege de jaren dertig, midden in
de crisistijd. Veel geld uitgeven in
de vakantie was er dus niet bij.
Hel was de tijd waarin de Rotter
damse arbeidersbeweging „Ons
Huis" stichtte, om de werkloze ar
beiders een hoeveelheid algemene
ontwikkeling en ontspanning te
bieden. De jongens die zonder
werk waren, hebben in Oostvoor
ne met elkaar zonder veel kosten
het vakantiehuis 't Buitenhuis ge-
U -ï{'
bouwd aan de Groene Weg. Zo
konden we vaker naar Oostvoor
ne..
We maakten wandelingen door de
duinen, zingend en muziekma-
kend was het goed toeven in het
huis. Ook werd er veel gekamp
eerd met eigengemaakte tenten.
Die tenten werden door de arbei
ders met vee! moeite en kosten op
den duur veranderd in houten
huisjes. Zo is het Kruininger Gors
ontstaan, waar nu veel Rotter
dammers een gerieflijk onderko
men hebben en hun oude dag in
de buitenlucht doorbrengen. Het
is alleen zo jammer dat het prach
tige strand helemaal verloren is
gegaan. Daarmee is Oostvoorne
niet meer wat het geweest is,
maar het is wel de plaats waaraan
ik nog altijd veel mooie herinne
ringen bewaar". Tot zover deze
brief.
Dat buitenhuis van Ons Huis
werd ook in de jaren na de oorlog
nog gebruikt. Toen echter de kin
deren met hun ouders er zelf
meer op uit trokken en er meer
geld kwam, stierf Ons Huis in de
Rotterdamse Gouvernestraat een
langzame dood en daarmee 't Bui
tenhuis als centrum van Rotter
dams vakantievreugd. Al hoewel,
vreugd...
„Ik weet nog goed hoe we met de
bus vertrokken uit de Gouvernes
traat", schrijft ons eveneens een
oud-inwoner van de Maasstad.
„Het was halverwege de jaren
vijftig. Ik was zeven en voor het
eerst van m'n leven van huis weg.
In een bus met allemaal vreemde
kinderen die het leuk schenen te
vinden. Ik was één van de jong-
stcn en waarom ik op transport
was gesteld, ik had geen idee.
Mijn moeder dacht kennelijk dat
ik het wel fijn zou vinden: een
week naar de duinen en de 2ee.
Een beetje zelfstandig worden met
een groep en zo... De reis duurde
eindeloos, steeds weer een nieuwe
weg op en af, verder van huis,
dichter bij het eindpunt. Tastend
in het geheugen was 't Buitenhuis
een laag wit barakachtig geheel
met een grote 2aal en slaapzalen.
Ervoor lag een grasveld omzoomd
door bosjes en bomen. Het strijd
perk, waar we ons tussendoor
dienden te vermaken.
Dat betekende in mijn geval er
gens op een stoep zitten kijken
naar wat zich afspeelde. Kijken
naar het voetballen van de oude
ren, waar je niet aan mee kon
doen, want met zeven was ik niet
veel groter dan de bal. *s Middags
moesten de kleintjes een paar uur
tjes rusten. Ik lag natuurlijk onder
in het stapelbed en ik hield me zo
klein en stil mogelijk. De slaapza
len waren donker en roken naar
stof en schoon beddegoed. Sinds
dien denk ik bij slaapzalen aan
stoffige plankenvloeren die ver
scholen liggen in de schemer. Het
washok lag links van de slaapzaal,
je moest er een heel program af
werken in je hemdje, met was
handje cn tandcborstel, de volgor
de vergetend, terwijl rondom de
opgewektheid heerste van een ge
zonde geest in een gezond li
chaam. Voortdurend omver gelo
pen, stond je daar een beetje vol
wassen te worden, terwijl naast je
iemand een stukje zwarte zeep
had dat veel bewondering af
dwong en dat mijn gewone witte
klompje bevestigde in de rol van
miezerig verlengstuk van mezelf.
Daarna volgde een lange dag vol
spelletjes die je niet begreep en
maaltijden waar je geen trek in
had. De eerste zondag, hij was
bloedig. De crisis viel in het mid
den van de week. Zelfs niet ge
plaagd door heimwee, werd mijn
anonimiteit slechts doorbroken
door een poepbroek. Gevolg van
het mislukt streven om het een
week op te houden, uit angst voor
de vreemde wc waar iedereen
maar binnenviel. Een vriendelijke
en begripvolle leidster maakte de
zaak weer toonbaar ergens achter
in de slaapzaal. Er viel geen ver
keerd woord, want het waren ide
alistische meisjes, maar de neder
laag was compleet.
