4
EXTRA
EEN CARRIERE DIE BEGON IN DE GRONINGSE VLAKTE
Geen memoires
Mijmeringen
Mi pm ÉpMi ui "'s-life Cm
Groningse vlakte
Heimwee
Dat vertel ik niet
Op de fiets
Moeilijke vraag:
woensdag
17 december 1960
VD/SC/WW
„Democratie is geen
vorm, geen formeel
technische
aangelegenheid. Maar een
gezindheid waarbij je
rekening houdt met
minderheden. Ook bij
meerderheidsbesluiten
moet je zorgen dat de
minderheid zo goed
mogelijk tot haar recht
komt. Want de
meerderheid heeft niet
altijd gelijk." Aan het
woord is Harm
Roelfsema, burgemeester
van Schiedam in de
periode van 1965 tot 1974.
Zes jaar geleden ging hij
met pensioen en sloot hij
zijn politieke loopbaan af.
Hoewel de nu 71-jarige oud-burge
meester van zijn AOW en een amb
telijk pensioen geniet betekent dat
geenszins dat hij zich niet meer be
zighoudt met politiek. Voor zijn
pensionering al zat de man, die in
Hoogezand-Sappemeer en Schiedam
burgemeester is geweest, in de stad
Groningen wethouder en gedepu
teerde van de provincie Groningen,
in diverse adviesorganen en onder
zoekscommissies; en tegenwoordig
doet hij dat denkwerk nog steeds.
Zo zet hij zich nu nog in voor onder
meer organisaties die zich bezighou
den met educatie voor volwassenen.
Voor de oorlog begonnen bij de
toenmalige Sociaal Democratische
Arbeiders Partij, maakt hij nu nog
steeds deel uit van de Partij van de
Arbeid, hoewel hij zegt het daar wel
eens moei ijk mee te hebben. „De
polarisatie heeft mij van de partij en
de politiek verwijderd'*, stelt Roelf
sema die in Schiedam-Kethel samen
met zijn vrouw een riante eensge
zinswoning deelt „Het gaat tegen
mijn karakter en natuur in. Ik ben
echt niet voor verdoezeling van te
genstellingen, maar je moet het met
elkaar eens worden, met elkaar za
ken oplossen. We zullen het toch sa
men moeten doen", verduidelijkt
Roelfsema die er geen moeite mee
heeft als sociaal-democraat te wor
den gekenschetst.
Volgend jaar februari verschijnt er
van hem een boek. 'In de ban van
de tijd', waarin hij zijn leven en zijn
werk beschrijft tegen de achter
grond van het tijdsgebeuren. Roelf
sema vertelt dat het beslist geen
memoires zijn. „Alle persoonlijke
dingen heb ik er buiten gelaten".
Het boek, dat door hem zelf wordt
uitgebracht in samenwerking met
de Schiedamse drukkerij De Een
dracht kan gezien worden als een
beknopt geschiedenisboek. Vanaf
1900 behandelt Roelfsema de Vader
landse geschiedenis, waartegen hij
in vijf hoofdstukken zijn eigen rol
plaats. Twee jaar geleden is het idee
geboren om het boek te schrijven.
Op het historisch instituut in Am
sterdam gaf hij een college over de
Nederlandsche Unie, waarvan hij
gedurende de eerste oorlogsjaren sa
men met oud-premier De Quay één
van de topmannen was. Daarop
drongen enkele mensen, waaronder
dr.Lou de Jong, auteur van het Ko
ninkrijk der Nederlanden tijdens de
bezetting, er bij Roelfsema op aan
zijn ervaringen en kennis daarover
te boek te stellen. Voeg daarbij het
feit dat er behalve door Ridder van
Rappard nauwelijks over het burge
meestersambt is geschreven en de
basis voor 'In de ban van de tijd'
was gelegd. Een boek dus over Ne
derland na 1900 met daaraaan toe
gevoegd Roelfsema's eigen rol en
zijn visie op die geschiedenis.
Daarnaast gaat de oud-burgemees
ter in deel 2 van het boek in op en
kele bijzondere aspecten uit zijn
persoonlijke leven, zoals politieke
bewustwording, politieke activitei
ten, politieke ontwikkeling, gods
dienst en religie. In deel 3 poneert
hij een aantal 'ongekamde gedach
ten, mijmeringen over nu en straks'
over onder meer rol en taak van de
overheid, cultuursubsidies en defen
sie.
