EXTRA Prof.dr.L.Bak over toekomst van het middenstands- bedrijf 4d»ntd«fl SO Januari 1981 VD/SC/WW onderling, die in Nederland nog lang niet bestaat." Grauw „Het gevolg daarvan is dat het 'grauwe midden' van de detailhan del op de fles gaat. Dat zijn de win kels, waarvan de consument zegt: die winkel is voor het gewone te duur en voor het bijzondere niet goed genoeg. Wanneer ik door de stad loop, kan ik de winkels haast van een etiket voorzien om te zeg gen in welke categorie ze vallen." „Toch kan niet elke ondernemer passend reageren. Wat moet het ra dio- en tv-winkeltje in de buurt? De man heeft zo'n kleine omzet, dat hij niet goedkoop genoeg kan inkopen. Daarvoor is zijn omzet te klein. Zijn prijs kan niet verder meer naar be neden. De consument die langs de winkel loopt en er een televisie ziet merkt direct op dat hij hetzelfde ap paraat elders voor honderden gul dens minder kan halen. Dat is slechte reclame voor zo'n zaak, want binnen de kortste keren koopt er niemand meer. De ondernemer kan zich alleen maar specialiseren, als hij de bekwaamheid heeft. Hij moet alle 'gewone' apparaten laten vallen en alleen topmerken voeren. Het 'neusje van de zalm' voor de consument, maar daar moet hij dan ook wel alles van af weten. Het gro te probleem is echter, dat het vaak winkels in woonbuurten betreft, die niet op een goede locatie zitten voor een dergelijke specialisatie: Speciali satie wordt door de consument niet op die plaatsen verwacht en ge zocht." Klappen „Dat is do reden, dat ik verwacht dat in de buurt- en wijkwinkels de grootste klappen zullen vallen. De mogelijkheden voor de opvang van de problemen zijn te klein. Het ver dwijnen van de buurtwinkels is niet alleen vervelend voor de betreffen de ondernemer, maar ook voor de consument. Invaliden, ouderen, mensen met kinderen, ze zijn af hankelijk van de buurtvoorzienin gen. Niet iedereen is in staat om naar de discount te rijden en daar een auto vol te gooien. Het verdwij nen van buurtwinkels betekent voor een aantal mensen aantasting van de leefbaarheid in hun wijk." „In Nederland lossen we dat pro bleem waarschijnlijk niet op. Er wordt hier geleefd met een dubbele moraal: de ene keer wordt gespro ken over de vrije markteconomie en een volgende keer wordt heel col lectivistisch gepraat over de behoef ten van de consument. Bij nieuwe winkelcentra bijvoorbeeld is sprake van een planeconomie. Toch be moeit niemand zich ermee, dat het stichten van een winkelcentrum be tekent dat er duizenden winkels in kleine kernen kapot gaan. Dat is dan gewoon een jammerlijk gevolg van 'vrije krachten'. Dergelijke buurtwinkeltjes kunnen wel een subsidie krijgen als ze hun zaak wil len verbeteren, maar dat is in ver houding tot de kosten daarvan maar een lachertje. Wat heeft een klein buurtwinkeltje aan 25.000 gulden subsidie, wanneer daarvoor eerst uit eigen portemonnee 75.000 gulden op tafel moet komen?" Ergernis „Persoonlijk erger ik me aan de tweeslachugheid. Ik ik dat we meer afstand moeten nemen van de vrije markteconomie. In een ingewikkel de samenleving als de onze kan de vrije economie niet meer functione ren. Ondernemers hebben op be paalde fronten zo veel collectivisme, dat het vreemd is om nog langer li berale marktprincipes in stand te houden. Persoonlijk geloof ik daar op langere termijn ook niet in." „Ik denk dat we heel duidelijk een keuze moeten maken voor of een vrije markteconomie óf een collect!- vïstisehe planeconomie en niet lan ger moeten hinken op twee gedach ten. Van dat hinken op twee ge dachten zijn dagelijks voorbeelden te over: Hoe komt het, dat een klei ne ondernemer het ene moment komt klagen, omdat hij wordt ver brijzeld door de snel groeiende grote onaernemingen, en verwacht dat daar wel iets tegen gedaan wordt door zijn belangenorganisaties. An derzijds doet hij wel een beroep op diezelfde vrije economie, wanneer het gaat om zijn eigen uitbreidin gen. Het beroep doen op collectivis me èn anderzijds vasthouden aan de vrije economie is dansen met de beer en de bruid tegelijk. We willen de rechten van het collectivisme en de vreugde van het liberalisme." Realistisch „Op langere termijn geloof ik niet, dat de detailhandel verdwijnt", meent prof. Bak. „Zolang er consu menten zijn, is er detailhandel. Het is een wiel, dat eeuwig door blijft draaien, mits het daarvoor tenmin ste de gelegenheid krijgt. Dan moe ten we de detailhandel niet te zwaar belasten met kosten, niet dwingen dat er veel geld wordt gestopt in dure panden, innovatie en allerlei andere eisen. Dat is een instelling, die de overheid zich eigen zal moe ten maken. De detailhandel heeft geen subsidies nodig, maar