Er liep nog zo'n knulletje met z'n
ziel'onder z'n arm. We trokken
een beetje met elkaar op, maar
zoals het zo vaak gaat in situaties
waarin het noodlot je tezamen
brengt, wezenlijk veel te vertellen
hadden we elkaar niet. Hij putte
zich uit in optimistische verhalen
hoe hij voortijds door zijn moeder
zou worden afgevoerd. Hij kreeg
gelijk. Met mij was het lot minder
zachtzinnig. Er wachtte mij nog
een bonte avond op vrijdag. Dat
beloofde erg gezellig te worden.
In de dagen ervoor, betrok ik
mijn stellingen via de opmerking,
dat er nu eenmaal behalve verma
kers ook kijkers nodig waren, in
de hoop dat het voor iedereen dui
delijk was, dal ik een heldhaftige
rol in de tweede categorie zou spe
len. Dat was slim, maar de lauwe
reactie die er op volgde, zag ik ten
onrechte aan voor succes en werd
slechts veroorzaakt door het feit,
dat de organisatie nog op gang
moest komen. Ik had beter moe
ien weten. De val klapte dicht op
het moment dat één van de leid
sters op het idee kwam om mij
ook een rol in de voorstelling te
gunnen. Van kranten werden drie
papieren hoedjes gevouwen en ik
kreeg een toverstok en een snoe
pje. De hoedjes kwamen op tafel
te liggen, met onder één ervan het
snoepje. Ik diende dan dat hoedje
op te zetten, het snoepje op te
eten. zwaaiend met de staf iets
van hocus pocus te mompelen en
daarna aan het publiek te vragen
onder welk hoedje het snoepje
zich bevond. Dat bevond zich na
tuurlijk onder het hoedje op m'n
hoofd, maar het auditorium dien
de het spoor bijster te raken alvo
rens ik het mysterie onthulde.
Ik leefde al repeterend toe naar
de vrijdag, met het gevoel alsof
het om een openbare terechtstel
ling ging. Zelfs do opluchting dat
de week zich naar het einde
spoedde, vermocht de dagen niet
draaglijker te maken door de ge
dachte aan wat nog volgen moest.
Ik zat achteraan het programma,
met toegeknepen keel en krachte
loos wachtend tot mijn tijd geko
men was. Het kostte me zowat een
jaar om achter alle ruggen en
stoelen vandaan te kruipen en
met de enige moed die er m een
mens is, die van de wanhoop en
de angst, dat gedoe met die hoed
jes af te werken. Daarbij vergat ik
de inleidende eerste fase, zodat ik
als een trieste nar met een papie
ren hoedje op, een snoepje weg-
kauwde en mijn mager nummer
verkocht. Hei publiek veinsde een
lach, want die eenzame strijd van
een kind, noemen volwassenen
vertederend.
Ik vond mijzelf de volgende dag
terug in de bus. We reden door
het dorp. Van Oostvoorne kan ik
me niet meer herinneren, dan dat
ik verbaasd was over de wjjdse
kaalheid en de lage huizen. Of ik
ook nog aan het strand geweest
ben, ik weet het niet meer. Het
weer was er geloof ik niet naar en
de herinneringen zijn overwoe
kerd door de gebeurtenissen in
het Buitenhuis. Bij aankomst in de
Gouvernestraat stond mijn moe
der te wachten en ze tikte tegen
de ruil van de bus. want ieder
kind had zijn moeder al ontdekt,
behalve ik. Ik was niet echt büj
toen ik haar zag. Als je de een
zaamheid voor het eerst bewust
leert kennen, dan is daar meer
voor nodig. Of ik het fijn gehad
had? Heel fijn<-;l
Zo fijn, dat ik nooit meer onbe
vooroordeeld door de Gouvernes
traat loop en Oostvoorne met een
wat bevreemdende onverschillig
heid op de kaart zie liggen. Dat is
dan nu ook voorbij. ïk zag wat
pips toen ik uit de bus klauterde,
hoorde ik later. Dat lijkt me nóg
redelijk, na de gruwelijkste week
van m*n jeugd".
De kaart die in die week naar
huis werd verzonden, die is er
nog. Mei leidsters hulp is de ach
terzijde moeizaam volgekrabbeld
door een kind dat het schrijven
nog moet leren. Hij heeft het er
erg naar zijn zin en wenst zijn ou
ders het beste. Op ,de voorkant
een dorpsstraat, wat winkels,
mensen en een tramrails. Het zijn
„Groetjes uit Oostvoorne"...