Sinterklaas 1 •7 NE! F "M »1 Ml Predi- kanten oreerden: „Sinter- i klaas- i verhalen zijn leugens" Figuur van Sint Nicolaas weinig insprerend voor kunste naars Piet komt; op de> planken niet voor1 Delft Als het gemeentebestuur van Delft in 1600 een keur uitvaardigt, waarbij het verboden wordt op de avond van 5 december met kramen op de Markt te staan voor de verkoop van St. Nicolaasproducten, dan trekken de neringdoenden en. de kopers zich daarvan weinig aan. Menig andere Hollandse stad volgde of was Delft in soortgelijke keuren voorgegaan, zonder dat het direct van invloed was op het Sinterklaasgebeuren. De reformatie bleek niet geheel in staat te zijn het diep in de volksziel verankerde feest uit te bannen. Het stadsbestuur nam het echter niet en voegde in 1607 aan de keur toe. dat er geen baksels in brood, koek of suiker op de markt mochten verschijnen waarin beelden te herkennen waren. Dc strijd van do vernieuwde kerk tegen de Sinterklaasgebruiken ging onverdroten verder, maar ook in die tijd wisten handige lieden door de mazen van de wet door te glip pen. De bakkers lieten eenvoudig nieuwe koekplanken snijden, of de den het zelf, waarbij een soort St. Nicolaas in burger verscheen, zonder de traditionele dracht. De mijter werd een hoed met zwierige pluimen en het opperkleed een ge borduurde mantel en aldus liet men de rijk uitgedoste figuur hoog te aard zitten. Sommige anonieme lunstenaars gaven de ruiter voor alle zekerheid nog een stevige pijp in de mond mee, doch wat bleef wa ren de volgetastc manden met goe-* dc gaven. ki Toch vertrouwde figuur Het volk zal stilletjes hebben gela chen, omdat aan de letter van de Stedelijke wet was voldaan en uit waardering voor de slimme bakkers hun speculaas en taai-taai toch kocht. Zij herkenden in de afbeel ding toch wel de vertrouwde figuur, die gestalte had gegeven aan het oudste en meest bekende feest van de lage landen. Natuurlijk, er werd op dc zondag voor 5 december in de gereformeerde kerken nadrukkelijk tegen de 'Spaanse' heilige gepreekt, maar de reformatie was nog vrij jong en het feest zelf al zo oud. Er waren ook geschriften van vooraan staande predikanten, die lieten we ten dat de veVhalen over St. Nico laas niet meer waren dan leuge nachtige legenden. „Wie en siet oock niet, dat de vruchten van de St. Nicolaesavon den, onvruchtbaer wereken der duysternisse zijn? Dat men sijne kinderen onderwesen heeft hare schoenen oock in de schouwe te hangen opdat desen Sint-Nicolaes oock daer iets goed in moehte bren gen? Sal men nu noch geloove'ende vertrouwen willen stellen op eenen afgodt?". De eerwaarde houdt zijn lezers voor, dat de Sinterklaasavon den ongodsdienste werken van de duisternis zijn en een gruwelijke af goderij. Zulk een vermaak en apen spel moet volgens hem wel tot hel en verdoemenis leiden. Het protes tantse verzet is tot in deze tijd toe nooit helemaal verdwenen. In streng calvinistische streken wordt nog wel eens stelling genomen te gen de beginselen van de reforma tie, doch landelijk gezien is er voor dergelijke acties weinig .bijval. Het getoeter in geschrift ts bewaard gebleven, maar eveneens is de soe pele aanpassing van de ambachts man terug te vinden in 'het houten prentenboek van de bakker'. De fi guur van Sinterklaas heeft weinig kunstenaars geïnspireerd. Jan Steen maakt daarop met zijn Sinterklaas avond een uitzondering, doch het waren de naamloos gebleven plan kensnijders die een apart element aan de volkskunst toevoegden. Handzame vaklieden, die ornena- m is ten of ornementmakers werden genoemd. Soms rondtrekkende