een rea listische benadering." „Dat er de komende jaren tussen de vier en de vijfduizend kruideniers winkels moeten sluiten is jammer. Het is kiezen tussen het een of het ander en wanneer miljoenen men sen wat pijn van de verarming kan worden bespaard, doordat ze goed koper gaan winkelen in de discount, dan moet dat het zwaarst wegen, vind ik. Voor de rest zal de detail handel de magere jaren best wel door komen. Als de ondernemers maar een hoop dynamiek aan de dag leggen, niet eigenwijs zijn maar collectief werken,-niet praten maar doen, goed luisteren naar de consu menten en de ogen open houden." ,,De detailhandel is de afgelopen vijfentwintig jaar - nauwelijks een afspiegeling geweest van de interne kracht, die deze groep bezit. Na de Tweede Wereldoorlog hadden we een kwart miljoen detaillisten. Via sanering, al of niet met rijksbijdrage, hebben we er nu nog 140.000 over. Waarom zijn ze geworden wat ze nu zijn? Een groeiende welvaart, een groeiende bevolking en gretige consumenten. Om het oneerbiedig te zeggen: Bijna iedere idioot kon een winkel beginnen. Er was niet veel voor nodig om het aardig te doen." Prof. dr. L. Bak, planoloog, werk zaam op de Vrije Universiteit in Amsterdam en vele jaren directeur van het Centraal instituut voor het midden- en kleinbedrijf (CIMK) is door zijn vroegere werkkring goed op de hoogte van de economische problemen in die bedrijfstak. „In 1950 hadden we tien miljoen consumenten, in 1980 hebben we er veertien miljoen. Wanneer je de ge groeide koopkracht bekijkt, zitten we m verhouding tot 1950 nu op vij fenveertig miljoen consumenten. De detailhandel voldeed aan de norma le verwachtingen, en groeide mee. Men raakte verwend. Eigenlijk werd gemakkelijk de kost verdiend. Er waren weinig problemen en er gingen ook maar weinig zaken fail liet. Pas de laatste jaren is er een toenemend gezeur over vestigings vergunningen en -plaatsen, huren en personeelslasten." „De detailhandel is nauwelijks inge steld op de huidige veranderingen op het toneel. Wie stond er bij stil, dat de welvaart wel eens af zou kunnen nemen? Wie maakte zich ooit zorgen over het ontstaan van een 'consumptie-afkeer'? Wie maak te zich zorgen over de reclame, die ons tot nu toe met het maakt-niet- uit-wat kon overspoelen? En ze ker niet in de laatste plaatswelke detaillist heeft zich echt betoond als service-instituut? Naar mijn smaak is er maar weinig van terecht geko men. Dat kon ook gemakkelijk, want de welvaart en het verlangen van de consument maakte de men sen niet zo kritisch. Consumenten hadden zelfs het idee, dat ze maar moesten kopen bij 'die arme mid denstander', dat 'zielige baadje'. Toch is ook in het afgelopen jaar door de detailhandel twintig miljard verdiend." Imago „Het imago van de zielige midden stander staat al enkele jaren op de tocht", meent prof. Bak. „Die tocht is langzamerhand een storm gewor den, en we moeten er ernstig reke ning mee houden dat we ook de ko mende jaren niet meer in de luwte kunnen leven. Er is een einde geko men aan de groei van de consump tie. We zijn vorig jaar op negentig miljard gulden blijven steken." „Nu valt dat inleveren best wel mee, denken de meeste mensen, maar het heeft toch twee vervelen de kanten. Aan de ene kant is er een einde aan de welvaartsgroei, aan de andere kant is er een niet meer gecompenseerde kostenstij ging, zoals bijvoorbeeld van energie. Daar komt bij dat ik me afvraag, in hoeverre mensen zich realiseren dat dit een beeld is, dat zich een aantal jaren achter elkaar zal gaan herha len. Een stilstand van de consump tie is zowel voor de consument als de ondernemer een vervelend ge beuren." „Die ondernemer heeft zich de laat ste jaren vaak sterk in het pak ge stoken met nieuwe panden, winkel centra, en vernieuwing van de in ventaris. Vooral in de jaren zeventig is er flink geïnvesteerd. Veel bedrijven zuchten onder een zware last, een verschijnsel wat zich zowel voordoet bij klein als bij groot. Ze hebben bij wijze van spre ken een gouden dak op het huis, maar hoe moeten ze aan de schul den voldoen Velen hebben 'groeïhypothecair' gedacht, en moe ten nu gaan betalen terwijl het draagvlak eigenlijk te klein is." Machteloos „Tal van ondernemers verkeren in een moeilijke financiële positie. Als de huidige economische malaise aanhoudt kan dat misschien wel 30.000 detaillisten de kop kosten, denk ik. Het getal is niet zo heilig, maar dat er grote klappen gaan val len staat wel vast. Uiteindelijk is het terrein, waarbinnen de detailhandel speelruimte heeft, niet zo groot. Als de omzet stagneert, kun je mis schien wel personeel ontslaan, maar verder kun je alleen maar toezien. Dat