„Jongeren weten te weinig van de
geschiedenis af en hebben dikwijls
geen -i* ouderen heeft be-
wogv n ook vaak hoe
zaken ontstaan. In
mijn _cr ik aan te tonen
hoe de «..v«s wordt beheerst door
omstandigheden en opvattingen die
in een bepaalde tijd heersen. Daar
aan kun je niet ontkomen. Daarom
is de titel van het boek ook 'In de
ban van de tijd'. Zo zijn er ook veel
dingen die principes worden wor
den genoemd maar in feite mode
verschijnselen zijn. Voor de oorlog
bijvoorbeeld toen steeds meer vrou
wen hun haren lieten knippen
maakten veel mensen daar een
principekwestie van: dat icon niet,
een vrouw hoorde lang haar te
hebben."
In zijn boek wijdt hij ook enkele
hoofdstukken aan het geïsoleerde
leven in zijn geboortedorp Ten Boer
in de provincie Groningen. En om
te laten zien dat dat isolement
„pas na 1916, na de eerste v ?ld
oorlog hadden wij fietsen" mets
bijzonders was, heeft Roelfsema in
zijn bock ook stukje opgenomen van
een Zeeuwse schrijver die verhaalt
over zijn ervaringen in zijn geboor
tedorp. Roelfsema vertelt dat hij
nog steeds veel belangstelling heeft
voor het Groningse. Regelmatig
gaat hij er nog naar toe, hoewel hij
opmerkt sinds het overlijden van
zijn ouders dat veel minder te doen.
„Die banden zijn er nog. Enkele ke
ren per jaar ga ik er nog naar toe
om vrienden te bezoeken of naar
Harm Roelfsema
in de ban
van zijn tijd
i JU
I a
lyfiMpl
,»SC
s"l
ic&.SuSUrfl
een reünie. Waar je geboren bent en
hebt gewerkt, daar houd je nu een
maal belangstelling voor.'
„Daar komt nog het Groningse dia
lect, het Saksisch, bij. Dat geeft je
toch een grotere binding. Als ik in
de Groningse vlakte rondkijk, doet
mij dat wat. Ik weet dat daar mijn
wortels liggen."
In 1965 werd Roelfsema burgemees
ter van Schiedam en verruilde hij
het Groningse milieu voor dat van
de randstad. Schiedam was niet zijn
eerste burgemeesterspost. Van 1952
tot 1958 was hij al eerste burger ge
weest in Hoogezand-Sappemeer.
Daarvoor was hij wethouder in
Groningen. En voordat hij naar
Schiedam kwam maakte hij deel uit
van het provinciaal bestuur in Gro
ningen als gedeputeerde voor eco
nomische zaken en bedrijven.
Roelfsema vertelt dat, hij het jaar
1965, waarin hij van Groningen
naar Schiedam kwam, inderdaad
beschouwt als een afsluiting van
een tijdperk. „Het was een vrij grote
overgang van Groningen naar
Schiedam. Al hoewel ik hier met
ongeveer dezelfde problemen te ma
ken kreeg als in Groningen. Be
stuurlijk bood het mij ook niet veel
nieuws. Natuurlijk, de verhoudin
gen liggen hier jets anders en je*
werkt met andere mensen, maar je
merkt dan goed dat alles onderhe
vig is aan dezelfde regelingen, de
zelfde opvattingen."
De eerste tijd hier in Schiedam
vond hij toch wel moeilijk. Zoals
voor burgemeesters gebruikelijk
schijnt te zijn had ook Roelfsema
problemen met het vinden van een
geschikte ambtswoning en moest hij
de eerste tijd in hotels doorbrengen.
„Toen bad ik wel heimwee. Zo al
leen op een hotelkamer, terwijl mijn
yrouw en kinderen nog in Gronin
gen zaten."
Roelfsema constateert dat in verge
lijking met de randstad het in Gro
ningen wat gemoedelijker toegaat,
„en daarom misschien ook wat
menselijker. Het zakenleven is hier
harder. Ik zeg niet dat het daarom
minder is. Het is gewoon een ver
schil dat ik constateer. Hoewel.
Toen ik naar hier kwam zei men
mij in Groningen: je zal je tempo
moeten opvijzelen. Maar dat
was niet zo. In het bestuurlijke vlak
heb ik mij zelfs wat moeten afrem
men. Het ging minder snel dan ik
was gewend."
Op de vraag of dat misschien ligt
aan het feit dat men elkaar hier
door de eeuwen heen in de haren
heeft gevlogen als er problemen op
te lossen waren en er daardoor
maar weinig dadenkracht rest, blijft
hij het antwoord schuldig. „Ik zeg
daar wel wat over in mijn boek,
maar dat vertel ik u nu niet. Ik
moet mijn boek ook nog verkopen."
In het gesprek komt het meerdere
malen voor dat de oud-burgemees
ter geen antwoord wil geven. Zo
houdt hij enkele malen glimlachend
zijn lippen stijf op elkaar wanneer
het tegenwoordige Schiedam aan de
orde komt. „Als oud-burgemeester
ben ik toch een bijzondere burger.