lie den. die voor het vervaardigen van de planken niet aan gildevoorschrif- ten waren gebonden. Hun produken zijn zeer representatief voor de volkse houtsnijkunst. Schaarse literatuur De literatuur over de koekplank is schaars. Eigenlijk is dat vreemd, want door de eeuwen heen 2ijn de Hollanders omstreeks 5 december vergast op knapperig speculaas of taai-taai uit de bakkersoven, waar voor de koekplank een onmisbaar attribuut was. In het documentatie centrum van het Openluchtmuseum te Arnhem blijkt, dat ons land een aantal collectioneurs van koekplan ken kent. Elke bewaard gebleven plank en dat zijn er gelukkig vele honderden, is nauwkeurig geregis- teerd en van een foto voorzien in het archief opgeslagen. Een expert op dit terrein blijkt de heer J.J- Schilstra te 2ijn. een inmiddels ge pensioneerd leraar Engels, die na een diepgaande studie in 1961 zijn bevindingen in boekvorm weergaf. Een boeiend en vlot geschreven boekje van ongeveer honderd pagi na's over de vele aspecten van de koekplanken, dat inmiddels de der de druk beleefde. De heer Schilstra woont in Noord-Holland en heeft in de loop van tientallen jaren een in drukwekkende collectie aan koek planken opgebouwd. Om begrijpelij ke redenen zijn ze veilig opgebor gen. Hij vindt het verbazingwek kend, dat nog ver in deze eeuw zo veel koekplanken uit de achttiende De overbekends vrijer en vrijster, die misschien ten tijde van de reformatie de afbeeldingen van heiligen verdreven. Koekplanken het prentenboek van de bakker en de zeventiende eeuw op de bak kerszolders bleken te staan. Bak- kersgereedschap, dat soms werd weggedaan, maar niet altijd. Wij zijn een spaarzaam volkje en men kan nooit weten..,.! Niemand kon echter vermoeden dat er eens een tijd zou komen waarbij de koek plank van functie zou veranderen en als een stukje waardevol anuek als versiering in de huiskamer zou belanden. Sint Nicolaas nog in vol ornaat. Hij draagt opgewekt de manden met geschenken en onder het paard de herinnering aan de tot ieven gewekte jongelingen. Schilstra vindt het een boeiende be zigheid te bladeren in wat hij noemt 's bakkers prentenboek. Hel bak kersgereedschap heeft nooit de aan dacht gekregen, die wel is ontstaan voor bijvoorbeeld het oude meubel of de tegel. Op zich is het nauwe lijks van belang te weten wat een enkele bakker had. doch anders wordt het als het materiaal van een groot aantal van hen wordt bezien en waarbij opvalt, dat bepaalde voorstellingen steeds terugkeren. Dat er vaste tradities zijn geweest, zowel in tijden van bloei als verval. Schilstra: „Het is net als met een legpuzzel. Een enkel stukje zegt ons niets, maar al passend en metend ontstaat er iets zinvols. Het kan in teressant zijn na te gaan waar Sin terklaas zelf blijft bij een voor ons vanzelfsprekende tractatie en op te merken, hoe vreemd het is dat Piet ontbreekt". De belangstelling voor de koek plank als onderdeel van de volks kunst is niet oud. Voor de oorlog was die zelfs gering, omdat de mode er nog geen grip op had. De onder waardering kwam ook door de lagp prijzen, zelfs voor fraaie planken. Intussen zijn de meeste kwaliteits planken verhandeld of moeizaam meer op te sporen. Grove met de I hand gevormde figuren zoals heili gen, ruiters en dieren werden wel licht reeds eeuwen gemaakt. Het ge bruik van taai- en speculaasplanken greep snel om zich heen en groeide met name in Nederland uit tot een rijk geheel vol verscheidenheid. Volgens Schilstra was die plankens nijder een vakman bij uitstek met een eigen werkplaats en soms zelf bakker, maar er waren ook rond trekkende