is een vrij machteloos gebeu ren." „Wat betreft het consumentenge drag is er een vaste regel: Wanneer de knip wordt dichtgebonden for muleert de consument zijn voorkeu ren opnieuw. Misschien gaat hij bij voorbeeld wat minder met vakan tie, probeert hij wat energie te spa ren of gaat hij minder autorijden. Toch zijn zulk soort besparingen marginaal, wanneer je kijkt naar het bestedingspatroon: een modale consument heeft de helft van zijn inkomen te besteden bij de detail handel, eenvïerde aan vaste lasten en heeft eenvierde over om vrij mee te kunnen spelen. De mensen gaan niet besparen op dat laatste kwart, maar zoeken het in de groot- categorie uitgaven: de bestedin gen bij de detailhandel. Het is ook een menselijke eigenschap om te be zuinigen op artikelen waar je het minste waarde aan hecht Auto, va kantie en recreatie zijn daarvoor te belangrijk." „Veel ondernemers hebben zich voor veel geld In een nteuw pak gestoken." „De detailhandel is te verdelen in drie moten: een moot met artikelen die 'moeten', een moot met wat 'makkelijk' is en een moot met wat 'begerenswaardig' is. Een groot ge deelte van de bestedingen valt in de eerste categorie. De huisvrouw be leeft weinig vreugde aan de inkoop en de consumptie ervan. Doorgaans haat ze het doen van de dagelijkse boodschappen en vindt ze het niet meer dan een stomme verplichting. Het zijn geen inkopen, die enig prestige verschaffen, maar ze zijn onvermijdelijk. Hier vallen de eer ste bezuinigingen: ten eerste door kwalitatief mindere produkten te gaan kopen margarine in plaats van roomboterin de tweede plaats door de boodschappen te ha len waar dat het goedkoopst is, dus in de discount. Dat fenomeen is er al en het groeit hard. Het is een ge nadeloze concurrentieslag tussen groie bedrijven en. kleine onderne- wijkwin! krijgen grootste klap' „Malaise kan 30.000 ondernemers de kop kosten/* lijk zullen ze het wel redelijk blij ven doen." „Wanneer je de gevolgen van die drie stromingen voor de detailhan del bekijkt, vallen een paar dingen op. In de eerste plaats blijkt, dat de prijs vroeger nooit zo belangrijk nu wel een grote rol gaat spelen in het gedrag van de consument. Maar de poppen zijn ook op een andere manier aan het dansen. Als mijn vi sie juist is, moeten de ondernemers een keuze gaan maken: of heel goedkoop, óf vergaande kwaliteit." „In de praktijk wordt dat maken van een keuze erg moeilijk", aldus prof. Bak. „Lang niet alle branches bieden de mogelijkheid om die keu ze te maken, lang niet alle onderne mers zijn groot en sterk genoeg óm een keuze te maken, tal van win kels zijn gevestigd op plaatsen waar de mogelijkheden voor het maken van een keuze niet bestaan en het doen van keuzes veronderstelt een samenwerking tussen de detaillisten mers met de prijs als inzet. Uitein delijk haalt de consument opgelucht adem vanwege de behaalde bespa ring, die hem toch geen wezenlijke stappen terug heeft doen zetten." „In de categorie goederen, die 'mak kelijk' zijn, zit bijvoorbeeld het da mesromannetje. Het is geen must, maar wel plezierig, net 20 goed als het comfortabel is om een nieuwe stofzuiger te kopen als de oude het wat minder gaat doen. De artikelen worden niet uit nood gekocht, maar grote vreugde wordt er ook niet aan beleefd. Ik kan mij tenminste moei lijk voorstellen dat moeder de vrouw staat te juichen als zij een nieuwe stofzuiger krijgt van haar echtgenoot", aldus prof. Bak. „Dergelijke artikelen verschaffen geen bevrediging of aanzien. De consument wordt ook hier steeds prijsbewuster, maar niet zo erg als bij de dagelijkse boodschappen die 'moeten'. Eerder wordt gelet op de kwaliteit: spullen moeten langer mee. Vervangingsaankopen worden wel gedaan, maar later. De aankoop als zodanig staat op een hoger ge kwalificeerd niveau. De detailhan del in deze categorie neemt niet toe. De frequentie van de aankopen wordt lager, maar de goederen duurder, zodat stabilisatie optreedt." „De laatste categorie is de groep in kopen, die begerenswaardig is en genoegdoening verschaft. Ik geloof dat er altijd een marge zal zijn voor die artikelen, waar men persoonlijk waarde aan toekent. Een bibliofiel laat geen boek staan, net zo min als een postzegelverzamelaar ophoudt met het kopen van eerstedag-uitgïf- ten. De consument blijft bepaalde artikelen en assortimenten begeren. Hij maakt daar geldmiddelen voor vrij. Voor de zéér gespecialiseerde branches, die in dergelijke behoef ten kunnen voorzien, zie ik niet zo'n sombere toekomst. Vermoede-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Nieuwsblad / Schiedamsche Courant / Rotterdams Dagblad / Waterweg / Algemeen Dagblad | 1981 | | pagina 4