Als ik wat zeg wordt daar misschien
te veel waarde aan gehecht", zo
verklaart hij.
Bijna dertig jaar, van 1946 tot 1964
heeft Roelfsema politieke functies
bekleedt. Zowel op gemeentelijk als
provinciaal niveau. Aan beide heeft
hij goede herinneringen. Hoewel
provincie en gemeente op verschil
lende niveaus liggen vertelt hij het
allebei met evenveel plezier te heb
ben gedaan.
„Als burgemeester sta je wat dichter
bij de mensen. Dat heb ik altijd erg
prettig gevonden. Maar het ligt ook
aan jezelf. Als gedeputeerde kan je
de mensen ook opzoeken. Dat con
tact met de bevolking vind ik erg
Harm Roelf
sema, samen
met zijn vrouw,
bij zijn afscheid
als burgemees
ter van Schie
dam op 26 juni
1974.
Tijdens zijn
loopbaan moet
Roelfsema
honderden
openingen
hebben ver
richt. Op de
foto jaagt hij
enkele varkens
uit een ver
bouwde boer
derij in Kethel
die als wijkge-
bouw in ge
bruik wordt ge
nomen.
belangrijk en ook leuk. Op de fiets
of lopend naar je werk gaan en on
derweg een praatje maken zonder al
die poespas. Het werk van de pro
vincie leeft minder bij de mensen.
Er wordt wel veel aan gedaan door
voorlichting, maar het spreekt niet
aan. Terwijl het werk van de pro
vincie ongelooflijk nuttig en
boeiend is. In Groningen zorgde de
provincie voor electriciteit en wa
ter. Dat moet er toch zijn. Daarnaast
ging de provincie over woningver
deling en aanvullende werkgele
genheid. Dat zijn toch uiterst be
langrijke zaken. En toch is er veel
minder belangstelling voor dan
voor de tweede kamer en de ge
meentes. Statenvergaderingen zijn
eigenlijk nooit spectaculair, wat af
standelijker en daarom lijkt het
minder boeiend, maar er worden
toch even harde noten gekraakt De
media doen er in verhouding ook
weinig aan."
Voor zijn wethouderschap in Gro
ningen heeft Roelfsema zelf ook
nog voor een krant gewerkt. Eerst
als directeur, direct na de bevrij
ding, en later ook als journalist bij
Het Vrije Volk in Groningen. Lang
wil hij er niet bij stilstaan. Het is
ook maar een betrekkelijk korte pe
riode geweest Wel wil hij kwijt dat
hij een duidelijk verschil opmerkt
tussen de pers van toen en die van
nu. „Ik vind dat in mijn tijd de pers
veel zorgvuldiger was dan tegen
woordig. Onlangs sprak ik nog een
journalist die een primeur had.
Toen ik hem vroeg waarom hij zijn
gegevens niet verifieerde zei hij me-
dan moet ik er de scherpe kantjes
afhalen en is voor mij de aar
digheid er af. Laat die man
maar reageren, dan kan ik er
nog een stuk aan wijden. In
mijn tijd gebeurde dat niet Dan
verifiéerde je eerst je verhaal. Dat
wil beslist niet zeggen dat de pers
toen milder was. In tegendeel."
Verder stoort het Roelfsema dat te
genwoordig vaak berichtgeving en
commentaar door elkaar worden
gehaald en heeft hij nog al wat aan
te merken op de taalkennis van de
huidige journalisten.
Op de vraag door welke tijd hij het
meest is gegrepen antwoordt hij
vrijwel onmiddelijk dat dat een
moeilijke vraag is. Even later merkt
hij op:„Elke tijd heeft naast verve
lende ook ongelooflijk boeiende din
gen. Als men maar niet denkt dat
tijd op zichzelf staat. Het is een pro
ces, een ontwikkeling. Elke tijd
heeft zijn specifieke dingen en het
is goed dat daar nu aandacht aan
voor is, dat het uit de verf komt
Telkens ontdek je weer dingen die
veranderd moeten worden. Elke tijd
heeft ziin eigen ongerechtigheid,
mensen hebben nu eenmaal slechte
eigenschappen. Wie zegt dat de
mens in wezen goed is die heeft on
gelijk, die vergist zich. Dat betekent
niet dat we nu maar niets moeten
doen. We zullen door moeten gaan
met dingen aan de kaak stellen en
er voor moeten zorgen dat misstan
den worden opgelost en niet meer
kunnen gebeuren. Daar moeten we
met elkaar aan werken. Daarom
voel ik ook niets voor polarisatie,
dat aandikken van tegenstellingen.
Want we zullen het met elkaar,
moeten doen. Als je het over hon-J
derden jaren bekijkt zeg je toch: we
zijn wel wat vooruit gegaan."