snijders en lieden, die er graag wat bijverdienden. Snijwerk is overal te vinden waar houdt wordt verwerkt. In de winter thuis en ook aan boord van schepen werd vaardig het mes gehanteerd voor alieriei nuttig en fraai gerei, dat nu nog als volkskunst bekoort. Na de Franse tijd trad de periode van verval in. want het snijwerk werd niet meer betaald, de oplei ding kwam in het gedrang en bo vendien veranderden de eetge woonten, Speculaas is nu vrijwel het gehele jaar door verkrijgbaar, doch tegen de Sinterklaastijd puilen de winkels er van uit en met uit sluitend die van de bakkers. In hoofdzaak fabrieksmatig tot stand gekomen produkten. waarbij de herkenbaarheid van de figuur nau welijks meer een rol speelt. De bak kers hebben geen tijd om het oor spronkelijke deeg te maken, het na geruime tijd van rusten opnieuw te bewerken, het stevig in de vorm te drukken, te snijden en op de bak plaat los te kloppen. Overigens is het opmerkelijk, dat de figuur van St. Nteolaas zelf zo wei nig voor komt. De maand december kan de periode van winterfeesten niet volledig bestrijken. De planken van Schilstra vertellen nadrukke lijk dat het feest van Driekoningen er bij hoort, met als afsluiting Kop permaandag en Vastenavond. Schil stra: „Het is alsof wij te maken heb ben met een heel oud op gewijde grond gezet gebouw. Generaties ko men en gaan. Oude vertrekken worden voor nieuwe doeleinden ge bruikt en veranderde gewoonten dwingen tot wijzigingen. Met zorg wordt afgebroken en verbouwd en tenslotte raakt het hele bouwwerk in verval. Slechts enkele her en der verspreide bouwfragmenten blijven De Sint in burger, ten tijde van de reformatie. Staf en mijter zijn ver dwenen, doch de manden met gul le gaven zijn gebleven. Het christendom heeft aanvankelijk niet volledig alle behoeften van de mensen bestreken. Op zijn best is er een mengeling te vinden van chris telijke en voorchristelijke gebrui ken. De laatste, niet blijvend gevoed en van kerkelijke zijde fel bestre den. werden verdrongen en allerlei symbolen raakten in het vergeet boek. Wat nog terug te vinden is in de kindervreugde van het Sinter klaasfeest heeft weinig meer te ma ken met de behoeften waaruit de winterfeesten zijn voortgekomen. Als het juist is. dat de december maand een periode van bezinning is geweest, van vruchtbaarheidsver wachting voor mens, dier en gewas, dan reiken deze waarden tot ver in de latere eeuwen door. al werd daarin het accent anders gelegd. Symbolen van vruchtbaarheid zijn er legio, begrepen of onbegrepen. Neem nu zwarte Piet. Wie meent, dat hij enkel de onmisbare figuur is van de goede Sint vergist zich. Voor de een is hij de gepersonifiseerde duivel. Voor anderen een duidelijk maansymbool, namelijk de donkere maan en men ziet hem ook als een phallus, die door schoorstenen kruipt en pepernoten strooit. Wat Piet betreft is de heer Schïlstra met de planken gauw klaar; hij komt niet voor. Sint zelf is al een zeldza me verschijning en mogelijk een late toevoeging. Bovendien baard loos. want dit ornament is misschien van recente datum. Toen de Sint in levende lijve verscheen ontstond denkelijk de behoefte om het ge zicht te camoufleren. Naar de me ning van Schilstra ligt het voor de hand te veronderstellen, dat de be kende vrijers en vrijsters de plaats van de in de zeventiende eeuw ver boden heiligen gingen innemen. Zekerheid daarover is er evenwel niet, want het kunnen ook de op volgers van de santen en santinnen zijn geweest. Hoe dan ook, het Sin terklaasfeest was taai, ai heeft de strijd van de kerk enig succes ge had. De overheid had zoveel macht, dat het bisschopsgewaad kon wor den geweerd, want uit de planken blijkt dat hij jarenlang als oorspron kelijke figuur ondergedoken is ge weest. Wat op de planken blijft is do brenger van goede gaven en als deze voorstelling terug is te vinden met kinderen in de kuip, dan is het wel zeker dat de Sint gecamouf leerd de reformatie heeft overleefd. Over hem immers wordt het won der verteld van drie jongelingen, die door een boze waard worden in- gekuipt. Bij een bezoek van St. Ni colaas brengt deze hen weer tot le ven, In Amsterdam is deze wonder- doening op een gevelsteen terug te vinden. Meer reddingen Waarom is dit verhaal juist zo hard nekkig. De keus is groter, zoals de redding van drie veldheren, dc red ding van zeelieden of dc huwelijks- gave voor drie maagden. Schilstra geeft de volgende verklaring: In de bezinningsmaand december beston den bepaalde behoeften ten aanzien van vruchtbaarheid, geboorte en wedergeboorte, waarvoor men steun zocht in bijbelverhalen of bij de hei ligen. Hij concludeert dat Sinter klaas met de jongelingen in de tob be -de meest voor komende Sin terklaas op de bakkersvormen van voor de reformatie dateert en tot ver in de negentiende eeuw is blijven bestaan. Wij weten weinig van wat ons voorgeslacht dacht, vreesde en hoopte, meende te moe ten doen of te moeten nalaten. Wel ke tradities beheersten het leven van de mensen destijds zoveel ster ker dan tegenwoordig? De samenleving met een gemiddel de leeftijd van dertig jaar zal totaal anders zijn geweest en meer gebon den aan een bepaald moment. Deze drang werkte het voortbestaan van tradities in de hand, waarvan de oorspronkelijke zin allang verdwe-" nen is. De heilige van My ra kwam naar de noordelijke landen toen het getij gunstig was. Hij werd populair, want in Belgie zijn 116 kerken aan hem gewijd en in Engeland zo'n 400. Gezien het aantal klaaskerken was hij in ons land niet minder po pulair. Hij sloot ook aan bij bepaalde behoeften die tot ouder tijden terug gaan dan die van de kerstening. Hij was ook de patroon van de kinde ren en jonge meisjes en wordt meer malen genoemd in verband met ge boorte. vruchtbaarheid en vrijage. De bakkersplanken, liederen, uit drukkingen en gebruiken liegen er in dit verband niet om. De rol van de eenvoudige vrome mens is uitgespeeld. De traditionele functie van het Sinterklaasfeest, die nog in het houten prentenboek van de bakker terug te vinden is, ver dwijnt en er blijft een louter uitbun dig plezierig kinderfeest over. Oude symbolen gaan teloor en van Sint Nicolaas als heilige blijft een Sinter klaas als kindervriend over. Over het algemeen wijzen vele voorstel lingen op koekplanken terug naar de tijd toen levenssymboliek nog niet alle waarde had verloren en werd begrepen. Het keiharde baksel werd vroeger waarschijnlijk als pap gegeten. Dit verklaart de aanwezig heid van christelijke voorstellingen, die moeilijk te rijmen zijn met onze eetgewoonten van speculaas en taai. Het verzet van de overheid tegen sommige gebruiken valt hierdoor beter te begrijpen. Zien wij in Sinterklaas de kracht die als patroon van de liefde invloed had over alle facetten van de eerste vrijage af tot de geboorte der kinde ren met alle fasen daartussen, dan blijkt dat de bakkersvormen hier wonderwel op aansluiten. De krach ten in St. Nicolaas belichaamd zijn oermenselijk en te allen tijde werk zaam. '4 5 nijdaa mntbw -Mo vc/»e/ww

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Nieuwsblad / Schiedamsche Courant / Rotterdams Dagblad / Waterweg / Algemeen Dagblad | 1980 | | pagina 9